34 248 Wijziging van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek in verband met de herpositionering van zelfstandige bestuursorganen

Nr. 7 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN GESTHUIZEN EN AGNES MULDER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 6

Ontvangen 15 januari 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel B, worden in artikel 2a na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 2a. Bij het openvallen van de functie van directeur-generaal doet de raad van advies een aanbeveling voor de vervulling van deze functie aan Onze Minister.

  • 2b. Schorsing en ontslag van de directeur-generaal vindt niet plaats dan nadat de raad van advies is gehoord.

II

In artikel I wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Na artikel 5 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6

  • 1. Er is een raad van advies, die bestaat uit een voorzitter en een even aantal overige leden dat ten minste zes en ten hoogste tien bedraagt.

  • 2. Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de voorzitter en de overige leden van de raad van advies. Onze Minister wijst een lid van de raad van advies aan als plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. Bij het openvallen van een plaats doet de raad van advies een aanbeveling voor de vervulling daarvan aan Onze Minister.

  • 4. Schorsing en ontslag vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de vervulde functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen. Ontslag vindt voorts plaats op eigen verzoek.

  • 5. De leden van de raad van advies worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren en kunnen eenmaal worden herbenoemd.

  • 6. Bij tussentijds aftreden treedt het lid dat wordt benoemd ter vervulling van de opengevallen plaats, af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden. Hij is terstond herbenoembaar.

Artikel 7

De raad van advies heeft tot taak:

  • a. toe te zien op de bevordering van een statistische informatievoorziening van overheidswege die voorziet in de behoeften van praktijk, beleid en wetenschap door het CBS;

  • b. toe te zien op de bevordering van de nauwkeurigheid en de volledigheid van de van overheidswege openbaar te maken statistieken door het CBS;

  • c. het beoordelen van het meerjarenprogramma en het werkprogramma van het CBS.

III

In artikel I wordt onderdeel I als volgt gewijzigd:

1. Het eerste onderdeel vervalt.

2. Het tweede onderdeel wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «vier» vervangen door: vijf.

b. Voor het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. De directeur-generaal legt het meerjarenprogramma ten minste 15 maanden voorafgaand aan het begin van de periode waarop het meerjarenprogramma betrekking heeft, ter vaststelling voor aan de raad van advies.

IV

In artikel I wordt onderdeel J als volgt gewijzigd:

1. Het eerste onderdeel vervalt.

2. Het tweede onderdeel wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «vier» vervangen door: vijf.

b. Voor het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3a. De directeur-generaal legt het werkprogramma ten minste drie maanden vóór het begin van het kalenderjaar waarop het werkprogramma betrekking heeft en de wijzigingen in het werkprogramma tussentijds, ter vaststelling voor aan de raad van advies.

Toelichting

Met de in 1996 aangenomen Wet op het Centraal Bureau en de Centrale commissie voor de statistiek werd de professionele zelfstandigheid van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: het CBS) vastgelegd door de Centrale Commissie voor de Statistiek (hierna: de CCS) in te stellen, waarbij de directeur-generaal van het CBS onderdeel bleef van het Ministerie van Economische Zaken. De memorie van toelichting van de in 2004 aangenomen wijziging van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek1 stelde dat «de professionele onafhankelijkheid van de officiële statistiek geborgd [is] door vast te leggen dat de directeur-generaal van de statistiek verantwoordelijk is voor de methoden en de publicaties van het CBS en dat het programma van het CBS de goedkeuring van de CCS behoeft» en «aldus [...] politieke beïnvloeding van de officiële statistiek uitgesloten en de ministeriële verantwoordelijkheid ingeperkt» wordt. Met deze wetswijziging werd de directeur-generaal weliswaar een zelfstandig bestuursorgaan buiten het Ministerie van Economische Zaken, maar werd de CCS gehandhaafd en daarmee het belang van een onafhankelijk adviesorgaan benadrukt.

Doordat deze wetswijziging de CCS buiten werking stelt en daarvoor geen wettelijke vervanger aanstelt, wordt de professionele onafhankelijkheid van het CBS ingeperkt en is politieke beïnvloeding van de officiële statistiek niet langer uitgesloten. In plaats daarvan wordt voorgesteld de directeur-generaal van het CBS zijn eigen interne governance te laten organiseren in de vorm van een niet wettelijk vastgelegde klankbordcommissie of financiële auditcommissie. Aangezien de Minister van Economische Zaken door deze wetswijziging geen advies meer hoeft in te winnen voor de benoeming, de schorsing en het ontslag van de directeur-generaal van het CBS is daarmee een belangrijke barrière tegen politieke beïnvloeding verdwenen.

Het belang van betrouwbare en onafhankelijke statistiek is zowel voor de regering als voor de leden der Staten-Generaal van onmiskenbaar groot belang. Dit amendement beoogt daarom de huidige CCS te behouden om te vormen tot een Raad van Advies die een deel van de in de artikelen 10 en 25 van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek genoemde bevoegdheden en taken krijgt. Hiermee wordt een van de voornaamste doelen van het wetsvoorstel, het verkleinen van het aantal ZBO’s, toch bereikt zonder het onafhankelijke advies op het CBS, zoals dat in de thans geldende wet is vastgelegd, overboord te gooien.

Gesthuizen Agnes Mulder


X Noot
1

Kamerstukken II 2002/03, 28 277, nr. 3.

Naar boven