34 237 (R2054) Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen)

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 10 september 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

 

blz.

     

1.

Inleiding

1

2.

De prejudiciële vragen

2

3.

Voorbereiding van het wetsvoorstel

2

4.

Financiële gevolgen en administratieve lasten

3

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad (Invoeringsrijkswet vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en uitbreiding prejudiciële vragen) (hierna: het wetsvoorstel). De digitalisering en vereenvoudiging van het procesrecht zien zij als een groot goed. Het project Kwaliteit en Innovatie (hierna: KEI) kan dan ook op de volle steun van deze fractie rekenen. De aan het woord zijnde leden hadden enkele vragen over het project, maar die hebben zij al gesteld bij de wetsvoorstellen tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht (Kamerstuk 34 059) en tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie (Kamerstuk 34 138). Deze leden danken de regering voor de adequate beantwoording en zijn blij dat het KEI-project op brede steun in de Tweede Kamer kan rekenen.

De leden van de SP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel maar hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Het geeft hen geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Zij kijken uit naar de beantwoording van de regering op de vragen zoals die door de commissie zijn gesteld bij de invoeringswet KEI ten aanzien van andere (nationale) wetgeving (Kamer stuk 34 312). Zij zijn ook benieuwd hoe binnen de implementatie van het KEI-programma momenteel rekening wordt gehouden met de uitvoering van de motie-Oskam (Kamerstuk 34 059, nr. 12).

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel dat het vierde en laatste wetsvoorstel is ter uitvoering van het programma KEI. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen. Zij lezen dat in bovengenoemd wetsvoorstel belemmeringen voor het digitaal voeren van procedures weggenomen worden. Om welke belemmeringen gaat het?

2. De prejudiciële procedure

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er van de gelegenheid gebruik is gemaakt om bij dit wetsvoorstel de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad uit te breiden tot het Caribisch deel van het Koninkrijk. Ook de gerechten in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen dankzij deze wetswijziging prejudiciële vragen stellen aan de Hoge Raad. Deze leden vragen hoe vaak er vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk gebruik zal worden gemaakt van deze mogelijkheid. Verwacht de regering dat de Caribische rechters relatief gezien vaker of minder vaak van deze mogelijkheid gebruik zullen maken dan hun collega’s uit het Europees gedeelte van het Koninkrijk?

3. Voorbereiding van het wetsvoorstel

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd of er van de overzeese gebiedsdelen wordt verwacht (en kan worden verwacht) dat zij in eenzelfde tempo als in Nederland de digitalisering van de rechtspraak doorvoeren. Deze leden lezen dat de digitalisering in Aruba nog niet zo ver gevorderd is als in Nederland, aldus een inbreng van de Arubaanse afdeling wetgeving. Kan de regering meer vertellen over de uitvoering van KEI in specifiek de overzeese gebiedsdelen?

4. Financiële gevolgen en administratieve lasten

De leden van de SP-fractie vragen voor wiens rekening de digitalisering komt. Is dit voor rekening van de overzeese gebiedsdelen zelf of voor de Raad voor de rechtspraak? Om welk bedrag zal het gaan en vanaf welk moment zullen de baten de lasten overstijgen? Ondanks dat dit betrekking heeft op de Nederlandse situatie zijn deze leden benieuwd naar de reactie van de regering op het bericht dat de digitalisering in Nederland vertraging heeft opgelopen (https://www.rechtspraak.nl/Actualiteiten/Nieuws/Pages/Enige-vertraging-digitalisering-rechtspraak-nu-zeker.aspx). Is al bekend hoe groot de vertraging is? Wat zijn hiervan de consequenties? Voor wiens rekening komt deze vertraging en hoe worden de meerkosten opgevangen zonder dat de kwaliteit van de rechtspraak onder druk komt te staan?

De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting dat dit wetsvoorstel geen directe financiële gevolgen heeft voor de rijksbegroting. Deze leden willen graag weten of er wel indirecte financiële gevolgen voor de rijksbegroting zijn? Zo ja, hoe groot zijn deze gevolgen?

Inmiddels is de business case voor KEI naar de Tweede Kamer gezonden. Hieruit is gebleken dat de investering om het programma KEI te realiseren 140 miljoen euro hoger is uitgevallen dan aanvankelijk voorzien was. Op welke manier is dit terug te vinden in bovengenoemd wetsvoorstel?

De voorzitter van de commissie, Ypma

De adjunct-griffier van de commissie, Verstraten

Naar boven