34 232 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (PbEU 2013, L 294) (Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie)

Nr. 10 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 2 februari 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft op 14 december 2015 overleg gevoerd met Minister Dijsselbloem van Financiën over:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2013/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2007/14/EG van de Commissie tot vaststelling van concrete uitvoeringsvoorschriften van een aantal bepalingen van Richtlijn 2004/109/EG (PbEU 2013, L 294) (Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie) (Kamerstuk 34 232).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De griffier van de commissie, Berck

Voorzitter: Van Vliet

Griffier: Van den Eeden

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Merkies, Nijboer, Van Vliet en Aukje de Vries,

en de heer Dijsselbloem, Minister van Financiën.

Aanvang 16.01 uur.

De voorzitter:

Ik open de vergadering. Aan de orde is een wetgevingsoverleg over de Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie. Wij hebben tot 18.00 uur de tijd. Daarna moet de zaal ontruimd worden. Wij hebben indicatieve spreektijden van vijf minuten per fractie, maar gezien de gigantische opkomst zal ik daar enigszins soepel mee omgaan. Ik stel voor de eerste termijn van de Kamer twee interrupties per fractie voor.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. Op zich is dit een mooie richtlijn. Het doel is de harmonisatie van regelgeving. Daarmee krijg je een gelijker speelveld. Een ander doel is ook een vermindering van de administratieve lasten vooral voor de kleine en middelgrote ondernemingen. Zoals de Minister vast weet, is de VVD daar een groot voorstander van.

De verplichte kwartaalrapportages voor beursgenoteerde ondernemingen worden afgeschaft en dat is wat ons betreft een goede zaak. Dit levert minder regeldruk op. Verder is het een goede zaak dat op basis van de vragen van de VVD in het verslag van de wet een tweetal fouten is hersteld via een nota van wijziging. Dank daarvoor. Het viel ons wel op dat er vervolgens in de nota van wijziging ook wijzigingen in de BRRD, het dgs en de EMIR moesten plaatsvinden. Wij vragen ons af hoe wij in de toekomst kunnen voorkomen dat wetten achteraf nog aangepast moeten worden. Misschien heeft de Minister daar een heel goede uitleg van. Wellicht gebeurde dit omdat het qua tijdpad niet helemaal lekker op elkaar aansloot.

Ik heb twee punten. Ten eerste zijn dat de meldingsdrempels. De wijzigingsrichtlijn bevat enkele lidstaatopties. Nederland maakt gebruik van één lidstaatoptie om een lagere drempel voor de meldingsplicht van zeggenschap en beursgenoteerde ondernemingen vast te stellen. De drempel wordt vastgesteld op 3%. Het doel van deze wijzigingsrichtlijn was harmonisatie en een vermindering van administratieve lasten. Wij zijn benieuwd hoe het gebruik van de lidstaatoptie past in het streven van deze wijzigingsrichtlijn en in het streven van het regeerakkoord om per 2017 een structurele verlaging van de regeldruk met 2,7 miljard euro te realiseren. Hoe past dit in het algemene uitgangspunt van de Minister dat hij in de wet geschetst heeft, dus bij de harmonisatie en de lagere administratieve lasten die ik zo-even al genoemd heb?

De reden van het kabinet voor deze lidstaatoptie vinden wij niet helemaal overtuigend. Wij dagen de Minister dus nogmaals uit om te onderbouwen waarom dit zou moeten. Eigenlijk wordt gezegd dat het al in de wet staat en dat het daarom weer zo is opgenomen. Dat is het gevolg van een advies van de commissie-Frijns uit 2007, maar het is pas in 2013 in de wet verankerd. In al die gevallen was die richtlijn er natuurlijk nog niet. Wij vinden dus dat je opnieuw een heldere afweging moet maken. Transparantie vinden wij natuurlijk belangrijk, maar het moet ook in balans zijn. Graag krijg ik een reactie hierop van de Minister.

Dan het tweede punt. De verplichting voor een aantal zaken wordt geschrapt, maar er mogen nog veel dingen vrijwillig zoals additionele statutaire meldingsgrenzen. De Minister zegt dat er een nationale kop op komt als je dit verbiedt. Volgens ons is juist voorkomen dat je extra strengere regels krijgt. Hoe is dit in andere landen geregeld? Is het in andere landen wel verboden? Welke administratieve lasten kan dit opleveren? Zijn er voldoende alternatieven beschikbaar?

De voorzitter:

Welkom mijnheer Merkies. Ik ben blij dat er nog wat extra opkomst is van de zijde van de Kamer. De indicatieve spreektijd is vijf minuten, maar ik zal daar soepel mee omgaan gezien de riante opkomst.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Laat ik kort zijn. De Partij van de Arbeid-fractie stemt in met de voorliggende wet. Ik heb nog wel een vraag en een punt.

Ik begin met de vraag en die heeft betrekking op de boetes. Voor tal van overtredingen worden boetes vastgelegd. Wij hebben al eerder gesproken over de vraag wat het boetebeleid van de verschillende toezichthouders wordt. Ik noem AFM, DNB, maar ook de Autoriteit Consument & Markt voor andersoortige financiële overtredingen en witteboordencriminaliteit. Hoe wordt dit geharmoniseerd? Hoe staat het ermee? Hoe verhouden de boetes die voor de verschillende vergrijpen zijn opgenomen, zich daartoe? De fractie van de Partij van de Arbeid is groot voorstander van een eenduidig omzetgerelateerd boetesysteem. Dat is de Minister ook bekend.

Het belangrijkste inhoudelijke punt heeft betrekking op de kwartaalpublicaties. In de voorliggende wet wordt de verplichting afgeschaft voor beursgenoteerde ondernemingen om per kwartaal de cijfers te publiceren. De Partij van de Arbeid-fractie is daar groot voorstander van. Zij roept bedrijven op om daar ook gebruik van te maken, niet omwille van de administratieve lastenverlichting die in de wet wordt genoemd, maar omwille van een gezonde bedrijfscultuur. De kwartaalpublicaties hebben ertoe geleid dat grote ondernemingen zich steeds weer richten op die cijfers en doelstellingen afgeven op die cijfers, en dat kortermijndoelstellingen boven langetermijndoelstellingen zoals investeringen gaan. Je kunt de winst op korte termijn verbeteren door investeringen achterwege te laten, afschrijvingen niet te laten plaatsvinden, de balans een beetje goed te houden, maar dat is niet per se goed voor een bedrijf; het is soms zelfs slecht voor het bedrijf. Wij zijn groot voorstander van bedrijven die een meer langetermijnstrategie hanteren, die de belangen van de werknemers en de samenleving meewegen en die niet alleen zijn gericht op het kortetermijngewin van de aandeelhouders.

In de meest extreme vorm is dit aangetoond met het faillissement van Andersen. Enron was helemaal gericht op de kortetermijncijfers, blies de balans op en uiteindelijk verdwenen de firma en het accountantskantoor. Dat is de meest extreme vorm, maar het zit ook in de cultuur. Dan is een raad van bestuur elke maand bezig met vragen als: hoe vertellen wij de beleggers over een of twee maanden de cijfers, en: komen die wel overeen met onze beloftes. Dat is echt ongewenst en wij willen daarvan af. Ik heb daartoe een motie voorbereid, maar nu vraag ik of de Minister bereid is om aan bedrijven in Nederland te vragen dat niet te doen. Wil hij bedrijven vragen zich weer op de lange termijn te richten en niet op de kortetermijnbelangen van de aandeelhouders?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Aandeelhouders kunnen zeggen dat zij daar behoefte aan hebben, omdat zij meer transparantie willen en een betere informatievoorziening. Hoe weegt de Partij van de Arbeid dat punt?

De heer Nijboer (PvdA):

Daar was het ook om begonnen. Bedrijven moeten de aandeelhouders niet bedonderen. Zij moeten eerlijke informatie geven. Ik ben daar ook voorstander van. Het probleem van de kwartaalcijfers is dat zij als sturingsinstrument zijn gaan functioneren en dat is echt ongewenst. Als je ieder kwartaal doelstellingen geeft als: in dat kwartaal is de kostenratio zo gedaald, is de winst zo veel gestegen ten opzichte van het vorige kwartaal, is onze kwartaalgroeidoelstelling zo en zo, dan zal dat de hele onderneming sturen. Uiteindelijk wordt afgerekend op de aandeelhoudersprijs en -koersen. Dat vind ik echt ongewenst. Ik ben voor transparantie. Het is prima om dat jaarlijks of misschien zelfs halfjaarlijks te doen. Maar ik vind het geen geschikt instrument om dat op kwartaalbasis te doen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

De verplichting gaat er nu af. Is de PvdA bereid om te bekijken hoe het in de praktijk uitwerkt; hoeveel bedrijven alsnog aan de slag gaan met kwartaalrapportages en of de sturing op lange termijn beter wordt? Ik begreep dat dit het doel is voor de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Er zijn ook bedrijven, zoals Unilever, die zelf hebben aangegeven dat zij dit een ongewenst mechanisme vinden. Ik juich het zeer toe dat zij dat niet meer gaan doen. Het staat er nu een beetje technisch als verlichting van de administratieve lasten, maar ik vind het wel goed om ook politiek stelling te nemen en te zeggen dat het een gewenste maatschappelijke ontwikkeling is dat bedrijven niet meer op kwartaalbasis sturen, dat bedrijven een opvatting op lange termijn hebben en daar ook alle belangen in meewegen. De wet heeft het mogelijk gemaakt. Ik vraag de Minister om daarin positie te kiezen en bijvoorbeeld VNO te vragen om te bevorderen dat er gebruik van wordt gemaakt.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. Ik ben blij dat ik ben gekomen, zodat er nog wat oppositie aanwezig is. Wij kunnen instemmen met dit wetsvoorstel. Het belangrijkste punt in de richtlijn is voor ons dat de verplichting voor bedrijven in de winningsindustrie en de houtkap van oerbos betalingen van meer dan € 100.000 moeten rapporteren in een afzonderlijk verslag.

Medion heeft de zinnige suggestie gedaan om dit verslag over die betalingen niet los van het jaarverslag te presenteren, maar om deze informatie onderdeel te laten zijn van het bestuursverslag. Ik had begrepen dat een bijkomend voordeel daarvan is dat er dan ook een lichte vorm van accountantscontrole is.

Volgens de Minister kan dat niet, omdat in de overwegingen van de preambule van de richtlijn staat dat het om een apart verslag moet gaan. Mijn vraag is of een overweging in de preambule dan gelijkstaat aan een verplichting. Moet deze informatie per se in een apart verslag komen? Waarom is daartoe besloten? Is het ook verboden voor de lidstaten om bedrijven te verplichten om in het bestuursverslag wel te verwijzen naar het verslag over betalingen aan overheden? Op grond waarvan is dat dan verboden?

Een ander punt in de memorie van toelichting is dat het alleen maar gaat om betalingen in het kader van de winningsactiviteiten zelf. Waarom is er niet toe besloten dat bedrijven die aan winning doen of oerbossen kappen, over alle betalingen van meer dan € 100.000 aan country-by-country reporting moeten doen, zodat je heel dicht bij meer generieke country-by-country reporting komt? Er is een motie aangenomen van mevrouw Schouten, de heer Klaver en mij over country-by-country reporting. De impact assessment zou begin volgend jaar komen, maar ik heb begrepen dat deze is vertraagd. Kan de Minister dat bevestigen, als hij dat weet? Ik hoop wel dat we het nog dit voorjaar over publieke country-by-country reporting kunnen hebben.

Ik heb goed geluisterd naar wat mijn buurman heeft gezegd over het schrappen van de verplichting tot kwartaalrapportages in verband met het sturen op lange termijn. Ik vraag mij af of het opheffen van die kwartaalrapportages er werkelijk toe leidt dat bedrijven op langere termijn gaan sturen. Het lijkt mij nuttiger om te monitoren of dat het geval is. Ik kan mij ook wel wat voorstellen bij het commentaar van VEB, namelijk dat in kwartaalrapportages ook tussentijds misstanden kunnen worden gerapporteerd, terwijl je dat nu later hoort. Dat staat daar dan dus weer tegenover.

Ten slotte heb ik een vraag over de nota van wijziging. Ik begrijp dat er een aantal dingen in zijn gezet voor de BRRD, dus de Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen. Ik vraag me af waarom dit in de nota van wijziging is gezet. Wat is hier precies de reden van? Ik heb begrepen dat Stibbe zich er zorgen over maakt dat het nemen van een besluit tot herstel van een financiële onderneming mogelijk in gevaar kan komen. Wat kan de Minister hierover zeggen?

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Ik zie geen interrupties. De Minister heeft om een korte schorsing verzocht.

De vergadering wordt van 16.16 uur tot 16.19 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Het woord is aan de Minister van Financiën. Ik stel voorlopig geen limiet aan het aantal interrupties. Als het uit de klauwen loopt, zal ik corrigerend optreden.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik bedank de leden voor hun inbreng en voor hun steun in algemene zin voor dit voorstel met betrekking tot de Implementatiewet wijziging richtlijn transparantie. Er is nog een beperkt aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld en er is een motie aangekondigd.

Ik noem allereerst de kwestie van de meldingsdrempel. Waarom is er gekozen voor 3% in plaats van voor 5%? We hadden op basis van de richtlijn ook voor 5% kunnen kiezen. Het is precies zoals mevrouw De Vries het zelf ook schetst: het voorstel om naar 3% te gaan, komt uit de Commissie Corporate Governance en is al van 2007. Vervolgens hebben we er lang over gedaan om die aanbeveling van deze commissie in de wet op te nemen. Het voorstel is medio 2013 van kracht geworden. Sindsdien is het 3%. Daarom heeft Nederland gezegd: wij willen het graag op 3% houden. Het heeft een voorgeschiedenis in Nederland, daar heeft een voortraject plaatsgevonden.

En het is nog erger dan mevrouw De Vries denkt: wij hebben er zelfs voor gepleit dat wij ruimte zouden krijgen om dit Nederlandse punt gewoon overeind te kunnen houden. Dan zou het dus een omgekeerde redenering zijn om te zeggen: maar het hoeft niet, dus we kunnen het ook niet doen. Nee, Nederland wilde, gegeven de voorgeschiedenis en het feit dat het pas net van kracht is geworden, die 3% graag overeind houden. Ook veel omringende landen hebben overigens een lagere drempel. Naar ik meen wordt in het Verenigd Koninkrijk en in Duitsland ook een drempel van 3% gehanteerd. Nederland staat hier dus bepaald niet alleen in.

De additionele kosten naar aanleiding van die 3% bedragen naar schatting € 70.000 per jaar op basis van de aanname van 603 meldingen en een bepaalde hoeveelheid tijdsbeslag per melding. Dit is een enigszins grove beredenering.

De heer Merkies (SP):

Waarom is het dan niet gelukt om het in Europa op 3% te krijgen? Welke landen verzetten zich daartegen? Is het misschien mogelijk om het bij de evaluatie alsnog voor elkaar te krijgen? Je krijgt dan immers wel een level playing field. Daar is de VVD ook een voorstander van.

Minister Dijsselbloem:

Ik weet het echt niet. Ik kan me niet herinneren welke landen welke positie hebben ingenomen. Ik weet wel dat 5% een belangrijk punt in het voorstel was. Nederland heeft gezegd: wij hechten eraan om de ruimte te hebben om lager te gaan. Dat gaat vaak zo in Europese richtlijnen. Daarom zijn die discussies over lidstaatopties en nationale koppen altijd een beetje verwarrend. Heel vaak wil Nederland of een ander land gewoon het recht hebben om verder te kunnen gaan. In dit geval willen wij dat het eerder gemeld wordt. Ik ga dat dus niet opnieuw ter discussie stellen. Wat wij wilden, is geregeld. Dan is het gek om vervolgens te zeggen: by the way, nu wil ik dat aan iedereen opleggen.

Er is gevraagd of een individueel bedrijf in de statuten nog lagere meldingsgrenzen mag vaststellen. Dat mag. Ik heb uit de vraag van mevrouw De Vries echter niet begrepen of zij het nu wenselijk of niet wenselijk vindt dat bedrijven die ruimte zouden krijgen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb er gewoon een aantal vragen over. Ik wil weten wat de voor- en nadelen ervan zijn. Enerzijds kun je zeggen dat het goed is om een beursvennootschap de ruimte te geven om zelf daarin zaken af te spreken. Anderzijds kan daardoor een grote versnippering optreden, waardoor de administratieve lasten juist weer toenemen. Ik ben benieuwd naar een reactie van de Minister daarop.

Minister Dijsselbloem:

Daar zitten absoluut voor- en nadelen aan. Wij willen het zelf op dit moment niet verbieden, maar het gaat natuurlijk wel vrij ver dat een onderneming een heel lage grens kan stellen, bijvoorbeeld dat je verplicht bent om je bij die onderneming te melden zodra je 1% of 2% van de aandelen in bezit hebt. Wij waren daarover nog met V en J in gesprek. V en J is overigens ook geen voorstander van een verbod. Maar die mogelijkheid bestaat nu en ik heb daar geen uitgesproken opvatting over.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik heb ook gevraagd in hoeveel andere lidstaten er wel een dergelijk verbod is.

Minister Dijsselbloem:

Dat kan ik nog niet zeggen, omdat alle lidstaten nu in de implementatiefase zitten. Ik heb geen idee hoe andere lidstaten hiermee om zullen gaan. Overigens is dit verbod geen lidstaatoptie, want het zou echt verdergaan dan de richtlijn. Je regelt dan dus eigenlijk buiten de richtlijn om dat een individueel bedrijf zoiets niet in de statuten mag opnemen. Dat gaat natuurlijk vrij ver, want het is aan bedrijven zelf om dit soort dingen te regelen. De aandeelhouders moeten ook van tevoren weten dat een bedrijf zo'n bepaling heeft. De overheid gaat dus wel vrij ver als zij regelt dat een bedrijf dat niet in zijn statuten mag opnemen. Je kunt immers ook zeggen: het wordt alleen maar in de statuten opgenomen als de aandeelhouders het goedkeuren. Wij vonden het in ieder geval te ver gaan om over een verbod na te denken. Dat hebben we dus ook niet in de pen zitten.

Het is onze informatie dat twee bedrijven iets dergelijks hebben. Als een bepaalde ontwikkeling heel erg toeneemt, kunnen we het natuurlijk altijd op enig moment opnieuw bekijken.

Voorzitter, er zijn zo weinig woordvoerders dat ik de punten maar even per woordvoerder langsloop. Mevrouw De Vries heeft vragen gesteld over de andere punten die in het wetsvoorstel zijn geslopen. Dat zijn gewoon een aantal dingen die nog in het staartje van de implementatie van de BRRD en andere wetten zaten. Het is natuurlijk niet de ideale route, maar soms gebeurt het weleens dat je nog dingen moet corrigeren of aanvullen en dan is dit de snelste weg. Het moet een uitzondering blijven, maar goed: het gaat nu echt om kleine technische dingen.

Ik spring toch even door de woordvoerders heen, want er zit één ding in waarnaar de heer Merkies vroeg, namelijk hoeveel dagen een beursgenoteerde bank van tevoren moet melden dat zij kapitaal wil ophalen. Dat is natuurlijk van belang in het kader van het resolutieraamwerk. Op het moment dat een bank in de problemen zit, kan het soms nodig zijn dat een bank extra kapitaal versneld kan ophalen. Dat moet eigenlijk al kunnen in de preresolutiefase. Die termijn wordt hier nu heel erg verkort. De heer Merkies vroeg wie daarvoor had gepleit. Ik kan mij alleen herinneren dat ik daar een keer met de toen enige grote beursgenoteerde bank over heb gesproken, namelijk de ING. De ING heeft bij mij het punt gemaakt dat men er helemaal geen probleem mee had om kapitaal op te halen als de kapitaalratio's onder water staan, maar dat er wel een termijn aan vastzat die het heel moeilijk maakte om dat snel te doen. Dat is het enige contact dat ik mij herinner. Wij hebben die termijn hier dus verkort. Ik vertel dit met zo veel plezier omdat de Kamer weet hoe intens mijn contacten met de ING zijn. Ik wil de Kamer op geen enkel onderdeel van mijn contacten met de ING tekortdoen.

De voorzitter:

Je zou haast vragen: wanneer volgt de brief?

Minister Dijsselbloem:

De heer Nijboer heeft gevraagd naar het boetebeleid. Wat, wanneer? Hij heeft gezegd dat die omzetgerelateerd moet zijn. Zeer mee eens. Dat hebben wij op een aantal punten ook al geregeld, maar de toezegging aan hem was om dat nog een keer over het geheel van wetgeving aangaande de financiële sector te inventariseren en glad te trekken. Wij zijn nu bezig, die hele systematiek te bezien over de Wft. Wij zullen de Kamer daarover in het voorjaar volgend jaar informeren. Dat is een reeds gedane toezegging, maar wij hangen er nu ook een termijn aan. Wij waren het zeker niet vergeten, daar wordt gewoon aan gewerkt.

De heer Nijboer heeft gesproken over het publiceren van de kwartaalcijfers. Wat wij in dit wetsvoorstel doen, is de plicht om kwartaalcijfers te publiceren, eraf te halen. Dat vind ik een belangrijke stap voorwaarts. De heer Nijboer vroeg ook of het alleen maar vanwege administratieve lasten was of dat er ook een opvatting achter zit over het najagen op korte termijn. het laatste is voor mij zeker het geval. Dat is ook de reden waarom we van deze actie gebruikmaken. Een paar grote internationale ondernemingen hebben daar al stappen in gezet. Zij hebben er zelf voor gekozen dat gewoon niet meer te doen. Dat proces kunnen wij zeker steunen. Wij halen de plicht eraf. De mogelijkheid om het te doen, blijft bestaan. Nu is natuurlijk de vraag of bedrijven onder druk van aandeelhouders en grote beleggers toch de kwartaalcijfers zullen blijven publiceren en hoe wij hen daarin kunnen steunen. Het verzoek van de heer Nijboer is om daarover met het bedrijfsleven te spreken. Dat zullen wij doen. Een interessante vraag is of dat dan ook opgenomen wordt in de Nederlandse Corporate Governance Code. Dat zou een steun in de rug zijn voor bedrijven die zeggen: wij doen dat gewoon niet meer. Anders kan het zomaar zijn dat de druk van de kant van beleggers blijft bestaan om toch elk kwartaal cijfers te krijgen en liefst elk kwartaal nog mooiere cijfers.

De heer Merkies hanteert de omgekeerde redenering of legt er een andere redenering naast, die blijkbaar bij de Vereniging van Effectenbezitters vandaan komt, namelijk dat de kwartaalcijfers er ook zijn om misstanden te rapporteren. Misstanden moeten bij beursgenoteerde bedrijven natuurlijk sowieso zo snel mogelijk bekend worden gemaakt. Dat is immers koersgevoelige informatie en de belegger heeft er recht op, het te weten. Het doet het belang van het bedrijf geen goed als er gewacht zou worden op kwartaalcijfers, laat staan halfjaarcijfers. Als er echt iets aan de hand is, moet die informatie naar buiten. Wij zullen dus met het bedrijfsleven praten en ook met de commissie die de Corporate Governance Code beheert. Zij werkt nu aan een herziening en wij zullen de commissie in overweging geven om dit punt daarbij te betrekken.

De heer Merkies heeft gevraagd waarom er een apart verslag komt. Het is inderdaad zo dat de wijzigingsrichtlijn een afzonderlijk verslag voorschrijft, in overweging 7. Een overweging is natuurlijk wel onderdeel van de richtlijn. Ik weet niet of het juridisch helemaal keihard is als er in een overweging staat dat het apart moet. Ik kijk even aan mijn zijde of wij juristen bij ons hebben. Dat is niet helemaal helder. Er is overigens wel een discussie over of het apart rapporteren de transparantie bevordert en zorgt voor meer aandacht ergens voor, dan wanneer het achterin een steeds dikker jaarverslag wordt opgenomen. Het is een beetje het probleem van de jaarverslagen van grote bedrijven dat die inmiddels zo groot en dik zijn dat de relevante informatie misschien minder aandacht krijgt. Dan kan een apart verslag juist betekenen dat iets meer aandacht krijgt.

De heer Merkies (SP):

Dat kan ik me ook wat bij voorstellen, maar ik begreep ook dat er een lichte vorm van accountantscontrole bij zou kunnen komen. Zou dat misschien wat toevoegen?

Minister Dijsselbloem:

Dat is in ieder geval niet voorgeschreven in de richtlijn. Dat zou dus echt een nationale kop zijn. Dan zouden wij echt meer van bedrijven vragen dan de richtlijn oplegt. Dat is dus niet onze bedoeling.

De heer Merkies (SP):

Ik kan ook niet precies inzien in hoeverre dat noodzakelijk is. Daarom stel ik de vraag. Het is natuurlijk hooguit een consequentie van het feit dat je het in een jaarverslag opneemt.

Minister Dijsselbloem:

Ik weet niet of dat een-op-een waar is. In ieder geval krijgt de AFM als toezichthouder een rol om de naleving van deze verslagleggingsverplichting te controleren, zoals zij ook toezicht houdt op andere delen van de transparantierichtlijn. De AFM krijgt ook de bevoegdheid om een verzoek bij de Ondernemingskamer in te dienen als zij vindt dat het verslag niet juist, onvoldoende of incompleet is. De AFM gaat de kwaliteit van deze verslaglegging bewaken.

De heer Merkies heeft ook gevraagd naar het meer generieke country-by-country reporting. Daarover loopt nog een discussie. Wij zaten er net op het ministerie ook over te praten, want om de verwarring compleet te maken, regelen wij dit inmiddels op drie plekken. Ik moet mijn eigen aantekeningen er elke keer weer bij halen om het goed te zeggen. Wij regelen dit in deze transparantierichtlijn en in de richtlijn jaarrekening, maar ook in de richtlijn aandeelhoudersbetrokkenheid. Die is nu in de fase van onderhandeling met het Europees Parlement beland. Het Europees Parlement pusht op twee punten. Enerzijds is dat de verbreding. Als mijn indruk klopt, willen zij niet wachten op een impactassessment. Anderzijds benadrukt het Europees Parlement het belang van volledige transparantie, dus het daadwerkelijk publiek maken van de informatie. Hoe dat gaat, zullen wij zien. Ik heb geen informatie dat het impactassessment vertraagd is; daarover ging de concrete vraag van de heer Merkies. Naar verwachting is het begin volgend jaar beschikbaar.

De heer Van Vliet (Van Vliet):

Mijnheer Merkies, u hebt een vraag op dit punt?

De heer Merkies (SP):

Ik zit even te twijfelen, want misschien zijn dit meer vragen voor de Staatssecretaris en misschien hoort het zelfs bij Justitie. Ik heb hier natuurlijk ook naar gekeken. Dit komt inderdaad ook aan de orde in de richtlijn jaarrekening en in de aandeelhoudersrichtlijn. Die richtlijnen gaan over verschillende soorten bedrijven: de ene gaat over beursgenoteerde ondernemingen, de andere over grote bedrijven. Ik was eigenlijk benieuwd hoe die richtlijnen op elkaar aansluiten. Je hebt een categorie bedrijven waarvoor overlap tussen de richtlijnen geldt, misschien zelfs wel drievoudige overlap als wij deze richtlijn erbij nemen, bijvoorbeeld voor bedrijven die aan grondstofwinning doen.

Minister Dijsselbloem:

Grofweg gezegd betreft wat in de transparantierichtlijn en de jaarrekeningrichtlijn is geregeld, hetzelfde thema, namelijk betaling aan overheden, met dat verschil dat de bepalingen bij de transparantierichtlijn gericht zijn op de uitgevende instellingen, terwijl het in de jaarrekeningrichtlijn gaat over grote ondernemingen en OOB's die zich bezighouden met bosbouw- of mijnbouwactiviteiten, zoals de heer Merkies ook zei. De aandeelhoudersrichtlijn regelt weer heel andere dingen. Hoe dat uiteindelijk in de breedte en diepte gaat uitpakken, kan ik nog niet zeggen. Voor een deel zou dat inderdaad kunnen overlappen. Het is nog te vroeg om daar iets over te zeggen.

De voorzitter:

Dat was het antwoord van de Minister in eerste termijn. Dank u wel!

Wij hebben nog tijd voor een korte tweede termijn. Dit is een wetgevingsoverleg. Als de leden moties in willen dienen, kunnen zij dit nu doen. Ik geef allereerst het woord aan mevrouw De Vries van de VVD.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Het zou ideaal zijn als de meldingsdrempel overal hetzelfde was, maar we leven natuurlijk niet in een ideale wereld. We hebben ook begrepen dat het niet alleen met deze wet samenhangt, maar voor een deel ook met een aantal andere aandeelhoudersaangelegenheden en dan weer met het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waar ook die 3% terugkomt. Wij vinden niet dat je het nooit mag kunnen heroverwegen. Daarom dien ik de volgende motie in, zodat het na verloop van tijd kan worden geëvalueerd. Misschien kan de Minister dat straks toezeggen. Dan trek ik mijn motie weer in. In derde termijn lukt dat niet meer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het doel van de Richtlijn transparantie harmonisatie en vermindering van administratieve lasten van het bedrijfsleven is;

overwegende dat in het wetsvoorstel gebruik wordt gemaakt van de lidstaatoptie om de meldingsdrempel voor kapitaal- en zeggenschapsbelangen te leggen op 3% in plaats van de 5% van de richtlijn;

overwegende dat dit additionele administratieve lasten en nalevingskosten oplevert;

verzoekt de regering, uiterlijk 2018 de meldingsdrempel van 3% te evalueren en daarbij in ieder geval aandacht te besteden aan de meerwaarde en de extra administratieve lasten en nalevingskosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aukje de Vries en Harbers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34 232).

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Als toelichting merk ik nog even op dat het in onze ogen belangrijk is dat wordt nagegaan of de lidstaatoptie inderdaad meerwaarde heeft opgeleverd. In 2013 is het ingevoerd, dus het lijkt ons logisch dat daar vijf jaar later nog eens naar wordt gekeken en dat de kosten en de baten tegen elkaar worden afgewogen.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. De PvdA ziet uit naar het voorjaar. Dan gaan we de boetebesluitvorming een beetje stroomlijnen, zodat we eenduidig en voor het zelfde vergrijp een zelfde soort boete krijgen, zo veel mogelijk omzetgerelateerd. Dank voor de preciezere toezegging die ik inderdaad een keer eerder heb gekregen. Ik ga de door mij aangekondigde motie niet indienen, hoewel het een juweel van een motie was die ook nog eens klonk als een klok. De Minister heeft precies toegezegd wat ik hem wilde vragen, dus het is niet nodig om haar in te dienen. Hij gaat in gesprek met het bedrijfsleven over de kwartaalrapportages en betrekt die bij de Corporate Governance Code of brengt die in het gesprek onder de aandacht, precies vanuit het oogpunt dat ik in gedachten had, dus om nu eens niet de korte termijn het minst leidend te laten zijn, maar de lange termijn en daarover zo te publiceren. Ik dien de motie dus niet in, want ik ben tevreden met de toezegging.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. In het kader van de kwartaalrapportages lijkt mij juist interessant wat de heer Nijboer eerder zei, dus om dan ook te kijken of het al dan niet hebben van kwartaalrapportages leidt tot een blik op een kortere termijn of niet. Om die reden gaf de heer Nijboer dat namelijk aan. Zelf ben ik geneigd te denken dat het geen groot verschil maakt, maar uiteindelijk gaan we natuurlijk voor dat doel, dus dat er op een langere termijn wordt gestuurd. Ik zie uiteindelijk uit naar publieke country-by-country reporting, want daarvoor gaan we natuurlijk.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb een verduidelijkende vraag. In de eerste termijn zei de heer Merkies hierover ook al iets. Het is toch evident dat beursgenoteerde bedrijven kwartaaldoelstellingen en winstdoelstellingen afgeven en beleggers iets beloven, waarop ze ook telkens worden afgerekend? Je ziet toch na alle kwartaalcijfers weer beursschommelingen? Je ziet toch dat die ook als sturingsinstrument worden gebruikt? Over het feit dat het niet het enige is, ben ik het met de heer Merkies eens. Over de vraag of het een van de zaken is die de kortetermijnaandeelhoudersgerichtheid drijft, twijfel ik niet. Ik snap de twijfel van de SP, die toch niet de meest kapitalistische partij in dit huis is, niet zo.

De heer Merkies (SP):

Ik stel gewoon vast dat dit in werkelijkheid dan ook het geval is. Ik denk dat er meerdere redenen zijn waarom men op de korte termijn stuurt. Als dat in de praktijk het geval blijkt te zijn, ben ik uw man.

De heer Nijboer (PvdA):

Daarover heb ik geen enkele twijfel. Ik verbaas mij een beetje over de twijfel van de SP. Dan denk ik dat ik een trouwe bondgenoot heb, krijg je dit. Wellicht is het maar goed dat ik de motie niet in stemming breng, want de SP had misschien wel tegen gestemd.

De voorzitter:

Mijnheer Merkies, trouwe bondgenoot?

De heer Merkies (SP):

Dat belooft wat voor de toekomst, zou ik zeggen.

De voorzitter:

Dit was de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de Minister of hij al kan reageren op de motie en überhaupt aan de tweede termijn kan beginnen.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Mijn tweede termijn kan kort zijn. Er zijn geen vragen meer gesteld. Op het punt van de transparantie van de lobby hebben we vandaag weer veel gewonnen. De SP wordt belobbyd door de Vereniging van Effectenbezitters en ik, zoals gebruikelijk, door de ING.

De voorzitter:

Mijnheer Merkies, uitlokking?

De heer Merkies (SP):

Ja, dat is uitlokking. Ik zie het maar als een grap, maar ik denk dat wij die vraag terecht stellen. Het is nog wat anders of wij dat dan ook werkelijk gaan uitvoeren. Ik vond juist dat de Minister een goed antwoord gaf toen hij zei dat misstanden ook tussentijds, zonder die kwartaalrapportages, naar buiten kunnen komen. Ik luister dus ook naar de woorden van de Minister.

Minister Dijsselbloem:

Het was natuurlijk een half grapje. Er is ook helemaal niets mis mee om belobbyd te worden, als je er maar integer mee omgaat. Dat is het punt.

De motie op stuk nr. 8 van de leden De Vries en Harbers kan ik van a tot z overnemen. Zij is feitelijk in de overwegingen en verzoekt om uiterlijk in 2018 de 3% te evalueren en daarbij natuurlijk ook aandacht te besteden aan de meerwaarde van de extra lasten. De Europese Commissie zal de richtlijn in 2018 evalueren, maar wij zullen zo nodig ook zelf naar de Nederlandse praktijk kijken, die immers medio 2013 is ingegaan. Dan zullen wij met een standpunt naar de Kamer komen.

De voorzitter:

Uw expliciete oordeel?

Minister Dijsselbloem:

Oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie is oordeel Kamer van de zijde van de Minister.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Als de Minister dat gewoon toezegt, kan ik de motie eventueel ook intrekken.

De voorzitter:

Eventueel? Of trekt u haar in?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Als de Minister het toezegt, dan ...

De voorzitter:

Dat heb ik hem net horen zeggen.

Minister Dijsselbloem:

Zonder meer.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dan trek ik haar in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Aukje de Vries/Harbers (34 232, nr. 8) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Dijsselbloem:

En we voeren de motie toch uit.

De voorzitter:

En zij wordt toch uitgevoerd. Dat is geweldig. Dat was het, mijnheer de Minister?

Minister Dijsselbloem:

Ik dacht dat het dat was.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat wij aanstaande donderdag stemmen over het wetsvoorstel. Er zijn verder geen moties meer van toepassing.

Ik dank de aanwezigen op de publieke tribune, de Minister en zijn ambtenaren, en zeker ook de collega's voor het levendige debat.

Sluiting 16.45 uur.

Naar boven