34 225 Toekomst van de Nederlandse onderzeedienst

Nr. 42 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE EN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2023

Naar aanleiding van de motie van het lid Stoffer c.s. (Kamerstuk 36 200 X, nr. 41) informeren wij uw Kamer met deze brief over de uitgangspunten voor de totstandkoming van een industriële samenwerkingsovereenkomst met de winnende werf in het programma vervanging onderzeebootcapaciteit.

Zoals toegelicht in de brief over de offerteaanvraag (Kamerstuk 34 225, nr. 40) en de beantwoording van de feitelijke vragen daarover (Kamerstuk 34 225, nr. 41), ziet het kabinet in dit programma graag Nederlandse betrokkenheid tot stand komenvia drie verschillende sporen. Namelijk door eisen te stellen ter waarborging van het wezenlijk nationaal veiligheidsbelang (WNV), door eisen te stellen die Defensie in staat stellen om de instandhouding van de onderzeeboten zoveel mogelijk zelfstandig te organiseren met een regierol voor de Directie Materiele Instandhouding (DMI) in Den Helder, en door de bredere Nederlandse betrokkenheid vast te leggen in een industriële samenwerkingsovereenkomst met de winnende werf. Over de beoogde industriële samenwerkingsovereenkomst (Industrial Cooperation Agreement – ICA) is uiteengezet dat deze tot doel heeft om, bovenop hetgeen voortvloeit uit de WNV-eisen, een zo groot mogelijke Nederlandse betrokkenheid vast te leggen die bijdraagt aan een versterking van de Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis (NLDTIB). De Defensie Industrie Strategie biedt hiervoor het beleidsmatige kader. Er dient met de winnende werf overeenstemming te zijn bereikt over deze ICA voordat Defensie overgaat tot tekenen van het leveringscontract.

In de genoemde motie wordt de regering verzocht om aan de ICA’s minimale eisen te stellen inzake tijdige en wezenlijke Nederlandse betrokkenheid bij ontwerp, bouw en instandhouding van ook de hoogtechnologische niet-kritieke systemen van de onderzeeboot. De motie vraagt ook om de ICA conditioneel te maken voor de gunning en deze – naast de uitgebrachte offertes op basis van de request for quotation – kwalitatief en kwantitatief mee te wegen in de besluitvorming.

Hierover kan het volgende worden opgemerkt. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft op 16 december 2022 een brief gestuurd aan de drie kandidaat-werven met het verzoek om, parallel aan het offertetraject, een (concept-) ICA uit te werken. In de brief is allereerst toegelicht wat het doel is van de ICA. In dit kader staat voorop dat de kandidaat-werven met voorstellen van activiteiten moeten komen die bijdragen tot bestendiging van hoogwaardige Nederlandse betrokkenheid bij de onderzeebootcapaciteit gedurende de gehele levensduur, en versterking van kennis- en technologiegebieden en industriële capaciteiten zoals verwoord in de Defensie Industrie Strategie (DIS)1.

Wat betreft de minimale eisen heeft de Staatssecretaris van Defensie in zijn reactie op het indienen van de motie al duidelijk gemaakt dat we uw Kamer, vanwege de gevoeligheid inzake onderhandelingen, op hoofdlijnen informeren over de uitgangspunten. De brief van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan de kandidaat-werven licht toe aan welke voorwaarden moet zijn voldaan bij het indienen van de (concept-) ICA op uiterlijk 28 juli 2023, en op welke wijze deze vervolgens zal worden beoordeeld. Hierover zal het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de komende periode contact onderhouden met de kandidaat-werven. Duidelijk is gemaakt dat de ICA uiteindelijk alleen met de winnende werfzal worden vastgelegd, in samenhang met de ondertekening door Defensie van het leveringscontract. In de brief is beklemtoond dat de totstandkoming van de ICA een formeel traject behelst en dat de getekende ICA zal gelden als een juridisch bindende commerciële overeenkomst volgens Nederlands recht.

De onderdelen van de ICA zijn in de brief aan de kandidaat-werven nader gespecificeerd. De kandidaat-werven moeten, naast WNV-gerelateerde activiteiten op basis van de kritieke systemen van de onderzeeboot (die deel uitmaken van de offerte), voorstellen doen voor:

  • activiteiten die betrekking hebben op de onderzeeboot, maar die niet direct voortvloeien uit de WNV-eisen;

  • overige activiteiten die leiden tot Nederlandse betrokkenheid ter versterking van de NLDTIB.

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zal de door de kandidaat-werven voorgestelde activiteiten beoordelen op kwalitatieve aspecten zoals de mate waarin deze de NLDTIB versterken en de maturiteit van de voorgestelde activiteit, als ook kwantitatief wat betreft het cumulatieve financiële volume. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zal zijn bevindingen opstellen en aanbieden aan de Ministeriële Commissie Onderzeeboot Vervanging (MCOV). Na beoordeling van de geldige offertes en verificatie van de voortgang van het ICA tussen de werf en EZK, zal een voorlopig gunningsbesluit worden gemaakt. De Tweede Kamer wordt middels een D-brief geïnformeerd over de keuze voor het product en de geselecteerde werf met de daarbij vastgestelde oplevertermijn en prijs. Na parlementaire behandeling van de D-brief wordt het voorlopige besluit omgezet in een definitief besluit en kan Defensie het contract met de winnende werf tekenen.

Wat betreft het conditioneel maken van de ICA voor de gunning heeft de Staatssecretaris van Defensie in zijn reactie op het indienen van de motie al duidelijk gemaakt dat er voor de gunning «drie groene lichten» moeten zijn. De winnende werf moet aan de primaire eisen voldoen, moet zich kwalificeren op basis van de puntentoekenning via het gunningsmodel, en er dient met de winnende werf overeenstemming te zijn bereikt over de ICA voordat Defensie overgaat tot tekenen van het leveringscontract.

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

De Defensie Industrie Strategie (Kamerstuk 31 125, nr. 92), recent aangevuld met de Kamerbrief «Defensie Industrie Strategie in een nieuwe geopolitieke context» van 2 november 2022 (Kamerstuk 31 125, nr. 123).

Naar boven