Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 4 februari 2015 en het nader rapport d.d. 21 mei 2015, aangeboden
aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Milieu. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van
State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 18 december 2014, no.2014002449, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter
overweging aanhangig gemaakt de wijzigingen van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag
van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Nairobi, 17 november 2006;
Trb. 2007, 206 en Doha, 8 december 2012;
Trb. 2013, 44), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 december 2014, no. 2014002449,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
haar advies inzake de bovenvermelde wijzigingen rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 4 februari 2015, nr. W14.14.0473/IV/K, bied ik U hierbij aan.
In 1992 kwam het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering tot
stand. Bij dit verdrag is in 1997 tot stand gebracht het Protocol van Kyoto (hierna:
het Protocol). Het Raamverdrag en het Protocol zijn goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk
en zijn voor het Europese deel van Nederland in werking getreden. Het Protocol is
ontwikkeld om de doelstelling van het Raamverdrag te realiseren inzake stabilisatie
van concentraties broeikasgassen. In het Protocol zijn partijen afspraken aangegaan
over emissiereductie en voor zes broeikasgassen zijn emissiedoelstellingen vastgesteld.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert het voorstel
aan de parlementen van de verschillende landen van het Koninkrijk te zenden, maar
in de toelichting tevens te motiveren waarom uitbreiding van het Raamverdrag en het
Protocol niet wordt voorzien voor het Caribisch deel van Nederland.
De protocolwijzigingen zullen na goedkeuring van de Staten-Generaal gelden voor het
gehele Koninkrijk. In afwachting van uitvoeringswetgeving worden het Raamverdrag en
het Protocol nog niet toegepast op Aruba, Curaçao en Sint Maarten, maar als door een
land aangegeven wordt dat zijn wetgeving gereed is, dan zullen bedoelde verdragen
ook daar worden aanvaard.2 Er is evenwel niet voorzien in uitbreiding van de toepassing tot het Caribisch deel
van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), aldus de toelichting.3 Dit kan leiden tot een situatie waarbij het Raamverdrag en het Protocol wel werken
voor het Europees deel van Nederland en voor de andere landen van het Koninkrijk,
maar niet voor het Caribisch deel van Nederland. Een motivering daarvoor ontbreekt.
De Afdeling adviseert in het licht van het bovenstaande te motiveren waarom niet wordt
voorzien in toepassing van het Raamverdrag en het Kyoto Protocol tot het Caribisch
deel van Nederland.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering is paragraaf B van de toelichtende
nota uitgebreid met enkele passages over het Carabische deel van Nederland.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het overzicht met het aantal partijen dat
de wijzigingen van Doha heeft aanvaard te actualiseren.
De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging
goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal,
aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vicepresident van de Raad van State van het Koninkrijk,
J.P.H. Donner
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verzoeken
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen de wijzigingen vergezeld van de
gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste
en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en tevens over te leggen aan de Staten
van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders