Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel III komt te luiden:
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2014 ingediende voorstel van
wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid
van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) (Kamerstukken
34 011) tot wet is of wordt verheven en die wet tegelijk of later in werking treedt dan
deze wet, dan wordt in artikel I van die wet in artikel 106a lid 1, onder schrapping
van «of» aan het slot van onderdeel d en onder vervanging van de punt door «; of»
aan het slot van onderdeel e, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. sprake is geweest van een aanwijzing van een beoogd curator als bedoeld in artikel
363, eerste lid, en tijdens de periode dat die aanwijzing duurde of in het faillissement
dat daarop is gevolgd, blijkt dat de bestuurder bij zijn verzoek om die aanwijzing
onjuiste informatie heeft verschaft over de meerwaarde van de voorbereiding van het
faillissement met het oogmerk het voorbereidingstraject op oneigenlijke gronden te
gebruiken.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 september 2014 ingediende voorstel van
wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid
van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) (Kamerstukken
34 011) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt
dan deze wet, wordt in artikel I van deze wet na onderdeel E een onderdeel ingevoegd,
luidende:
Ea
In artikel 106a, eerste lid, wordt onder schrapping van «of» aan het slot van onderdeel
d en onder vervanging van de punt door «; of» in onderdeel e, een lid toegevoegd,
luidende:
f. sprake is geweest van een aanwijzing van een beoogd curator als bedoeld in artikel
363, eerste lid, en tijdens de periode dat die aanwijzing duurde of in het faillissement
dat daarop is gevolgd, blijkt dat de bestuurder bij zijn verzoek om die aanwijzing
onjuiste informatie heeft verschaft over de meerwaarde van de voorbereiding van het
faillissement met het oogmerk het voorbereidingstraject op oneigenlijke gronden te
gebruiken.
Toelichting
Artikel III geeft een regeling voor samenloop met de Wet civielrechtelijk bestuursverbod
(Kamerstukken 34 011). De bepaling wordt aangevuld met een regeling voor het geval dat de Wet civielrechtelijk
bestuursverbod eerder in werking treedt dat het onderhavige wetsvoorstel. Tot dusver
regelde de bepaling alleen het geval dat de inwerkingtreding van de Wet civielrechtelijk
bestuursverbod zou plaatsvinden ná de inwerkingtreding van de onderhavige regeling
en het geval dat de beide regelingen tegelijkertijd in werking zouden treden.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur