34 215 EU-voorstel: Europese Migratieagenda COM(2015)240

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 september 2015

De vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad1 en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2 hebben op 30 juni 2015 de Commissiemededeling: een Europese Migratieagenda d.d. 13 mei 20153 besproken. Naar aanleiding hiervan hebben zij een aantal vragen gesteld aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 7 juli 2015.

De Staatssecretaris heeft op 25 september 2015 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD EN VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Den Haag, 7 juli 2015

De vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 30 juni 2015 de Commissiemededeling: een Europese Migratieagenda d.d. 13 mei 20154 besproken. De leden van de fracties van het CDA, D66, de SP, GroenLinks en de SGP hebben de volgende opmerkingen en vragen naar aanleiding van de Commissiemededeling, alsmede naar aanleiding van andere hieraan gerelateerde stukken, waaronder het EU-actieplan tegen migrantensmokkel5, de voorstellen voor voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland6, de kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling: een Europese Migratieagenda en van de Commissievoorstellen over herplaatsing en hervestiging7, diverse stukken rondom de recente JBZ-Raad van 15–16 juni 2015 en de Europese Raad van 25–26 juni 20158.

I. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben de volgende vragen over de migratieagenda van de Europese Commissie:

1. Wat de rechtvaardige toewijzing voor adequate opvang van vluchtelingen betreft gaat het voorstel van de Europese Commissie uit van onmiddellijke actie met een tijdelijke regeling tot herplaatsing van 40.000 vluchtelingen en een hervestiging van 20.000 vluchtelingen die internationale bescherming nodig hebben. Op billijke en evenwichtige wijze zouden deze vluchtelingen verdeeld moeten worden. De Europese Commissie kondigt aan eind 2015 met een voorstel van richtlijn te komen voor een verplicht en autonoom herplaatssysteem.

De uitkomsten van de EU-top waarbij gekeken wordt naar een gezamenlijk gecoördineerde actie voor deze tijdelijke regeling heeft het, tot teleurstelling van de Nederlandse regering, niet gehaald. Wel is er de bereidheid om als lidstaten vrijwillig invulling te geven aan deze Europese opdracht. Hoe acht de regering de haalbaarheid van een rechtvaardige op basis van vrijwilligheid? Wat zal de positie van de regering zijn bij het aangekondigd voornemen om met een nader noodsysteem te komen op basis van art. 78 lid 3 VWEU en het voorstel voor een permanent gemeenschappelijk systeem voor herplaatsing in noodsituaties?

Over een grote toestroom van asielaanvragers uit kandidaat-lidstaten van de EU wordt niet gesproken. Is de regering het eens met de leden van de CDA-fractie dat de criteria voor toekenning van de kandidaat-status voldoende garantie biedt dat mensen in deze lidstaten niet vervolgd worden? Wat is het aandeel van asielaanvragers in Nederland uit deze kandidaat-lidstaten? Is het juist dat met name de toestroom uit deze landen tot een zware belasting leidt in EU-landen? Zou het uiteenlopen van onder andere het «veilige landen»-principe, dat afwijkend per lidstaat is, er niet voor kunnen zorgen dat terugkeer bemoeilijkt wordt? Zou een gezamenlijke EU-formulering en vastlegging van een «veilige landen»-principe er niet voor kunnen zorgen dat de mogelijkheid tot opvang van mensen in echte nood en snellere repatriëring mogelijk wordt? Is de regering bereid daaraan medewerking te verlenen nu vastgesteld is dat op EU-niveau in 2013 slechts 39% van de terugkeerbeslissingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd9? Steunt de regering dus voornemens om een regeling te treffen ter uitvoering van Richtlijn 2008/115/EG over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor zo’n snellere terugkeer van onderdanen van landen die illegaal op hun grondgebied verblijven? Ziet de regering ook dat een grotere rol weggelegd kan worden voor deze terugkeer door versterkte inzet van Frontex die door de aanpassing van de rechtsgrondslag gerealiseerd zou moeten worden?

2. Het aantal asielzoekers in de EU steeg in 2014 tot bijna 650.000. Elke aanvraag moet per land worden verwerkt en er moet bescherming worden geboden aan mensen die daarvoor in aanmerking komen. Zwak in het huidige beleid is dat een echt Europees asielstelsel ontbreekt, omdat de uitwerking van Richtlijn 2013/32/EU in de lidstaten verschilt en dat zulks een aanzuigende werking kan hebben. Is de regering het eens met het uitwerken van nieuwe normen en procedures die tot een rechtvaardiger en adequater beeld leiden?

3. Wat is de mening van de regering over het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuw te ontwikkelen beheer van legale migratie? Kan de regering een overzicht geven van de problemen en tekortkomingen die er op dit moment in Nederland worden geconstateerd om tekorten op te vangen die voor een goed functioneren van de arbeidsmarkt nodig zijn?

4. De toenemende activiteit in het Middellandse Zeegebied laat zien dat het beheer van de buitengrenzen meer en meer een gedeelde verantwoordelijkheid is, omdat de druk op lidstaten te groot is om financieel en materieel effectief aan te pakken. Deelt de regering de opvatting van de leden van de CDA-fractie dat met de oprichting van een Europees grenswachtsysteem daarin verbetering zou kunnen komen? Zijn er andere alternatieven, aldus vragen deze leden.

II. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66 fractie hebben kennis genomen van de Commissiemededeling over de Europese Migratieagenda, het EU-actieplan tegen migrantensmokkel, de voorstellen voor voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland, de kabinetsappreciatie over de Commissievoorstellen over herplaatsing en hervestiging, diverse stukken rondom de recente JBZ-raad en de Europese Raad.

Elk jaar nemen honderdduizenden van de 60 miljoen vluchtelingen wereldwijd de beslissing om naar Europa te komen, via land, zee, en de lucht. Op schaal der dingen is dit «slechts een klein percentage», maar voor veel Europese landen aan de Middellandse Zee is de last zwaar om te dragen. Ook de Nederlandse regering staat voor de uitdaging een balans te vinden tussen internationaalrechtelijke verplichtingen om vluchtelingen en migranten op menswaardige manier op te vangen en toegang tot ons land te verlenen en de afnemende bereidwilligheid bij veel Europeanen dit te doen. Nederland en Europa zijn echter geen eiland. De leden van de D66-fractie geloven niet dat de uiteindelijke oplossing van de vluchtelingenproblematiek ligt in het letterlijk of figuurlijk oprichten van een muur rondom ons continent. Migratie is van alle tijden en mensen zullen altijd alles op alles zetten om oorlogen, geweld, dictaturen en armoede te ontvluchten. Daarnaast zal Europa een aantrekkelijk continent blijven voor arbeidsmigranten van alle niveaus om (tijdelijk) werk te zoeken.

De leden van de D66-fractie onderschrijven derhalve de urgentie van een gemeenschappelijke Europese aanpak die gericht is op vergroting van het perspectief van mensen in de regio (aanpak van «push-factoren»), een eerlijke verdeling van vluchtelingen tussen de EU landen via herplaatsing en herverdeling en een Middellandse Zee die vakantiegevoel uitstraalt in plaats van dood door verdrinking. Deze leden juichen toe dat er op Europees niveau eindelijk ideeën worden ontwikkeld om legale migratie en toegang voor arbeidsmigranten hoger op de agenda te zetten. Een goed migratiebeleid bevordert dat de migranten – waar ook maar enigszins mogelijk – de weg kunnen vinden naar de reguliere arbeidsmarkt. Is het kabinet van plan zich daarvoor in te zetten?

De appreciatie van het kabinet in de brief van 26 mei 2015 over de Europese Migratieagenda aan de Tweede Kamer10 is op veel punten positief en ondersteunend. De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het kabinet meteen duidelijk maakt dat het een belangrijke randvoorwaarde is dat migranten die bij reddingsoperaties op de Middellandse Zee niet worden ontscheept of overgedragen aan autoriteiten in derde landen als er een risico is op refoulement. Toch vinden deze leden het teleurstellend dat er in de rest van deze appreciatie van het kabinet niet verder wordt ingegaan op bescherming van mensenrechten van vluchtelingen en migranten hetzij als voorwaarde voor tegengaan illegale migratie in landen van herkomst, hetzij als randvoorwaarde bij opvang, toelating, herplaatsing en hervestiging van vluchtelingen binnen de EU, hetzij in het kader van samenwerking met derde landen bij terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale migranten.

Ook bespeuren de leden van de D66-fractie in deze kabinetsreactie en de kabinetsappreciatie over de twee specifieke voorstellen van de Commissie over noodmechanisme voor herplaatsing en aanbeveling voor een EU brede hervestigingsregeling terughoudendheid bij het kabinet om een eigenstandige visie in te nemen over samenwerking met gelijkgestemde EU-lidstaten over herplaatsing van asielzoekers uit onder andere Griekenland en Italië en hervestiging uit landen met grote vluchtelingenpopulaties zolang andere EU lidstaten geen verantwoordelijkheid willen nemen. Voor sommigen zullen getallen als herplaatsing en hervestiging van 60.000 (40.000 herplaatsing, 20.000 hervestiging over 2 jaar) vluchtelingen binnen de EU ruimhartig en wellicht zelfs als te veel klinken. Voor Nederland gaat het om herplaatsing van 2.047 asielzoekers en hervestiging van 732 personen naast het bestaande hervestigingsprogramma van gemiddeld 500 vluchtelingen. Echter, de wereld zou volgens de aan het woord zijnde leden meer mogen verwachten van een organisatie die nog in 2012 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Bovendien ondermijnt volgens deze leden deze beperkte bereidwilligheid vluchtelingen binnen de EU op te vangen de politieke geloofwaardigheid van de EU in derde landen die veel grotere vluchtelingenstromen opvangen.

Gezien de ruime reikwijdte van de plannen van de Europese migratieagenda en de zekerheid dat de komende jaren allerlei deelonderdelen van de implementatie van deze agenda zullen terugkomen in wetsvoorstellen beperken de leden van de D66 fractie in de Eerste Kamer zich op dit moment tot een aantal kernvragen.

1. Waarborging rechten asielzoekers en vluchtelingen

De centrale zorg van de leden van de D66-fractie bij alle voorstellen is de waarborging van de rechten van individuele asielzoekers en vluchtelingen bij de behandeling van hun zaak bij aankomst. Daarnaast vinden deze leden het van belang dat respect voor mensenrechten centraal blijven staan bij alle samenwerking met derde landen over tegengaan van illegale migratie, verhinderen en stoppen van mensensmokkelaars, en afspraken over terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. Deze leden horen graag van het kabinet op welke wijze in gesprekken en onderhandelingen met derde landen de mensenrechten van asielzoekers in het hele proces van vertrek, aankomst en mogelijke terugkeer centraal blijven staan.

Is de regering bijvoorbeeld van plan om respect voor internationale mensenrechtenverdragen altijd expliciete voorwaarde op te nemen in afspraken in het kader van migratiesamenwerking met derde landen? Daarnaast zou de regering in EU-kader kunnen bepleiten dat mensenrechten expliciet op de agenda komen te staan bij de Valetta Conferentie over samenwerking met Afrikaanse landen om migratie te reguleren.

2. Herplaatsing en hervestiging

Tijdens de recente Europese Raad van 25-26 juni jl is het idee van verplichte quota voor herplaatsing losgelaten. Wat betekent dit voor het standpunt van de Nederlandse regering in de bereidwilligheid 2047 asielzoekers extra op te nemen?

Hoe beoordeelt de Nederlandse regering de afwijzende houding van sommige EU-lidstaten om mee te werken aan herplaatsing en hervestiging van vluchtelingen. Laat de regering de eigen bereidwilligheid meer mensen op te nemen afhangen van de bereidwilligheid van andere EU-lidstaten om mensen op te nemen? En is dan de ruimhartigheid van Duitsland ons voorbeeld of de starre houding van Hongarije? Of is de regering van plan om samen met gelijkgestemde EU-lidstaten in elk geval een eigen ruimhartige koers voor herplaatsing en hervestiging te kiezen.

Welk alternatief ziet de regering als de inzet op vrijwillige aanpak voor herplaatsing niet werkt en mensen binnen Europa voor de tweede keer op drift raken?

3. Strategische landenbenadering advies ACVZ: lessen voor Europa

Op 25 juni jl. bracht de Adviescommissie Vreemdelingenzaken het advies uit over «De strategische landenbenadering migratie. Tussen wens en werkelijkheid».11

Kern van dit advies gaat over het nut van een strategische benadering met als doel landen van herkomst beter mee te laten werken aan gedwongen terugkeer. De leden van de D66-fractie in de Eerste Kamer weten dat het kabinet met een algemene reactie zal komen op dit advies waarin ook uitgebreide aandacht is voor Europese samenwerking op gebied van gedwongen terugkeer. Deze leden wachten dit advies graag af maar in het kader van de urgentie van de Europese migratieagenda zouden deze leden al een eerste appreciatie van het kabinet willen krijgen over wat de lessen van dit advies zouden kunnen zijn op Europees niveau met name op gebied van:

  • koppeling van terugkeerbeleid aan andere beleidsterreinen en de conclusie van de ACVZ dat het EU-beleid de strategische landenbenadering migratie meestal versterkt maar soms verzwakt?

  • de conclusie dat als er een afweging moet worden gemaakt tussen terugkeer en andere Nederlandse belangen, dit vaak ten nadele van focus en aandacht voor het terugkeerdossier uitvalt. Het ligt in de verwachting dat dit ook op EU-niveau regelmatig zal voorkomen.

  • de aanbeveling: investeer in de ontwikkeling van een coherent en geïntegreerd migratiebeleid waarbij naast terugkeer en bestrijding van irreguliere migratie eveneens kennis-, arbeids- en studiemigratie en internationalisering van sociale zekerheidsrechten van migranten wordt betrokken.

  • een analyse van het strategisch landenbeleid van landen van herkomst: wat zijn hun overwegingen om wel of niet mee te werken aan terugkeer van hun eigen onderdanen, welke politieke en regionale belangen hebben zij om wel of niet met Nederland en/of de EU mee te werken?

4. Ambitie en praktische realiseerbaarheid

De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe zich het hoge ambitieniveau van de Europese Commissie in de ontwikkeling van een Europese migratieagenda in een tijd van beperkte middelen zich wel of niet vertaalt in uitbreiding van staf van Europese vertegenwoordigingen in derde landen met experts op het gebied van asiel en migratie. We horen graag de ideeën van het kabinet, ook hoe deze ambities zich verhouden tot de bezetting van Nederlandse ambassades in landen van herkomst (Immigratie liaison officers, maar ook diplomaten met kennis van combinatie, mensenrechten asiel, migratie, terugkeer).

III. Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie willen graag de volgende vragen aan de regering voorleggen:

1. Deelt de regering het standpunt van de leden van de SP-fractie dat het doel van de EU zou moeten zijn de regionale opvangvoorzieningen te versterken en verder vooral de meest kwetsbare vluchtelingen in Europa op te nemen? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat de UNHCR hierin een hoofdrol zou moeten vervullen? Deelt de regering het standpunt van de leden van de SP-fractie dat de regionale opvangvoorzieningen zeer te wensen overlaten? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat de Commissie de UNHCR nog onvoldoende tegemoet komt? Zo ja, hoe zou dat kunnen worden verbeterd?

2. In de bijlage bij de Europese migratieagenda staat dat het aantal inwoners van een lidstaat voor 40% meetelt: hoe meer inwoners, des te meer asielzoekers een lidstaat volgens de Commissie kan opvangen. Bevolkingsdichtheid wordt echter niet meegeteld, terwijl het natuurlijk voor de opvangcapaciteit uitmaakt of je te maken hebt met een dicht- of dunbevolkt land. Hoe ziet de regering deze weegfactor?

3. De migratieagenda is restrictief als het gaat om mensen in nood en open als het gaat om hoger opgeleiden. Er worden daardoor verschillende signalen aan de potentiële migranten afgegeven. Deelt de regering het standpunt van de leden van de SP-fractie dat het aantal migranten richting Europa hierdoor zal toenemen? Zo nee, hoe kijkt de regering hier tegen aan?

4. De huidige chaos in Libië heeft mensenhandel en -smokkel mogelijk gemaakt vanuit de Libische kustregio's. Nu worden er militairen gestuurd met als doel de mensenhandelaars en -smokkelaars te bestrijden en hun bootjes te vernietigen. Kan dit naar de mening van de regering (1) bijdragen aan de stabiliteit in de regio en (2) de stroom vluchtelingen en migranten indammen?

Zijn er naar de mening van de regering geen betere mogelijkheden om bij te dragen aan de stabiliteit in de regio of om de stroom vluchtelingen en migranten in te dammen?

5. Als de opvang in landen met lange of moeilijke grenzen, zoals Italië en Griekenland, niet verbetert, worden asielverzoeken door de betrokken lidstaten niet in behandeling genomen en blijft doorreizen naar andere lidstaten voor veel mensen de beste optie. Juist met dit doel stelde de SP voor Europese asielcentra op te richten in de EU, maar wel in de buurt van de buitengrenzen. Heeft de regering dit standpunt in het internationaal overleg ingebracht? Zo nee, waarom niet?

6. Tegen het redden van migranten op de Middellandse Zee wordt door sommigen het argument ingebracht dat dit een aanzuigende werking zou kunnen hebben. Wat vindt de regering van het idee van de leden van de SP-fractie om aan UNHCR niet alleen hulp aan te bieden voor versterking van de regionale opvang, maar ook afspraken te maken over hervestiging: via de VN zouden minder kwetsbare vluchtelingen naar de opvang in de regio gebracht kunnen worden, terwijl de EU haar inspanningen om kwetsbare vluchtelingen vanuit de regionale opvang te hervestigen, flink zou kunnen opvoeren, aldus stellen de leden van de SP-fractie.

IV. Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief dat er bredere erkenning lijkt te komen van de noodzaak van een samenhangende visie en beleid op migratie en asiel. Zij merken op dat er wereldwijd 60 miljoen vluchtelingen en ontheemden zijn, van wie zo’n 95 procent bescherming zoekt in het eigen land of de buurlanden. Slechts een klein aantal van hen reist verder om elders bescherming te vinden, deels vanwege de volstrekte ontoereikendheid van de opvang en voorzieningen in de regio. Bezien in deze mondiale context, bevreemdt het de leden van de GroenLinks-fractie dat de reactie van de EU en van de Nederlandse regering op deze trek van vluchtelingen naar Europa tot nu toe voornamelijk afwerend beantwoord is met strengere grenscontroles, de aanpak van mensensmokkel en samenwerking met buurlanden op het gebied van grenscontroles en terug- en overname van ongedocumenteerde migranten. Vluchtelingen dreigen daardoor vaker vast te komen zitten in landen waar de opvang tekort schiet, onveiligheid heerst of geen toegang tot bescherming is gegarandeerd. Erkent de regering deze gevolgen en hoe meent zij dit effect van strengere grensbewaking te voorkomen? Vluchtelingen staan geen legale of veilige manieren ter beschikking om naar het grondgebied van de Europese Unie te reizen en zijn daardoor geheel afhankelijk van mensensmokkelaars indien zij noodgedwongen verder reizen naar veiligheid en bescherming. Erkent de regering dit? Hoe denkt de regering deze afhankelijkheid te voorkomen? Erkent zij tevens dat de aanpak van mensensmokkel tot mislukken gedoemd is zolang vluchtelingen geen andere mogelijkheden ter beschikking staan om een veilige haven te bereiken?

De leden van de GroenLinks-fractie nemen met instemming kennis van het standpunt van de regering dat migranten niet mogen worden ontscheept of overgedragen aan autoriteiten in derde landen als er een risico is op refoulement. Op welke wijze vormt de naleving van het betreffende Hirsi-arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens van 23 februari 2012 onderwerp van bespreking tussen de lidstaten of prioriteit van de Commissie? De regering noemt het voorbeeld van de samenwerking tussen Spanje en Senegal in de territoriale wateren van Senegal. Weet de regering hoe Spaanse grenswachten die migranten daar onderscheppen omgaan met een verzoek om asiel? De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat Frontex zal gaan opereren in Libië ter bestrijding van de mensensmokkel. In Libië bevinden zich ook vluchtelingen voor wie de situatie erg onveilig is in verband met het willekeurig geweld door de vele milities en het ontbreken van bescherming door een overheid. Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat Frontex als EU-agentschap in overeenstemming met het Handvest van de Grondrechten moet opereren (dus inclusief het recht op asiel en verbod op refoulement), ook als het buiten het EU grondgebied opereert? Wat betekent dat concreet als vluchtelingen aan Frontex te kennen geven niet veilig te zijn en naar de Europese Unie willen reizen voor bescherming? Indien de EUNAVFOR Med-operatie van start gaat, dienen ook de EU-militairen in de territoriale wateren van Libië in overeenstemming met het Handvest te handelen? Zo ja, zal dit betekenen dat onderschepte migranten zullen worden overgebracht naar het EU-grondgebied zolang Libië te onveilig is voor hen? Graag een nadere toelichting hoe de agentschappen en militairen concreet het internationale en EU-recht zullen en kunnen naleven.

De regering koppelt een meer billijke verdeling van vluchtelingen aan het nakomen van de verplichtingen van het asielacquis: alleen die lidstaten die hun systeem op orde hebben, zouden dienen te worden ondersteund. Maar leidt deze redenering niet tot een vicieuze cirkel, omdat de landen waar de meeste asielzoekers als eerste de EU binnenkomen, de grootste problemen hebben om het asielsysteem op orde te krijgen? Zou een verlichting van hun verantwoordelijkheid door een herverdeling hen niet beter in staat stellen om het asielacquis na te leven? Kan de regering in dat verband beschrijven hoe groot de EU-middelen zijn die Griekenland en Italië krijgen om hun asielsysteem te verbeteren? Wat zijn de afzonderlijke budgetten voor respectievelijk grensbewaking, detentiecentra, opvangcentra en de behandeling van asielverzoeken? De leden van de GroenLinks-fractie hebben de indruk dat het verdelingsmechanisme van de Dublinverordening werkt als een splijtzwam binnen de Unie en zelfs kan functioneren als een perverse prikkel om het asielsysteem niet op orde te hebben. Immers, momenteel mogen overdrachten van asielzoekers naar Griekenland en van minderjarige asielzoekers naar Italië niet plaatsvinden van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Hoe kijkt de regering hier tegenaan en welke mogelijkheden ziet zij om deze patstelling te kunnen oplossen? Is de regering ermee bekend dat sinds begin dit jaar ook de Duitse Minister van Binnenlandse Zaken pleit voor een wijziging van de Dublinverordening, omdat Duitsland maar een klein percentage van alle Dublinzaken daadwerkelijk overdraagt of over kan dragen? Welke mogelijkheden ziet de regering om meer onderling vertrouwen in elkaars asielsysteem te verkrijgen? Ziet zij perspectief in de modaliteit van joint processing binnen de Europese Unie, zodat nationale ambtenaren van verschillende lidstaten samenwerken en zo toewerken naar een meer geharmoniseerde wijze van behandeling van asielverzoeken?

De Nederlandse regering staat positief tegenover het op vrijwillige basis hervestigen van vluchtelingen door lidstaten. Tegelijkertijd acht het kabinet het noodzakelijk dat alle lidstaten overgaan tot hervestiging. Waarom geeft zij dan niet (nu al) de voorkeur aan verplichte hervestigingsprogramma’s met evenredige quota? Het Europese voorstel gaat nu uit van 20.000 vluchtelingen voor twee jaren. De UNHCR heeft echter laten weten dat ruim 10 procent van de Syrische vluchtelingen in de buurlanden van Syrië (ongeveer 3,5 miljoen vluchtelingen) acuut kwetsbaar is. Zou het niet logisch zijn om die vluchtelingen te hervestigen in de Europese Unie, omdat zij meer opvang nodig hebben dan landen als Libanon en Jordanië momenteel kunnen bieden? Acht de regering een aantal van 20.000 werkelijk een evenredig aantal, gelet op de enorme druk op de regio? Is er binnen de Raad van Ministers of de Commissie overwogen om de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001/55/EG) toe te passen voor Syrische vluchtelingen? Ziet de regering dit als een mogelijke en wenselijke maatregel? Is de regering zich ervan bewust dat de buurlanden van Syrië hun grenzen met Syrië steeds sluiten, zodat het risico dat mensen hun land niet meer kunnen ontvluchten steeds groter wordt, en daarmee het doel van het Vluchtelingenverdrag dreigt te worden ondermijnd? Meent de regering dat de Europese Unie voldoende financiële ondersteuning biedt aan de regio, gelet op de voortdurende nijpende voedseltekorten, gebrek aan sanitaire, gezondheids- en onderwijsvoorzieningen en infrastructuur? Ziet de regering de gevaren van een mogelijke ontwrichting in deze landen en welke maatregelen ziet zij om de druk op de regio te verlichten?

De regering schrijft veel heil te zien in een nauwere samenwerking met de buurlanden van de EU en landen van herkomst. De leden van de GroenLinks-fractie vinden die samenwerking eveneens van groot belang, maar zijn bezorgd over het effect dat vluchtelingen door deze samenwerking juist van een toegang tot bescherming en een minimale levensstandaard verstoken blijven. Transitlanden die meewerken aan het verder bewaken van hun grenzen, hebben immers niet onmiddellijk de noodzakelijke asielstandaarden gecreëerd. Erkent de regering dit risico? Zo ja, hanteert ze bepaalde criteria voor de samenwerking met transitlanden op het gebied van grensbewaking, en welke zijn dat? Welke maatregelen neemt de regering om transitlanden te ondersteunen bij het versterken van de positie van migranten en vluchtelingen? De Europese Commissie heeft in 2011 bij de evaluatie van de EU terug- en overname overeenkomsten geadviseerd om deze te beperken tot landen van herkomst, en niet langer landen van transit. De Commissie had daar veel argumenten voor, waaronder de mensenrechtelijke risico’s, de problematische onderhandelingen en het feit dat ze nauwelijks worden toegepast. Hoe kijkt de Nederlandse regering hier tegenaan, en is dit voorstel van de Commissie nog onderwerp van bespreking? Welke maatregelen neemt de Europese Unie om ook de regionale samenwerking tussen derde landen te stimuleren op dit punt?

De regering onderschrijft het belang van EU intra-mobiliteit. Momenteel is de mobiliteit van de EU Langdurig Ingezetenen zeer beperkt, en volgens de Commissie hangt dit voor een groot deel samen met de arbeidsmarkttoets die bijna alle lidstaten uitvoeren bij een verhuizing naar een tweede lidstaat. Ziet de regering het opheffen van deze arbeidstoets voor EU Langdurig Ingezetenen als een goede maatregel om hun mobiliteit te verbeteren en is zij bereid hiervoor te pleiten?

Ten aanzien van legale migratie ziet de regering vooral perspectief in het verbeteren van de mogelijkheden voor kennismigranten. Toch is er ook in andere segmenten van de arbeidsmarkt behoefte aan arbeidskrachten, en deze behoefte zal met het aantrekken van de economie en de demografische ontwikkelingen alleen maar toenemen. Op welke wijze meent de regering hierin te kunnen voorzien? En ziet de regering een verband tussen een restrictief arbeidsmigratiebeleid enerzijds en illegale migratie en illegale arbeid (die in een behoefte aan arbeidskrachten voorziet) anderzijds?

V. Vragen opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Europese Migratieagenda. Zij hebben enkele vragen ten aanzien van de vierde pijler van beleid, waar het gaat over de arbeidsmigratie.

De Europese Migratieagenda is een respons op het lot van duizenden migranten die hun leven in gevaar brengen om de Middellandse Zee over te steken.

De vierde pijler gaat over nieuw beleid voor legale migratie. Daarin gaat het vooral over het gericht binnenhalen van talent uit andere landen om daarmee bijvoorbeeld economisch voordeel te bewerkstelligen voor de betreffende lidstaten. De sterke nadruk op deze «wenssituaties» is een miskenning van de problematiek rond de noodsituaties van waaruit de Europese Migratieagenda is ontwikkeld.

Dit komt de leden van de SGP-fractie oneigenlijk voor. Vandaar de volgende vragen:

1. Is de regering het eens met de leden van de SGP-fractie dat de Europese Migratieagenda primair gericht dient te zijn op hen die vanuit crisis- of noodsituaties in aanmerking komen voor herplaatsing en/of hervestiging?

2. Wat is de reden om gewenste migratie (uit oogpunt van voordeel voor de lidstaat) te koppelen aan de Europese Migratieagenda, terwijl deze agenda fundamenteel bedoeld lijkt voor crisissituaties?

3. Op welke wijze kan de vervlechting van twee soorten migratie, migratie in noodsituaties met migratie van talent dat wenselijk geacht wordt, in de vierde pijler van het beleid ongedaan gemaakt worden?

De vaste commissies voor I&A/JBZ en SZW verzoeken de regering rekening te houden met bovenstaande opmerkingen bij de besprekingen in de informele JBZ-Raad op 9 en 10 juli 2015. Zij ontvangen graag een reactie op hun vragen binnen zes weken na dagtekening van deze brief.

Een gelijkluidende brief is verzonden aan de Minister van SZW.

De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad, G. Markuszower

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.H.G. Rinnooy Kan

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2015

De beantwoording van de opmerkingen en vragen van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad d.d. 7 juli over de Europese Migratieagenda heeft vertraging opgelopen, zoals ik ook in mijn brief van 11 september aan uw Kamer heb aangegeven. Met deze brief voldoe ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, aan uw verzoek van 23 september (157545.02U) om de opmerkingen en vragen van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad uiterlijk op 25 september te beantwoorden. Bovendien verwijs ik naar de brief aan uw Kamer van 11 september jl. met daarin de laatste stand van zaken wat betreft de Europese asielproblematiek.

De vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 30 juni 2015 de Commissiemededeling: een Europese Migratieagenda d.d. 13 mei 201512 besproken. De leden van de fracties van het CDA, D66, de SP, GroenLinks en de SGP hebben de volgende opmerkingen en vragen naar aanleiding van de Commissiemededeling, alsmede naar aanleiding van andere hieraan gerelateerde stukken, waaronder het EU-actieplan tegen migrantensmokkel13, de voorstellen voor voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland14, de kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling: een Europese Migratieagenda en van de Commissievoorstellen over herplaatsing en hervestiging15, diverse stukken rondom de recente JBZ-Raad van 15–16 juni 2015 en de Europese Raad van 25–26 juni 201516.

I. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben de volgende vragen over de migratieagenda van de Europese Commissie:

1. Wat de rechtvaardige toewijzing voor adequate opvang van vluchtelingen betreft gaat het voorstel van de Europese Commissie uit van onmiddellijke actie met een tijdelijke regeling tot herplaatsing van 40.000 vluchtelingen en een hervestiging van 20.000 vluchtelingen die internationale bescherming nodig hebben. Op billijke en evenwichtige wijze zouden deze vluchtelingen verdeeld moeten worden. De Europese Commissie kondigt aan eind 2015 met een voorstel van richtlijn te komen voor een verplicht en autonoom herplaatssysteem.

De uitkomsten van de EU-top waarbij gekeken wordt naar een gezamenlijk gecoördineerde actie voor deze tijdelijke regeling heeft het, tot teleurstelling van de Nederlandse regering, niet gehaald. Wel is er de bereidheid om als lidstaten vrijwillig invulling te geven aan deze Europese opdracht. Hoe acht de regering de haalbaarheid van een rechtvaardige op basis van vrijwilligheid? Wat zal de positie van de regering zijn bij het aangekondigd voornemen om met een nader noodsysteem te komen op basis van art. 78 lid 3 VWEU en het voorstel voor een permanent gemeenschappelijk systeem voor herplaatsing in noodsituaties?

Over een grote toestroom van asielaanvragers uit kandidaat-lidstaten van de EU wordt niet gesproken. Is de regering het eens met de leden van de CDA-fractie dat de criteria voor toekenning van de kandidaat-status voldoende garantie biedt dat mensen in deze lidstaten niet vervolgd worden? Wat is het aandeel van asielaanvragers in Nederland uit deze kandidaat-lidstaten? Is het juist dat met name de toestroom uit deze landen tot een zware belasting leidt in EU-landen? Zou het uiteenlopen van onder andere het «veilige landen»-principe, dat afwijkend per lidstaat is, er niet voor kunnen zorgen dat terugkeer bemoeilijkt wordt? Zou een gezamenlijke EU-formulering en vastlegging van een «veilige landen»-principe er niet voor kunnen zorgen dat de mogelijkheid tot opvang van mensen in echte nood en snellere repatriëring mogelijk wordt? Is de regering bereid daaraan medewerking te verlenen nu vastgesteld is dat op EU-niveau in 2013 slechts 39% van de terugkeerbeslissingen daadwerkelijk zijn uitgevoerd17? Steunt de regering dus voornemens om een regeling te treffen ter uitvoering van Richtlijn 2008/115/EG over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor zo’n snellere terugkeer van onderdanen van landen die illegaal op hun grondgebied verblijven? Ziet de regering ook dat een grotere rol weggelegd kan worden voor deze terugkeer door versterkte inzet van Frontex die door de aanpassing van de rechtsgrondslag gerealiseerd zou moeten worden?

2. Het aantal asielzoekers in de EU steeg in 2014 tot bijna 650.000. Elke aanvraag moet per land worden verwerkt en er moet bescherming worden geboden aan mensen die daarvoor in aanmerking komen. Zwak in het huidige beleid is dat een echt Europees asielstelsel ontbreekt, omdat de uitwerking van Richtlijn 2013/32/EU in de lidstaten verschilt en dat zulks een aanzuigende werking kan hebben. Is de regering het eens met het uitwerken van nieuwe normen en procedures die tot een rechtvaardiger en adequater beeld leiden?

3. Wat is de mening van de regering over het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuw te ontwikkelen beheer van legale migratie? Kan de regering een overzicht geven van de problemen en tekortkomingen die er op dit moment in Nederland worden geconstateerd om tekorten op te vangen die voor een goed functioneren van de arbeidsmarkt nodig zijn?

4. De toenemende activiteit in het Middellandse Zeegebied laat zien dat het beheer van de buitengrenzen meer en meer een gedeelde verantwoordelijkheid is, omdat de druk op lidstaten te groot is om financieel en materieel effectief aan te pakken. Deelt de regering de opvatting van de leden van de CDA-fractie dat met de oprichting van een Europees grenswachtsysteem daarin verbetering zou kunnen komen? Zijn er andere alternatieven, aldus vragen deze leden.

Antwoord 1 t/m 4

De leden van de CDA-fractie informeren naar de haalbaarheid van een rechtvaardige verdeling op basis van vrijwilligheid. Inmiddels heeft de JBZ-Raad op 20 juli jl. een akkoord bereikt over een besluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland. Het besluit stelt een tijdelijk mechanisme in voor de herplaatsing, vanuit Griekenland en Italië naar andere lidstaten, van mensen die duidelijk internationale bescherming nodig hebben. De lidstaten zijn het voorts bij consensus eens geworden over de invulling van 32.256 plaatsen voor mensen die moeten worden herplaatst en kwamen overeen om de invulling van de resterende 7.744 plaatsen voor eind 2015 te bepalen. Tijdens de JBZ-Raad van 22 september jl. is er overeenstemming bereikt over de herverdeling van een aanvullende 120.000 te herplaatsen personen.

Het kabinet deelt de insteek van de Europese Commissie dat de EU een permanent mechanisme voor de herplaatsing van asielzoekers nodig heeft, en dat verdeling moet plaatsvinden op grond van een verplichtende verdeelsleutel die rekening houdt met de absorptiecapaciteit van een lidstaat. Daarbij geldt dat het kabinet belang hecht aan een billijke verdeling van niet alleen de eerste aankomsten van asielzoekers, maar ook de behandeling van asielaanvragen. Ook zou een dergelijk mechanisme verder moeten reiken dan crisissituaties. Om tot een billijke verdeling van de lasten tussen EU Lidstaten te komen die bijdraagt aan de duurzaamheid van het Europese stelsel van opvang en asiel is het nodig om alle asielverzoeken in de EU te verdelen.

Voorts stellen de leden van de CDA-fractie vragen over de toestroom van asielaanvragers uit kandidaat-lidstaten, en informeren de leden naar het «veilige landen»-principe. Een Europese lijst van veilige landen van herkomst, te beginnen met de Balkan, zal snelle afdoening van kansloze asielaanvragen en terugkeer bespoedigen.

Op 9 september heeft de Europese Commissie een voorstel voor een Europese lijst van veilige landen gepubliceerd. Het voorstel betreft een EU-lijst van veilige herkomstlanden ter aanvulling op de richtlijn betreffende de gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming. De Commissie stelt voor om Albanië, Bosnië-Herzegovina, Macedonië, Kosovo, Montenegro, Servië en Turkije op de lijst te plaatsen.

Het kabinet staat positief tegenover de voorstellen voor wat betreft de Balkan, waarmee een einde kan worden gemaakt aan het oneigenlijk indienen van asielaanvragen door vreemdelingen uit die regio en de toestroom uit de Balkan fors kan worden beperkt.

Het kabinet vindt het positief dat de Commissie in de toelichting aankondigt na de totstandkoming te zullen onderzoeken of nog andere landen in aanmerking komen om als veilig te worden aangemerkt. In dat verband noemt de Commissie Bangladesh, Pakistan en Senegal. Het kabinet zal eventuele verdere voorstellen en met name de inhoudelijke motivering van de Commissie hiertoe afwachten.

Het kabinet deelt met de leden van de CDA-fractie dat het bij asielaanvragers uit kandidaat-lidstaten18 van de EU minder voor de hand ligt dat er sprake is van vervolging. In de eerste helft van 2015 bedroeg het aantal asielaanvragen van personen uit kandidaat-lidstaten ongeveer 4 procent van het totaal aantal in Nederland ingediende asielaanvragen. In 2014 ging het om 2 procent. Tot en met april 2015 vormde het aantal asielaanvragen van personen uit kandidaat-lidstaten ongeveer 13 procent van het totaal aantal in de Europese Unie ingediende asielaanvragen. In 2014 ging het om 9 procent.

De CDA-fractie stelt vervolgens vragen over een grotere rol voor EU-agentschap Frontex met betrekking tot terugkeer. Nederland staat positief tegenover een grotere rol voor Frontex bij terugkeer, waarover momenteel op Europees niveau wordt gesproken. Mogelijk zal het voorstel om de Frontex-verordening aan te passen ten behoeve van deze uitgebreidere taak worden geadresseerd in het proces dat volgt na de evaluatie van de Frontex-verordening, welke de komende maanden wordt afgerond.

Voorts stelt de CDA-fractie vragen over het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). Nederland is voorstander van daadwerkelijke implementatie van het GEAS door alle lidstaten met een sterke rol voor de Europese Commissie om hierop toe te zien, waar nodig aangevuld met een verdere verbetering van de beveiliging van de Europese buitengrenzen en verdergaande praktische samenwerking zodat een vergelijkbare asielaanvraag tot dezelfde uitkomst leidt, ongeacht de lidstaat waar deze asielaanvraag is ingediend.

De leden van de CDA-fractie informeren naar het standpunt van het kabinet over het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuw te ontwikkelen beheer van legale migratie. Het kabinet heeft het standpunt dat het aantrekken en behouden van kennismigranten, studenten en ondernemers bijdraagt aan de versterking van de kenniseconomie. Vanuit dat perspectief heeft het kabinet in de kabinetsreactie van 16 juni 2015 versoepelingen aangekondigd die de door de SER in zijn advies over arbeidsmigratie (advies 14/09 van december 2014) geconstateerde problemen en tekortkomingen wegnemen. Het kabinet is verder van mening dat eventuele tekorten op de arbeidsmarkt het beste kunnen worden opgevangen door de markt zelf (het principe van vraag en aanbod). Systemen zoals andere landen kennen waarin arbeidstekorten worden gedetecteerd, waarna gericht geworven wordt, bergen het risico in zich dat de tekorten al zijn opgevuld door de markt, als de werving nog moet beginnen. De Europese Commissie kondigt in haar agenda over migratie aan, de mogelijkheid te bezien van een EU-brede pool van gekwalificeerde migranten in combinatie met een belangstellingssysteem. Het kabinet ziet desbetreffende voorstellen van de Commissie met belangstelling tegemoet en zal de voorstellen aan de hand van deze criteria beoordelen.

Ten slotte stelt de CDA-fractie vragen met betrekking tot de situatie in de Middellandse Zee en het beheer van buitengrenzen. Het kabinet is van mening dat verdergaande vormen van samenwerking aan de buitengrenzen gebaseerd moeten zijn op bestaande behoeften bij lidstaten. Het kabinet acht het van belang dat er maatregelen worden genomen om de onderlinge samenwerking tussen de verschillende grensbewakingsdiensten te intensiveren ten behoeve van betere coördinatie aan de buitengrenzen.

II. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66 fractie hebben kennis genomen van de Commissiemededeling over de Europese Migratieagenda, het EU-actieplan tegen migrantensmokkel, de voorstellen voor voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland, de kabinetsappreciatie over de Commissievoorstellen over herplaatsing en hervestiging, diverse stukken rondom de recente JBZ-raad en de Europese Raad.

Elk jaar nemen honderdduizenden van de 60 miljoen vluchtelingen wereldwijd de beslissing om naar Europa te komen, via land, zee, en de lucht. Op schaal der dingen is dit «slechts een klein percentage», maar voor veel Europese landen aan de Middellandse Zee is de last zwaar om te dragen. Ook de Nederlandse regering staat voor de uitdaging een balans te vinden tussen internationaalrechtelijke verplichtingen om vluchtelingen en migranten op menswaardige manier op te vangen en toegang tot ons land te verlenen en de afnemende bereidwilligheid bij veel Europeanen dit te doen. Nederland en Europa zijn echter geen eiland. De leden van de D66-fractie geloven niet dat de uiteindelijke oplossing van de vluchtelingenproblematiek ligt in het letterlijk of figuurlijk oprichten van een muur rondom ons continent. Migratie is van alle tijden en mensen zullen altijd alles op alles zetten om oorlogen, geweld, dictaturen en armoede te ontvluchten. Daarnaast zal Europa een aantrekkelijk continent blijven voor arbeidsmigranten van alle niveaus om (tijdelijk) werk te zoeken.

De leden van de D66-fractie onderschrijven derhalve de urgentie van een gemeenschappelijke Europese aanpak die gericht is op vergroting van het perspectief van mensen in de regio (aanpak van «push-factoren»), een eerlijke verdeling van vluchtelingen tussen de EU landen via herplaatsing en herverdeling en een Middellandse Zee die vakantiegevoel uitstraalt in plaats van dood door verdrinking. Deze leden juichen toe dat er op Europees niveau eindelijk ideeën worden ontwikkeld om legale migratie en toegang voor arbeidsmigranten hoger op de agenda te zetten. Een goed migratiebeleid bevordert dat de migranten -waar ook maar enigszins mogelijk- de weg kunnen vinden naar de reguliere arbeidsmarkt. Is het kabinet van plan zich daarvoor in te zetten?

De appreciatie van het kabinet in de brief van 26 mei 2015 over de Europese Migratieagenda aan de Tweede Kamer19 is op veel punten positief en ondersteunend. De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het kabinet meteen duidelijk maakt dat het een belangrijke randvoorwaarde is dat migranten die bij reddingsoperaties op de Middellandse Zee niet worden ontscheept of overgedragen aan autoriteiten in derde landen als er een risico is op refoulement. Toch vinden deze leden het teleurstellend dat er in de rest van deze appreciatie van het kabinet niet verder wordt ingegaan op bescherming van mensenrechten van vluchtelingen en migranten hetzij als voorwaarde voor tegengaan illegale migratie in landen van herkomst, hetzij als randvoorwaarde bij opvang, toelating, herplaatsing en hervestiging van vluchtelingen binnen de EU, hetzij in het kader van samenwerking met derde landen bij terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale migranten.

Ook bespeuren de leden van de D66-fractie in deze kabinetsreactie en de kabinetsappreciatie over de twee specifieke voorstellen van de Commissie over noodmechanisme voor herplaatsing en aanbeveling voor een EU brede hervestigingsregeling terughoudendheid bij het kabinet om een eigenstandige visie in te nemen over samenwerking met gelijkgestemde EU-lidstaten over herplaatsing van asielzoekers uit onder andere Griekenland en Italië en hervestiging uit landen met grote vluchtelingenpopulaties zolang andere EU lidstaten geen verantwoordelijkheid willen nemen. Voor sommigen zullen getallen als herplaatsing en hervestiging van 60.000 (40.000 herplaatsing, 20.000 hervestiging over 2 jaar) vluchtelingen binnen de EU ruimhartig en wellicht zelfs als te veel klinken. Voor Nederland gaat het om herplaatsing van 2.047 asielzoekers en hervestiging van 732 personen naast het bestaande hervestigingsprogramma van gemiddeld 500 vluchtelingen. Echter, de wereld zou volgens de aan het woord zijnde leden meer mogen verwachten van een organisatie die nog in 2012 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg. Bovendien ondermijnt volgens deze leden deze beperkte bereidwilligheid vluchtelingen binnen de EU op te vangen de politieke geloofwaardigheid van de EU in derde landen die veel grotere vluchtelingenstromen opvangen.

Gezien de ruime reikwijdte van de plannen van de Europese migratieagenda en de zekerheid dat de komende jaren allerlei deelonderdelen van de implementatie van deze agenda zullen terugkomen in wetsvoorstellen beperken de leden van de D66 fractie in de Eerste Kamer zich op dit moment tot een aantal kernvragen.

1. Waarborging rechten asielzoekers en vluchtelingen

De centrale zorg van de leden van de D66-fractie bij alle voorstellen is de waarborging van de rechten van individuele asielzoekers en vluchtelingen bij de behandeling van hun zaak bij aankomst. Daarnaast vinden deze leden het van belang dat respect voor mensenrechten centraal blijven staan bij alle samenwerking met derde landen over tegengaan van illegale migratie, verhinderen en stoppen van mensensmokkelaars, en afspraken over terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. Deze leden horen graag van het kabinet op welke wijze in gesprekken en onderhandelingen met derde landen de mensenrechten van asielzoekers in het hele proces van vertrek, aankomst en mogelijke terugkeer centraal blijven staan.

Is de regering bijvoorbeeld van plan om respect voor internationale mensenrechtenverdragen altijd expliciete voorwaarde op te nemen in afspraken in het kader van migratiesamenwerking met derde landen? Daarnaast zou de regering in EU-kader kunnen bepleiten dat mensenrechten expliciet op de agenda komen te staan bij de Valetta Conferentie over samenwerking met Afrikaanse landen om migratie te reguleren.

2. Herplaatsing en hervestiging

Tijdens de recente Europese Raad van 25-26 juni jl is het idee van verplichte quota voor herplaatsing losgelaten. Wat betekent dit voor het standpunt van de Nederlandse regering in de bereidwilligheid 2047 asielzoekers extra op te nemen?

Hoe beoordeelt de Nederlandse regering de afwijzende houding van sommige EU-lidstaten om mee te werken aan herplaatsing en hervestiging van vluchtelingen. Laat de regering de eigen bereidwilligheid meer mensen op te nemen afhangen van de bereidwilligheid van andere EU-lidstaten om mensen op te nemen? En is dan de ruimhartigheid van Duitsland ons voorbeeld of de starre houding van Hongarije? Of is de regering van plan om samen met gelijkgestemde EU-lidstaten in elk geval een eigen ruimhartige koers voor herplaatsing en hervestiging te kiezen.

Welk alternatief ziet de regering als de inzet op vrijwillige aanpak voor herplaatsing niet werkt en mensen binnen Europa voor de tweede keer op drift raken?

3. Strategische landenbenadering advies ACVZ: lessen voor Europa

Op 25 juni jl. bracht de Adviescommissie Vreemdelingenzaken het advies uit over «De strategische landenbenadering migratie. Tussen wens en werkelijkheid».20

Kern van dit advies gaat over het nut van een strategische benadering met als doel landen van herkomst beter mee te laten werken aan gedwongen terugkeer. De leden van de D66-fractie in de Eerste Kamer weten dat het kabinet met een algemene reactie zal komen op dit advies waarin ook uitgebreide aandacht is voor Europese samenwerking op gebied van gedwongen terugkeer. Deze leden wachten dit advies graag af maar in het kader van de urgentie van de Europese migratieagenda zouden deze leden al een eerste appreciatie van het kabinet willen krijgen over wat de lessen van dit advies zouden kunnen zijn op Europees niveau met name op gebied van:

  • koppeling van terugkeerbeleid aan andere beleidsterreinen en de conclusie van de ACVZ dat het EU-beleid de strategische landenbenadering migratie meestal versterkt maar soms verzwakt?

  • de conclusie dat als er een afweging moet worden gemaakt tussen terugkeer en andere Nederlandse belangen, dit vaak ten nadele van focus en aandacht voor het terugkeerdossier uitvalt. Het ligt in de verwachting dat dit ook op EU-niveau regelmatig zal voorkomen.

  • de aanbeveling: investeer in de ontwikkeling van een coherent en geïntegreerd migratiebeleid waarbij naast terugkeer en bestrijding van irreguliere migratie eveneens kennis-, arbeids- en studiemigratie en internationalisering van sociale zekerheidsrechten van migranten wordt betrokken.

  • een analyse van het strategisch landenbeleid van landen van herkomst: wat zijn hun overwegingen om wel of niet mee te werken aan terugkeer van hun eigen onderdanen, welke politieke en regionale belangen hebben zij om wel of niet met Nederland en/of de EU mee te werken?

4. Ambitie en praktische realiseerbaarheid

De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe zich het hoge ambitieniveau van de Europese Commissie in de ontwikkeling van een Europese migratieagenda in een tijd van beperkte middelen zich wel of niet vertaalt in uitbreiding van staf van Europese vertegenwoordigingen in derde landen met experts op het gebied van asiel en migratie. We horen graag de ideeën van het kabinet, ook hoe deze ambities zich verhouden tot de bezetting van Nederlandse ambassades in landen van herkomst (Immigratie liaison officers, maar ook diplomaten met kennis van combinatie, mensenrechten asiel, migratie, terugkeer).

Antwoord 1 t/m 4

De Top in Valletta is erop gericht om tot een gezamenlijke aanpak van de migratieproblematiek te komen tussen de EU en Afrika door landen te steunen in de aanpak van mensensmokkelaars en door nauwer samen te werken met het oog op een effectief terugkeerbeleid. Voor een succesvolle aanpak van de migratieproblematiek is in de visie van het kabinet een bredere, geïntegreerde benadering nodig. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van herkomst-, doortocht- en bestemmingslanden. Het kabinet is van mening dat de EU de bredere relaties met derde landen strategisch moet inzetten om te komen tot partnerschappen op het migratieterrein waar zowel de EU, derde landen als vluchtelingen en migranten baat bij hebben. Het respecteren van fundamentele rechten en het bieden van bescherming aan vluchtelingen maken hier onderdeel van uit. Daarnaast staat de gezamenlijke aanpak van de grondoorzaken van irreguliere migratie hoog op de agenda bij de top te Valletta. Het gaat daarbij enerzijds om het tegengaan van onveiligheid en repressie door inzet op politiek en veiligheidsterrein gecombineerd met ontwikkelingsprogramma’s voor stabiliteit en rechtsorde, en anderzijds om het verbeteren van sociaaleconomische perspectieven in herkomstlanden.

Teneinde het huidige model inclusief risicovolle doorreis te doorbreken moet Europa meer doen om juist dat perspectief in de regio van eerste opvang te vergroten. Bij het steunen van gastgemeenschappen in derde landen kan worden aangesloten bij wat de regio zelf al doet, want opvang in de regio vindt nu al op grote schaal plaats. Dit moet niet worden vergeten. De aantallen mensen die in Europa aankomen vormen een beperkt percentage van de vluchtelingenbevolking in landen als Turkije, Libanon en Jordanië, en bepaalde landen in Afrika. Solidariteit met deze landen voor bescherming en opvang van vluchtelingen is van groot belang. Dat kan door middel van investeringen, die ook de lokale bevolking ten goede komen, maar dat is niet voldoende. Versterking van opvang in de regio moet worden gecombineerd met de mogelijkheid tot hervestiging van vluchtelingen naar Europa als overdrukventiel op de regionale veilige opvang. Internationale multipurpose centra, zoals nu al actief in Niger, zouden verder kunnen worden opgeschaald in samenwerking met organisaties als UNHCR en IOM en de lokale overheid. Een mate van burden sharing is nodig om de regio te ontlasten, en om draagvlak te creëren voor bovenstaande structurele aanpassingen in het opvangmodel aldaar.

Voorts stellen de leden van de D66-fractie vragen met betrekking tot herplaatsing en hervestiging. Tijdens de JBZ-Raad van 20 juli jl. bespraken de Ministers uitvoerig de toezeggingen van het aantal te herplaatsen personen vanuit Griekenland en Italië naar andere lidstaten. De Europese Commissie benadrukte hierbij het belang van deelname aan het herplaatsingsmechanisme door elke lidstaat. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben zich hierbij gecommitteerd aan het aantal te herplaatsen personen zoals benoemd in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie, te weten 2047 personen over een periode van twee jaar. Andere lidstaten hebben een aantal beloofd dat hoger of lager is dan het voorstel van de Europese Commissie. Er is ook een klein aantal lidstaten dat, ondanks aandringen van het Voorzitterschap en Europese Commissie, (nog) geen aantallen heeft beloofd. Uiteindelijk is door de Raad overeenstemming bereikt over 32.256 herplaatsingsplekken. Tijdens de JBZ-Raad van 22 september is er overeenstemming bereikt over de herverdeling van een aanvullende 120.000 te herplaatsen personen.

De vragen die de leden van de D66-fractie met betrekking tot het ACVZ-rapport stellen, raken zozeer aan de kern van de nog vast te stellen kabinetsreactie op dit rapport, dat het niet mogelijk is om vooruitlopend op die kabinetsreactie daarop nu separaat te reageren.

Tot slot stellen de leden van de D66-fractie vragen over het ambitieniveau van de Europese Commissie met betrekking tot een eventuele uitbreiding van de staf van Europese vertegenwoordigingen in derde landen met experts op het gebied van asiel en migratie. Op Europees niveau wordt gesproken over de inzet van Europese migratieverbindingsfunctionarissen en op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren aan een effectiever migratiebeleid, waaronder het voorkomen van illegale migratie richting de Europese Unie. Nederland heeft positieve ervaringen met de inzet van migratieverbindingsfunctionarissen (ILO’s) in derde landen. Het kabinet is voorstander van het inzetten van dergelijke experts en denkt daarom constructief mee. Het kabinet is van mening dat Europese ILO’s de samenwerking tussen EU-instellingen, lidstaten en derde landen kan bevorderen. Zo kunnen zij bijvoorbeeld de samenwerking tussen bestaande ILO-netwerken in derde landen versterken.

III. Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie willen graag de volgende vragen aan de regering voorleggen:

1. Deelt de regering het standpunt van de leden van de SP-fractie dat het doel van de EU zou moeten zijn de regionale opvangvoorzieningen te versterken en verder vooral de meest kwetsbare vluchtelingen in Europa op te nemen? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat de UNHCR hierin een hoofdrol zou moeten vervullen? Deelt de regering het standpunt van de leden van de SP-fractie dat de regionale opvangvoorzieningen zeer te wensen overlaten? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat de Commissie de UNHCR nog onvoldoende tegemoet komt? Zo ja, hoe zou dat kunnen worden verbeterd?

2. In de bijlage bij de Europese migratieagenda staat dat het aantal inwoners van een lidstaat voor 40% meetelt: hoe meer inwoners, des te meer asielzoekers een lidstaat volgens de Commissie kan opvangen. Bevolkingsdichtheid wordt echter niet meegeteld, terwijl het natuurlijk voor de opvangcapaciteit uitmaakt of je te maken hebt met een dicht- of dunbevolkt land. Hoe ziet de regering deze weegfactor?

3. De migratieagenda is restrictief als het gaat om mensen in nood en open als het gaat om hoger opgeleiden. Er worden daardoor verschillende signalen aan de potentiële migranten afgegeven. Deelt de regering het standpunt van de leden van de SP-fractie dat het aantal migranten richting Europa hierdoor zal toenemen? Zo nee, hoe kijkt de regering hier tegen aan?

4. De huidige chaos in Libië heeft mensenhandel en -smokkel mogelijk gemaakt vanuit de Libische kustregio's. Nu worden er militairen gestuurd met als doel de mensenhandelaars en -smokkelaars te bestrijden en hun bootjes te vernietigen. Kan dit naar de mening van de regering (1) bijdragen aan de stabiliteit in de regio en (2) de stroom vluchtelingen en migranten indammen?

Zijn er naar de mening van de regering geen betere mogelijkheden om bij te dragen aan de stabiliteit in de regio of om de stroom vluchtelingen en migranten in te dammen?

5. Als de opvang in landen met lange of moeilijke grenzen, zoals Italië en Griekenland, niet verbetert, worden asielverzoeken door de betrokken lidstaten niet in behandeling genomen en blijft doorreizen naar andere lidstaten voor veel mensen de beste optie. Juist met dit doel stelde de SP voor Europese asielcentra op te richten in de EU, maar wel in de buurt van de buitengrenzen. Heeft de regering dit standpunt in het internationaal overleg ingebracht? Zo nee, waarom niet?

6. Tegen het redden van migranten op de Middellandse Zee wordt door sommigen het argument ingebracht dat dit een aanzuigende werking zou kunnen hebben. Wat vindt de regering van het idee van de leden van de SP-fractie om aan UNHCR niet alleen hulp aan te bieden voor versterking van de regionale opvang, maar ook afspraken te maken over hervestiging: via de VN zouden minder kwetsbare vluchtelingen naar de opvang in de regio gebracht kunnen worden, terwijl de EU haar inspanningen om kwetsbare vluchtelingen vanuit de regionale opvang te hervestigen, flink zou kunnen opvoeren, aldus stellen de leden van de SP-fractie.

Antwoord 1 t/m 6

De leden van de SP-fractie vragen naar het standpunt van de regering met betrekking tot regionale opvangvoorzieningen en de bescherming van de meest kwetsbare vluchtelingen. Een uitzichtloos verblijf in opvangkampen en geïmproviseerde verblijven moet worden vervangen door opvang in belangrijke transitlanden in veilig en adequaat toegeruste gastgemeenschappen van een meer structurele aard. Het versterken van vluchtelingenbescherming in regio’s van herkomst evenals hervestiging van kwetsbare vluchtelingen is staand kabinetsbeleid. De VN Vluchtelingenorganisatie UNHCR vervult een centrale rol in beide processen. Nederland is een belangrijke donor van UNHCR, met een algemene bijdrage van 33 miljoen euro per jaar, aangevuld met extra bijdragen ten behoeve van acute noden in humanitaire crises. De uitdagingen waar landen in de regio voor staan om voor een adequate opvang van zeer grote aantallen vluchtelingen te zorgen, zijn immens. Gerichte steun van de internationale gemeenschap, en uitbreiding daarvan waar mogelijk, is onontbeerlijk. Zo gaf Nederland in het kader van de Syrische crisis tot nu toe een bedrag van 185 miljoen euro aan humanitaire hulp voor ontheemden en vluchtelingen. In het kader van de kabinetsplannen om extra te investeren in de kwaliteit van opvang in de regio, komt daar nog 110 miljoen euro bij. Daarmee wordt Nederland de zesde donor wereldwijd voor humanitaire hulp in de Syrië regio.

Het beeld dat door de leden van de SP-fractie wordt geschetst dat de Europese Commissie de UNHCR onvoldoende tegemoet zou komen, herken ik niet.

Voorts informeren de leden van de SP-fractie naar de kabinetsappreciatie van de door de Europese Commissie voorgestelde verdeelsleutel en dan in het bijzonder de weegfactor bevolkingsdichtheid. In de kabinetsappreciatie van de Europese Migratieagenda die op 3 juni jl. aan de Eerste Kamer is gestuurd, is de beoordeling door de regering van deze verdeelsleutel opgenomen. In het uiteindelijke compromis tussen lidstaten over het verdeelmechanisme is deze verdeelsleutel losgelaten.

De Europese Migratieagenda benadert het migratievraagstuk in de volle breedte, waarbij zowel onmiddellijke maatregelen zijn gepresenteerd die menselijke tragedies moeten voorkomen alsook maatregelen die legale migratie ten behoeve van de Europese economie beogen te bevorderen. Het kabinet deelt niet het standpunt van de leden van de SP-fractie dat hiermee verschillende signalen worden afgegeven, noch dat het aantal migranten richting Europa hierdoor zal toenemen.

Vervolgens informeren de leden van de SP-fractie naar de missie EUNAVFOR MED. De EU heeft met de Europese Migratieagenda een overkoepelende strategie voor migratie waarvan de missie EUNAVFOR MED slechts één onderdeel is. EUNAVFOR MED werd op 22 juni jl. gelanceerd in reactie op de humanitaire drama’s op de Middellandse Zee. De missie heeft als doel mensensmokkelnetwerken in de centrale Middellandse Zee in kaart te brengen en te bestrijden. Fase 1, gericht op het verzamelen van inlichtingen, is inmiddels voltooid. In fase 2 gaat de missie over tot het aan boord gaan en omleiden van boten en het aanhouden van smokkelaars, binnen de kaders van wat juridisch mogelijk is. Deze fase is ontworpen om zowel in internationale wateren als in territoriale wateren van Libië op te treden. Voor fase 2 is een volkenrechtelijk mandaat (VNVR-resolutie of toestemming van de Libische autoriteiten) vereist, omdat deze taken in territoriale wateren van Libië kunnen plaats vinden. Helaas is niet zeker op welke termijn de partijen in Libië een akkoord weten te bereiken en medewerking aan de missie zullen verlenen. Dit betekent echter niet dat de missie tot dan in fase 1 moet blijven opereren: een beperkte vorm van fase 2, waarbij alleen in internationale wateren wordt opgetreden, kan zonder mandaat worden gestart. Nederland steunt, net als veel andere EU- Lidstaten, deze overgang en naar verwachting zal er binnen enkele weken worden overgegaan naar een beperkte fase 2. Overgang naar een volledige fase 2 is alleen aan de orde als er een toereikend volkenrechtelijk mandaat is. Dit is voor Nederland, alsook voor andere lidstaten een belangrijk punt.

Het sturen van militairen naar Libië is op dit moment niet aan de orde. Voor Libië geldt dat een politieke oplossing een basisvoorwaarde is voor een effectieve aanpak om illegale migratie tegen te gaan. Zolang geen sprake is van effectief centraal staatsgezag zijn de mogelijkheden voor het voorkomen van irreguliere migratie vanuit Libië naar Europa beperkt. Nederland steunt, samen met internationale partners, het door Speciaal Vertegenwoordiger Léon geleide VN proces, en staat klaar om, zodra er een eenheidsregering gevormd wordt, deze regering bij te staan in het politieke vervolgproces. Nederland en andere Europese lidstaten zullen – binnen het kader van EU Joint Programming – gecoördineerde steun geven aan een nieuwe Libische eenheidsregering.

Het kabinet hecht, net als de Europese Commissie, aan de aanpak van de grondoorzaken van de migratieproblematiek, zoals armoede, onveiligheid, ongelijkheid en werkloosheid. In dit kader noemt de migratieagenda de positieve bijdrage van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp van de EU.

Een concrete mogelijkheid om bij te dragen op de lange termijn is het bieden van economische kansen voor Afrikaanse jongeren. Dit moet hen een duurzaam toekomstperspectief bieden in eigen land. Daarmee worden zij in veel gevallen ook minder kwetsbaar voor radicalisering. Hiervoor heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al 50 miljoen euro beschikbaar gesteld, waarvan 25 miljoen euro via het recentelijk gelanceerde LEAD (Local Employment in Africa for Development) voor het creëren van werkgelegenheid voor jongeren in Algerije, Egypte, Eritrea, Libië, Mali, Nigeria, Somalië en Tunesië. In navolging hiervan pleit het kabinet nu samen met Duitsland en Frankrijk voor een soortgelijk initiatief in Europees verband van 500 miljoen euro.

Voorts stellen de leden van de SP-fractie vragen met betrekking tot de behandeling van asielverzoeken in Italië en Griekenland. In internationaal overleg heb ik aangegeven voorstander te zijn van daadwerkelijke implementatie van het GEAS door alle lidstaten en verdergaande praktische samenwerking. De verwezenlijking hiervan neemt een prikkel weg voor migranten om door te reizen naar andere lidstaten. Dat is ook de weg die de EU-lidstaten met het overeenkomen van het GEAS gezamenlijk zijn ingeslagen. Bij het recentelijk geïntroduceerde herplaatsingspakket is er dan ook veel aandacht voor de implementatie van de GEAS-regelgeving door Italië en Griekenland, door de stappen daartoe neer te leggen in een te monitoren actieplan.

Ten slotte stellen de leden van de SP-fractie vragen met betrekking tot het maken van afspraken met de UNHCR over hervestiging. Nederland neemt sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw deel aan het hervestigingsprogramma van de UNHCR met thans een gemiddeld aantal van 500 vluchtelingen per jaar. Hervestiging naar Nederland gebeurt op basis van een voordracht van UNHCR. Ook in het nieuwe, recent aangenomen EU hervestigingsprogramma staat samenwerking met UNHCR centraal.

Het kabinet staat uitbreiding voor van het aantal EU-lidstaten dat deelneemt aan hervestiging. Het overgrote deel van de lidstaten heeft zich via dit programma gecommitteerd aan hervestiging van concrete aantallen vluchtelingen. Dit is een belangrijke stap vooruit nu ook het totale aantal vluchtelingen dat hiermee hervestigd zal worden in de EU in de komende twee jaar omhoog is gegaan.

Naast de betekenis die hervestiging heeft voor de individuen in kwestie, is hervestiging ook dienstig aan het concept van «bescherming in de regio». Door via hervestiging kwetsbare personen op te nemen in de EU, ontstaat er meer ruimte en draagvlak in de regio om op een goede wijze vluchtelingen op te vangen.

Versterking van opvang in de regio moet worden gecombineerd met de mogelijkheid tot hervestiging van vluchtelingen naar Europa als overdrukventiel op de regionale veilige opvang. Internationale multifunctionele centra, zoals nu al actief in Niger, zouden verder kunnen worden opgeschaald in samenwerking met organisaties als UNHCR en IOM en de lokale overheid. Een mate van burden sharing is nodig om de regio te ontlasten, en om draagvlak te creëren voor bovenstaande structurele aanpassingen in het opvangmodel aldaar.

Een gezamenlijk EU hervestigingsprogramma dient daarom te worden opgezet waarbij UNHCR, na registratie, voordrachten formuleert. Het programma kan uitgaan van een vastgesteld quotum per jaar voor de gehele EU, waarbij elke lidstaat een bindend aantal hervestigingsplaatsen toegewezen krijgt op grond van een geschikte verdeelsleutel.

IV. Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief dat er bredere erkenning lijkt te komen van de noodzaak van een samenhangende visie en beleid op migratie en asiel. Zij merken op dat er wereldwijd 60 miljoen vluchtelingen en ontheemden zijn, van wie zo’n 95 procent bescherming zoekt in het eigen land of de buurlanden. Slechts een klein aantal van hen reist verder om elders bescherming te vinden, deels vanwege de volstrekte ontoereikendheid van de opvang en voorzieningen in de regio. Bezien in deze mondiale context, bevreemdt het de leden van de GroenLinks-fractie dat de reactie van de EU en van de Nederlandse regering op deze trek van vluchtelingen naar Europa tot nu toe voornamelijk afwerend beantwoord is met strengere grenscontroles, de aanpak van mensensmokkel en samenwerking met buurlanden op het gebied van grenscontroles en terug- en overname van ongedocumenteerde migranten. Vluchtelingen dreigen daardoor vaker vast te komen zitten in landen waar de opvang tekort schiet, onveiligheid heerst of geen toegang tot bescherming is gegarandeerd. Erkent de regering deze gevolgen en hoe meent zij dit effect van strengere grensbewaking te voorkomen? Vluchtelingen staan geen legale of veilige manieren ter beschikking om naar het grondgebied van de Europese Unie te reizen en zijn daardoor geheel afhankelijk van mensensmokkelaars indien zij noodgedwongen verder reizen naar veiligheid en bescherming. Erkent de regering dit? Hoe denkt de regering deze afhankelijkheid te voorkomen? Erkent zij tevens dat de aanpak van mensensmokkel tot mislukken gedoemd is zolang vluchtelingen geen andere mogelijkheden ter beschikking staan om een veilige haven te bereiken?

De leden van de GroenLinks-fractie nemen met instemming kennis van het standpunt van de regering dat migranten niet mogen worden ontscheept of overgedragen aan autoriteiten in derde landen als er een risico is op refoulement. Op welke wijze vormt de naleving van het betreffende Hirsi-arrest van het Europees Hof van de Rechten van de Mens van 23 februari 2012 onderwerp van bespreking tussen de lidstaten of prioriteit van de Commissie? De regering noemt het voorbeeld van de samenwerking tussen Spanje en Senegal in de territoriale wateren van Senegal. Weet de regering hoe Spaanse grenswachten die migranten daar onderscheppen omgaan met een verzoek om asiel? De leden van de GroenLinks-fractie wijzen erop dat Frontex zal gaan opereren in Libië ter bestrijding van de mensensmokkel. In Libië bevinden zich ook vluchtelingen voor wie de situatie erg onveilig is in verband met het willekeurig geweld door de vele milities en het ontbreken van bescherming door een overheid. Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat Frontex als EU-agentschap in overeenstemming met het Handvest van de Grondrechten moet opereren (dus inclusief het recht op asiel en verbod op refoulement), ook als het buiten het EU grondgebied opereert? Wat betekent dat concreet als vluchtelingen aan Frontex te kennen geven niet veilig te zijn en naar de Europese Unie willen reizen voor bescherming? Indien de EUNAVFOR Med-operatie van start gaat, dienen ook de EU-militairen in de territoriale wateren van Libië in overeenstemming met het Handvest te handelen? Zo ja, zal dit betekenen dat onderschepte migranten zullen worden overgebracht naar het EU-grondgebied zolang Libië te onveilig is voor hen? Graag een nadere toelichting hoe de agentschappen en militairen concreet het internationale en EU-recht zullen en kunnen naleven.

De regering koppelt een meer billijke verdeling van vluchtelingen aan het nakomen van de verplichtingen van het asielacquis: alleen die lidstaten die hun systeem op orde hebben, zouden dienen te worden ondersteund. Maar leidt deze redenering niet tot een vicieuze cirkel, omdat de landen waar de meeste asielzoekers als eerste de EU binnenkomen, de grootste problemen hebben om het asielsysteem op orde te krijgen? Zou een verlichting van hun verantwoordelijkheid door een herverdeling hen niet beter in staat stellen om het asielacquis na te leven? Kan de regering in dat verband beschrijven hoe groot de EU-middelen zijn die Griekenland en Italië krijgen om hun asielsysteem te verbeteren? Wat zijn de afzonderlijke budgetten voor respectievelijk grensbewaking, detentiecentra, opvangcentra en de behandeling van asielverzoeken? De leden van de GroenLinks-fractie hebben de indruk dat het verdelingsmechanisme van de Dublinverordening werkt als een splijtzwam binnen de Unie en zelfs kan functioneren als een perverse prikkel om het asielsysteem niet op orde te hebben. Immers, momenteel mogen overdrachten van asielzoekers naar Griekenland en van minderjarige asielzoekers naar Italië niet plaatsvinden van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Hoe kijkt de regering hier tegenaan en welke mogelijkheden ziet zij om deze patstelling te kunnen oplossen? Is de regering ermee bekend dat sinds begin dit jaar ook de Duitse Minister van Binnenlandse Zaken pleit voor een wijziging van de Dublinverordening, omdat Duitsland maar een klein percentage van alle Dublinzaken daadwerkelijk overdraagt of over kan dragen? Welke mogelijkheden ziet de regering om meer onderling vertrouwen in elkaars asielsysteem te verkrijgen? Ziet zij perspectief in de modaliteit van joint processing binnen de Europese Unie, zodat nationale ambtenaren van verschillende lidstaten samenwerken en zo toewerken naar een meer geharmoniseerde wijze van behandeling van asielverzoeken?

De Nederlandse regering staat positief tegenover het op vrijwillige basis hervestigen van vluchtelingen door lidstaten. Tegelijkertijd acht het kabinet het noodzakelijk dat alle lidstaten overgaan tot hervestiging. Waarom geeft zij dan niet (nu al) de voorkeur aan verplichte hervestigingsprogramma’s met evenredige quota? Het Europese voorstel gaat nu uit van 20.000 vluchtelingen voor twee jaren. De UNHCR heeft echter laten weten dat ruim 10 procent van de Syrische vluchtelingen in de buurlanden van Syrië (ongeveer 3,5 miljoen vluchtelingen) acuut kwetsbaar is. Zou het niet logisch zijn om die vluchtelingen te hervestigen in de Europese Unie, omdat zij meer opvang nodig hebben dan landen als Libanon en Jordanië momenteel kunnen bieden? Acht de regering een aantal van 20.000 werkelijk een evenredig aantal, gelet op de enorme druk op de regio? Is er binnen de Raad van Ministers of de Commissie overwogen om de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001/55/EG) toe te passen voor Syrische vluchtelingen? Ziet de regering dit als een mogelijke en wenselijke maatregel? Is de regering zich ervan bewust dat de buurlanden van Syrië hun grenzen met Syrië steeds sluiten, zodat het risico dat mensen hun land niet meer kunnen ontvluchten steeds groter wordt, en daarmee het doel van het Vluchtelingenverdrag dreigt te worden ondermijnd? Meent de regering dat de Europese Unie voldoende financiële ondersteuning biedt aan de regio, gelet op de voortdurende nijpende voedseltekorten, gebrek aan sanitaire, gezondheids- en onderwijsvoorzieningen en infrastructuur? Ziet de regering de gevaren van een mogelijke ontwrichting in deze landen en welke maatregelen ziet zij om de druk op de regio te verlichten?

De regering schrijft veel heil te zien in een nauwere samenwerking met de buurlanden van de EU en landen van herkomst. De leden van de GroenLinks-fractie vinden die samenwerking eveneens van groot belang, maar zijn bezorgd over het effect dat vluchtelingen door deze samenwerking juist van een toegang tot bescherming en een minimale levensstandaard verstoken blijven. Transitlanden die meewerken aan het verder bewaken van hun grenzen, hebben immers niet onmiddellijk de noodzakelijke asielstandaarden gecreëerd. Erkent de regering dit risico? Zo ja, hanteert ze bepaalde criteria voor de samenwerking met transitlanden op het gebied van grensbewaking, en welke zijn dat? Welke maatregelen neemt de regering om transitlanden te ondersteunen bij het versterken van de positie van migranten en vluchtelingen? De Europese Commissie heeft in 2011 bij de evaluatie van de EU terug- en overname overeenkomsten geadviseerd om deze te beperken tot landen van herkomst, en niet langer landen van transit. De Commissie had daar veel argumenten voor, waaronder de mensenrechtelijke risico’s, de problematische onderhandelingen en het feit dat ze nauwelijks worden toegepast. Hoe kijkt de Nederlandse regering hier tegenaan, en is dit voorstel van de Commissie nog onderwerp van bespreking? Welke maatregelen neemt de Europese Unie om ook de regionale samenwerking tussen derde landen te stimuleren op dit punt?

De regering onderschrijft het belang van EU intra-mobiliteit. Momenteel is de mobiliteit van de EU Langdurig Ingezetenen zeer beperkt, en volgens de Commissie hangt dit voor een groot deel samen met de arbeidsmarkttoets die bijna alle lidstaten uitvoeren bij een verhuizing naar een tweede lidstaat. Ziet de regering het opheffen van deze arbeidstoets voor EU Langdurig Ingezetenen als een goede maatregel om hun mobiliteit te verbeteren en is zij bereid hiervoor te pleiten?

Ten aanzien van legale migratie ziet de regering vooral perspectief in het verbeteren van de mogelijkheden voor kennismigranten. Toch is er ook in andere segmenten van de arbeidsmarkt behoefte aan arbeidskrachten, en deze behoefte zal met het aantrekken van de economie en de demografische ontwikkelingen alleen maar toenemen. Op welke wijze meent de regering hierin te kunnen voorzien? En ziet de regering een verband tussen een restrictief arbeidsmigratiebeleid enerzijds en illegale migratie en illegale arbeid (die in een behoefte aan arbeidskrachten voorziet) anderzijds?

Antwoord

Allereerst informeren de leden van de GroenLinks-fractie naar het naleven van het Hirsi-arrest van het Europees Hof van de Rechten voor de Mens. In de verordening tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van Frontex-operaties, zijn de stappen vastgelegd ten aanzien van onderschepte of geredde migranten die bescherming behoeven en over de locatie van het aan wal brengen conform het internationale recht. Daarbij is rekening gehouden met de uitspraak van het Hof in de zaak Hirsi Jamaa e.a. tegen Italië.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts naar de samenwerking tussen Spanje en Senegal in de territoriale wateren van Senegal. Het uitgangspunt bij die samenwerking is dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de bewaking van de Schengenbuitengrenzen. De taken van Frontex beperken zich tot coördinatie van de samenwerking. De lidstaten zijn allemaal gebonden aan het verbod op non-refoulement, doordat zij allemaal partij zijn bij het VN Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Nederland verwacht dat de Commissie, als hoedster en toezichthoudster van het verdrag, passend optreedt indien zou blijken dat een lidstaat Unieregels niet naleeft en op die manier zijn verplichtingen niet nakomt. Ook Frontex zelf is gebonden aan het verbod op refoulement. Zo zijn in de Frontex-verordening expliciete verwijzingen opgenomen naar het verbod op refoulement.

Het Raadsbesluit waarmee EUNAVFOR MED is opgericht, bepaalt dat de operatie wordt uitgevoerd in overeenstemming met het internationaal recht, waaronder het VN-vluchtelingenverdrag en de mensenrechten. Het EU-Handvest voor de Grondrechten is van toepassing op instellingen en organen van de Unie en op de lidstaten wanneer zij het EU-recht ten uitvoer brengen. Dit betekent concreet dat het non-refoulement beginsel gerespecteerd dient te worden. Dat betekent niet per definitie dat migranten naar EU-grondgebied gebracht moeten worden.

Voor verdere informatie over EUNAVFOR MED verwijs ik u naar de beantwoording in deze brief van de vragen van de leden van de SP-fractie.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen vervolgens vragen met betrekking tot het nakomen van het asielacquis en de ondersteuning die aan lidstaten wordt geboden ten behoeve van hun asielsysteem. Het uitgangspunt van het Nederlandse kabinet is dat solidariteit en verantwoordelijkheid hand in hand gaan. Maatregelen ter ondersteuning van een lidstaat, ontslaan deze lidstaat immers niet van de verantwoordelijkheid om zelf ook inspanningen te leveren bij een verhoogde instroom. Dat geldt evenzeer voor andere lidstaten waar de asielinstroom toeneemt. Dat uitgangspunt is bijvoorbeeld ook terug te vinden in het ontwerpbesluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland, dat een tijdelijk mechanisme voor herplaatsing instelt. Het herplaatsingsmechanisme gaat gepaard met de verplichting voor Italië en Griekenland op de datum van inwerkingtreding van het besluit bij de Commissie een stappenplan in te dienen met passende maatregelen op het gebied van asiel, eerste opvang en terugkeer, teneinde de capaciteit, kwaliteit en efficiëntie van hun systemen op deze gebieden te bevorderen.

In het kader van het Europese Fonds voor Asiel, Migratie en Integratie (AMIF) ontvangen Italië en Griekenland respectievelijk ongeveer 310 miljoen euro en 259 miljoen euro voor de periode 2014 tot 2020. Het AMIF heeft onder meer tot doel om bij te dragen aan het versterken en ontwikkelen van alle aspecten van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, met inbegrip van de externe dimensie ervan. In aanvulling hierop heeft Italië tot medio augustus dit jaar ongeveer 13,7 miljoen euro aan noodsteun ontvangen uit het AMIF. In 2014 heeft Italië ongeveer 1,7 miljoen euro aan noodsteun ontvangen. Uit het Europese Fonds voor interne veiligheid ontvangen Italië en Griekenland respectievelijk ongeveer 156 miljoen euro en 167 miljoen euro voor de periode 2014 tot 2020. Dit fonds draagt onder meer bij aan een geïntegreerd grensbeheer, met inbegrip van de bevordering van verdere harmonisatie van maatregelen betreffende het grensbeheer overeenkomstig de gemeenschappelijke normen van de Unie en door middel van het delen van informatie tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en Frontex, om ervoor te zorgen dat enerzijds de buitengrenzen zo goed mogelijk en op uniform en hoog niveau worden gecontroleerd en beschermd, onder meer door het tegengaan van illegale migratie, en dat anderzijds de overschrijdingen van de buitengrenzen vlot verlopen overeenkomstig het Schengenacquis, waarbij tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat personen die deze nodig hebben toegang krijgen tot internationale bescherming, in overeenstemming met de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van mensenrechten, inclusief het beginsel van non-refoulement.

Vervolgens stellen de leden van de GroenLinks-fractie vragen met betrekking tot de Dublinverordening. De Dublinverordening heeft onder meer tot doel de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, om zo enerzijds te voorkomen dat asielzoekers successievelijk van de ene lidstaat naar de andere worden gestuurd zonder dat een van deze staten zich bevoegd verklaart voor de behandeling van het asielverzoek en anderzijds het indienen van asielverzoeken in meerdere lidstaten (asielshoppen) tegen te gaan. Het komen tot een evenredige verdeling van het aantal asielzoekers over de bij de verordening aangesloten Europese landen is geen doel van de verordening. Dat deze evenredige verdeling niet tot stand is gekomen, is dan ook geen grond om de Dublinverordening als zodanig kritisch te bezien. Het kabinet ziet evenmin grond voor de stelling dat de problemen in bijvoorbeeld het Griekse asielstelsel een (pervers) voortvloeisel zijn van de Dublinverordening. Wel is het kabinet van oordeel dat aanvullende maatregelen binnen de EU nodig zijn om tot verdere harmonisatie van het asielbeleid te komen alsmede tot een meer evenredige verdeling van de asieldruk over de lidstaten.

Ervan uitgaande dat de leden van de GroenLinks-fractie doelen op de aanbevelingen over flexibilisering van beleid voor overnameclausules (aanbevelingen 4 en 8 van de Commissie) is de Nederlandse positie ongewijzigd ten opzicht van de positie die is geformuleerd in het BNC-fiche ter zake (kst-22112-1154). Voor aan de EU grenzende landen blijven volledig uitgewerkte overnameclausules een verplicht onderdeel van een terug- en overnameovereenkomst, alsmede voor de voor EU belangrijke doorreislanden. Nederland is evenwel bereid te bezien of flexibeler kan worden omgegaan met de derdelandersclausules waar het landen op grote geografische afstand van de EU betreft.

De EU ondersteunt de buurlanden van Syrië bij de opvang van vluchtelingen uit humanitaire overwegingen en in het kader van stabiliteit in de regio. De druk op de buurlanden van Syrië, in het bijzonder op de gastgemeenschappen, kan ontwrichtende effecten hebben. De EU en de lidstaten zijn gezamenlijk de grootste donor op het gebied van humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking met een omvang van ruim 3 miljard euro sinds de start van het conflict in Syrië. Deze steun is gericht op Syrië zelf en de vluchtelingen en gastgemeenschappen in de regio.

In Libanon gaat het bijvoorbeeld om toegang tot basisvoorzieningen voor kwetsbare groepen in samenwerking met UNICEF en UNHCR. Het gaat onder andere om herstel van schoolgebouwen, opleiding van leraren, kinderbescherming, psychosociale hulp, primaire gezondheidszorg (herstel van gebouwen, opleiding van staf etc). Daarnaast steunt de EU projecten op het gebied van water en sanitatie, afvalverwerking en ter ondersteuning van het midden-en kleinbedrijf.

In Jordanië gaat het bijvoorbeeld om versterking van «recovery opportunities» voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, toegang tot werkgelegenheid voor vluchtelingen, creatie van korte-termijn werkgelegenheid, beroepsonderwijs en steun aan het kleinbedrijf. Voorts wordt ingezet op steun aan het Ministerie van Onderwijs om grote hoeveelheden extra scholieren aan te kunnen en worden ngo’s gesteund om Syrische vluchtelingen te helpen toegang te krijgen tot hoger onderwijs.

De EU-inzet en de Nederlandse inzet beogen hetzelfde doel. Om spanningen te doen afnemen moet de inzet in de regio zich richten op (1) meer aandacht en ruimte voor zelfredzaamheid van vluchtelingen om hen in staat te stellen om zelf in middelen van bestaan te voorzien en (2) de steun aan vluchtelingen meer in balans brengen met steun aan gemeenschappen in landen van opvang die vaak lijden onder de gevolgen van de instroom van grote aantallen vluchtelingen die gebruik moeten maken van dezelfde voorzieningen.

Tot slot heeft de EU eind 2014 een regionaal trust fonds (het «Madad Fund») opgericht. Dit fonds is speciaal gericht op het ondersteunen van Syrische vluchtelingen en de gastgemeenschappen in landen die hen opvangen, mede vanuit het oogpunt dat de meerderheid van de vluchtelingen kinderen en jongeren zijn, die weinig perspectief hebben voor de toekomst, hetgeen een vruchtbare bodem voor radicalisering kan zijn. Momenteel bevat het fonds 40 miljoen euro en zal naar verwachting verder groeien dit jaar.

Vervolgens stelt de Groenlinksfractie een vraag over de samenwerking met herkomst- en transitlanden. Samenwerking met herkomst- en transitlanden op het gebied van grensbewaking kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de specifieke context van het land in kwestie. Door middel van de door Nederland en de EU nagestreefde brede geïntegreerde samenwerking met herkomst- en transitlanden kan worden gewaarborgd dat op alle relevante terreinen, waaronder asiel en internationale bescherming, een effectieve inzet mogelijk is.

De mobiliteitspartnerschappen met Marokko, Tunesië en Jordanië bieden hier al goede aanknopingspunten voor. Een ander voorbeeld dat het Nederlandse beleid op dit gebied illustreert, is het regionale ontwikkelings- en beschermingsprogramma (RDPP) in de Hoorn van Afrika. Dit programma zal door Nederland geleid worden. Met dit EU-programma is een brede samenwerking voorzien in de Hoorn van Afrika op het gebied van grensmanagement, lokale opvang en bescherming evenals het opbouwen van een functionerend asielsysteem. Nederland is ook lid van de stuurgroep van het soortgelijke programma in Noord-Afrika dat door Italië geleid zal gaan worden. Beide RDPP’s zullen voortbouwen op Europese initiatieven en projecten in de regio.

Voorts stellen de leden van de GroenLinks-fractie vragen met betrekking tot reguliere migratie. Nederland kent een restrictief toelatingsbeleid voor werknemers van buiten de EU ter bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt. Doel daarvan is het zodanig afstemmen van arbeidsmigratie op de concrete behoefte op de arbeidsmarkt dat verdringing van prioriteitgenietend aanbod en uitkeringsafhankelijkheid van migranten wordt voorkomen. Dit is vooral belangrijk in deze tijd van hoge werkloosheid, veel uitkeringsgerechtigden en de instroom van werknemers uit andere EU-lidstaten. Vanuit dit perspectief vindt het kabinet het van belang de arbeidsmarkttoets bij EU Langdurig Ingezetenen te handhaven.

Nederland heeft behoefte aan hoogopgeleide arbeidsmigranten, wetenschappelijk onderzoekers, studenten, ondernemers en start-ups. Voor hen geldt soepel toelatingsbeleid en het kabinet zet zich ervoor in om hen voor langere tijd aan Nederland te binden. Daarnaast kan de categorie werknemers uit het internationale bedrijfsleven worden onderscheiden, die tijdelijk in Nederland zijn in verband met internationale handelscontacten. Voor hen gelden allerlei vrijstellingsregels van de Wet arbeid vreemdelingen. Het kabinet werkt aan een flexibeler en sneller systeem voor de tijdelijke toegang van deze werknemers zodat beter ingespeeld kan worden op behoeften van het bedrijfsleven. Nederland kent een restrictief toelatingsbeleid voor andere groepen werknemers van buiten de EU ter bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt. Het kabinet is van mening dat zeker in deze tijd van hoge werkloosheid, veel uitkeringsgerechtigden en de instroom van werknemers uit andere EU-lidstaten niet te snel naar aanbod van buiten de EU mag worden gekeken voor de vervulling van vacatures. Illegale arbeid pakt het kabinet daarom streng aan.

V. Vragen opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Europese Migratieagenda. Zij hebben enkele vragen ten aanzien van de vierde pijler van beleid, waar het gaat over de arbeidsmigratie.

De Europese Migratieagenda is een respons op het lot van duizenden migranten die hun leven in gevaar brengen om de Middellandse Zee over te steken.

De vierde pijler gaat over nieuw beleid voor legale migratie. Daarin gaat het vooral over het gericht binnenhalen van talent uit andere landen om daarmee bijvoorbeeld economisch voordeel te bewerkstelligen voor de betreffende lidstaten. De sterke nadruk op deze «wenssituaties» is een miskenning van de problematiek rond de noodsituaties van waaruit de Europese Migratieagenda is ontwikkeld.

Dit komt de leden van de SGP-fractie oneigenlijk voor. Vandaar de volgende vragen:

1. Is de regering het eens met de leden van de SGP-fractie dat de Europese Migratieagenda primair gericht dient te zijn op hen die vanuit crisis- of noodsituaties in aanmerking komen voor herplaatsing en/of hervestiging?

2. Wat is de reden om gewenste migratie (uit oogpunt van voordeel voor de lidstaat) te koppelen aan de Europese Migratieagenda, terwijl deze agenda fundamenteel bedoeld lijkt voor crisissituaties?

3. Op welke wijze kan de vervlechting van twee soorten migratie, migratie in noodsituaties met migratie van talent dat wenselijk geacht wordt, in de vierde pijler van het beleid ongedaan gemaakt worden?

Antwoord 1 t/m 3

De leden van de SGP-fractie stellen enkele vragen met betrekking tot de vierde pijler van de Europese Migratieagenda, die betrekking heeft op arbeidsmigratie. Het onderdeel van de Europese Migratieagenda dat ziet op herplaatsing en hervestiging is gericht op degenen die vanuit een crisis- of noodsituatie komen (kansrijke asielzoekers bij herplaatsing) of die daarin verkeren (hervestiging). De Europese Migratieagenda beoogt om de migratiestromen structureel beter te beheersen, zowel op de korte als op de langere termijn. Ook goede regulering van de gewenste migratie draagt bij aan een beter beheer van migratiestromen. Vervlechting van migratie in noodsituaties met migratie van talent is niet het oogmerk van de vierde pijler.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Samenstelling Immigratie en Asiel / JBZ-Raad:

Engels (D66), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Strik (GL) (vice-voorzitter), Knip (VVD), Beuving (PvdA), De Grave (VVD), P. van Dijk (PVV), Schrijver (PvdA), Gerkens (SP), Bikker (CU), Bredenoord (D66), Van Dijk (SGP), Knapen (CDA), Markuszower (PVV) (voorzitter), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Stienen (D66), Teunissen (PvdD), Van Weerdenburg (PVV), Wezel (SP).

X Noot
2

Samenstelling Sociale Zaken en Werkgelegenheid:

Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Ten Hoeve (OSF), Ester (CU) (vice-voorzitter), De Grave (VVD), Hoekstra (CDA), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Kok (PVV), Kops (PVV), Dercksen (PVV), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Lintmeijer (GL), Meijer (SP), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Rinnooy Kan (D66) (voorzitter), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), Vreeman (PvdA).

X Noot
3

Mededeling van de Europese Commissie: Een Europese Migratieagenda, COM(2015) 240. Zie Edossier E150010 op www.europapoort.nl.

X Noot
4

Mededeling van de Europese Commissie: Een Europese Migratieagenda, COM(2015) 240. Zie Edossier E150010 op www.europapoort.nl.

X Noot
5

Commissiemededeling EU-Actieplan tegen migrantensmokkel (2015–2020) (COM(2015)285.

X Noot
6

Voorstel voor een besluit betreffende de gebruikmaking van het flexibiliteitsinstrument ten behoeve van Italië en Griekenland voor de tijdelijke maatregelen op het gebied van internationale bescherming (COM(2015)238); Voorstel voor een Raadsbesluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland (COM(2015)286); Aanbeveling van de Commissie over een Europese hervestigingsregeling, C(2015) 3560.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2014/2015, 34 215, HB; Kamerstukken I, 2014/2015, bijlage bij 22 112, HA.

X Noot
8

Kamerstukken I, 2014/2015, 32 317, ER, ES en EV; Kamerstukken II, 2014/2015, 21 501-20, nr. 997 en conclusies van de Europese Raad, EUCO 22/15.

X Noot
9

Europese Commissiemededeling: een Europese migratieagenda, COM(2015) 240, p. 10.

X Noot
10

Kamerstukken I, 2014/2015, bijlage bij 22 112, HA.

X Noot
11

Advies ACVZ: «De strategische landenbenadering migratie. Tussen wens en werkelijkheid», Den Haag, juni 2015, te raadplegen op: http://www.acvz.org/publicaties/Advies42-web.pdf.

X Noot
12

Mededeling van de Europese Commissie: Een Europese Migratieagenda, COM(2015) 240. Zie Edossier E150010 op www.europapoort.nl.

X Noot
13

Commissiemededeling EU-Actieplan tegen migrantensmokkel (2015–2020) (COM(2015)285.

X Noot
14

Voorstel voor een besluit betreffende de gebruikmaking van het flexibiliteitsinstrument ten behoeve van Italië en Griekenland voor de tijdelijke maatregelen op het gebied van internationale bescherming (COM(2015)238); Voorstel voor een Raadsbesluit tot vaststelling van voorlopige maatregelen op het gebied van internationale bescherming ten gunste van Italië en Griekenland (COM(2015)286); Aanbeveling van de Commissie over een Europese hervestigingsregeling, C(2015) 3560.

X Noot
15

Kamerstukken I, 2014/2015, 34 215, HB; Kamerstukken I, 2014/2015, bijlage bij 22 112, HA.

X Noot
16

Kamerstukken I, 2014/2015, 32 317, ER, ES en EV; Kamerstukken II, 2014/2015, 21 501-20, nr. 997 en conclusies van de Europese Raad, EUCO 22/15.

X Noot
17

Europese Commissiemededeling: een Europese migratieagenda, COM(2015) 240, p. 10.

X Noot
18

Dit zijn Turkije, Montenegro, Albanië, Servië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

X Noot
19

Kamerstukken I, 2014/2015, bijlage bij 22 112, HA.

X Noot
20

Advies ACVZ: «De strategische landenbenadering migratie. Tussen wens en werkelijkheid», Den Haag, juni 2015, te raadplegen op: http://www.acvz.org/publicaties/Advies42-web.pdf.

Naar boven