34 210 J Wijziging van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2015 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 23 juni 2015

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 11 juni 2015 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Bij brief van 22 juni 2015 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

Adjunct-griffier van de commissie, Jansma

1

Vraag:

Was het niet beter geweest om bij de begroting 2015 het ritme van het meerjarige programma en het budget op het Deltafonds met elkaar in overeenstemming te brengen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Bij elk begrotingsmoment bezie ik of het budget op mijn begrotingen in evenwicht is met de programmering, dit heb ik ook bij de begroting 2015 gedaan. Bij deze Voorjaarsnota heb ik geconstateerd dat door verschuivingen in de programmering een kasschuif van € 75 miljoen van 2015 naar 2019 wenselijk is om budget en programmering weer met elkaar in evenwicht te brengen.

2

Vraag:

Heeft de genoemde kasschuif onder a) enige gevolgen voor de planning en realisatie van de projecten in het Deltafonds? Zo ja, welke?

Antwoord:

Deze kasschuif heeft als doel de meerjarige programmering en het budget op het Deltafonds met elkaar in overeenstemming te brengen. Deze kasschuif heeft geen gevolgen voor de planning en realisatie van projecten.

3

Vraag:

Kan de Minister een nadere toelichting geven op de overschrijding? En wat betekent de verlaging van 2015 voor de planning en realisatie van de projecten in het Deltafonds op het terrein van waterveiligheid?

Antwoord:

De overschrijding in 2014 wordt met name veroorzaakt door het versneld uitvoeren van het project Zwakke Schakels Noord-Holland als onderdeel van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2). Deze overschrijding heb ik bij de tweede suppletoire wet op het Deltafonds 2014 aan uw Kamer gemeld. De verlaging van de begrotingsstand in 2015 komt voort uit de verwerking van het saldo 2014. Deze verlaging is noodzakelijk om de budgetten meerjarig ongewijzigd te laten.

4

Vraag:

Kan de mogelijke incidentele subsidieverlening aan de genoemde waterschappen worden toegelicht?

Antwoord:

De incidentele subsidieverlening betreft een effectuering van gemaakte afspraken in het kader van het Deltaprogramma. In het Deltafonds is 150 mln euro gereserveerd voor investeringen in een duurzame zoetwatervoorziening. In het Deltaplan Zoetwater zijn de zoetwatermaatregelen opgenomen die rijk en regio gezamenlijk gaan uitvoeren. Ook zijn in het Deltaplan Zoetwater de afspraken opgenomen over de kostenverdeling per maatregel. De maatregelen zullen tussen 2015 en 2021 worden uitgevoerd.

De juridische grondslag voor het beschikbaar stellen van rijksbudget aan decentrale overheden wordt gevormd door (incidentele) subsidie, decentrale uitkering of gedeeld opdrachtgeverschap. In overleg met de regio is gekeken op basis van welke grondslag de afgesproken budgetten beschikbaar kunnen komen. Gekozen is om de rijksbijdrage voor waterschappen zoveel mogelijk via incidentele subsidies ter beschikking te stellen en de rijksbijdragen aan Provincies zoveel mogelijk via decentralisatieuitkeringen te verstrekken.

5

Vraag:

Kan er een toelichting worden gegeven op de achterblijvende realisatie bij Innovatie KRW?

Antwoord:

Een beperkt aantal projecten van het innovatieprogramma KRW zijn niet volgens het ingediende plan uitgevoerd zodat er ook geen betaling heeft plaatsgevonden. De regeling is afgesloten en binnenkort zal ook de financiële afronding plaatsvinden. Niet bestede middelen zullen vanuit het innovatieprogramma KRW toe worden gevoegd aan de programmaruimte op het Deltafonds.

6

Vraag:

Wat is de voortgang inzake het project Marker Wadden? Welke resultaatverplichtingen zijn afgesproken?

Antwoord:

Uit een 7-tal consortia die medio 2014 een globaal plan hadden ingediend voor de realisatie van Marker Wadden fase 1, zijn eind 2014 drie partijen geselecteerd die in de gelegenheid zijn gesteld om een definitieve aanbieding te doen. Deze definitieve inschrijvingen zijn eind mei 2015 ontvangen, en worden deze zomer beoordeeld. Het voornemen is om eind september 2015 het werk te vergunnen.

De resultaatafspraak voor fase 1 Marker Wadden is dat met het beschikbare projectbudget van € 50 mln. een natuureiland van circa 300 hectare wordt gerealiseerd in het Markermeer en een omringend onderwaterlandschap met slibgeulen. Het doel van een zo groot mogelijk natuureiland moet in balans zijn met kwaliteitsaspecten.

Natuurmonumenten is verantwoordelijk voor het aantrekken van extra middelen om een voor fase 1 optimale grootte te bereiken (bovenop de nu beschikbare € 50 mln. wordt nog € 25 mln. extra gezocht). Daarbij wordt vooral gedacht aan Europese subsidies en investeringen van bedrijven. Op dit moment zijn er nog geen nieuwe toezeggingen of subsidies.

7

Vraag:

Wat zijn de gevolgen van de begrotingsmutatie voor planning en realisatie van de projecten in de Kaderrichtlijn Mariene strategie?

Antwoord:

Door deze begrotingsmutatie kan met ingang van dit jaar gestart worden met de structurele monitoring van de ecologische toestand van zeezoogdieren, vogels en benthos/zeebodemhabitat. Op basis van deze monitoring kunnen beoordelingen worden uitgevoerd om aan de wettelijke vereisten van de VHR te voldoen. Van deze beoordelingen wordt ook gebruik gemaakt voor de actualisatie van de initiële beoordeling van het mariene ecosysteem (artikel 8 KRM) en het bepalen van de goede milieutoestand (art. 9 KRM) en milieudoelen (art. 10 KRM). Deze producten moeten volgens de richtlijn in 2018 worden opgeleverd.

Naar boven