34 200 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2014

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2015

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 bij Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2014 (XVII)» (Kamerstuk 34 200 XVII, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

Adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

Vraag 1

Bent u bereid om in de begrotingsstukken, dus ook in de ontwerpbegroting voor het komend jaar, een overzicht van beleidsdoelstellingen per artikel voor dat jaar op te nemen, waarbij waar mogelijk meetbare doelen worden geformuleerd, en hierover te rapporteren in het jaarverslag?

Antwoord 1

In de begroting van BH&OS worden per beleidsartikel de beleidsdoelstellingen (subartikelen) gepresenteerd. Hiermee volgt BH&OS de begrotingsvoorschriften zoals overeengekomen in het kader van verantwoord begroten.

Eerder zijn de beleidsdoelstellingen voor BH&OS gepresenteerd in de nota «Wat de wereld verdient» en vervolgens nader toegelicht in zeven brieven die aan de Tweede Kamer zijn gestuurd. In de brieven zijn de doelstellingen zoveel mogelijk meetbaar geformuleerd.

Als onderdeel van de jaarlijkse voortgangsrapportage prioritaire thema’s ontwikkelingssamenwerking bieden de resultaatfiches overzichten van de ingezette middelen en de daarmee behaalde resultaten. Omdat deze informatie door de diverse partnerorganisaties wordt ingediend na het indienen van het BH&OS jaarverslag is het niet mogelijk om deze in het jaarverslag te integreren. Daarom is er een aparte rapportage aan de Kamer na het zomerreces, die wordt aangeboden vóór de begrotingsbehandeling BH&OS.

Vraag 2

Zal het aantal ODA-activiteiten, zoals het geval was tussen 2010 en 2014, in de komende jaren verder dalen? Zo ja, hoe ziet die ontwikkeling eruit?

Antwoord 2

Ook de komende jaren wordt gestreefd naar een verdere daling van het aantal ODA-activiteiten. Hiermee wordt een grotere focus bewerkstelligd van de Nederlandse OS-inzet. Tevens wordt zo de beheerslast teruggedrongen. Het aantal ODA-activiteiten bedraagt momenteel 1994.

Vraag 3

Wat is de oorzaak van het niet uitgeven van de geraamde 18 miljoen euro binnen het Dutch Good Growth Fund?

Vraag 5

Wat is de reden dat er van de begrote uitgaven van 100 miljoen euro voor het DGGF slechts 82 miljoen euro is uitgegeven?

Vraag 11

Waarom was er sprake van een onderbesteding bij het Dutch Good Growth Fund van 18 miljoen euro? Hoe bent u voornemens om deze middelen in 2015 en volgende jaren te besteden?

Antwoord 3, 5, 11

De behandeling van de vele aanvragen door Nederlandse ondernemers nam veel tijd in beslag onder andere wegens het uit onderhandelen van contracten tussen RVO en de bij de financieringen betrokken private financiers. Ook de onderhandelingen tussen de het DGGF, internationale investeerders en de door het DGGF geselecteerde intermediairs om de lokale kredietverlening te vergroten was tijd- en arbeidsintensief. Wij verwachten (en zien) dat dit in 2015 sneller zal gaan omdat financiers beter bekend zijn met de voorwaarden waaronder DGGF financiering mogelijk is. Verder was het zo dat 2014 het startjaar voor het DGGF was (opengegaan op 1 juli 2014). Dit maakte dat er nog enige onbekendheid over het fonds was onder Nederlandse ondernemers. Dit heeft er toe geleid dat er EUR 18 miljoen minder kon worden uitgegeven dan was begroot.

Vraag 4

Worden de effecten van promotionele activiteiten van ambassades geëvalueerd en inzichtelijk gemaakt? Zo ja, kunt u toelichten wat de resultaten/opbrengsten van deze fondsen zijn?

Antwoord 4

In 2014 was EUR 2,5 miljoen beschikbaar voor het Budget Promotionele Activiteiten (BPA). Ambassades met «basis dienstverlening» (de kleinere posten), Netherlands Business Support Offices en ambassades met uitgebreide dienstverlening konden resp. maximaal EUR 12.000, EUR 16.000 of EUR 32.000 inzetten. De activiteiten die door ambassades met de BPA-middelen uitgevoerd worden zijn divers. De beoogde doelen kunnen daardoor per activiteit verschillen. De inzet varieert van het huren van locaties voor een lokaal georganiseerd event, een handelsmissie of staatsbezoek, het maken van promotiemateriaal, organiseren van matchmaking of seminars tot het (mede)financieren van grotere lokale events, zoals een Holland Week of Dutch Days. Deze activiteiten kunnen medegefinancierd zijn door publieksdiplomatie, Holland Branding of door private partners. De beoordeling van resultaten vindt plaats binnen deze programma’s. Bij de effectmeting economische diplomatie in 2015 wordt Holland Branding meegenomen.

Vraag 6

Waardoor bleek er een lagere behoefte bij posten aan technische ondersteuning op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Vraag 12

Hoe verklaart u de lagere behoefte bij de posten aan technische ondersteuning op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen? Is deze voorziening voldoende bekend bij internationaal opererende Nederlandse ondernemers en partners? Aan welke voorwaarden dienen ondernemers te voldoen om in aanmerking te komen voor deze vorm van ondersteuning? Vormt de lagere behoefte aan ondersteuning voor u aanleiding om de toegangsvoorwaarden tot deze voorziening te veranderen?

Antwoord 6, 12

In 2014 is er EUR 2 miljoen teruggegeven omdat voorziene projecten op het terrein van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen later of niet tot stand kwamen. Een deel daarvan (minder dan EUR 500.000) was bestemd voor ondersteuning van de posten bij het integreren van MVO in het Private Sector Ontwikkelingsbeleid. MVO is ook een vast onderdeel geworden van het Private Sector Ontwikkelingsbeleid. Om deze integratie te begeleiden waren in 2014 afdoende middelen beschikbaar. Ook de komende jaren is MVO een belangrijk speerpunt. Over de voortgang wordt u via de reguliere verantwoordingscyclus geïnformeerd.

Vraag 7

Hoe bent u voornemens om het advies van de Rekenkamer om «geld en resultaten» beter te koppelen in uw verslaggeving voor 2015 te implementeren?

Vraag 8

Deelt u de visie van de Rekenkamer dat u nog steeds onvoldoende inzicht kunt geven in de doelmatige besteding van de gelden op uw begroting? Hoe bent u voornemens om dit te verbeteren? Verwacht u dat de Rekenkamer in haar onderzoek bij de begroting van 2016 positiever zal kunnen oordelen?

Vraag 9

Deelt u de visie van de Rekenkamer dat een overzicht (fiche) per speerpunt een nuttig instrument kan zijn om het inzicht in de doelmatigheid van de besteding van gelden te vergroten?

Antwoord 7, 8, 9

Het verantwoordingsonderzoek van de Rekenkamer geeft aan dat het kabinet inzet op ontwikkelingen die leiden tot meer inzicht in de besteding van middelen en het bereiken van resultaten. In de rapportage naar de Tweede Kamer bieden de resultaatfiches, als onderdeel van de jaarlijkse voortgangsrapportage prioritaire thema’s ontwikkelingssamenwerking, overzichten van de ingezette middelen en de daarmee behaalde resultaten.

In de verplichte projectvoortgangsrapportage door de uitvoerder is het niet altijd mogelijk de koppeling te maken tussen de Nederlandse bijdrage en de resultaten (impact). Nederland werkt doorgaans samen met andere partners (overheden, donoren) aan het behalen van resultaten.Overigens maakt het ministerie ook gebruik van beleidsdoorlichtingen om inzicht (vooral over langere termijn) te krijgen in doeltreffendheid en doelmatigheid van de Nederlandse inzet.

Het aanbod van open data als gevolg van het International Aid Transparency Initiative (IATI) ondersteunt de mogelijkheden om inzicht te krijgen in de relatie tussen geld en resultaten, en biedt externe toegang hiertoe. Het plan is om in de toekomst via IATI de financiële bijdragen en de daarmee behaalde resultaten beter aan elkaar te koppelen.

De Rekenkamer constateert dat BH&OS voorop loopt in het beschikbaar stellen van open data in de vorm van gerealiseerde uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking en een open begrotingswebsite. Deze erkenning beschouw ik als een aanmoediging om het beleid ter vergroting van transparantie voort te zetten. Via 48 thematische resultaatfiches en 15 landenfiches worden thematische resultaten openbaar gemaakt.

De Rekenkamer adviseert voorts in de jaarlijkse voortgangsrapportage overzichten per speerpunt op te nemen, vergelijkbaar met de vorig jaar opgestelde landenfiches. Dit past in mijn voornemen om de resultaten nog inzichtelijker en toegankelijker aan de Tweede Kamer aan te bieden. De resultatenrapportage over het jaar 2014, die in september 2015 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, zal voor de prioritaire thema’s ontwikkelingssamenwerking deze overzichten opnemen, in de vorm van thematische infographics. Hiermee wordt het zicht op resultaten en de daarbij behorende doelmatigheid nog verder vergroot.

Vraag 10

Bent u bereid om bij uw jaarverslag over het begrotingsjaar 2015 nadrukkelijker aandacht te besteden aan de rol die Nederlandse ondernemers vervullen en zouden kunnen vervullen?

Antwoord 10

Indien de ontwikkelingen in 2015 daartoe aanleiding geven ben ik bereid nadrukkelijker aandacht te geven aan de rol van Nederlandse ondernemers.

Vraag 13

Waarom werd het budget voor de «Netherlands Business Support Offices» neerwaarts bijgesteld? Heeft u hierover met werkgeversverenigingen in Nederland gesproken? Zo nee, bent u bereid om met hen in overleg te treden over de wijze waarop de Nederlandse overheid bedrijven kan bijstaan?

Antwoord 13

Het budget voor NBSO’s is per 2015 neerwaarts bijgesteld met 10%. Deze bijstelling is een vertaling van de Rutte I-bezuinigingen die aan BH&OS zijn opgelegd. De bezuiniging is binnen het NBSO-netwerk behaald door de kantoren en het personeel in te besteden en daardoor de beheerskosten te verlagen. Ik spreek regelmatig met werkgevers en andere partijen over hun wensen met betrekking tot onze dienstverlening. Uiteraard ben ik bereid tot nader overleg hoe de dienstverlening verbeterd kan worden.

Vraag 14

Wanneer verwacht u de resultaten van het onderzoek naar het bedrijfsleveninstrumentarium dat de Rekenkamer doet in het kader van de onderzoeksreeks «Monitoring Ontwikkelingssamenwerking»?

Antwoord 14

Ik verwacht de eerste resultaten in het eerste kwartaal van 2016.

Vraag 15

Bent u bereid om deze vragen gelijktijdig te beantwoorden met de door de Kamer gestelde vragen over uw voornemen om 50 miljoen euro extra in te zetten voor jonge Afrikaanse ondernemers en werknemers?

Antwoord 15

Hierover rapporteerde ik Uw Kamer reeds op 27 mei (Kamerstuk 33 625, nr. 165).

Naar boven