34 200 J Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2014

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2015

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over Jaarverslag Deltafonds 2014 (Kamerstuk 34 200 J, nr. 1).

De Minister en de Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 11 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Dekken

De griffier van de commissie, Sneep

1

Vraag:

Kunt u bevestigen dat de schuif in verplichtingen en het aangaan van minder verplichtingen in 2014 geen negatief effect hebben op de waterveiligheid?

Antwoord:

Ja dat kan ik bevestigen. Met het verschuiven van verplichtingen uit 2014 naar latere jaren wordt de waterveiligheid van Nederland niet negatief beïnvloed. Voor de waterveiligheid is het van belang wanneer de projecten daadwerkelijk worden gerealiseerd, niet wanneer de verplichtingen worden aangegaan / de contracten worden gesloten.

2

Vraag:

Kunt u een inschatting geven waarom er in 2014 geen aanvragen zijn gedaan door de regio voor de bekostiging van ambities rond de Afsluitdijk?

Antwoord:

In november 2014 zijn Samenwerkingsovereenkomsten gesloten tussen regionale partijen en het Rijk. Hierin is afgesproken dat de regionale partijen een verzoek zullen indienen voor een bijdrage uit het budget voor de ambities Afsluitdijk voor de Vismigratierivier en voor enkele energieprojecten.

De reden, dat in 2014 deze aanvragen nog niet zijn gedaan, heeft te maken met het feit dat de projecten nog niet voldoende waren uitgewerkt (bijvoorbeeld omdat er nog geen definitief besluit lag voor de regionale bijdrage of omdat er nog geen definitieve kostenraming beschikbaar was). Overigens verloopt de samenwerking met de regio op een prettige en constructieve wijze en is er in de afgelopen periode goede voortgang geboekt bij uitwerking van de projecten en wordt er door de regio hard gewerkt om de aanvragen te doen.

Voor sommige ambities is er een nauw raakvlak met de aanpassing van de Afsluitdijk, zoals bij de vismigratierivier. De vismigratierivier zal middels een coupure in de Afsluitdijk vorm krijgen en de realisatie van deze coupure zal om die reden worden betrokken bij de gehele dijkversterking. Voor de ambities met raakvlakken met de aanpassing van de Afsluitdijk worden tussen de regio en het Rijk realisatieovereenkomsten gesloten, waarin meer precieze afspraken over de realisatie worden gemaakt.

3

Vraag:

Heeft u een verklaring voor het feit dat regio’s geen projectplannen hebben ingediend? Hoe verhoudt zich dit tot de plannen met betrekking tot de aanpassing van de Afsluitdijk?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 2.

4

Vraag:

Wie is verantwoordelijk voor het ongeval met één van de vier plunjers? Wie draait voor de kosten op?

Antwoord:

Tijdens de FAT (Factory Acceptance Test) in april 2014 in de MTS fabriek in Minneapolis in de USA bleek een van de vier actuators (plunjers) zodanig beschadigd dat deze ongeschikt was om te verschepen naar Delft. Vermoedelijke oorzaak van deze beschadiging is (metaal) vervuiling tijdens de montage in de fabriek. MTS heeft deze actuator, op haar kosten, vervangen voor een volledig nieuwe. Na de testen zijn alle 4 de actuators naar Delft verscheept en aldaar gemonteerd.

5

Vraag:

Wat voor «nieuwe kansen» ontstaan er bij het tegengaan van slib in het Markermeer en wat zou de economische consequentie zijn van deze ontwikkeling?

Antwoord:

De projecten Marker Wadden en Luwtemaatregelen Hoornse Hop zijn de eerste stappen in het ontwikkelen van een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES) in het Markermeer-IJmeer. Met deze maatregelen wordt beoogd de vrije beweging van slib in het gebied tegen te gaan, om daarmee de waterkwaliteit te verbeteren. Door deze projecten ontstaan ook nieuwe kansen voor recreatie, zoals bijvoorbeeld voor natuurliefhebbers en watersporters, waardoor het Markermeer (economisch) aantrekkelijker wordt.

6

Vraag:

Wat was er niet goed aan het aanbestedingendossier?

Antwoord:

In 2014 is extra inzet gepleegd om latere risico’s rond bediening en besturing te kunnen beheersen voor het project Renovatie Stuwen Nederrijn/Lek. De technische specificaties van de objecten zijn in nader detail in het contract verwerkt en ook zijn de nieuwste landelijke richtlijnen voor bediening en besturing verwerkt. Zoals gemeld op pagina 42 van het jaarverslag Deltafonds is de aanbesteding gestart en inmiddels vergevorderd.

7

Vraag:

Was er een concrete aanleiding (dreiging) voor de ophoging van de uitgaven aan zoetwatervoorziening ten behoeve van de verbetering van de cyber security? Is deze ophoging, met de kritiek van de Algemene Rekenkamer in het achterhoofd, voldoende?

Antwoord:

De aanleiding voor de verhoging met circa € 5 miljoen betreft de veranderende maatschappelijke context en de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden. RWS verbetert met dit budget de informatiebeveiliging (cyber security) tegen inbraak, misbruik en uitval van missie kritieke systemen. Het ter beschikking gestelde budget is voldoende voor de uitvoering van de, op basis van risicoafweging bepaalde, mitigerende maatregelen.

8

Vraag:

Wat is de prognose voor beide doelstellingen wat betreft watermanagement?

Antwoord:

De genoemde doelstellingen staan centraal bij het beheer van het hoofdwatersysteem. Om de samenhang tussen het regionaal- en hoofdwatersysteem te borgen en schaarste zoveel mogelijk te voorkomen heeft Rijkswaterstaat afspraken gemaakt met de Waterschappen (Bestuursakkoord Water). Tot 2021 staat hierbij de optimalisatie over de beheergrenzen heen centraal, gebaseerd op goede data-uitwisseling en samenwerking. Voor de langere termijn zijn voor het borgen van de samenhang en het zoveel mogelijk voorkomen van schaarste in het Deltaprogramma afspraken gemaakt over financiering en voorkeursstrategieën.

9

Vraag:

Wat is de operationalisering bij de indicatoren betreffende de taken van Rijkswaterstaat?

Antwoord:

Er zijn drie indicatoren voor watermanagement. De eerste indicator geeft aan dat de spuiende kunstwerken en stuwen te allen tijde kunnen worden geopend. Hier wordt gemeten of aan de beschikbaarheidseisen van zogenoemde kritieke onderdelen wordt voldaan. Kritieke onderdelen betreffen onder andere pompen, spuikokers, schutsluizen, doorlaatmiddelen. Het gaat hierbij 58 kunstwerken, die bepalend zijn voor het watermanagement van het hoofdwatersysteem in Nederland. Bij de tweede indicator wordt bepaald of de door Rijkswaterstaat verstrekte informatie voor maatschappelijk vitale processen wordt geleverd binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit is. Van een maatschappelijk vitaal proces is sprake als bij het niet juist of niet tijdig uitvoeren van het proces de veiligheid van de burger in gevaar wordt gebracht of de maatschappij ernstig ontwricht raakt. Bij de derde indicator, tenslotte, wordt bepaald of de afgesproken (streef)peilen, onder normale omstandigheden, binnen de operationele marge, zijn gerealiseerd. Het gaat hierbij om 24-uursgemiddelden. Maatgevend voor deze indicator zijn de drie belangrijkste gebieden van het hoofdwatersysteem: IJsselmeer, Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal en Haringvliet. Het waterpeil in het IJsselmeer en het NZK/ARK wordt beheerd aan de hand van streefpeilen, die officieel zijn vastgelegd in peilbesluiten. Het Haringvliet wordt niet beheerd aan de hand van een streefpeil, maar aan de hand van de wateraanvoer van rivieren. Voor het Haringvliet wordt er naar gestreefd de waterstand bij Moerdijk niet onder 0 cm NAP te laten dalen (vastgelegd in het Lozingsprogramma Haringvliet).

10

Vraag:

Hoe regelmatig worden de «periodieke» inspecties en proefsluitingen uitgevoerd?

Antwoord:

Gedurende het gehele jaar vinden inspecties en testen aan onderdelen, (deel)systemen en componenten van de stormvloedkeringen plaats. De uitgebreidere technische inspecties (en onderhoudswerkzaamheden) worden in het zomerseizoen uitgevoerd (april – oktober), om de directe inzet van de keringen in het stormseizoen te kunnen garanderen. Het inspectieregime kent een vast en planmatig verloop dat is afgestemd op het deugdelijk blijven functioneren van de keringen.

Het aantal proefsluitingen varieert van 1 x per jaar (Maeslantkering, Hartelkering,Ramspolkering), 4 x per jaar (Oosterscheldekering) tot 1x per maand in het stormseizoen (Hollandse IJsselkering)

Daarnaast vinden er regelmatig (1 x per week tot 1x per maand) deeltesten plaats.

11

Vraag:

Kunt u in een overzicht aangeven wat de begrote en de gerealiseerde kosten van inspectie en proefsluitingen zijn wat betreft de waterveiligheid?

Antwoord:

Alle inspectiewerkzaamheden en proefafsluitingen zijn verweven met het uitvoeren van het vast onderhoud aan de stormvloedkeringen. Vast onderhoud zijn alle onderhoudswerkzaamheden die periodiek en jaarlijks benodigd zijn om alle onderdelen, technische (deel)installaties en componenten in goede staat en werkend te houden. Doordat inspectiewerkzaamheden en testen hier onderdeel van zijn is geen goede indicatie te geven van de specifieke kosten van inspecties en proefsluitingen.

12

Vraag:

Kunt u aangeven wat de extra beheermaatregelen zijn die genomen kunnen worden bij het falen van de Maeslantkering?

Antwoord:

De Maeslantkering is robuust ontworpen en in alle systemen is redundantie aanwezig. Mocht desondanks de kering falen dan kan het Operationeel Team de bediening grotendeels overnemen. Zo kunnen subsystemen (bijv. locomobiel, kerende wand) met de hand bediend worden en kan een aantal verstoringen (bijv vastgelopen hoofdlier, vastgelopen computers) verholpen worden. Het Operationeel Team is getraind om deze «voorziene herstelacties» ook in slechte weersomstandigheden uit te voeren.

13

Vraag:

Zijn er ten behoeve van het experimenteerartikel water nog specifieke projectplannen ingediend?

Antwoord:

Naast het project Marker Wadden hebben zich in 2014 geen projecten aangediend die voldeden aan de criteria voor verantwoording op het experimenteerartikel.

14

Vraag:

Kan de verschuiving op de investeringsruimte nader worden toegelicht?

Antwoord:

Tot en met de begroting 2012 werd het hoofdwatersysteem verantwoord op artikel 11 van het infrastructuurfonds en de grote projecten Ruimte voor de Rivier en Maaswerken op artikel 16. Vanaf 2013 is er een aparte Deltafondsbegroting en worden deze onderdelen daarop verantwoord. Op het IF was een investeringsruimte beschikbaar voor alle modaliteiten. Met het onderbrengen van de wateronderdelen in de begroting van het Deltafonds is ook een deel van de investeringsruimte op het IF op dat moment (begroting 2013) overgeheveld naar het DF.

Naar boven