Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34200 nr. 21 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34200 nr. 21 |
Vastgesteld 15 juni 2015
De commissie voor de Rijksuitgaven heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Staat van de rijksverantwoording 2014» (Kamerstuk 34 200, nr. 2)
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Harbers
De griffier van de commissie, Groen
Vraag 1
Klopt het dat de Minister van Economische Zaken bij twee van de drie garantieregelingen geen zicht heeft op de effectiviteit, oftewel in welke mate de garantieregelingen additioneel zijn? Klopt het dat de Minister dit inzicht wel heeft voor de regeling Garantie Ondernemersfinanciering (GO) en dat hierbij 50% van de verleende financiering additioneel blijkt te zijn geweest? Heeft de Algemene Rekenkamer ook naar de kwaliteit van de effectiviteitsrapportage ten aanzien van de GO gekeken?
Het klopt dat de Minister van Economische Zaken bij twee van de drie garantieregelingen geen zicht heeft op de effectiviteit, oftewel in welke mate de garantieregelingen additioneel zijn. Het klopt ook dat de Minister dit zicht wel heeft voor de GO en dat hierbij 50% van de verleende financiering additioneel bleek te zijn. Hierbij moet aangetekend worden dat dit percentage een gemiddelde is, zoals we hierna verder toelichten.
Wij hebben naar de kwaliteit van het effectiviteitsonderzoek over de GO gekeken. De GO is in 2014 geëvalueerd. Sterke punten uit deze evaluatie zijn dat de onderzoekers twee verschillende methoden gebruikt hebben om de additionaliteit van de GO te bepalen en dat ze onder meer gebruik hebben gemaakt van een controlegroep. Dit laatste betekent dat ze het aangevraagde en toegekende krediet van twee groepen bedrijven vergeleken hebben: bedrijven die wel en niet gebruik maken van de GO-regeling. De eerste methode resulteert in een additionaliteit tussen 38% en 64%, de tweede methode in 50%. Op basis daarvan concluderen de onderzoekers dat zonder de GO-regeling de helft van de kredieten niet zou zijn verstrekt.
Vraag 2
Aan welke criteria moeten bedrijven of organisaties voldoen om in aanmerking te komen voor een garantieregeling?
De algemene voorwaarde voor de door ons onderzochte garantieregelingen is, dat ze alleen bedoeld zijn voor gezonde bedrijven met kansrijke plannen die niet aan voldoende financiering kunnen komen. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de voorwaarden verwijzen wij naar de website van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl
Vraag 3
De beoogde bezuiniging op het Rijksapparaatskosten is nu ingevuld met € 0,6 miljard en bedraagt € 4,1 miljard. Hoe kijkt de Algemene Rekenkamer aan tegen het invullen van de opgave die resteert?
In ons rapport stellen wij, gezien de tot nu toe gerealiseerde besparingen op de apparaatskosten, dat realisatie van de resterende taakstelling van 3,5 miljard euro niet eenvoudig zal zijn. Wij zien echter ook dat de Minister voor Wonen en Rijksdienst (WenR) onlangs maatregelen heeft genomen om meer grip te krijgen op de ontwikkeling van de apparaatskosten. Deze maatregelen houden in dat alle begrotingsmutaties inzake de apparaatskosten door de Minister voor WenR beoordeeld zullen worden. Daarnaast zal, in het geval van beleidsintensiveringen, de Minister voor WenR erop toezien dat ministeries er alles aan doen om deze beleidsintensivering mogelijk te maken binnen het huidige beschikbare budget voor apparaatskosten. Het is de vraag of deze maatregelen voldoende zullen zijn om de beoogde taakstelling te realiseren.
Vraag 4
Heeft het schrappen van de «18–30 miljard monitor» bijgedragen aan het feit dat de Minister voor Wonen en Rijksdienst «geen goed inzicht heeft in de mate waarin de beoogde besparingen op de apparaatskosten daadwerkelijk worden gerealiseerd»?
Nee. De «18–30 miljard monitor» gaf namelijk alleen antwoord op de vraag of een bezuinigingsmaatregel was geïmplementeerd door een wijziging van de relevante wet- en regelgeving, en niet op de vraag of daarmee ook de beoogde besparing was gerealiseerd. Het voortzetten van de monitor had dus noch de Minister voor WenR noch het parlement beter inzicht gegeven in de mate waarin de beoogde besparingen op de apparaatskosten daadwerkelijk worden gerealiseerd. Daarom hebben wij in onze onderzoeksreeks «Zicht op Bezuinigingen» het kabinet aanbevolen om ervoor te zorgen dat in de jaarverslagen inzicht wordt gegeven in de realisatie en de gevolgen van de bezuinigingen, in ieder geval voor de belangrijkste bezuinigingsmaatregelen.
Vraag 5
Kan de Algemene Rekenkamer een beeld geven van het aantal FTE dat extern wordt ingehuurd over de periode 2008–2014?
Dit hebben wij niet onderzocht.
Vraag 6
Kan de Algemene Rekenkamer ook een beeld geven van het bedrag dat is besteed aan externe inhuur over de periode 2008 tot en met 2014?
Wij hebben geen onderzoek gedaan naar alle externe inhuur over de genoemde periode. Wij hebben in 2014 bij enkele organisaties onderzoek gedaan naar externe inhuur op ICT-gebied. In bijlage 3 van de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk biedt de Minister voor WenR jaarlijks een overzicht van het financiële belang dat gemoeid is met inhuur van externen per ministerie. In 2014 was hier rijksbreed 1,106 miljard euro mee gemoeid en in 2013 1,014 miljard euro.
Vraag 7
Heeft de Algemene Rekenkamer gekeken naar de duur van externe inhuur? Worden externe adviseurs voor langere perioden (jaren) ingehuurd?
Nee, hier hebben we niet naar gekeken. We hebben dus niet op basis van onderzoek kunnen vaststellen of externe adviseurs voor langere perioden worden ingehuurd. Wel hebben we signalen ontvangen dat sommige van de onderzochte organisaties kampen met een tekort aan personeel op het gebied van ICT. Vacatures kunnen moeilijk worden gevuld en het tekort wordt (tijdelijk) opgevangen met behulp van externe inhuur.
Vraag 8
Hoe beoordeelt de Algemene Rekenkamer de ontwikkeling van de verantwoording van het Rijk wanneer uitsluitend naar financiële grootheden wordt gekeken?
Enerzijds zijn wij positief over het hoge niveau van de rechtmatigheid van 99,5%. Dat is niet altijd het geval geweest en is dus ook in historisch perspectief een positieve ontwikkeling. Anderzijds wijzen wij op de beperkingen van dit oordeel dat verbonden is met het budgetrecht van de Tweede Kamer. Van het totaal aan EMU-uitgaven van 305,4 miljard euro kunnen wij omgerekend 175,2 miljard euro controleren. Van die 175,2 miljard euro, waar ons rechtmatigheidsoordeel betrekking op heeft, bestaat 91 miljard euro uit bestedingen van het Rijk – die controleren wij inhoudelijk. Het restant (84,2 miljard euro) bestaat uit betalingen aan derden, die controleren wij alleen procedureel.
Vraag 9
Vindt de Algemene Rekenkamer dat Nederland het in internationaal perspectief goed doet? Hoe verhoudt de 99,5% rechtmatigheid zich tot de verantwoording over bestedingen in andere landen?
Wij zijn niet nagegaan welke rechtmatigheidspercentages andere landen rapporteren aan hun parlement. Niet elke rekenkamer geeft een rechtmatigheidsoordeel. Bovendien hanteren landen andere verslaggevingsstelsels en er is ook niet overal een premie-gefinancierde sector met zbo’s.
Algemeen bekend is dat voor Europese Unie een hogere tolerantie wordt gehanteerd – namelijk 2% – en dat die al enige tijd niet gehaald wordt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34200-21.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.