34 193 Evaluatie Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2017

Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van de motie-Van Tongeren (GL) en Swinkels (D66) (Kamerstuk 34 091, nr. 18) over de versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers. Tevens ga ik in op de voortgang ten aanzien van de uitvoering van de motie-Van der Staaij (SGP) en Segers (CU) over de uitstapprogramma’s voor prostituees (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 80). In dit kader besteed ik in het bijzonder aandacht aan de uitvoering van de motie- Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 28 638, nr. 148) over het bevorderen dat gemeentebesturen een beleidsvisie vaststellen over de mogelijkheden tot hulp bij het beëindigen van de werkzaamheden van prostituees en de wijze waarop prostituees hierover worden geïnformeerd. Ten slotte informeer ik u over een aantal toezeggingen inzake prostitutiebeleid.

Versterking maatschappelijke en sociale positie van sekswerkers

In de motie die uw Kamer heeft aanvaard bij behandeling van het initiatiefwetsvoorstel strafbaarstelling misbruik prostituees die slachtoffer zijn van mensenhandel is de regering verzocht om initiatieven te nemen die de maatschappelijke positie van sekswerkers versterkt en de hulpverlening aan sekswerkers intensiveert, te onderzoeken of versterking van de rechtspositie van sekswerkers noodzakelijk is en de Kamer hierover te informeren. In mijn brief van 23 juni 2014 (Kamerstuk 28 638, nr. 119) heb ik u geïnformeerd over de lijnen waarlangs wordt gewerkt aan de verbetering van de positie van prostituees. Aan de hand van de uitkomsten van het deelonderzoek sociale positie binnen de nulmeting wetsvoorstel Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (WRP), (Kamerstuk 34 193, nr. 1) heb ik overleg gevoerd met belangenorganisaties van prostituees. Met hen heb ik ook gesproken over het rapport «Verkenning naar een landelijk klachtenloket voor sekswerkers» waarover ik uw Kamer per brief van 25 april 2016 (Kamerstuk 34 193, nr. 2) heb geïnformeerd. De belangenorganisaties van prostituees herkennen zich in de uitkomsten van deze rapporten en benadrukken dat met name het stigma op het beroep als probleem wordt ervaren. Inmiddels steunt mijn ministerie de belangenorganisatie van sekswerkers PROUD tot en met 2018 om projecten uit te voeren op het terrein van veldwerk, ondersteuning aan sekswerkers en kennisdeling en educatie voor sekswerkers en overheden. Hiermee kan tegemoet worden gekomen aan de door sekswerkers ervaren behoeften zoals die in de rapporten naar voren zijn gekomen.

Tevens is in 2016 een eenmalige subsidie verleend aan stichting My Red Light, prostitutiebedrijf in zelfbeheer van sekswerkers, op grond van de subsidievoorziening Veiligheid Kleine Bedrijven. Doelstelling van deze stichting is het door de realisatie van zelfbeheer van een prostitutiebedrijf bijdragen aan de versterking van de positie van sekswerkers en het verbeteren van hun werkomstandigheden. De pilot is daarmee innovatief en komt ten goede aan de preventie van criminaliteit in de sekswerkersbranche. Daarnaast verricht stichting SOA Aids Nederland in opdracht van mijn ministerie een project naar geweld bij sekswerkers om bij te kunnen dragen aan (nieuwe) methoden om geweld tegen te gaan. Deze activiteiten beogen het stigma, de discriminatie en het geweld tegen prostituees in Nederland te verminderen. Eind 2017 wordt dit project afgerond.

Inmiddels werken enkele gemeenten met klankbordgroepen en vertrouwenspersonen voor de uitvoering en ontwikkeling van hun lokale prostitutiebeleid. In samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en enkele gemeenten is een overzicht gemaakte van arbo-regels die relevant zijn voor de prostitutiebranche. In het kader van voorlichting voor prostituees zijn deze regels op illustratieve wijze beschikbaar gemaakt op www.prostitutiegoedgeregeld.nl (op de website van SOA Aids). Deze website biedt informatie (in acht talen) over rechten en plichten op het terrein van arbeidsrecht, sociale zekerheid, belastingen, gezondheid, verblijf in Nederland, opvang en huisvesting, mogelijk slachtofferschap van mensenhandel en uitstapmogelijkheden.

Naar aanleiding van signalen van sekswerkers en exploitanten dat zij problemen ervaren in de toegang tot zakelijke dienstverlening voor de prostitutiebranche, heeft op initiatief van de burgemeester van Amsterdam op 11 oktober 2016 een ambtswoninggesprek zakelijke dienstverlening aan de prostitutiebranche plaatsgevonden. Naast de burgemeester en mijn ambtsvoorganger waren ook (belangenverenigingen van) sekswerkers, exploitanten, het Verbond van Verzekeraars (VvV) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) aanwezig. Hier zijn de ervaren problemen zoals het afsluiten van hypotheken en verzekeringen en het openen van (zakelijke) bankrekeningen besproken. In het voorjaar van 2017 hebben de Nederlandse Vereniging van Banken en het Verbond van Verzekeraars een reactie gestuurd op de aangereikte casuïstiek op dit onderwerp. Beide partijen hebben deze casuïstiek voorgelegd aan hun leden om op deze manier te achterhalen hoe de zakelijke dienstverlening aan de prostitutiebranche in de praktijk werkt. De reacties van de NVB en het VvV worden besproken met de deelnemers van het ambtswoninggesprek teneinde de zakelijke dienstverlening aan de prostitutiebranche te verbeteren.

Op vorenstaande wijze meen ik een bijdrage te leveren aan de verbetering van de sociale positie van prostituees. Ook de Wrp zal een bijdrage leveren aan het verbeteren van de positie van de prostituee. Met de Wrp wordt de exploitant verplicht de maatregelen ten behoeve van gezondheid, veiligheid, hygiëne en zelfbeschikkingsrecht van de prostituee in het bedrijfsplan op te nemen. Ik heb het WODC gevraagd te onderzoeken of versterking van de rechtspositie van sekswerkers noodzakelijk is. Het WODC is voornemens in de tweede helft van dit jaar te starten met een onderzoek onder sekswerkers waarin ook aan de rechtspositie aandacht wordt besteed.

Regeling uitstapprogramma’s voor prostituees II

Uit de nulmeting Wrp bleek van de geïnterviewde prostituees een substantieel deel een poging te hebben ondernomen om te stoppen met het werk. Als gevolg van de motie van de leden Van der Staaij (SGP) en Segers (CU) tijdens de begrotingsbehandeling in 2014, is de regeling uitstapprogramma’s prostituees II (RUPS II) tot stand gekomen. Voor een periode van vier jaar (half 2014 tot en met half 2018) is jaarlijks drie miljoen euro beschikbaar gesteld om deze programma’s te financieren. Aan de regeling is het doel van een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s gekoppeld. Na aanvang van de regeling heeft Nijmegen en omstreken tot en met eind 2017 nog een bijdrage ontvangen om deze landelijke dekking te bevorderen. Bovendien worden de programma’s geacht te zoeken naar mogelijkheden voor borging van uitstapmogelijkheden voor prostituees op langere termijn. Dit wordt door co-financiering bevorderd.

De bestaande uitstapprogramma’s en de programma’s die tot 2018 worden gefinancierd door de RUPS II, vormen een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s. Iedere prostituee in Nederland die behoefte heeft om te stoppen met prostitutiewerkzaamheden, heeft de mogelijkheid zich bij een uitstapprogramma aan te melden. Tijdens de begrotingsbehandeling van november 2016 is per amendement (Kamerstuk 34 550 VI, nr. 35) 100.000 euro extra beschikbaar gesteld voor uitstapprogramma’s. Er worden verkennende gesprekken gevoerd om gebieden waar de uitstapprogramma’s nog onvoldoende van de grond zijn gekomen, een extra impuls te geven. Ook breng ik het belang van uitstapprogramma’s en het vaststellen van een beleidsvisie onder de aandacht van gemeenten. De Wrp zal hieraan, na inwerkingtreding, een bijdrage leveren. Veel gemeenten zullen hun prostitutiebeleid (her)formuleren. Bij de implementatie van de wet vraag ik daarom extra aandacht bij gemeenten voor uitstapmogelijkheden.

RUPS II duurt nog tot halverwege 2018. De programma’s hebben inmiddels veel expertise opgebouwd over uitstappen. Met deze kennis begeleiden de programma’s prostituees van hun werk als prostituee naar een andere dagbesteding. Voor deze uitstaptrajecten is samenwerking met gemeenten essentieel. Door het stigma in de prostitutiebranche is het lastig om te stoppen met het werk in de prostitutie. Bovendien is het veelal een opgave om met het werk in de prostitutie te stoppen en bemoeilijken zaken als huisvesting en het vinden van ander werk, het uitstappen uit de prostitutie. Dankzij de inzet van gemeenten kunnen de uitvoerders van de uitstapprogramma’s een volledige begeleiding bieden. De programma’s besteden aandacht aan borging op langere termijn door met elkaar de mogelijkheden hiervoor te bespreken. Er is veel waardering van alle uitstapprogramma’s voor de landelijke leer- en evaluatiebijeenkomsten die minimaal drie keer per jaar worden georganiseerd. Daarin worden ervaring en kennis uitgewisseld. Op deze wijze spreken de uitvoerders van programma’s hun netwerk van partners aan die betrokken zijn bij de uitstapprogramma’s, om de opgedane kennis te verankeren.

Toezeggingen

In de brief aan uw Kamer over de uitkomsten van de nulmeting Wrp, heb ik aangegeven het WODC een verkenning uit te laten voeren voor een koppeling tussen registratiegegevens van de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel en gemeenten (Kamerstuk 34 193, nr. 1). Daarmee zou mogelijk een betrouwbare schatting kunnen worden gegeven van het aantal werkzame prostituees in Nederland. De verkenning heeft geleid tot de conclusie dat het met de huidige registratiesystemen en de wijze waarop die worden gebruikt, niet mogelijk is om een betrouwbare schatting van het aantal in Nederland werkzame prostituees te achterhalen, ook niet via een eventuele koppeling van systemen.

Daarnaast heb ik tijdens de behandeling van de novelle Wrp op 16 juni 2016 toegezegd in gesprek te gaan met de initiatiefnemer van een coöperatieve vereniging in Den Haag die sekswerkers in loondienst heeft. Er is contact geweest tussen vertegenwoordigers van mijn ministerie en de betreffende initiatiefnemer. Ook is gebleken dat de Belastingdienst in gesprek is met de initiatiefnemer over een vereniging waar ZZP-ers in de erotieksector zich kunnen aansluiten zodat ze belasting betalen, verzekeringen kunnen afsluiten en andere diensten kunnen afnemen als werknemer. Deze werkvorm behoeft nadere uitwerking tussen de initiatiefnemer in overleg met de Belastingdienst. Het is derhalve te vroeg om te concluderen dat het hier om een best-practice zou gaan.

Tijdens het VAO prostitutie en mensenhandel op 27 september 2016 (Handelingen II 2016/17, nr. 4, item 23) heeft het lid Van Toorenburg (CDA) mijn ambtsvoorganger gevraagd met de burgemeester van Amsterdam te bespreken hoe het mogelijk is «om zicht te houden op de prostituees terwijl ze niet meer bij de GGD aangemeld kunnen worden wegens privacy». De gemeente Amsterdam heeft mijn ambtsvoorganger laten weten dat de rol van de GGD hierin berust op een misverstand. In Amsterdam voert niet de GGD gesprekken met sekswerkers om hun zelfredzaamheid te toetsen, maar in eerste instantie de exploitant en eventueel daarna op vrijwillige basis een gemeentelijk adviesteam.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

Naar boven