34 186 Wijziging van het Reglement van Orde in verband met de aanmelding op de presentielijst

Nr. 3 VERSLAG

Vastgesteld 20 mei 2015

De commissie voor de Werkwijze der Kamer, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord door het presidium, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde (RvO) in verband met de aanmelding op de presentielijst. Zij maken graag van deze gelegenheid gebruik een paar opmerkingen te maken over het voorstel.

Deze leden stellen voorop dat ook de Tweede Kamer mee hoort te gaan met de tijd en waarderen het dan ook dat de Voorzitter een automatiseringsagenda heeft opgesteld. Zij zien dat dit voorstel de preciesheid van registratie van de aanwezigheid van Kamerleden bevordert. Het is nodig dat de preciesheid wordt bevorderd, omdat de registratie van de aanwezigheid van Kamerleden wordt gebruikt om vast te stellen of het quorum bereikt is. Deze praktische wijziging maakt het makkelijker om vast te stellen of er een quorum is. Derhalve zullen voornoemde leden instemmen met het voorliggende voorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende voorstel tot wijziging van het RvO. Deze wijziging schept de mogelijkheid van een andere aanwezigheidsregistratie dan de bestaande papieren presentielijst. Deze leden vragen het presidium waarom nu alleen de mogelijkheid voorligt en niet de beoogde andere aanwezigheidsregistratie als zodanig. Kan worden aangegeven wat de problemen zijn met de bestaande aanwezigheidsregistratie? Wat zijn de voor- en nadelen van een andere aanwezigheidsregistratie? Hoe betrouwbaar en waterdicht is een andere aanwezigheidsregistratie?

De aan het woord zijnde leden vragen waarnaar «eveneens op deze wijze» verwijst in de tweede volzin van het voorgestelde artikel 48 RvO. In de eerste volzin ontbreekt toch juist een omschrijving van de wijze waarop de leden hun aanwezigheid melden? Waarom is in het voorgestelde artikel 48 sprake van «melden» op de presentielijst en in artikel 49 van «aanmelden»?

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over het voornemen om over te gaan tot een elektronische aanwezigheidslijst. Zij vragen allereerst welk probleem deze nieuwe regel oplost. Kamerleden hebben immers een eigen verantwoordelijkheid zich aan te melden. Zij merken verder op dat in plaats van het intekenen dat men voor vergadering aanwezig is (opt-in) om deel te nemen aan de vergadering ervoor afmelden (opt-out) de standaard wordt in het voorstel dat zou volgen na aanpassing van het RvO. De registratie als aanwezig ontstaat in het voorstel immers automatisch wanneer de pas voor de toegangspoort aangeboden wordt, maar verdwijnt niet automatisch wanneer de pas bij het verlaten het gebouw bij de uitgang aangeboden wordt. Daarvoor moet men alsnog actief handmatig uittekenen. Waarom vindt omkering van die handeling en verschuiving van de bewijslast plaats? Welke gevolgen heeft dat voor het behalen van het quorum en is onderzocht of dit er niet toe leidt dat Kamerleden onterecht als aanwezig aangemeld staan? Bestaat voorts het risico dat met elektronische registratie van aanwezigheid de dagelijkse werksituatie gemakkelijker geopenbaard kan worden? Waar naar deze leden aannemen alleen de beveiliging zicht heeft op wie er in het gebouw aanwezig is, zal deze groep voor toepassing van de digitale registratie uitgebreid moeten worden. Wie hebben er dan allemaal toegang tot de aanwezigheidsgegevens? Hoe wordt voorkomen dat die informatie misbruikt wordt?

De aan het woord zijnde leden zijn benieuwd waarop het oorspronkelijke oordeel was gebaseerd dat het hier een voorstel vaan eenvoudige aard betreft. Deelt het presidium de opvatting dat wijzigingen die de werkomstandigheden van de Kamerleden en de medewerkers aangaan in principe altijd aan vooronderzoek onderworpen zouden moeten worden en dat in de voorbereidende fase de leden van het presidium ruggenspraak zouden moeten kunnen hebben met hun fractie zonder dat de vertrouwelijkheid van het besprokene daaraan in de weg staat? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel om niet langer te verplichten de presentielijst schriftelijk te tekenen. Zij hebben hierover enkele vragen.

In de eerste plaats vragen zij wat het precieze voordeel is van het wijzigen van de bepaling over de presentielijst in het RvO. Is het alleen bedoeld als bezuinigingsmaatregel of zijn er ook andere motieven die ten grondslag liggen aan dit wetsvoorstel?

Voornoemde leden merken op dat als dit voorstel wordt aangenomen, registratie niet langer meer plaats hoeft te vinden door het tekenen van de presentielijst. Zij vragen in hoeverre het tekenen van de presentielijst een traditie is die past bij het Nederlandse parlement en daarom ook vanuit die overweging van waarde is om te behouden. Wegen de voordelen die er mogelijk zouden zijn op tegen dit nadeel? In hoeverre kan het voorstel gevolgen hebben voor het persoonlijk tekenen door Kamerleden? Het zetten van een handtekening is een persoonlijke daad. Het aanbieden van bijvoorbeeld de toegangspas als middel om te ondertekenen zou ook plaats kunnen vinden door anderen dan Kamerleden. In hoeverre is dit een probleem, mede in het licht van de Grondwettelijke bepalingen daaromtrent?

De voorzitter van de commissie, Van Miltenburg

De griffier van de commissie, Van Doorn

Naar boven