34 183 Raming der voor de Tweede Kamer in 2016 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 11 ADDENDUM BIJ DE STAAT VAN DE TWEEDE KAMER (2014)

Ontvangen 17 juni 2015

In het verslag (Kamerstuk 34 183, nr. 7) hebben de leden van de CDA-fractie o.a. gevraagd of de aan de Staat van de Tweede Kamer over 2014 toegevoegde literatuurlijst niet van samenvattingen kan worden voorzien van de daarin genoemde publicaties. De Griffier heeft de Dienst informatievoorziening daarop verzocht bij de publicaties die zich daarvoor lenen samenvattingen op te stellen. De aldus geannoteerde literatuurlijst is hieronder opgenomen en te beschouwen als een addendum bij de Staat 2014 (Kamerstuk 34 183, nr. 4).

Overzicht van enkele in 2014 verschenen boeken en publicaties in tijdschriften over de Tweede Kamer

Baalen, C.A. van e.a (red.)

Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2014: het geld regeert

Amsterdam, 2014

Beun, H.

Tweede Kamer voert al dialoog met Europese Commissie

Internationale Spectator 2014 nr. 1 blz. 44–45

Bijdrage van Beun, adjunct-griffier commissie Europese Zaken van de Tweede Kamer, en EU-adviseur voor de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken.

De Tweede Kamer heeft haar controlerende rol in het kader van de versterkte

Europese coördinatie van het economisch en begrotingsbeleid in 2013 pragmatisch en vooral voortvarend opgepakt, en er is op geen enkel moment een Europees besluit genomen zonder dat de Tweede Kamer zich voorafgaand, hetzij via de regering dan wel rechtstreeks aan de Europese Commissie, heeft uitgesproken. Uiteraard is het voor een effectieve parlementaire controle op de wisselwerking tussen het Europees Semester en de nationale begrotings- en beleidscycli van belang dat de politieke aandacht voor dit onderwerp niet verslapt. De benoeming van een nieuwe rapporteur en de ervaringen van het afgelopen jaar, geven echter geen aanleiding te veronderstellen dat dit het geval is.

Biefang, A. e.a. (red.)

Erich Salomon & het ideale parlement: fotograaf in Berlijn en Den Haag, 1928–1940

Amsterdam, 2014

Boer, N. de e.a.

Twitter en de Tweede Kamer

Den Haag, 2014

Dit onderzoek, uitgevoerd door Communicatie- en PR-bureau Weber Shandwick, geeft inzicht in het dynamische, digitale, politieke landschap in Nederland vanuit het perspectief van twee belangrijke, en zichtbare spelers in de continue dialoog: de Kamerleden en de journalistiek. Het heeft zich daarbij tot doel gesteld te achterhalen hoe deze spelers Twitter ervaren. Waarom lezen ze berichten? Waarom retweeten ze? Met wie gaan ze in gesprek en waarom? Hoe belangrijk is Twitter in het dagelijkse werk? Is het een bron van inspiratie, reflectie, of gewoon een activiteit die er nou eenmaal bij hoort? Op deze vragen, en meer, biedt het onderzoek antwoord.

Borman, T.C.

Dode letters in het RvO TK: artikelsgewijze behandeling en stemming

Regelmaat 2014 nr. 2 blz. 109–116

Coördinerend raadadviseur staats- en bestuursrecht bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Borman, houdt een pleidooi voor het in overeenstemming brengen met de praktijk van de artikelsgewijze aanpak, zoals deze nog in het RvO TK is opgenomen (voor de behandeling facultatief en voor de stemming verplicht). Men kan het uit het oogpunt van een ordentelijke debatorde misschien betreuren dat in een debat over een wetsvoorstel geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen algemene onderwerpen en de inhoud van de specifieke artikelen of onderdelen, maar dit is wel een realiteit die niet meer is terug te draaien. Debattechnisch is het ook gekunsteld om een onderscheid te maken tussen algemeen en artikelsgewijs. Ook bij de stemmingen is er geen noodzaak om dit onderscheid te maken. Uiteraard moet er wel altijd eerst worden gestemd over de amendementen, maar als daardoor de inhoud van de artikelen eenmaal vaststaat, staat niets eraan in de weg om tot de eindstemming over te gaan. Het stemmen over de (eventueel gewijzigde) artikelen is dan een overbodige tussenstap.

Bovend’Eert e.a.

Evaluatie van de kabinetsformatie 2012: de toepassing van artikel 139a Reglement van Orde van de Tweede Kamer

S.l., 2014 (verschenen in Kamerstuk 33 410, 72)

Evaluatie van de kabinetsformatie van 2012, waarbij de «nieuwe formatieprocedure» van art. 139a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (RvOTK) is toepgepast. Een commissie onder voorzitterschap van hoogleraar Bovend’Eert komt tot aanbevelingen op de volgende terreinen:

  • De eerste acht dagen na de Tweede Kamerverkiezingen

  • De Tweede Kamervoorzitter en de kabinetsformatie

  • De positie van de Koning bij de kabinetsformatie

  • De (in)formateur: benoeming, opdracht en verantwoordelijkheid

  • De Eerste Kamer en de kabinetsformatie

  • «Een opener en democratischer proces van de formatie»

  • Enkele praktische punten inzake de formatie

  • Aanpassing art. 139a RvOTK

Drexhage, E.C.

De Eerste Kamer en het politieke primaat van de Tweede Kamer: lessen uit het buitenland

Nederlands Juristenblad 2014 nr. 34 blz. 2346–2355

Benoeming van drie manieren om het politieke primaat van de Tweede Kamer beter tot gelding te laten komen, door Drexhage die onderzoek deed naar senaten in diverse landen. Ten eerste vervanging van het volledige vetorecht door een opschortend vetorecht (inclusief amendementsrecht), waarbij de Tweede Kamer uiteindelijk het laatste woord heeft.

Ten tweede zou kunnen worden overwogen om de Eerste Kamer te bevrijden van haar politieke verleidingen door de senaat steeds tegelijk met de Tweede Kamer te kiezen volgens een nagenoeg identiek kiesstelsel, zoals in Italië tot voor kort het geval is geweest. Een senaat die politiek niet van het lagerhuis verschilt, kan zich wijden aan een zorgvuldige heroverweging zonder de verdenking op zich te laden dat hij dit om partijpolitieke redenen doet. Mogelijk gevolg zou wel zijn, dat een senaat die nagenoeg gelijk is samengesteld als de Tweede Kamer, al gauw als een overbodig instituut wordt gezien (zoals bijv. in Ierland, Italië, Spanje, Canada tot 1984).

Een derde mogelijkheid is het formuleren van een Nederlandse variant van de Britse Salisbury convention («de Eerste Kamer verwerpt voorstellen die in het regeerakkoord van het kabinet zijn aangekondigd, niet op politieke

gronden»).Tegelijk zou dan kunnen worden overeengekomen dat de ongeschreven vertrouwensregel uit de aard der zaak in de Eerste Kamer niet geldt.

Driel, N. van e.a.

De Tweede Kamerverkiezingen in vijftig stappen

Amsterdam, 2014

Fasseur, C.

Eigen meester, niemands knecht: het leven van Pieter Sjoerds Gerbrandy, Minister-President in de Tweede Wereldoorlog

Amsterdam, 2014

Jong, A. de

Kamer moet in de spiegel blijven kijken

Zicht 2014 nr. 1 blz. 42–46

(Terugblik op de aanbevelingen van de stuurgroep parlementaire zelfreflectie)

Beschouwing van het hoofd redactie politiek van het Reformatorisch Dagblad over wat er terecht is gekomen van de aanbevelingen die voortkwamen uit de stuurgroep «parlementaire zelfreflectie». De conclusie luidt dat, ondanks dat er vooruitgang is geboekt op een paar punten, verbetering van de eigen werkwijze van de Kamer een taai proces is, dat al gauw stuit op politieke tegenstellingen.

De Jong vindt het jammer dat de Kamer de suggestie niet heeft overgenomen om de zogeheten dertigledendebatten alleen mogelijk te maken via een nader te bepalen formule. Een dergelijke formule is bijvoorbeeld dat een «spoeddebat» alleen wordt gehonoreerd als minimaal drie fracties erom vragen, waarbij de som van het aantal vereiste leden gelijk is aan dat van de grootste fractie plus de twee kleinste fracties.

De auteur stelt dat het voor politieke partijen gemakkelijker is dan voor de Tweede Kamer om de werkwijze bij te sturen. Enkele van de genoemde voorbeelden daarvan zijn:

  • bij het opstellen van de kandidatenlijsten een betere balans aanbrengen tussen nieuw en oud;

  • zo min mogelijk spoeddebatten aanvragen;

  • meer energie steken in debatten over grote, structurele problemen dan in debatten over incidenten.

Kessel, M. van e.a.

Controversieelverklaringen

Tijdschrift voor Constitutioneel Recht (TvCR) 2014 nr. 3 blz. 198–218

Staatsrechtelijke reflectie door docent staatsrecht Rijksuniversiteit Groningen, Nap, en trainee Randstedelijke Rekenkamer, Van Kessel, op de parlementaire controversieelverklaring. Zij doen dit op basis van de parlementaire praktijk van de afgelopen twintig jaar. De wildgroei in het aantal controversieelverklaringen zoals die zich enkele malen heeft voorgedaan, moet worden bestreden. Het verdient aanbeveling de controversieelverklaring voornamelijk in te zetten op terreinen waar de Kamer een eigen bevoegdheid heeft. Het valt te betreuren dat de Tweede Kamer tot op heden er van heeft afgezien een procedure voor controversieelverklaringen vast te leggen. De Kamer zou er goed aan doen om in een procedureregeling geen inhoudelijke criteria voor controversialiteit op te nemen. Het verdient verder aanbeveling te erkennen dat de algemene regel dat besluiten bij gewone meerderheid genomen worden, ook toepasselijk is op aanhoudingen.

Klok, J.H. e.a.

Het dubbelmandaat: tussen droom en daad...

Tijdschrift voor Constitutioneel Recht (TvCR) 2014 nr. 4 blz. 303–314

PVV-fractievoorzitter Wilders was lijstduwer voor de Europese verkiezingen, werd met voorkeursstemmen gekozen en wilde ook lid worden van het Europees parlement. Ingegaan wordt op het EU-verbod op het dubbelmandaat, de toelatingsprocedure voor het Europees parlement, de door Wilders aangespannen juridische procedures, de uitkomst daarvan en de vraag wat Wilders» positie zou zijn geweest als hij inderdaad lid zou zijn geworden van het Europees parlement. Het debat en de praktijk wordt gekenmerkt door een ambivalente houding ten opzichte van het dubbelmandaat. Ook in actuele discussies over de versterking van de verbinding tussen nationale parlementen en het Europees parlement zal herinvoering van het dubbelmandaat hoogst waarschijnlijk niet de remedie zijn.

Het is opmerkelijk dat de Europese regelgeving in het midden laat hoe moet worden gehandeld als beroep wordt ingesteld tegen besluiten van het Europees parlement in het kader van het geloofsbrievenonderzoek. Aanbevolen wordt het Reglement van het Europees parlement op dit punt te herzien.

Korevaar, E.

Het zwarte gat in het politieke staatsrecht: een conflictregeling voor het parlement

Nederlands Juristenblad 2014 nr. 34 blz. 2356–2361

Onderzoek naar varianten voor een conflictregeling waarmee de verhoudingen tussen Eerste en Tweede Kamer worden geduid. Het is een alternatief voor de novelle en het vetorecht. In het buitenland heeft men hier goede ervaringen mee. Ervan uitgaande dat voor Nederland geldt dat het primaat van de Tweede Kamer gewaarborgd moet zijn, worden drie voorstellen voor een conflictregeling gedaan, gebaseerd op de situatie in Frankrijk en Groot-Brittannië en de kabinetsnotitie «Reflecties over de positie van de Eerste Kamer». Bepleit wordt de Senaat amendementsrecht te geven en een conciliatiecommissie in te voeren zoals in Frankrijk. Zo'n commissie wordt gevormd wanneer Eerste en Tweede Kamer geen overeenstemming kunnen bereiken. Beide Kamers stemmen over het door de commissie gedane voorstel. Mocht hier geen overeenstemming over bestaan dan heeft de Tweede Kamer het eindoordeel. Zo wordt een heldere conflictregeling geformuleerd en wordt het politieke primaat hersteld.

Kriek, H.I.

De patatbalie: de do’s-and-don’ts van het intrigerende kat-en-muisspel tussen media en politici in Den Haag

Uithoorn, 2014

Langeveld, A.

De man die in de put sprong: Willem Schermerhorn, 1894–1977

Amsterdam, 2014

Mastenbroek, E. e.a.

Gericht op Europa: nationale parlementaire controle op Europese besluitvorming na het Verdrag van Lissabon

Nijmegen, 2014

Onderzoek, in de vorm van een bestuurlijk rapport, naar het functioneren en de effecten van de instrumenten en procedures die nationale parlementen naar aanleiding van het Verdrag van Lissabon hebben ingevoerd om hun controle op Europese besluitvorming te vergroten.

Bevat de volgende aanbevelingen:

Aanbevelingen (verkort)

  • 1. Een geïntegreerde maar selectieve benadering. Wij adviseren de Tweede Kamer om tijd en middelen te kanaliseren in een geïntegreerde benadering ten aanzien van het Early Warning System (EWS), inhoudende dat het EWS moet worden gezien als een aanvulling op in plaats van een vervanging van controle op de regering. Dit vereist een actieve opstelling in interparlementaire samenwerking, alsmede actieve opvolging van gemotiveerde adviezen.

    Het aanstellen van een rapporteur kan hiervoor een nuttig instrument zijn. De Tweede Kamer wordt aangeraden om deze geïntegreerde benadering te reserveren voor politieke kerndossiers, gebaseerd op brede en expliciete politieke bereidheid. Dit moet worden gecompleteerd door een kritische reflectie op die Europese controle-instrumenten die minder effectief of zichtbaar zijn. Het uitbrengen van hoge aantallen gemotiveerde adviezen mag geen doel op zich worden en het behandelvoorbehoud kan mogelijkerwijs efficiënter worden gemaakt of worden vervangen door een algemeen informatierecht en/of een steviger instrument voor controle van de nationale onderhandelingspositie.

  • 2. Hervorming van het EWS. Ttwee amendementen vormen een minimaal eisenpakket van nagenoeg alle 28 lidstaten: een verlenging van de deadline van acht naar twaalf of zestien weken en snellere en inhoudelijk betere reacties van de Europese Commissie. De Tweede Kamer wordt geadviseerd om het voortouw te nemen in deze hervormingen tijdens het aankomende Nederlandse voorzitterschap en om opvolging te geven aan haar eerdere voorstel om een gezamenlijke openingsparagraaf voor gemotiveerde adviezen te ontwikkelen.

  • 3. Interparlementaire samenwerking. Verscheidene parlementen ontberen de wil en/of de capaciteit om een actieve rol te spelen in het EWS. Om die reden adviseren wij de Tweede Kamer om haar aandacht te richten op die parlementen die een onafhankelijke rol op het Europese niveau kunnen en willen spelen. De Tweede Kamer zou het delen van nationale prioriteiten en reacties op groen- en witboeken in IPEX kunnen stimuleren. De Tweede Kamer wordt tot slot aangeraden om COSAC-bijeenkomsten «nieuwe stijl» te organiseren tijdens het naderende Nederlandse voorzitterschap langs de volgende lijnen: meer ruimte voor informele uitwisseling, side meetings over concrete dossiers, een minder centrale rol voor vertegenwoordigers van de Europese instellingen en meer invloed op de agenda voor andere parlementen.

Meuwese, A.C.M.

Het Nederlandse parlement als Europese waakhond?

Ars Aequi 2014 nr. 4 blz. 250, 252

Het Verdrag van Lissabon heeft de nationale parlementen een rol gegeven bij het terugfluiten van de Europese wetgever als zij vinden dat nationale wetgevers een onderwerp even goed of beter kunnen regelen. Antwoorden op de vraag hoe voorkomen kan worden – na de tweede, in de herfst van 2013 aan de Europese Commissie toegekende, «gele kaart» – dat dit constitutionele experiment verzandt in een kat-en-muisspel.

Praag, Ph. Van e.a. (red.)

Media, macht en politiek: de verkiezingscampagne van 2012

Diemen, 2014

Rooy, P. de

Ons stipje op de waereldkaart: de politieke cultuur van modern Nederland

Amsterdam, 2014

Santen, R. van e.a.

When politics becomes news: an analysis of parliamentary questions and press coverage in three West European countries

Acta Politica 2014 nr. 1 blz. 45–63

Onderzoek naar media-aandacht voor mondelinge Kamervragen in Nederland, Frankrijk en Duitsland.

Schout, A. e.a.

Weinig hoop voor versterkte rol Tweede Kamer in controleren van de EU

Internationale Spectator 2014 nr. 6 blz. 50–53

Kritiek door twee medewerkers van Instituut Clingendael op de veronderstelling dat de democratische legitimiteit van en de controle op de Europese besluitvorming / EU-instellingen automatisch wordt bevorderd door nationale parlementen van de EU-lidstaten, in het bijzonder het Nederlandse parlement, een prominentere rol te geven. De auteurs stellen dat het steeds herhalen van het belang van het versterken van de rol van nationale parlementen onvoldoende is, of zelfs misleidend. Enkele redenen die worden genoemd c.q. punten van kritiek zijn:

  • De Tweede Kamer heeft, mede onder druk van de economische crisis, ingestemd met vergaande Europese beleidsmaatregelen. Vragen over de politiek-institutionele verhoudingen en het toekomstbeeld van de EU, heeft de Kamer onvoldoende uitgediept.

  • Het is voor een nationale parlementariër niet aanlokkelijk om tijd te besteden aan het controleren van EU beleidsprocedures die politiek nog niet spelen. Dat is echter wel het moment voor hen om invloed uit te oefenen.

Nationale parlementariërs kampen met een gebrek aan overzicht om zich actief met Europa en andere lidstaten te bemoeien.

Toorn, M. van den e.a.

De dynamiek van het reces

PM 2014 nr. 6 blz. 14–21

Themagedeelte over de activiteiten in het zomerreces van onder meer de Tweede Kamer.

Tweede Kamer digitaliseert

GOV: magazine over de digitale overheid 2014 nr. 6 blz. 10–11, 13

Interview met Tweede Kamervoorzitter Van Miltenburg.

Vulperhorst, L.

De onderste steen: hoe parlementair onderzoek helpt de wereld om ons heen te begrijpen

Amsterdam, 2014

Centraal staan de functies van parlementair onderzoek (enquêtes) en de beeldvorming, de framing daarvan. Ook al zouden we gewend raken aan onder andere het feit dat beleidsrationaliteit zelden een goede afspiegeling is van de werkelijkheid en dat bij moeilijke kwesties improvisatie belangrijker is dan het uitvoeren van het «plan», dan nog moet steeds opnieuw beleidsfalen, kostenoverschrijdingen en/of ongewenste effecten opnieuw worden onderzocht en daar van worden geleerd. Door ons niet meer te laten verrassen dat dingen fout gaan en door bovendien parlementair onderzoek tot een normale taak van het parlement te maken, hoeft een aantal functies van het parlementair onderzoek niet meer zo prominent te worden gebruikt:

  • Minder de tribunaalfunctie (fouten maken mag)

  • Minder de springplankfunctie (parlementair onderzoek is dan veel meer een gewoon parlementair instrument)

  • Minder de rituele functie (niet altijd meer «mea culpa» van de Kamer)

  • Minder noodzaak telkens herbevestigen gezag parlement (dagelijkse activiteit als er meer onderzoeken zijn)

  • Minder pleiten voor tegenmacht en delibereren (al het onderzoek illustreert dit al)

Parlementair onderzoek kan zich dan meer richten op politieke verantwoording, parlementaire controle van de uitvoerende macht, evalueren van de kwaliteit van de wetgeving en waarheidsvinding. En daarnaast op het lerend vermogen van de Kamer en op stoppen met of aanpassen van beleid. Dan kan het negatieve beeld dat een parlementair onderzoek oproept («het werkt niet», «het zijn kneuzen», «de burger draait op voor de kosten van een debacle») worden aangepast. Het onderzoek gaat waarover het moet gaan: de politiek. Zo wordt voorkomen dat politici de bal van zich afspelen en anderen de schuld geven.

Parlementair onderzoek is een zegen. Kamerleden zouden zich wat vaker als strijders mogen gedragen, inclusief de zogenaamde «enquêtementaliteit» zoals bepleit door Ed van Thijn: een parlement met een permanente enquêtementaliteit waarbij als het erop aankomt, de professionaliteit van het publieke ambt van volksvertegenwoordiger zwaarder weegt dan het coalitiebelang of de fractiediscipline.

Naar boven