34 147 Goedkeuring van het Besluit heffing bestrijding dierziekten (Goedkeuringswet Besluit heffing bestrijding dierziekten)

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 22 april 2015

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van vragen die leden van uw Kamer hebben gesteld naar aanleiding van het voorstel van wet tot goedkeuring van het Besluit heffing bestrijding dierziekten.

Hieronder treft u mijn reactie aan.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Goedkeuring van het Besluit heffing bestrijding dierziekten en hebben daar geen inhoudelijke vragen over. Wel vragen deze leden hoe het staat met het nieuwe convenant financiering bestrijding. Wanneer verwacht de regering dat dit convenant gesloten wordt?

De afspraken met de sectoren over de financiering van kosten ter wering en bestrijding van dierziekten zijn gemaakt. Deze afspraken zijn omgezet in een nieuwe convenantstekst. Deze convenantstekst wordt momenteel afgestemd met de betrokken sectoren. De verwachting is dat het convenant in de loop van deze maand ondertekend kan worden en voor het meireces aan uw Kamer aangeboden kan worden.

De leden van de D66-fractie vragen of de brancheorganisaties, die zijn opgericht onder Verordening (EU) Nr. 1308/2013, ook nog heffingen opleggen ten behoeve van de bestrijding van dierziekten.

Er worden door de brancheorganisaties geen heffingen opgelegd ten behoeve van de bestrijding van dierziekten.

Voorts vragen zij of de regering kan toelichten welke rol de brancheverenigingen, die zijn opgericht onder Verordening (EU) Nr. 1308/2013, hebben gespeeld in het Besluit heffing bestrijding dierziekten.

Diverse sectorpartijen, waaronder een aantal van de genoemde brancheorganisaties, zijn betrokken geweest bij het opstellen van het Besluit heffing bestrijding dierziekten. Zij zijn onder meer in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op het ontwerpbesluit. In § 7 van de nota van toelichting bij het Besluit heffing bestrijding dierziekten zijn de uitkomsten van de consultatie beschreven.

Sectorpartijen, waaronder de betrokken brancheverenigingen, zullen door RVO, waar mogelijk, ook betrokken worden met het oog op een efficiënte uitvoering.

Heffing bestrijding dierziekten

De leden van de CDA-fractie vragen of de opgeheven heffing, die nu weer ingevoerd wordt, deel uitmaakte van de berekening van de door het Ministerie van Economische Zaken berekende baten van het opheffen van de productschappen.

De totale lastenverlichting voor het bedrijfsleven van het opheffen van de product- en bedrijfschappen bedraagt € 220 mln (€ 31 mln voor de publieke taken en € 189 mln voor de overige taken). Deze cijfers zijn gebaseerd op de inventarisatie van het EIM «De PBO in 2010» (als bijlage toegevoegd aan Kamerstukken II 2011/12, 32 615, nr. 3).

Het is altijd uitgangspunt geweest, zowel voor mij als voor de sector, dat de sector bijdraagt aan de financiering van de kosten van preventie en bestrijding van dierziekten overeenkomstig het convenant Diergezondheidsfonds. Daarover bestond en bestaat geen onduidelijkheid. Aanvankelijk was het voornemen van de sector om de sectorbijdrage bijeen te brengen via algemeen verbindend verklaring op basis van de Europese GMO-Verordening. Dit bleek echter niet haalbaar. Daarom is gekozen voor het invoeren van de diergezondheidsheffing.

Voorts vragen zij de regering of zij een overzicht kan geven per diercategorie waarin de voorgestelde tarieven naast de tarieven van de afgelopen drie jaar (per kalenderjaar) van de diverse productschappen worden geplaatst.

Voor wat betreft de heffingssystematiek in het Besluit heffing bestrijding dierziekten is zoveel mogelijk aangesloten bij de heffingssystematiek van de productschappen. Omdat de heffingssystematiek die de productschappen hanteerde echter op diverse onderdelen verschilt van de heffingssystematiek in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, is een één-op-één vergelijking van de heffingstarieven niet mogelijk. Zo werd bijvoorbeeld bij heffingstarieven voor pluimvee uitgegaan van het cumulatieve aantal geplaatste dieren per kalenderjaar en gaat de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voor het heffingstarief uit van het gemiddeld aantal gehouden dieren per kalenderjaar.

De heffingstarieven in het Besluit heffing bestrijding dierziekten zijn gebaseerd op een raming van de reguliere jaarlijkse kosten voor de periode 2015–2018. Voor deze raming is rekening gehouden met de kosten die de afgelopen jaren door de sector betaald zijn voor preventie en bestrijding van dierziekten.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) de heffingen op gelijke wijze gaat opleggen.

De voormalige productschappen legden heffingen voor preventie en bestrijding van dierziekten veelal meerdere momenten per jaar op. Dat hing samen met de inrichting van het heffingenstelsel van de voormalige productschappen, waarin heffingen gekoppeld waren aan bepaalde momenten in het productieproces van de sectoren. RVO.nl zal op één moment per jaar de diergezondheidsheffing opleggen. Dat houdt verband met het feit dat de diergezondheidsheffing op een ander juridisch kader is gebaseerd, namelijk de Gezondheids- en welzijnswet van dieren, en dat op het heffen en invorderen van de diergezondheidsheffing fiscale regelgeving van toepassing is.

Een veehouder zal in het kader van de diergezondheidsheffing jaarlijks een uitnodiging ontvangen tot het doen van een digitale voorlopige aangifte via een webformulier op «mijn.rvo.nl». Op basis van de I&R gegevens over het voorliggende kalenderjaar berekent RVO.nl de hoogte van de voorlopige heffing. De voorlopige aanslag wordt in het jaar volgend op de periode waarin de voorlopige aanslag is verzonden definitief gemaakt op basis van de gegevens die op dat moment bekend zijn over het kalenderjaar waarover de definitieve aanslag wordt berekend. Het verschil tussen definitieve aanslag en de voorlopige aanslag wordt door RVO.nl verrekend in de daaropvolgende aanslag.

Zij vragen de regering eveneens welke kosten RVO.nl hiervoor berekent en of dit goedkoper is dan de kosten die de productschappen voor deze heffingshandelingen nodig hadden. Zo er een verschil is, hoe is dit verschil te verklaren?

Op dit moment wordt het uitvoeringsproces ingericht en worden de kosten van uitvoering door RVO.nl in beeld gebracht. RVO.nl zal uiteraard het uitvoeringsproces zo efficiënt mogelijk inrichten, bijvoorbeeld door gebruik te maken van gegevens die al beschikbaar zijn in bestaande databanken. Sectorpartijen zullen door RVO.nl, waar mogelijk, betrokken worden met het oog op een efficiënte uitvoering.

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het besluit leidt tot een verlaging van de regeldruk. Echter, in het Besluit heffing preventie dierziekten staat dat de regeldruk opnieuw in kaart zal worden gebracht. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om toe te lichten wanneer deze inventarisatie uitgevoerd gaat worden.

Wanneer worden naar verwachting de resultaten van deze inventarisatie gedeeld met de Kamer?

In de nota van toelichting bij het Besluit heffing bestrijding dierziekten en het Besluit heffing preventie dierziekten is beschreven dat sprake is van een structurele verlaging van de regeldruk van € 485.000,–. De hoogte van de heffing zelf is, conform de door het Rijk bij regeldrukberekeningen gebruikte handleiding «Meten is Weten II, handleiding voor het definiëren en meten van administratieve lasten voor het bedrijfsleven», in deze berekening buiten beschouwing gelaten. De verlaging van de regeldruk hangt samen met het feit dat vooralsnog geen heffingen worden opgelegd voor het verhandelen van varkens en het houden van runderen. Deze sectoren beschikken namelijk nog over reserves uit heffingen, opgelegd door de voormalige productschappen. De inventarisatie die in de nota van toelichting genoemd wordt, zal verricht worden als deze reserves uitgeput zijn en ik voornemens ben om de heffingen voor de varkens- en rundersector in te voeren. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van de inventarisatie informeren voordat deze heffingen zullen worden ingevoerd.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het vorige convenant Diergezondheidsfonds 31 december 2014 is afgelopen. Ten aanzien van het convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2010–2014 vragen de leden van de CDA-fractie of het functioneren van het convenant geëvalueerd is.

Hoe beoordeelt de regering het functioneren van dit convenant?

De regering is van mening dat het vorige convenant goed heeft gefunctioneerd. Er heeft geen aparte evaluatie van het functioneren van dat convenant plaatsgevonden. Uiteraard is in de (bestuurlijke) overleggen tussen vertegenwoordigers van de betreffende sectoren en mijn ministerie over de invulling van het nieuwe convenant, het functioneren van het vorige convenant wel integraal aan de orde geweest.

Voor de komende jaren vragen deze leden of er al een overeenkomst is met alle betreffende sectoren over een nieuw convenant Diergezondheidsfonds.

Zo nee, waarom niet?

Ik verwijs naar het antwoord op de eerste vraag in deze nota naar aanleiding van het verslag.

Wat is volgens de regering de meerwaarde van een nieuw convenant?

Met het convenant wordt de gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en sectoren voor de preventie en bestrijding van dierziekten onderstreept. Het borgt een goede samenwerking tussen overheid en sectoren in het kader van preventie en bestrijding dierziekten en zorgt voor draagvlak voor dierziektemaatregelen en financiering daarvan door de sectoren. Dit draagt bij aan handhaving van het huidige diergezondheidsniveau en de exportpositie van Nederland.

Met welke partijen is de regering voornemens het nieuwe convenant af te sluiten?

Het convenant wordt afgesloten met de vereniging ZuivelNL, de stichting Brancheorganisatie Kalversector, de Stichting AVINED, de Producentenorganisatie Varkenshouders, de vakgroep Schapenhouderij van LTO Nederland, de vakgroep Melkgeitenhouderij van LTO Nederland, de vakgroep Vleesveehouderij van LTO Nederland en het platform Kleinschalige Schapen- en Geitenhouders.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de aanpak van dierziekten in andere Europese lidstaten wordt gefinancierd. In hoeverre betalen private partijen mee aan de bestrijding van dierziekten in andere lidstaten?

Uit een onderzoek uit 2011, uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie, blijkt dat er naast Nederland ook enkele andere lidstaten zijn waarin veehouderijsectoren bijdragen aan de financiering van de kosten van de bestrijding van dierziekten (België, Duitsland, Litouwen). Andere lidstaten betalen de kosten van de bestrijding van dierziekten geheel uit de nationale begroting.

Het kabinet is nog steeds van mening dat de kosten die de overheid maakt vanwege de bestrijding van dierziekten, waar mogelijk gedragen dienen te worden door de desbetreffende veehouderijsector en het bijbehorende landbouwbedrijfsleven. De omgang met dieren bergt per definitie het risico in zich dat een dierziekte zich manifesteert en is dan ook in beginsel aan te duiden als normaal bedrijfsrisico.

Op welke wijze kan een Europees gelijk speelveld bij de bestrijding van dierziekten worden bereikt?

Met ingang van 30 juni 2014 is de nieuwe financiële verordening van toepassing die bepaalt welke maatregelen en kosten voor monitoring en bestrijding van dierziekten en zoönosen van lidstaten voor Europese cofinanciering in aanmerking komen (Verordening (EU) nr. 652/2014). Tevens stelt de Europese Commissie in verordeningen en richtsnoeren voorschriften waaraan de lidstaten zich dienen te houden bij het verstrekken van staatssteun aan het bedrijfsleven. Deze voorschriften moeten waarborgen dat de steun verenigbaar is met de interne markt. Voor steunmaatregelen gericht op preventie en bestrijding van dierziekten zijn specifieke voorschriften onder andere opgenomen in de Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020. Zowel Verordening (EU) nr. 652/2014 als de Europese staatssteunregels dragen bij aan een Europees gelijk speelveld bij de bestrijding van dierziekten.

Hoe wordt in het nieuwe Diergezondheidsfonds de Europese bijdrage verdeeld tussen overheid en private sector? Hoe wordt dat vormgegeven?

De Europese bijdrage wordt, net als onder het vorige convenant, in mindering gebracht op de totale kosten van de betreffende uitgavenpost in het kader van bestrijding en preventie van dierziekten. De resterende kosten, het nationale deel, worden conform de afspraken van het convenant gefinancierd door de sectoren en de overheid.

Is de Europese bijdrage reden om het plafond voor de sector te verlagen?

Bij de berekening van de plafondbedragen van de sectoren is rekening gehouden met cofinanciering door de Europese Unie bij uitgaven in het kader van bestrijding en preventie van dierziekten.

Worden de lessen die volgen uit de evaluatie van de recente uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza meegenomen in het nieuwe convenant Diergezondheidsfonds? Zo ja, zou de regering kunnen toelichten op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

De uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van vorig jaar wordt momenteel geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie worden voor de zomer aan uw Kamer toegezonden. Met de pluimveesector is vooruitlopend hierop reeds afgesproken dat een plan van aanpak wordt opgesteld ter voorkoming van insleep en verspreiding van vogelgriep. Deze afspraak zal in het nieuwe convenant worden opgenomen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven