34 133 (R2045) Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Federale Republiek Brazilië; Brasilia, 16 september 2014

Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 20 januari 2015.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 19 februari 2015.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 januari 2015

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 16 september 2014 te Brasilia tot stand gekomen luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Federale Republiek Brazilië (Trb. 2014, 190).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Aruba gevraagd.

Aan de Gouverneur van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 21 januari 2015 over te leggen aan de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Minister van Aruba is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTENDE NOTA

Het Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Federale Republiek Brazilië inzake luchtvervoer tussen Aruba en Brazilië (hierna: het Verdrag) is het resultaat van besprekingen tussen de Arubaanse en de Braziliaanse luchtvaartautoriteiten. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de twee partijen om de luchtvaartrelatie tussen Aruba en Brazilië in een verdrag te regelen.

I. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.

In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van dit luchtvaartverdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en technische landing, het recht om van, naar en via het grondgebied van de andere partij naar een aantal verder gelegen bestemmingen te vliegen in overeenstemming met de routetabel bij het verdrag, alsmede het recht om geregelde luchtdiensten van, naar en via hun wederzijdse grondgebieden te onderhouden.

Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 3, eerste lid, de aanwijzing voorzien van één of meer luchtvaartmaatschappijen per land en het recht om die aanwijzing in te trekken of te wijzigen. In het tweede lid wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend.

Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke partij het recht om de op grond van artikel 3, tweede lid, aan de door de andere partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen verstrekte exploitatievergunningen, hetzij tijdelijk, hetzij permanent, te weigeren, in te trekken, op te schorten of te beperken in de gevallen genoemd in het eerste lid, onder a), b), c), en d) van het artikel.

Artikel 5 behandelt de regelgeving die van toepassing is op aankomst en vertrek van vliegtuigen van de andere partij (eerste lid), op binnenkomst, verblijf en vertrek van passagiers, bemanning en vracht (tweede lid), waarbij geen sprake mag zijn van discriminatie ten opzichte van luchtvaartmaatschappijen van de andere partij. Het derde lid bepaalt dat geen voorkeur gegeven mag worden aan andere luchtvaartmaatschappijen in de toepassing van regelgeving op het gebied van onder andere immigratie, douane en quarantaine.

Artikel 6 bepaalt dat bewijzen van luchtwaardigheid, bewijzen van bevoegdheid en vergunningen die door de ene partij zijn uitgereikt of geldig zijn verklaard, door de andere partij als geldig erkend moeten worden, mits deze bewijzen en vergunningen voldoen aan eisen die gelijk zijn aan of zwaarder zijn dan de minimumnormen die gesteld worden in het Verdrag van Chicago.

Artikelen 7 en 8 bevatten bepalingen met betrekking tot de luchtvaartveiligheid en luchtvaartbeveiliging. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld indien Aruba of Brazilië twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden artikel 7 en 8 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied op te schorten danwel te staken.

Teneinde de commerciële mogelijkheden voor de desbetreffende luchtvaartmaatschappijen te vergroten zijn in het verdrag bepalingen opgenomen met betrekking tot gebruikersheffingen (artikel 9), mededinging (artikel 13), capaciteit (artikel 11) en tariefstelling (artikel 12).

Artikel 10, eerste lid, bevat een bepaling over volledige vrijstelling van importbeperkingen, douanerechten, accijnzen, inspectiekosten en andere nationale rechten en lasten die elk van de partijen, op basis van wederkerigheid, kan verlenen aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voor zover dat is toegestaan door haar nationale wetgeving. Het derde lid bepaalt dat normale boorduitrustingsstukken alsmede de materialen en voorraden die normaal gesproken aan boord van het luchtvaartuig van een aangewezen luchtvaartmaatschappij blijven, alleen op het grondgebied van de andere partij mogen worden uitgeladen met toestemming van de douaneautoriteiten van die partij.

Artikel 14 bevat bepalingen over valutaomrekening en overschrijving van inkomsten, alsmede bepalingen ter vermijding van dubbele belasting (lid 4).

Artikel 15 bevat bepalingen over commerciële activiteiten (waaronder verkoop en marketing van internationale luchtdiensten) inclusief het vestigen van kantoren zowel online als offline op het grondgebied van de andere partij. Het derde, vierde en vijfde lid bevatten bepalingen over het recht dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen hebben voor het verblijf van gespecialiseerd personeel op het grondgebied van de andere partij.

Het verdrag bevat verder de op luchtvaartgebied gebruikelijke bepalingen. Zo bevat artikel 18 een bepaling over consultaties en wijziging van het verdrag en artikel 19 een regeling om geschillen op te lossen.

II. Bijlage

In de bijlage, die een integrerend onderdeel van het verdrag vormt, wordt in de routetabel bepaald dat er gevlogen kan worden van, naar en via elkaars grondgebied. In punt 2 van de bijlage worden aan de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van partijen vijfdevrijheidsverkeersrechten toegekend.

De bijlage is, voor zover het de routes betreft, aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage, voor wat betreft de routes, behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

III. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk, alleen voor Aruba gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven