34 127 Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Monaco inzake de betaling van Nederlandse sociale verzekeringsuitkeringen in Monaco; Parijs, 19 december 2014

A/ Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 14 april 2015.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 14 mei 2015.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2015

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 19 december 2014 te Parijs tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Monaco inzake de betaling van Nederlandse sociale verzekeringsuitkeringen in Monaco (Trb. 2015, 5 en 18).

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTENDE NOTA

I. Algemeen

Met het onderhavige Protocol wordt het op 29 november 2001 te Monaco tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Monaco inzake de betaling van sociale verzekeringsuitkeringen in Monaco (Trb. 2001, 199 (hierna: het Verdrag) in overeenstemming gebracht met de Nederlandse wetgeving inzake de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet (hierna: AKW).

In de AKW vormt het zogenoemde territorialiteitsbeginsel het uitgangspunt. Dit uitgangspunt houdt in dat kinderbijslag en kindgebonden budget1 slechts worden toegekend of uitbetaald indien de verzekerde dan wel het kind woonachtig is op het eigen grondgebied. Daarbij bestaat een uitzondering voor de situatie waarin met het woonland van de verzekerde dan wel het kind afspraken zijn gemaakt over kinderbijslag in een socialezekerheidsverdrag. In dat geval is export van kinderbijslag mogelijk wanneer de verzekerde dan wel het kind in het land woont waar Nederland een verdrag mee heeft gesloten. In relatie tot Monaco zijn deze afspraken gemaakt in het Verdrag, teneinde kinderbijslag naar Monaco te kunnen exporteren.

Op 1 januari 2015 is de Wet van 19 juni 2014 tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie (Stb. 238) (hierna: Whek) in werking treden. Daarbij vervalt de uitzondering bij socialezekerheidsverdrag op het territorialiteitsbeginsel. Uitgangspunt van de Whek is dat uit belastingmiddelen gefinancierde uitkeringen in de eerste plaats bedoeld zijn voor een ondersteuning in het onderhoud van kinderen die in Nederland wonen. Voor zover voor het onderhoud van kinderen van staatswege ondersteuning moet worden geboden is dit niet de verantwoordelijkheid van het land waar de ouder verblijft, maar het land waar de kosten voor het kind worden gemaakt.

Voor landen waarbij in het bilaterale verdrag afspraken zijn gemaakt over de export van kinderbijslag is een aanpassing van het verdrag nodig om de Whek in praktijk te brengen. Dit is het geval bij Monaco. Bij Monaco is naast de Whek het onderhavige Protocol nodig om de exportbeperking voor de kinderbijslag ten aanzien van Monaco te kunnen effectueren. Hiertoe wordt de kinderbijslag uit de materiële werkingssfeer van het Verdrag gehaald.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Wanneer de export van kinderbijslag en kindgebonden budget is gestopt, wordt de verwijzing in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Verdrag naar kinderbijslagen in artikel 2, onderdeel f, overbodig.

De naam van de bevoegde autoriteit en het bevoegde orgaan van Monaco zijn in artikel 1, eerste lid, onderdeel c en d, van het Verdrag aangepast.

Artikel 2 van het Verdrag regelt de toepasselijke wetgeving. Door de kinderbijslagen uit de materiële werkingssfeer te verwijderen wordt de verdragsrechtelijke verplichting opgeheven om kinderbijslag en kindgebonden budget te betalen voor kinderen die in Monaco wonen.

Artikel II

Het Protocol treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de ratificatie van beide partijen.

III. Voorlopige toepassing

In afwachting van de inwerkingtreding wordt het Protocol voorlopig toegepast per 1 januari 2015. Ten tijde van de onderhandelingen over het Protocol ontvingen twee personen kinderbijslag in Monaco. Bij de ondertekening van het Protocol waren er geen kinderbijslaggerechtigden meer in Monaco. De voorlopige toepassing van het Protocol heeft tot gevolg dat per 1 januari 2015 op basis van het Verdrag geen nieuwe rechten meer kunnen ontstaan op kinderbijslag in Monaco. Het belang van de voorlopige toepassing voor Nederland is dat het wettelijk voorschrift tot stopzetting van de export van kinderbijslag wordt uitgevoerd. De voorlopige toepassing bewerkstelligt dat Nederland voor de uitvoering van het Protocol niet afhankelijk is van de ratificatie door Monaco.

IV. Koninkrijkspositie

Het Protocol zal wat het Koninkrijk betreft, evenals het Verdrag, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

In dit verband wordt onder kinderbijslag telkens ook verstaan het kindgebonden budget.

Naar boven