34 116 Goedkeuring van de op 27 juni 2014 te Brussel tot stand gekomen Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (Trb. 2014, 160)

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 19 februari 2015

De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag met betrekking tot het voorstel van wet tot goedkeuring van bovengenoemd verdrag. De regering heeft met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de desbetreffende fracties. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de vragen van de commissie, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, beantwoord, waarbij de volgorde van de vragen wordt aangehouden en vragen met dezelfde strekking worden samengevoegd.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de juridische positie van de Russische Federatie bij het sluiten van een verdrag tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts of de voorlopige toepassing van de handelsdelen van het Akkoord (titel IV) daadwerkelijk in zal gaan op 1 januari 2016 of dat de mogelijkheid bestaat dat hierover opnieuw wordt onderhandeld. Zij willen weten in hoeverre rekening wordt gehouden met het effect op het vredesproces in Oekraïne en of dit de uitoefening van het recht van Oekraïne om zelfstandig verdragen te sluiten zou moeten bespoedigen of vertragen.

Ook de leden van de SP-fractie vragen naar de reden voor het uitstel van de toepassing van de handelsdelen van de overeenkomst tot 1 januari 2016. Zij willen weten welk standpunt Rusland in nam in het overleg dat tot dit uitstel leidde.

Ook de leden van de CDA-fractie vragen naar dit uitstel en de consequenties voor de Minsk-akkoorden, als het verdrag alsnog in werking treedt. Deze leden vragen op welke wijze een vervolg wordt gegeven aan het trilateraal overleg tussen de EU, Rusland en Oekraïne.

De regering benadrukt dat de Russische Federatie geen enkele zeggenschap heeft, juridisch noch anderszins, over een overeenkomst die wordt gesloten tussen de Europese Unie en een derde land, in casu Oekraïne.

In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 20 oktober 2014 [Kamerstuk 21 501-02 nr. 1420] is uiteengezet hoe het uitstel van de voorlopige toepassing van titel IV van de overeenkomst tot stand is gekomen: «Op 16 september jl. ratificeerden het Oekraïense parlement en het Europees parlement het associatieakkoord tussen Oekraïne en de EU. Een aantal dagen eerder, op 12 september jl., werd tussen Oekraïne, de Russische Federatie en de EU in het kader van trilaterale consultaties overeengekomen dat de voorlopige toepassing van delen van het Associatieakkoord (vooral met betrekking tot het vrijhandelsdeel) vooruit wordt geschoven naar 1 januari 2016. Hiertoe is besloten omdat Oekraïne ruimte wilde houden om Russische zorgen over de toepassing van handelsafspraken tussen de EU en Oekraïne weg te nemen – overigens op straffe van aangekondigde Russische handelsmaatregelen tegen Oekraïne (namelijk de niet naleving van het vrijhandelsverdrag tussen de GOS-staten, wat de Oekraïense economie schade zou berokkenen). Het kabinet ziet het uitstel van de voorlopige toepassing van betreffende delen van het akkoord als «vertrouwenwekkende maatregel» vis- à-vis Rusland. Dit kan bijdragen aan de-escalatie. Het kabinet stelt zich tegelijkertijd op het standpunt dat aanpassing van het associatieakkoord niet aan de orde is: het akkoord is immers door alle partijen ondertekend en aanpassing van de bepalingen kan alleen op verzoek van verdragspartijen tot stand komen, niet als gevolg van inmenging van een derde partij. De Raad heeft hierover op 29 september jl. een verklaring aangenomen.»

Intussen constateert de regering dat de «vertrouwenwekkende maatregel» die het uitstel van de voorlopige toepassing behelsde, geen effect heeft gehad en dat de gehoopte de-escalatie tot op deze dag is uitgebleven. Dat het uitstel van de voorlopige toepassing van titel IV per 1 januari 2016 zal worden verlengd, lijkt niet waarschijnlijk. De kans is namelijk groot dat het verdrag nog voor 1 januari 2016 in werking treedt waarmee voorlopige toepassing van de baan is.

Wat betreft de Minsk-akkoorden merkt de regering op dat deze niet zijn geïmplementeerd door separatisten en ook niet door Rusland, dat niet de grens met Oekraïne heeft afgesloten en de separatisten nog steeds voorziet van zware wapens en soldaten. Een oplossing voor de gebrekkige implementatie van de Minsk-akkoorden is dat betrokken partijen de afspraken alsnog nakomen. Daarover worden op het hoogste niveau nadere afspraken gemaakt. Afzien van de associatieovereenkomst biedt daartoe geen oplossing. Eerder kan het tegendeel worden beweerd: de verplichtingen in de overeenkomst bieden nadere waarborgen voor de rechten van minderheden in Oekraïne. Overigens worden de politieke delen van de associatieovereenkomst zoals gezegd vanaf 1 november 2014 reeds voorlopig toegepast.

De leden van de VVD-fractie vragen of eventuele toekomstige aansluiting bij de Eurasian Economic Union (EEU), de douane-unie van Wit-Rusland, Kazachstan en Rusland, onverenigbaar zou zijn met de associatieovereenkomst en of er afspraken zijn gemaakt om dit te voorkomen.

Ook de leden van de SP-fractie vragen in welke mate de associatieovereenkomst onverenigbaar is met politieke en economische instrumenten van Rusland voor de nabuurlanden, waaronder de douane-unie.

De associatieovereenkomst, inclusief de Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA) die hier onlosmakelijk deel van uitmaakt, laat Oekraïne vrij om vrijhandelsakkoorden met derde landen af te sluiten. Dit is een soevereine beleidskeuze. Deelname aan de DCFTA is dan ook geheel verenigbaar met de bestaande vrijhandelsverdragen die Oekraïne heeft gesloten met andere GOS-landen. Lidmaatschap van een douane-unie zoals de Euraziatische Economische Unie (EEU) is echter juridisch niet verenigbaar met een DCFTA. Om de bepalingen van het vrijhandelsdeel in de associatieovereenkomst te kunnen uitvoeren, moeten landen immers soevereiniteit hebben over hun handelsbeleid. Met deelname aan de EEU wordt deze soevereiniteit beperkt doordat landen de zeggenschap over hun handelsbeleid overdragen aan een externe, supranationale instantie. Zoals de vorige EU-commissaris Stefan Füle te kennen gaf in september 2013 in een discussie met het Europees parlement over dit onderwerp: «Je kunt niet tegelijkertijd je douanetarieven verlagen als gevolg van de DCFTA en verhogen als gevolg van de Euraziatische douane-unie.» Dit sluit samenwerking met de EEU overigens geenszins uit. De voormalige Oekraïense regering heeft in een eerder stadium te kennen gegeven de status van waarnemer te willen aangaan bij de EEU, hetgeen mogelijk zou zijn. De nieuwe regering heeft deze wens echter niet herhaald.

De leden van de SP-fractie vragen of er pogingen zijn ondernomen om te proberen hier een oplossing voor te vinden en wat het resultaat is van die inspanningen. Zij willen weten of Rusland zo’n tweeduizend voorstellen heeft gedaan om de associatieovereenkomst aan te passen, waar deze voorstellen uit bestaan en hoe hierop is gereageerd vanuit de EU en Oekraïne. Tot slot vragen deze leden waarom Rusland zich zo nadrukkelijk tegen implementatie van het akkoord opstelt.

Het klopt dat Rusland bezwaren heeft geuit tegen de implementatie van de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. Deze bewaren zijn vooral gericht op de vermeende negatieve economische implicaties van implementatie van de DCFTA, zonder deze te kwalificeren of te kwantificeren. De EU is zich bewust van de (al dan niet gegronde) bezwaren van Rusland. De EU en Oekraïne hebben zich bereid getoond via een trilateraal consultatiemechanisme te kijken naar deze bezwaren en eventueel gebruik te maken van de bestaande flexibiliteit in de associatieovereenkomst om waar nodig hieraan tegemoet te komen. Het gaat hierbij expliciet niet om heronderhandeling van de overeenkomst of Russische zeggenschap over de implementatie ervan. Hoofddoel is informatie-uitwisseling, het wegnemen van mispercepties en het zoeken naar mogelijke oplossingen waar nodig, op het gebied van o.a. technische bepalingen, standaarden, douaneadministratie, sanitaire en fytosanitaire maatregelen, etc. die voortkomen uit de implementatie van het vrijhandelsdeel van de associatieovereenkomst. Dit trilaterale proces leidde bijvoorbeeld tot het uitstellen van de voorlopige toepassing van de DCFTA tot 1 januari 2016 om meer ruimte te geven voor deze consultaties (zie hierboven).

De EU verwacht overigens niet dat de DCFTA negatieve gevolgen heeft voor de economische relatie tussen Oekraïne en Rusland. Tot nog toe heeft Rusland drie bezwaren ingebracht tegen de DCFTA. Allereerst het gevaar van «relabeling», waarbij belastingvrije geïmporteerde EU-producten in Oekraïne geheretiketteerd worden en vervolgens op de Russische markt belastingvrij worden ingevoerd. De Commissie, die zich mede baseert op het advies van economische experts, deelt mede dat er nauwelijks sprake zal zijn van tariefverschillen, omdat Oekraïne met beide partners vrijwel geen tarieven zal hanteren. Ruslands tweede bezwaar is dat Oekraïne de toekomstige concurrentie met EU bedrijven niet aan kan en als gevolg daarvan Oekraïense producten via »import flood» op de Russische markt zullen worden weggezet.

Volgens de Commissie is dit gevaar irreëel, omdat de implementatie van de DCFTA geleidelijk zal verlopen over een periode van 10 jaar. Dit geeft de Oekraïense markt de ruimte zich voor te bereiden en te anticiperen. Mocht uiteindelijk toch sprake zijn van een import flood, dan kan Rusland indien nodig legale safeguard maatregelen instellen. Ruslands derde tegenargument is het nadelige effect van de implementatie van EU technische regulaties en standaarden. Dit zou Oekraïne in de toekomst verhinderen industriële producten te exporteren naar Rusland. Dit wordt door de Commissie weerlegd, omdat Oekraïne ook na de implementatie van de DCFTA nog steeds volgens GOST standaarden kan blijven exporteren naar Rusland. EU-standaarden hinderen niet de bilaterale handel; er zijn tenslotte reeds vele EU-bedrijven die succesvol handel drijven met Rusland.

In algemenere zin lijkt Rusland zich zorgen te maken over een vergaande associatie van Oekraïne met de Europese Unie. Rusland wijst hierbij vooral op vermeende negatieve gevolgen voor zijn economische belangen. Rusland ziet daarnaast ook zijn invloed in/op Oekraïne afnemen na de Maidan-revolutie, een ontwikkeling die in de ogen van Moskou wordt bestendigd door de maatregelen in de overeenkomst gericht op politieke associatie in de vorm van een toenadering tot Europese waarden en standaarden op het gebied van mensenrechten, rechtsstaat en democratie.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de associatieakkoorden mogelijkheden bieden om fundamentele waarden zoals mensenrechten, vrijheid, democratie en de rechtsstaat aan de orde te stellen. Meer specifiek vragen deze leden in hoeverre ook taalkwesties in relatie tot de bescherming van de rechten van minderheden in de betreffende landen aan de orde kunnen worden gesteld.

Oekraïne heeft zich met het aangaan van de associatieovereenkomst verbonden aan het respecteren van Europese waarden zoals democratie, rechtsstaat en mensenrechten. De bescherming van de rechten van minderheden maakt hiervan integraal deel uit. Deze fundamentele waarden maken standaard deel uit van associatieovereenkomsten van de EU. Mensenrechten zijn bovendien zoals gebruikelijk zelfs als opschortende voorwaarde verankerd in de overeenkomst. In praktijk betekent dit dat de EU de mensenrechtensituatie nauwgezet zal blijven volgen, waaronder bescherming van minderheden en de daaraan gerelateerde taalkwesties. De Associatieraad en het Associatiecomité bieden een passend platform om de regering van Oekraïne hierop aan te spreken. De eerste zitting van de Associatieraad met Oekraïne vond plaats op 15 december 2014. Tijdens deze zitting werd het commitment voor de gedeelde waarden en de noodzaak tot verdere consolidering van de democratie van beide kanten bevestigd. Verder voorziet de associatieovereenkomst in de oprichting van een subcomité op het gebied van mensenrechten, democratisering en goed bestuur. Via dit comité zal de voortgang op de hervormingsagenda worden besproken met als doel het land in zijn hervormingsproces te ondersteunen en tekortkomingen aan de orde te stellen.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering welke landen tot op heden zijn overgegaan tot ratificatie. Tevens vragen deze leden in hoeverre het van belang is dat het ratificatieproces in Nederland en andere EU-lidstaten wordt afgerond voorafgaand aan de Riga Top.

De associatieovereenkomst is in twee delen ondertekend, op 21 maart 2014 en op 27 juni 2014. De overeenkomst, wat betreft de delen die onder de competentie van de EU vallen, wordt voorlopig toegepast vanaf 1 november 2014, met uitzondering van titel IV: voorlopige toepassing van dit deel van de overeenkomst is vooruitgeschoven naar 1 januari 2016 (zie hierboven). Het verdrag zal in werking treden twee maanden nadat de laatste partij zijn ratificatie heeft afgerond. Op dit moment hebben Oekraïne en tien EU-lidstaten hun ratificatie afgerond, en staat een aantal andere lidstaten op het punt dit te doen. Het streven binnen de EU is de nationale ratificatieprocessen af te ronden vóór de Top van het Oostelijk Partnerschap in Riga in mei 2015, uiteraard afhankelijk van het verloop van de nationale ratificatieprocedures. De regering heeft de verdragen met voorrang behandeld. Afronding van het Nederlandse ratificatieproces voorafgaand aan de Riga Top zal zowel binnen de EU als in de betreffende landen van het Oostelijk Partnerschap worden gewaardeerd.

De leden van de SP-fractie vragen naar de houding onder de Oekraïense bevolking betreffende verdere toenadering tot de EU, met name onder de meer op Rusland gerichte bevolking in het oosten van het land. Deze leden willen weten of de associatieovereenkomst heeft bijgedragen aan verscherping van de tegenstellingen onder de bevolking.

De regering benadrukt dat de associatieovereenkomst is gestoeld op fundamentele waarden waaronder democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Deze waarden worden ook in Oekraïne onderschreven. De Maidan-revolutie is geboren uit de weigering van toenmalig president Janoekovitsj de overeenkomst te ondertekenen.

De Oekraïense bevolking heeft zich sindsdien bij zowel de presidentsverkiezingen als bij de parlementsverkiezingen in grote meerderheid uitgesproken voor de associatie met de Europese Unie. Ook in Oost-Oekraïne ging de meerderheid van de stemmen naar partijen die zich uitspraken voor deze associatie. De destabilisatie door de annexatie van de Krim, de steun van buitenaf voor de separatisten en de propaganda van Rusland zijn de primaire oorzaken van de verscherping van het conflict. De EU heeft de sancties jegens Rusland en de separatisten dan ook stapsgewijs verzwaard. Niettemin dient te worden gestreefd naar een politieke oplossing van het conflict. De Minsk-akkoorden bieden daarvoor de basis.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre op dit moment aan de voorwaarden is voldaan die de EU destijds verbond aan de ondertekening van de associatieovereenkomst, vooral die betreffende selectieve rechtspraak.

Ook de leden van de CDA-fractie vragen naar de mate waarin Oekraïne nu heeft voldaan aan de destijds gestelde voorwaarden en waarom de regering politieke steun heeft gegeven aan de totstandkoming van het associatieakkoord.

Ook de leden van de PVV-fractie vragen of de nakoming van deze voorwaarden is getoetst en of deze nog verder worden getoetst.

De Raad Buitenlandse Zaken verbond in conclusies van 10 december 2012 drie voorwaarden aan de verdere associatie van Oekraïne met de EU, en stelde dat Oekraïne’s voortgang aan de hand van deze drie voorwaarden zou worden beoordeeld. De voorwaarden betroffen verkiezingen, selectieve rechtspraak en hervormingen. In de periode die daarop volgde heeft de Raad meermaals en intensief van gedachten gewisseld over de vervulling van deze voorwaarden. Voorafgaand aan de Top van het Oostelijk Partnerschap in Vilnius, in november 2013, informeerde het kabinet – in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 november 2013 – het parlement hierover:

«De Raad stond in het bijzonder stil bij de mogelijke ondertekening van een Associatie Akkoord (AA) inclusief Deep and Comprehensive Trade Area (DCFTA) met Oekraïne tijdens de Top in Vilnius. Een aantal Ministers benadrukte het belang van ondertekening van het akkoord met Oekraïne. Een meerderheid van lidstaten, waaronder Nederland, was van mening dat Oekraïne nog stappen moet zetten voordat over ondertekening besloten kan worden en dat daarom de druk onverminderd hoog moet blijven. Daarbij werd onderstreept dat de EP-missie Cox en Kwasniewski een belangrijk instrument is voor de vaststelling van de vorderingen. Commissaris Füle kondigde aan direct na de Raad Kiev te zullen bezoeken. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton concludeerde dat het besluit over ondertekening werd uitgesteld. De EU bleef streven naar ondertekening, maar Oekraïne moest eerst nog stappen zetten om aan de uitstaande punten te voldoen.

Inmiddels heeft het bezoek van Commissaris Füle inderdaad plaatsgevonden op 19 november jl. Tijdens zijn gesprek met president Janoekovitsj liep deze al vooruit op de mogelijke beslissing dat Oekraïne in Vilnius niet bereid zou zijn het associatieakkoord te tekenen. Het Oekraïense parlement is op 21 november jl. bijeengekomen om over de uitstaande wetgeving te spreken. Daarbij zijn de zes verschillende wetsvoorstellen die voorlagen om Julia Timosjenko op medische gronden in het buitenland te behandelen verworpen. Het parlement nam wel de nieuwe Kieswet aan in tweede lezing. De aangepaste Wet op de Openbaar Aanklager werd in tweede lezing aangehouden. Op 21 november jl. heeft het Oekraïense kabinet, bij monde van premier Azarov, laten weten dat Oekraïne de onderhandelingen met de EU over het associatieakkoord opschort, onder verwijzing naar nadere studie en maatregelen die moeten worden genomen om de economische en binnenlandse veiligheid van Oekraïne te waarborgen.

Het kabinet is teleurgesteld over dit besluit van de regering van Oekraïne en leidt hieruit af dat Oekraïne niet bereid of in staat was te voldoen aan de door de Raad gestelde voorwaarden, die in de aanloop naar de Top in Vilnius voor de EU steeds essentieel zijn geweest. Ook HV Ashton heeft haar teleurstelling uitgesproken en bevestigd dat de toekomst van Oekraïne gelegen is in een sterke relatie met de EU. Het kabinet deelt deze visie.»

Na bovenstaande is de situatie in Oekraïne ingrijpend veranderd. Inmiddels is een nieuwe Oekraïense regering aangetreden na presidents- en parlementsverkiezingen die naar internationale standaarden als vrij en eerlijk zijn beoordeeld. Mevrouw Timosjenko, die op 22 februari 2014 in vrijheid werd gesteld, was kandidaat bij de presidentsverkiezingen.

De nieuwe Oekraïense regering is een ingrijpende hervormingsagenda overeengekomen en probeert deze onder moeilijke omstandigheden ten uitvoer te brengen met steun van het IMF, de EU en anderen. In contacten met de Oekraïense overheid en ook via de band van de Europese Unie benadrukt de regering de noodzaak van deze hervormingen en moedigt zijn de Oekraïense overheid aan deze voortvarend ter hand te nemen. De associatieovereenkomst biedt samen met de voorwaarden gekoppeld aan het macro-financiële IMF-programma de beste garanties dat Oekraïne de hervormingskoers doorzet.

Inmiddels is de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne ondertekend en ligt thans ter goedkeuring voor. Hieruit kan al worden opgemaakt dat de drie bovengenoemde voorwaarden in de ogen van de regering en in de ogen van de EU zijn vervuld en zijn komen te vervallen.

De leden van de SP-fractie vragen naar de economische relatie tussen Oekraïne en Rusland en naar de wederzijdse economische afhankelijkheid, vooral in het oosten van Oekraïne. Deze leden willen weten wat de economische gevolgen zijn van implementatie van de associatieovereenkomst voor de economische relatie tussen Oekraïne en Rusland en welke maatregelen Rusland reeds heeft genomen en/of naar verwachting nog zal nemen indien het akkoord verder wordt geïmplementeerd. Deze leden vragen naar de gevolgen voor de economie en de bevolking van Oekraïne, met name in het oosten van het land.

Sinds de overeenkomst van 12 september 2014 over het uitstel van de voorlopige toepassing van de handelsbepalingen van de associatieovereenkomst in titel IV (zie hierboven) zijn er geen maatregelen genomen door Rusland. De handel tussen Oekraïne en Rusland is in 2014 echter sterk afgenomen. De export van Oekraïne naar Rusland is in de eerste tien maanden van 2014 afgenomen met 29,4 procent. Het totale exportaandeel naar Rusland bedraagt daarmee 19,1 procent. In verhouding is in de eerste tien maanden van 2014 de export van Oekraïne naar de EU juist met 10 procent gegroeid. Het totale exportaandeel naar de EU bedraagt 31,8 procent. De Oekraïense export naar Rusland bestaat uit machinebouw (22%) metaalverwerkend industrie (14%) en voedselverwerking (3%). Loehansk en Zaporizhia zijn de regio’s die het meest exporteren naar Rusland (10% van hun output). Donetsk volgt op de zevendee plaats met zes procent. Er zijn grofweg tien regio’s in centraal, oost en zuid Oekraïne die sterkere economische relaties hebben met Rusland (tussen de vier en tien procent) vergeleken met de negentien andere regio’s (tussen de een en vier procent). Oekraïne importeert vanuit Rusland voornamelijk (geraffineerde) aardolie en gas. De import van Rusland naar Oekraïne is in de eerste tien maanden van 2014 afgenomen met 36 procent naar een totaal importaandeel van 25 procent.

De leden van de CDA-fractie vragen of het mogelijk is om de associatieovereenkomst en de DCFTA gesplitst te ratificeren.

Het is niet mogelijk de politieke delen van de associatieovereenkomst, danwel de DCFTA, afzonderlijk te ratificeren, omdat de DCFTA integraal deel uitmaakt van de associatieovereenkomst. In de preambule van het verdrag is deze «ondeelbaarheid» expliciet benoemd. Toen de ondertekening destijds, op verzoek van Oekraïne, in twee delen geschiedde, heeft het kabinet deze ondeelbaarheid ook naar voren gebracht. In het verslag van de Europese Raad van 21 maart 2014 [Kamerstuk 21 501-20 nr. 851] wordt bevestigd dat de Europese Raad «gecommitteerd blijft aan ondertekening en afronding, te zijner tijd, van het gehele Associatieakkoord en Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA)».

De leden van de CDA-fractie vragen naar de invloed van de overeenkomst op de handelsstromen tussen de EU en Oekraïne.

Diverse studies (o.a. van Ecorys, 2008 en van de German Advisory Group Institute for Economic Research and Policy Consulting, 2011) hebben berekend dat implementatie van de associatieovereenkomst voor Oekraïne zal leiden tot een groei van de economie met vijf procent en verbetering van de levenstandaarden met twaalf procent. Voor de EU zijn de effecten uiteraard veel kleiner.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot het deel is van het «acquis» van de EU dat Oekraïne moet doorvoeren als onderdeel van dit verdrag. Deze leden willen weten of er een impact assessment is uitgevoerd, waarom Oekraïne zo een groot deel van het acquis moet doorvoeren, aan welke voorwaarden het land moet voldoen en of het daartoe in staat is.

Er is een sustainable impact assessment uitgevoerd die zich richt op de gevolgen van een associatieovereenkomst met Oekraïne. Deze beantwoordt echter niet de vraag of Oekraïne in staat is het acquis over te nemen. Uiteindelijk hangt het antwoord op deze vraag af van politieke factoren: de Oekraïense overheid moet zelf de noodzakelijke hervormingen ter hand nemen om economische ontwikkeling te stimuleren en de economie te moderniseren. Dat dit gegeven de omstandigheden in Oekraïne en het conflict met Rusland waarin het land is verwikkeld, een zaak van lange adem zal zijn waarbij veel ondersteuning van de kant van de Europese Unie en anderen noodzakelijk is, staat voor de regering buiten kijf. Wat betreft de overname van acquis is het in ieder geval zo dat de EU per sector heeft bekeken wat noodzakelijk is in het kader van deze associatieovereenkomst en dit heeft afgezet tegenover de actuele situatie in Oekraïne. Op basis hiervan is een tijdspad ontwikkeld voor overname van dit acquis. Of dat tijdspad kan worden gehaald zal ook afhangen van externe factoren en politieke ontwikkelingen.

De leden van de CDA-fractie achten het opvallend is dat het kabinet pas ingaat op de binnenlandspolitieke situatie in Oekraïne en de relatie met Rusland na kritiek van de Raad van State op de toelichting van het wetsvoorstel. Zij vragen waarom het kabinet dit in eerste instantie niet heeft gedaan.

De actuele situatie in Oekraïne is doorlopend onderwerp van gesprek tussen het kabinet en het parlement. Het parlement wordt door middel van brieven of in algemene overleggen geïnformeerd. De regering acht deze informatieverstrekking en het debat dat daarover wordt gevoerd de aangewezen weg: een memorie van toelichting bij een wetsvoorstel is geen politiek document en leent zich hiervoor ook niet, aangezien de Memorie een tijdloos document is dat de bepalingen van de overeenkomst, die immer dezelfde blijven, toelicht. De actuele situatie daarentegen is vanzelfsprekend aan verandering onderhevig. De relatie met Rusland en hoe deze zich heeft ontwikkeld is op zichzelf niet relevant voor de bepalingen die zijn opgenomen in het associatieakkoord en die zijn overeengekomen door de soevereine partijen die zich aan de overeenkomst hebben gebonden. Overigens wordt in de memorie van toelichting wel degelijk stil gestaan bij de politieke ontwikkelingen in Oekraïne in de aanloop naar de ondertekening van de associatieovereenkomst.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de geopolitieke consequenties zijn als het associatieakkoord daadwerkelijk van kracht wordt.

Ook de leden van de PVV-fractie vragen hoe de uitvoering van dit akkoord bijdraagt aan de-escalatie van het conflict. Deze leden vragen waarom er niet wordt gewacht tot de noodzakelijke stabilisatie van het conflict, alvorens het akkoord daadwerkelijk uit te voeren.Voorts vragen deze leden hoe een deel van het associatieakkoord al kan worden uitgevoerd wanneer de soevereiniteit en onschendbaarheid van de grenzen ter discussie staan en hoe lang Oekraïne eenzijdig van het akkoord kan blijven profiteren als de situatie niet verbetert.

De regering merkt op dat de relaties tussen Rusland en Oekraïne en tussen de EU en Rusland bij inwerkintreding van de associatieovereenkomst mede afhankelijk zullen zijn van de mate waarin een politieke oplossing is gevonden voor het conflict in Oekraïne. De Minsk akkoorden bieden hiervoor de basis. Deze worden echter, zoals hierboven werd vermeld, niet geïmplementeerd door separatisten en niet door Rusland, dat niet de grens met Oekraïne heeft afgesloten en de separatisten nog steeds voorziet van zware wapens en soldaten. Een oplossing voor de gebrekkige implementatie van de Minsk-akkoorden is dat betrokken partijen de afspraken alsnog nakomen. Daarover worden op het hoogste niveau nadere afspraken gemaakt. Afzien van de associatieovereenkomst biedt daartoe geen oplossing. Eerder kan het tegendeel worden beweerd: de verplichtingen in de overeenkomst bieden nadere waarborgen voor de rechten van minderheden in Oekraïne. De politieke delen van de associatieovereenkomst worden vanaf 1 november 2014 reeds voorlopig toegepast.

Oekraïne profiteert nu eenzijdig van de bepalingen in Titel IV van de associatieovereenkomst omdat de Raad «autonome handelsmaatregelen» heeft aangenomen die hierin voorzien, ondanks het uitstel van de voorlopige toepassing van de handelsbepalingen in de associatieovereenkomst. Hieraan komt een einde zodra de overeenkomst in werking treedt.

Overigens staan de grenzen van Oekraïne niet ter discussie. Deze zijn vastgelegd en worden door de internationale gemeenschap erkend.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de bepalingen in het associatieakkoord over meer samenwerking op het gebied van buitenland- en veiligheidsbeleid (GBVB en GVDB) met Oekraïne.

In de associatieovereenkomst zijn afspraken gemaakt over samenwerking op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan conflictpreventie en crisisbeheer, regionale stabiliteit, ontwapening, non-proliferatie, wapenbeheersing en wapenuitvoercontrole en aan een betere dialoog over ruimtevaart. Hiertoe wordt de wederzijdse dialoog en samenwerking geïntensiveerd, waaronder op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheer, in het bijzonder met het oog op versterkte deelname van Oekraïne aan civiele en militaire operaties inzake crisisbeheer onder leiding van de EU en aan oefeningen en opleidingen, ook die in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB). Ook zal Oekraïne nauwe contacten met het Europees Defensieagentschap (EDA) onderhouden, onder andere over de verbetering van de militaire capaciteit, ook op technologisch vlak. Daarnaast zijn in het Associatieakkoord afspraken gemaakt over samenwerking aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens, daarmee samenhangende materialen en de overbrengingsmiddelen daarvoor, alsook op het gebied van samenwerking op het vlak van ontwapening, waaronder de vermindering van hun voorraad overtollige handvuurwapens en lichte wapen en inzake de gevolgen voor de bevolking en voor het milieu van niet-ontploft achtergelaten materieel.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de Russische appreciatie van het «streven naar geleidelijke harmonisering inzake buitenlandse en veiligheidskwesties en steeds diepere integratie van Oekraïne in de Europese ruimte van veiligheid»; of de EU een heldere strategie en visie heeft ten aanzien van de relatie met Rusland en hoe de associatieakkoorden met Oekraïne, Moldavië en Georgië daarin passen.

Nederland en de EU wijzen de gedachte af dat Rusland het recht zou hebben om de soevereine beslissingsbevoegdheid van derde landen om betrekkingen met de EU aan te knopen op welke wijze dan ook in te perken. Het zou derhalve oneigenlijk zijn om Russische dreigementen mee te wegen in de analyse of een associatieovereenkomst met een soevereine staat al dan niet wenselijk is; hiermee zou de facto een Russische invloedssfeer worden erkend.

Daarnaast is de regering van mening dat afzien van een associatieovereenkomst, met als argument Rusland niet voor het hoofd te willen stoten, in het geheel niet zou bijdragen aan vermindering van de spanningen in de regio. Een dergelijke handelwijze zou Rusland alleen maar bevestigen in het streven naar een post-Sovjet «invloedssfeer» waarin buurlanden van Rusland slechts een beperkte soevereiniteit mogen uitoefenen.

De betrekkingen tussen de EU en Rusland zijn sterk verslechterd naar aanleiding van de schendingen van de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne door Rusland. Nederland en de EU willen Rusland, met zowel druk als dialoog, bewegen tot een andere opstelling ten aanzien van Oekraïne. Uiteraard wordt het conflict in Oekraïne hierbij niet als geïsoleerd geval beschouwd, maar bezien in een trend van toenemend Russisch revisionisme hetgeen zich uit in een assertieve opstelling jegens buurlanden, waaronder de landen van het Oostelijk Partnerschap. De EU heeft consequent benadrukt en aangetoond dat het Oostelijk Partnerschap, inclusief de associatieovereenkomsten, geen bedreiging vormt voor Rusland.

Oekraïne is voor de EU een belangrijke partner, niet vanwege een gefingeerde geopolitieke competitie met Rusland, maar omdat Oekraïne een onmisbare partner is voor de EU voor het creëren van stabiliteit en welvaart aan de Oostgrens. Dat is in het voordeel van de gehele regio. De EU heeft dan ook steeds open gestaan voor besprekingen met Rusland om de betekenis en opzet van het Associatieakkoord uit te leggen en de eventuele Russische bezwaren aan te kaarten. Ook nu houdt de EU de deur voor dialoog, bijvoorbeeld met de Euraziatische Economische Unie, open.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de consequenties van de associatieovereenkomst voor de Russische economie en de handel tussen Oekraïne en Rusland.

Het eerder genoemde sustainable impact assessment spreekt zich ook uit over de mogelijke gevolgen van de associatieovereenkomst voor de Russische economie. Uit dit onderzoek blijkt dat er, zowel op de korte als op de lange termijn, geen negatieve gevolgen zijn te verwachten voor de welvaart en inkomensverwerving van Rusland. Oekraïense bedrijven die nu al exporteren naar de Russische markt / douane-unie en samenwerken met Russische bedrijven kunnen dat blijven doen, ook wanneer de associatieovereenkomst in werking treedt. De belangrijkste verandering zal betrekking hebben op de binnenlandse productie: Oekraïense bedrijven zullen moeten investeren in de modernisering van hun productie en deze, waar nodig, moeten conformeren aan EU-normen. Deze investering zal zich uitbetalen via gemakkelijkere toegang tot de veel grotere EU-markt. Voor Russische bedrijven die exporteren naar Oekraïne zullen de gevolgen minimaal zijn: deze bedrijven exporteren immers veelal ook naar de EU waarbij zij al voldoen aan EU-eisen.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de bereidheid van de regering de controles op landbouwproducten, in het bijzonder door douane en nationale inspectiediensten, op te voeren.

Zoals met alle overeenkomsten die de EU afsluit het geval is, is ook bij deze overeenkomst een overkoepelend orgaan overeengekomen dat de uitvoering van de overeenkomst zal monitoren. De Associatieraad, het Handelscomité en daaronder weer verschillende sub-comités, zullen de implementatie van het akkoord periodiek bespreken en waar nodig gepaste maatregelen nemen om problemen op te lossen of te voorkomen. Vooralsnog ziet de regering geen reden controles op te voeren.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe de regering de constateringen van Transparency International en Freedom House beoordeelt.

De rapporten van Transparency International en Freedom House zijn belangrijke onafhankelijke graadmeters van de mate van corruptie en van democratische vrijheden. De lage score van Oekraïne, die vergelijkbaar is met die van Rusland, is het resultaat van een gefaalde transitie na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, decennia lang mismanagement van de publieke sector en de onevenredige invloed van oligarchen op de economie. Freedom House concludeert in het rapport 2015 dat Oekraïne de nodige vooruitgang heeft geboekt door verbetering van het politiek pluralisme, de recent gehouden parlementsverkiezingen en de verbeterde transparantie van de overheid na het vertrek van oud-leider Janoekovitsj. In hetzelfde rapport noemt Freedom House Rusland’s illegale annexatie van de Krim als belangrijkste voorbeeld van de ondermijning van democratische waarden door een autoritair systeem dat in eigen land de mensenrechten niet respecteert.

De nieuwe regering van Oekraïne onder leiding van de direct gekozen president Porosjenko heeft zich gecommitteerd aan de beginselen van een democratische rechtsstaat met een vrije markteconomie en heeft daaraan nadere invulling gegeven bij het in gang zetten van de hervormingsagenda. De associatieovereenkomst biedt waarborgen en instrumenten om Oekraïne op deze koers te houden en daarbij te assisteren.

De leden van de PVV-fractie vragen naar de Europese financieringsmechanismen en instrumenten waarop Oekraïne aanspraak kan maken en een inventarisatie van de kosten.

De EU maakt geen extra middelen vrij voor Oekraïne in het kader van de uitvoering van de associatieovereenkomst. Wel maakt Oekraïne, net als andere nabuurschapslanden, aanspraak op steun van de EU uit het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI). Gezien de instabiele situatie in het land heeft de EU het ENI-programma voor 2015 en de volgende jaren nog niet vastgelegd. In beginsel is binnen het huidige meerjarig financieel kader (2014–2020) EUR 1,4 miljard beschikbaar gesteld voor Oekraïne. Dat maakt onderdeel uit van het steunpakket van potentieel EUR 11 miljard van de EU en Europese financiële instellingen dat de EU in maart 2014 aankondigde [zie Kamerbrief «EU steun Oekraïne», Kamerstuk 21 501-02 nr. 1351]. Ook de leningen vanuit het instrument voor Macro-Financial Assistance om de betalingsbalansproblemen te verhelpen, vallen hieronder. Dit pakket is gerelateerd aan de crisis in Oekraïne en vloeit niet voort uit het associatieakkoord. Nederland is overigens voorstander van het geven van deze substantiële steun door de EU aan Oekraïne, om het land te helpen de crisis te boven te komen en te steunen in zijn transformatie.

De leden van de PVV vragen hoe de regering economische criminaliteit en corruptie in de private en publieke sector in Oekraïne tracht aan te pakken.

Nederland draagt bij aan het stimuleren van structurele hervormingen van het ondernemingsklimaat en van het openbaar bestuur door onder andere een dialoog aan te gaan met instanties en hen technische assistentie te bieden. Ook via de EBRD draagt NL met EUR 2 mln. bij aan de opbouw van een goed functionerende markteconomie, inclusief de bestrijding van corruptie. Zo ondersteunt de EBRD de Ombudsman en het anti-corruptiebureau dat overheidsbreed wordt opgezet.

De leden van de PVV-fractie vragen naar de aanpassingsperiode: hoe lang deze is, welke technische normen van welke producten/diensten het betreft, en wat voor negatieve impact deze ongelijkheid in technische normen voor Nederland heeft zo lang deze normen niet zijn aangepast.

Afhankelijk van het soort producten variëren de overgangsperioden van 1 tot en met 5 jaar. Het betreft hier technische normen zoals: productsamenstelling, standaarden, etikettering, garantstelling, veiligheid en procedures voor conformiteitsbeoordeling. De producten waar deze eisen betrekking op hebben zijn voornamelijk industriële producten zoals transportmiddelen, maritieme producten, medische apparatuur, huishoudelijke apparaten en radio en telecomapparatuur. De impact van het tijdelijk niet voldoen aan de technische normen van de EU is gering. Op dit moment wordt al een deel deze producten vanuit de EU betrokken maar wel tegen extra kosten. Gezien de relatief kleine markt van Oekraïne heeft dit amper gevolgen voor Nederland.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe Nederland zal profiteren van verbintenis aan een leger dat zelf samenwerkt met terroristen, en bovendien de eigen landsgrenzen niet eens kan veiligstellen.

In het kader van de associatieovereenkomst zijn afspraken gemaakt om samen te werken op bilateraal, regionaal en internationaal niveau om terrorisme te voorkomen en te bestrijden, in overeenstemming met het internationale recht, de internationale mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het humanitair recht. De regering roept alle bij het conflict in Oekraïne betrokken partijen op het internationale- en oorlogsrecht te respecteren en zich te conformeren aan internationale mensenrechtenstandaarden. De regering acht het van belang de samenwerking met Oekraïne op het gebied van de bestrijding van terrorisme te verdiepen. Recente aanslagen in Europa hebben het belang van de aanpak van internationaal terrorisme nogmaals onderstreept.

De regering hecht eraan dat alle betrokken partijen bij het conflict in Oost-Oekraïne de afspraken zoals gemaakt in de Minsk-overeenkomsten implementeren, waaronder de controle van de grenzen door Oekraïne.

De leden van de PVV-fractie vragen hoe met visumversoepeling wordt voorkomen dat Nederland de nieuwe thuishaven wordt voor zowel politieke als economische vluchtelingen, en hoe wordt voorkomen dat Nederland, op termijn, door een nieuwe golf van Oost-Europese criminele bendes en goedkope arbeidskrachten wordt overspoeld.

Alle landen van het Oostelijk Partnerschap hebben in beginsel een lange-termijnperspectief op afschaffing van de visumplicht voor kort verblijf. Voor immigratie of andere vormen van lang verblijf zullen de nationale wetten en regels van toepassing blijven. Voor afschaffing van de visumplicht voor kort verblijf moet Oekraïne aan strikte eisen voldoen op tal van terreinen, zoals documentveiligheid, illegale migratie, inclusief terug- en overname, openbare orde en nationale veiligheid, maar ook ten aanzien van fundamentele rechten, zoals de rechtsstaat en anti-corruptie. Daarnaast moet blijken dat er geen sprake is van onaanvaardbare risico’s op het gebied van illegale migratie, nationale veiligheid en openbare orde. Ook na een besluit tot visumliberalisatie wordt blijvend gecontroleerd op naleving van de gemaakte afspraken en op onverhoopte en onvoorziene gevolgen. In het onverhoopte geval van bijvoorbeeld plotselinge tegenwerking bij de terugname van eigen onderdanen, biedt de noodremprocedure in Verordening 539/2001 een adequaat vangnet. Deze Verordening biedt in dergelijke gevallen de mogelijkheid de visumplicht snel weer in te voeren. De combinatie van enerzijds visumvrijstelling en anderzijds een strikte monitoring van het post-visumliberalisatietraject én de invoering van de noodremprocedure in Verordening 539/2001 biedt voldoende balans en een adequaat vangnet bij eventuele ongewenste neveneffecten.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de territoriale toepassing van het associatieakkoord met Oekraïne, dat niet over dezelfde regelingen beschikt als de overeenkomsten met Moldavië en Georgië, bijvoorbeeld aangaande de situatie in de Krim. Deze leden vragen of het mogelijk (en wenselijk) zou zijn voor de Associatieraad te beslissen de toepassing van het akkoord in de Krim op te schorten.

Ten tijde van de totstandkoming van de associatieovereenkomst waren er geen regio’s waarover Oekraïne niet effectief het gezag uitoefende. Vandaar dat geen regeling terzake is opgenomen in de overeenkomst, zoals dat bij Moldavië (met oog op Transnistrië en Gagaoezië) en Georgië (met oog op Zuid-Ossetië en Abchazië) wel het geval is. Wat Oekraïne zelf betreft geldt echter vanuit internationaal recht dat Oekraïne niet gehouden is aan de overeenkomst voor de gebieden waarover geen feitelijke rechtsmacht uitgeoefend kan worden.

Voor de EU geldt dat in EU verband een besluit moet worden genomen waarbij de Associatieraad als platform kan dienen ter gedachtewisseling.

De leden van de SP-fractie vragen naar de hervormingsagenda van Oekraïne die in de associatieovereenkomst ligt besloten en in welke mate voortgang voorwaardelijk is gemaakt aan implementatie van (onderdelen) van de associatieovereenkomst.

De associatieovereenkomst bevat twee soorten bepalingen: politieke en handelsgerelateerde. Op deze beide terreinen schrijft het akkoord een vergaande toenadering tot de standaarden en normen van de EU voor. Op politiek vlak valt hierbij te denken aan het verbeteren van het functioneren van de democratie, rechtsstaat, corruptiebestrijding en mobiliteit. Voor wat betreft de handelsparagrafen wordt de oprichting van een Deep and Comprehensive Free Trade Area beoogd, wat betekent dat landen een groot deel van het economische EU-acquis dienen over te nemen en op die terreinen onderdeel worden van de Europese interne markt. Dit houdt onder andere in de geleidelijke afschaffing van invoerheffingen, aanpassing van wet- en regelgeving voor productstandaarden in de landbouwsector, maakindustrie, etc.

Via de associatieovereenkomst zegt de EU toe de hiermee gepaard gaande hervormingsagenda in Oekraïne te zullen ondersteunen. Bestaande conditionaliteiten blijven daarbij uiteraard van kracht.

De leden van de SP-fractie vragen hoe deze associatieovereenkomst afwijkt van eerdere akkoorden met andere landen en waarom voor deze nieuwe opzet is gekozen.

Het verschil is vooral gelegen in de DCFTA die verreikender is dan klassieke vrijhandelsovereenkomsten van de Unie. De DCFTA voorziet niet alleen in een wederzijdse openstelling van markten voor goederen en diensten maar bevat ook bindende bepalingen inzake de geleidelijke aanpassing aan EU-normen en standaarden op handelsterrein en aanverwante gebieden, zoals normen en regels voor conformiteitsbeoordeling, sanitaire en fytosanitaire voorschriften, intellectuele eigendomsrechten, handelsbevordering, overheidsopdrachten en concurrentie; sterke bindende bepalingen inzake handelsgerelateerde energieaspecten, inclusief investeringen, door- en vervoer. Oekraïne heeft te kennen gegeven het bestaande en toekomstige EU-acquis in die sectoren te willen overnemen, zodat Oekraïense bedrijven uit betrokken sectoren toegang wordt verleend tot de interne markt van de EU. Dit is een ongekend niveau van integratie voor een derde land. Dit aanpassingsproces zal ook betekenen dat EU-investeerders in die sectoren in Oekraïne dezelfde regels zullen aantreffen als in de EU. Deze opzet biedt de beste garantie voor een duurzame integratie van de economie van Oekraïne in die van de EU en de rest van de wereld en levert Oekraïne de meeste welvaartswinst op.

De leden van de SP-fractie vragen of het aangaan van een associatieakkoord met Oekraïne op geen enkele manier kan worden opgevat als voorstadium van een uiteindelijk EU-lidmaatschap voor het land en of dit besef ook in Oekraïne bestaat.

De leden van de CDA-fractie vragen of er afspraken zijn gemaakt met Oekraïne over een eventueel lidmaatschap of het vooruitzicht daarop.

Er zijn tussen de EU en Oekraïne geen afspraken gemaakt over een eventueel lidmaatschap noch is hierop vooruitzicht geboden. Wel heeft de Oekraïense president uitgesproken een EU-lidmaatschap voor zijn land na te streven.

Zoals vermeld in het schriftelijk overleg voor de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van augustus 2014 [Kamerstuknr. 21 501-02 Nr. 1410], mag elke Europese staat die de fundamentele beginselen van de EU onderschrijft en in staat is deze waarden uit te dragen, op basis van artikel 49 van het EU-Verdrag een aanvraag doen voor EU-lidmaatschap. Dit geldt ook voor de drie landen van het Oostelijk Partnerschap die een associatieovereenkomst zijn aangegaan met de Unie, waaronder Oekraïne. De regering acht het echter onverstandig hen hiertoe aan te moedigen. Voor deze landen is een lidmaatschapsperspectief niet aan de orde. Dit zou ook geen antwoord bieden op de huidige problematiek in de regio. De EU dient vast te houden aan de eigen strategie: namelijk deze landen door middel van een associatieovereenkomst en vrijhandelszone te helpen bij hun transitie en hen een bijzondere en sterke band met de EU te geven. Het Oostelijk Partnerschap is dan ook niet bedoeld als voorportaal voor EU-toetreding. Hier wordt in de associatieovereenkomsten ook op geen enkele manier op gezinspeeld.

De associatieovereenkomst is nadrukkelijk gericht op politieke associatie en economische integratie. Met de uitvoering van deze akkoorden zal de toenadering tot Europese normen en standaarden reeds een aanzienlijke impuls krijgen. Hier zou nu alle aandacht naar uit moeten gaan. Deze lijn draagt de regering ook consequent uit in EU-verband en in bilaterale gesprekken met Oekraïne.

De leden van de SP-fractie vragen de regering mede te delen in hoeverre op dit moment wordt voldaan aan de essentiële elementen (eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, zoals gedefinieerd in internationale verdragen en eerbieding van de rechtsstaat) die opschortende werking hebben. Deze leden willen weten of niet ten minste de conclusie moet zijn dat voornamelijk de mensenrechten en het oorlogsrecht in het oosten van het land niet worden gerespecteerd.

De regering is van mening dat schending van de essentiële elementen op basis waarvan tot opschorting van de overeenkomst zou dienen te worden overgegaan, niet aan de orde is. De associatieovereenkomst is gericht op verdere toenadering tot Europese waarden op het gebied van democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Uit de overeenkomst vloeien ook hervormingen voort op deze terreinen, waaronder versterking van de rechtsstaat en bestrijding van corruptie. Bovendien geeft de overeenkomst de EU verdere mogelijkheden de dialoog aan te gaan over zorgpunten of misstanden en vergroot het de mogelijkheden van de EU deze ontwikkelingen positief te beïnvloeden. Het is evenwel duidelijk dat het aanhoudende conflict in het oosten van Oekraïne een remmende werking heeft op het hervormingsproces. Ondanks de begrijpelijk moeilijke omstandigheden blijft de EU Oekraïne stimuleren de hervormingen kracht bij te zetten en zal zij toezien op hun doorvoering, zoals overeengekomen in de associatieovereenkomst. Een succesvolle transitie van Oekraïne is zowel in het belang van het land zelf als van de bredere regio en de EU, en het beste antwoord op het agressieve Russische handelen. De EU spreekt via de verschillende overlegorganen waarin de associatieovereenkomst voorziet, Oekraïne aan op de voortgang van het hervormingsproces, inclusief de mensenrechtensituatie in Oost-Oekraïne. Ook tijdens de eerste zitting van de Associatieraad op 15 december 2014 is dit gebeurd.

De leden van de SP-fracrie vragen tot slot in hoeverre corruptiebestrijding een voorwaarde is voor implementatie van (onderdelen van) de overeenkomst; welke vorderingen er op dit terrein zijn gemaakt en hoe corrupt Oekraïne is.

Het voorkomen en bestrijden van corruptie is een belangrijk element in de overeenkomst. Hierop zal samenwerking verder worden uitgebreid en worden nadere hervormingen verwacht van Oekraïne. Het is een dwarsdoorsnijdend thema binnen het verdrag, zo wordt de afspraak gemaakt dat Oekraïne binnen drie jaar relevante EU richtlijnen moet hebben doorgevoerd met betrekking tot het voorkomen van corruptie en fraude bij de besteding van EU middelen. Daarnaast is de verwachting dat ook de gevraagde justitiële hervormingen het politieke systeem en de samenleving in Oekraïne minder vatbaar zullen maken voor corruptie. Dat neemt niet weg dat Oekraïne op dit terrein nog veel werk zal moeten verzetten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven