Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2015
Tijdens het wetgevingsoverleg over de Wet implementatie Omnibus II-richtlijn van 2 maart
jl. is gesproken over de vrijstellingsgrens van € 10.000. Deze grens houdt in dat
alle van prudentieel toezicht vrijgestelde verzekeraars (dus niet alleen natura-uitvaartverzekeraars)
geen verzekeringen mogen sluiten met een dekking van meer dan € 10.000 euro per verzekerd
object respectievelijk per overlijdensgeval. De hoogte van deze grens is mede in overleg
met de samenwerkende uitvaartorganisaties (Nardus) respectievelijk de Federatie van
Onderlinge Verzekeringmaatschappijen (FOV) vastgesteld, zie de memorie van toelichting
bij de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II1.
Enkele leden van de vaste commissie voor Financiën vroegen zich af of de grens niet
te laag is en wilden weten hoe de organisaties van natura-uitvaartverzekeraars daarover
denken. Ik stel voor bij de consultatie van de Vrijstellingsregeling Wft die in de
komende maanden zal plaatsvinden en waarin deze vrijstellingsgrens zal worden opgenomen,
expliciet te vragen naar de hoogte van deze grens.
Ik hecht er overigens aan op te merken, zoals ik ook al tijdens het wetgevingsoverleg
van 2 maart jl. deed, dat bij het vaststellen van deze grens ook rekening moet worden
gehouden met de belangen van de consument. De gedachte hierbij is dat alleen die verzekeraars
van prudentieel toezicht kunnen worden vrijgesteld die verzekeringen aanbieden die
beperkt van omvang zijn. De consument loopt immers, vanwege het ontbreken van prudentieel
toezicht, dan een groter risico dat hij zijn verzekering niet volledig krijgt uitbetaald.
De consument dient zich ook bewust te zijn van dit risico, vandaar dat ik tevens voornemens
ben vrijgestelde verzekeraars te verplichten expliciet aan te geven dat zij niet onder
het prudentieel toezicht van de Nederlandsche Bank staan. Ook dit voornemen is opgenomen
in de memorie van toelichting bij de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II2.
Voorts maak ik van de gelegenheid gebruik u te wijzen op een onjuistheid in de toelichting
bij de nota van wijziging inzake het wetsvoorstel implementatie Omnibus II-richtlijn.
In de toelichting op onderdeel D is de volgende zin opgenomen: «Om dit onbedoelde gevolg en de daaraan verbonden nalevingskosten te voorkomen, wordt
voorgesteld de definitie van OOB, voor zover het verzekeraars betreft, te beperken
tot verzekeraars met beperkte risico-omvang». Het laatste deel van de zin had echter moeten luiden «... voor zover het verzekeraars betreft, te beperken tot verzekeraars, niet zijnde
verzekeraars met beperkte risico-omvang». Op deze wijze krijgen verzekeraars met beperkte risico-omvang niet te maken met
(onbedoelde) nalevingskosten.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem