34 085 V Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING1 EN VOOR EUROPESE ZAKEN2

Vastgesteld 3 februari 2015

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de leden van de PVV-fractie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de PVV-fractie hebben met verontrusting kennis genomen van bovenstaand wetsvoorstel. Zij hebben de volgende vragen.

De leden van de PVV-fractie begrijpen dat de in dit wetsvoorstel begrepen naheffing van 642,7 miljoen euro is veroorzaakt door de herberekening van het Bruto Binnenlands Product (BBP) van alle EU-landen. In Nederland is het Centraal Bureau voor de Statistiek verantwoordelijk voor die herberekening. Kan de regering aangeven hoe die verantwoordelijkheid in andere EU-landen ligt? De vraag is met name of de onafhankelijkheid van alle andere statistische bureaus in dezelfde mate gegarandeerd is als in Nederland.

Zelfs als die onafhankelijkheid op papier gegarandeerd is, blijft de vraag of die berekeningen in andere landen – die voor de Nederlandse heffing minstens zo belangrijk zijn als de Nederlandse berekening – wel met voldoende kennis en kunde en zonder vooroordeel tot stand zijn gekomen. Het is de leden van de PVV-fractie bekend dat de berekening van het BBP zeer complex is en zeer deskundige schattingen van niet gemeten onderdelen van de economie bevatten. Kan de regering precies en gedetailleerd aangeven hoe de controle op de berekeningen en schattingen in andere EU-landen tot stand is gekomen?

Gezien de complexiteit van de materie is uitgebreide en veel tijd vergende controle op de berekening van alle EU-landen noodzakelijk. Het verwondert de leden van de PVV-fractie derhalve in hoge mate dat pas in een zeer laat stadium een zo grote correctie als waarvan hier sprake is, als een konijn uit de hoge hoed komt. Het schijnt dat het verslag van de Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie (PVEU) van 17 oktober 2014 voor het eerst melding maakt de mogelijkheid van een naheffing van de EU van 642,7 miljoen euro. Kan de regering dit uitgebreid toelichten?

Gezien de ernst van de situatie verzoeken de leden van de PVV-fractie om volledige openbaarmaking van dit verslag van de PVEU en van het verzoek om betaling van de Europese Commissie van 21 november 2014.

Aangezien het ondenkbaar is dat alle BBP berekeningen nu volledig correct zijn – een deel is immers gebaseerd op schattingen – verzoeken de leden van de PVV-fractie om met een gedetailleerd schema aan te geven wanneer en hoe de volgende herberekeningen plaatsvinden en wanneer die welke gevolgen hebben voor de bijdragen van de lidstaten.

Op het inmiddels door de Minister van Financiën per ultimo december 2014 overgemaakte bedrag aan de EU vindt, als de leden van de PVV-fractie het goed hebben begrepen, in 2015 een gedeeltelijke terugbetaling plaats. Terwijl voor andere landen een betalingsregeling is getroffen, betaalt Nederland de facto vooruit. Kan de regering aangeven wat de kosten en de risico’s zijn van deze voorfinanciering?

Is het juist dat deze vooruitbetaling verband houdt met een ernstig liquiditeitstekort van de EU?

Als deze voorfinanciering van de EU de facto geld zou opleveren door het verschijnsel negatieve rente, zoals in de lijst van vragen en antwoorden die op 15 december 2014 aan de Tweede Kamer is gezonden wordt gesteld, mag hieruit dan de conclusie worden getrokken dat de regering binnen de totale Nederlandse begroting geen betere besteding van middelen kon vinden dan voorfinanciering van de EU?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en van de vaste commissie voor Europese Zaken zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze bij voorkeur uiterlijk dinsdag 3 maart 2015.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Kappen

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Strik

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Gradenwitz

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bergman


X Noot
1

Samenstelling Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), G.J. de Graaf (VVD), Franken (CDA) (vicevoorzitter), Nagel (50Plus), Elzinga (SP) (vice-voorzitter), Van Kappen (VVD) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Van Boxtel (D66), Bröcker (VVD), Faber-van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL),Th. de Graaf (D66), Koole (PvdA), De Lange (OSF), Martens (CDA), Popken (PVV), Schrijver (PvdA), Vlietstra (PvdA), Kops (PVV), Meijer (SP).

X Noot
2

Samenstelling Europese Zaken:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), G.J. de Graaf (VVD), Kox (SP), Franken (CDA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Strik (GL) (voorzitter), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Martens (CDA), Backer (D66), Th. de Graaf (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Popken (PVV), Postema (PvdA), Schrijver (PvdA) (vice-voorzitter), Swagerman (VVD), Van Dijk (PVV), Bruijn (VVD), Kops (PVV).

Naar boven