34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact

I/ nr. 8 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE

Vastgesteld 18 september 2018

Op 17 en 18 september 2018 vond in Wenen de halfjaarlijkse bijeenkomst over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur (SECG) in de Europese Unie plaats. Deze vond plaats onder artikel 13 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie (VSCB) (het zogenoemde «Begrotingspact»). Namens de Tweede Kamer werd hier op 17 september aan deelgenomen door het lid Anne Mulder (VVD). Omdat het op 18 september Prinsjesdag was, is op die dag niet deelgenomen aan de conferentie. Ambtelijk werd de delegatie begeleid door de heer Beun (EU-adviseur Financiën van de Tweede Kamer).

Plenaire openingssessie: welkom en inleiding

Wolfgang Sobotka, voorzitter van de Oostenrijkse Nationalrat (senaat) heet de delegaties welkom. Het thema van de conferentie is hoe investeringen, innovatie en onderwijs kunnen bijdragen aan een concurrerender Europa, in het licht van de mondiale situatie. Nieuwe protectionistische handelsbarrières moeten er niet komen, stelt hij.

Mevrouw Inge Posch-Gruska, voorzitter van de Oostenrijkse Bundesrat stelt in haar inleiding dat de Bundesrat een van de actiefste parlementskamers in de EU is op het gebied van EU-beleid. Dat is ook nodig om het vertrouwen van Europese burgers terug te winnen. Economische groei, een actief werkgelegenheidsbeleid maar ook sociaal en welzijnsbeleid moeten hand in hand gaan. Zij hoopt op een vruchtbare conferentie.

Karlheinz Kopf, voorzitter van de commissie Financiën van de Nationalrat, stelt dat de verschillende mechanismes die zijn opgetuigd voor het begrotingsbeleid, zoals het Stabiliteits- en Groeipact, Begrotingspact (SGP), Two-Pack en Six-Pack, noodzakelijk zijn voor de EU. Ze moeten voortdurend verbeterd worden. Wat betreft belastingontwijking moeten we zorgen voor een eerlijke behandeling van alle landen. Geen enkel land kan dit probleem in zijn eentje oplossen, stelt hij.

Margarete Schramböck, de Oostenrijkse Minister voor Digitale en Economische Zaken, memoreert het motto van het Oostenrijkse Raadsvoorzitterschap: «Een Europa dat beschermt». Bescherming gaat ook over het veiligstellen van welvaart en concurrentiekracht. De EU is nog steeds een leidende handelsmacht, maar ons aandeel in het wereldwijde BNI is aan het afnemen. Het is onze gemeenschappelijke opgave om te doen wat we kunnen om ervoor te zorgen dat we kunnen blijven concurreren met andere continenten. Digitale ontwikkelingen als AI zijn belangrijk in dat licht, omdat ze een kans bieden om digitale bedrijven naar Europa te halen. Daarbij moeten we onder meer stevig inzetten op opleidingen om jonge mensen goed voor te bereiden op de arbeidsmarkten van de toekomst. Wij moeten Europa samen bouwen.

Sessie 1: Implementatie van het EU-kader voor begrotingsbeheer

Prof. Niels Thygesen, voorzitter van de European Fiscal Board (EFB), het onafhankelijk orgaan dat de Commissie adviseert over het te voeren begrotingsbeleid, houdt een inleiding. Zijn hoofdboodschap is dat de huidige economische expansie een uitgelezen kans bieden om nu begrotingsbuffers te creëren. We moeten niet de fout maken uit het verleden, toen goede economische omstandigheden niet benut werden. Als we dat nu weer doen zal de Eurozone kwetsbaarder zijn wanneer de volgende economische schok zich aandient.

In het algemeen adviseert de EFB op dit moment lidstaten om een neutraal (niet-expansief) begrotingsbeleid te voeren. Maar voor de landen met een hoge staatsschuld is het advies om niet neutraal maar zelfs restrictief te gaan begroten. De trend onder de EU-lidstaten is echter omgekeerd: de meeste lidstaten voeren een expansief beleid.

Thygesen is van mening dat de begrotingsregels eenvoudiger en sterker moeten worden. Daarnaast is echter een effectieve stabilisatiefunctie nodig op EU-niveau. Een van de voorstellen van de Europese Commissie in het kader van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 is een Europese Investeringsstabilisatiefunctie. Dat is wel een stap in de juiste richting, maar de focus van dat voorstel is te smal omdat het zich alleen richt op landspecifieke, asymmetrische schokken, de omvang zeer beperkt is en er een automatische trigger wordt voorgesteld.

Verder is de EFB kritisch over het feit dat de hervormingen die het SGP eenvoudiger, transparanter en sterker moeten maken pas voorzien zijn na 2020.

Ook prof. Gottfried Haber, hoogleraar aan de Donau-universiteit en voorzitter van de Oostenrijkse fiscal board, houdt een inleiding. Hij gaat in op de uitvoering van de EU-regels voor het begrotingsbeleid. Dit regelkader moet vereenvoudigd worden, stelt ook hij, door versterking van de controle en verantwoording door lidstaten en door duidelijk te omschrijven wat de grenzen zijn waar ze zich aan moeten houden. Een belangrijke vraag daarbij is ook wat de rol van de nationale parlementen daarbij is. Het is belangrijk om de beleidsruimte voor nationale parlementen zo groot mogelijk te maken en hun rol te coördineren. Nationale parlementen kunnen gebruik maken van de analyses van hun nationale begrotingsautoriteit, en regeringen kunnen hier verder aan bijdragen door meer transparantie te betrachten. Nationale parlementen stellen ook de kaders voor het begrotingsbeleid op nationaal niveau.

Haber is verder van mening dat een begrotingsinstrument voor de Eurozone een goed idee is. De discussie daarover moet echter los staan van de discussie over verstandig begrotingsbeleid. Eerst moet worden vastgesteld hoe het instrument gefinancierd moet worden en hoe het moet worden ingezet. Als de begrotingsregels daarbij alleen leidend zijn ontstaat het risico dat landen die bijstand uit het instrument nodig hebben deze niet kunnen krijgen.

Othmar Karas (lid van het Europees Parlement, EVP) zit de discussie die daarna volgt voor met Karlheinz Kopf. Hij gebruikt de gelegenheid om eerst zijn eigen standpunt uiteen te zetten. De afgelopen crisis heeft het belang laten zien van een gemeenschappelijke Europese aanpak, stelt hij. Het Europees Semester dient vereenvoudigd te worden, maar de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen moet verder versterkt worden. We hebben een adequaat sanctiemechanisme nodig. We moeten ook de interparlementaire samenwerking, niet tussen politici maar tussen de parlementen, versterken. En tot slot is het noodzakelijk dat alle intergouvernementele instrumenten die tijdens de crisis zijn opgetuigd, zoals de trojka en het ESM, onder het Unierecht worden gebracht.

Margarida Marques (Portugal) wijst erop dat convergentie een van de doelstellingen is van de Unie, maar dat het risico van het begrotingsbeleid is dat convergentie daarvan leidt tot economische divergentie tussen de lidstaten. Daarom is ook een sociale pijler nodig. Daarbij moeten we ook een manier vinden om de rol van nationale parlementen te versterken in plaats van uit te hollen. En de internationale rol van de euro moet versterkt worden, zoals Commissie-president Juncker recent ook gezegd heeft tijdens de Staat van de Unie.

Averof Neofytou (Cyprus) stelt dat zijn land na een moeilijke periode weer op de weg terug is, met een economische groei van 4%, een werkloosheid die is gedaald tot 7%, en een begrotingsoverschot van 3%. We hebben lessen getrokken uit deze crisis, zegt hij, en die lessen willen we delen met de collega’s die hier aanwezig zijn. Het is nu niet de tijd om meer geld uit te geven en te klagen over de afgelopen crisis. We moeten hervormen en gezamenlijk het EMF opzetten.

Michael Theurer (Duitsland) stelt dat lidstaten hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun eigen begrotingsbeleid. Hij is daarom dus kritisch over verdere vergemeenschappelijking van de begrotingen. Het EMF is wel een goed idee, en ook verdere voltooiing van de gemeenschappelijke markt is belangrijk. De verdeling van de structuurfondsen over de EU-landen verdient ook aandacht. Daar moeten we ons eerst op richten, voordat we met nieuwe instrumenten komen.

Inés Domingos (Portugal) noemt de voltooiing bankenunie erg belangrijk. Zij ziet dat als een middel om een scheiding aan te brengen tussen het risico van de financiële instellingen en dat van de belastingbetaler. Ook aan de burgers moeten we laten zien dat we het financiële systeem veiliger maken. «Legacy issues», problemen uit het verleden, moeten wel worden opgelost. Invoering van het gemeenschappelijke depositoverzekeringsstelsel EDIS is daarbij eveneens van belang.

Anne Mulder brengt namens de Tweede Kamer in dat het de vraag is wat een gemeenschappelijke begrotingscapaciteit oplost. De meeste shocks raken de hele eurozone. Als we willen dat landen schokken kunnen opvangen is het beter om de banken-unie en de kapitaalmarkt-unie te voltooien. Als landen hun economie competitief maken kunnen ze makkelijker zelf schokken opvangen. En als landen zelf een buffer aanleggen heeft de eurozone negentien schokabsorberingsfondsen. Daarnaast moeten we af van de politieke commissie die zegt «Frankrijk is Frankrijk» in plaats van de begrotingsregels óók voor Frankrijk te handhaven.

Maria João Rodrigues (Europees Parlement, S&D) pleit voor een gemeenschappelijke begrotingscapaciteit. Hans Michelbach (Duitsland) stelt dat wat hem betreft er eerst sprake moet zijn van risicoreductie, dan pas van risicodeling.

Jamila Madeira (PT): De EU moet een echte begroting, en eigen middelen hebben want ze mag geen gijzelaar worden van de 1% inkomstengrens.

Georgios Kyrtsos (Europees Parlement, EVP) benadrukt dat Europa zich mondiaal moet kunnen handhaven in concurrentie met de VS en China, maar straks ook het Verenigd Koninkrijk. In dat licht kunnen we ons geen Italiaanse crisis veroorloven, daarom moeten we een compromis vinden met dat land. Christos Staikouras (Griekenland) noemt volledige implementatie van de kapitaalmarktunie als belangrijk aandachtspunt. Elina Lepomäki (Finland) zegt dat een van de redenen dat de monetaire unie in de VS functioneert, is dat dit land een veel beter functionerende arbeidsmarkt en kapitaalmarkt heeft. Daarom heeft de EU ook een sociale unie nodig.

Afrondend herhaalt ook Othmar Karas dat de Europese Unie te weinig mogelijkheden heeft om sociaal beleid te voeren. Het is daarom goed dat het Europees Semester is uitgebreid met doelstellingen op het gebied van sociaal beleid. Maar ook de verhoging van het budget voor onderzoek en innovatie in de voorstellen van de Europese Commissie voor het MFK is zeer verstandig. Prof. Haber herhaalt zijn punt dat de economische groei nu goed is, en dat de EU-landen daarom nu reserves moeten opbouwen voor als straks de economie weer minder goed draait. Strikte en eenvoudige, begrijpelijke begrotingsregels zijn belangrijk. Door duidelijke bevoegdheden toe te kennen aan de juiste instelling zorgen we er ook voor dat de verantwoordelijkheden goed belegd zijn.

Sessie 2: Investeringen, innovatie en onderwijs als aanjagers voor een concurrerender Europa

Iliyana Tsanova, onderdirecteur van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) houdt een inleiding. De uitdagingen waar Europa voor staat als het een mondiaal innovatieknooppunt wil worden zijn vooral financiering, fragmentatie en een kwestie van instelling, stelt zij. Innovatieve bedrijven uit de EU worden buiten Europa actief. Zij hebben financiering nodig, bijvoorbeeld uit venture capital, om mondiaal te kunnen meetellen.

Nils Torvalds (lid van het Europees Parlement, ALDE) wijst erop dat de kloof tussen West- en Centraal Europa nog enorm is. Veel regio’s in de EU kunnen niet meekomen omdat ze niet kunnen concurreren in een hoogtechnologische wereld. Die verschillen moeten niet groter worden, en daarvoor is financiering nodig uit een echte Europese begroting. Als voorbeeld noemt hij de VS, waar 80% van de investeringen naar Californië gaat, 5% naar de oostkust, en de rest verdeeld moet worden over de rest van het land. Dat verschil ligt volgens hem ten grondslag aan de keuze van veel Amerikaanse kiezers voor Trump. Die fout moet in Europa niet gemaakt worden.

Margarida Marques (Portugal) is co-voorzitter van de discussie die volgt, samen met Karlheinz Kopf. Er is volgens haar wel consensus in de EU dat investeringen, innovatie en onderwijs aanjagers zijn voor een concurrerender Europa. Zij is dan ook blij dat de Europese Commissie in de MFK-voorstellen komt met een groter budget voor onderzoek, het Horizon Europa-programma. Maar in de verdeling van onderzoeksgelden moet wel een regionaal evenwicht zitten. Ook het Erasmusprogramma moet «democratisch» zijn opgezet binnen de lidstaten, door het zo in te richten dat alle studenten in staat zijn om gebruik te maken van de mogelijkheden die Erasmus biedt. Het zogenaamde Juncker-fonds (EFSI) heeft goede resultaten geboekt, maar het moet worden versterkt zodat ook hier een regionaal evenwicht ontstaat. Het Invest-EU-programma tot slot, ook een van de MFK-voorstellen van de Europese Commissie, moet ervoor helpen zorgen dat de economische groei doorzet.

Nicos Tornaritis (Cyprus) verwelkomt de Commissievoorstellen. European added value moet het belangrijkste criterium blijven bij de toekenning van gelden. Cemal Öztürk (Turkije – leden van het Turkse parlement zijn als waarnemer aanwezig) stelt dat Europese strategische investeringen in Turkije een hoge toegevoegde waarde hebben. Ze zijn flexibel en de toekenning is maatwerk, daarmee hebben ze ook veel nut.

Kishwer Falkner, baroness Falkner of Margravine (Verenigd Koninkrijk), wijst op de enorme investeringen die in China gedaan worden in bedrijven en innovatie. EFSI is een mooi instrument, maar we moeten het wel in dat perspectief blijven zien en ons realiseren hoeveel er op nationaal niveau nog bij moet. Ville Vähämäki (Finland) stelt dat er al veel investeringen worden gedaan in nieuwe technologie, en dat het beste nog moet komen van de resultaten daarvan.

Dimitrios Mardas (Griekenland) waarschuwt voor al teveel regeldrift: Dat regelgeving is aangenomen met de steun van een gekwalificeerde meerderheid, wil nog niet zeggen dat de aangenomen regels niet marktverstorend zijn. Jesper Kofod (Europees Parlement, S&D) zegt dat Europese investeringen in technologische ontwikkeling een goede zaak zijn, maar dat we daarbij ook de Europese benadering van technologie moeten blijven laten meespelen, namelijk door ook aandacht te hebben voor de ethische aspecten van nieuwe technologie. Verder is de werkloosheid in Europa nog altijd acht procent. Daar moet wat aan gedaan worden, want anders draaien nog meer mensen de instellingen en de politiek, en de samenleving, de rug toe.

Harri Jaskari (Finland) stelt de vraag of we in Europa gemeenschappelijke belastingheffing moeten hebben. Het antwoord is ja, volgens hem. Christophe Jerretie (FR) pleit voor een goede coördinatie tussen nationaal en Europees onderzoeksbeleid. Daarvan worden ze allebei effectiever. Ook wijst hij erop dat onderzoek niet altijd succesvol is maar dat het ook kan mislukken. Zulke mislukkingen zijn echter ook een onderzoeksresultaat, en dragen er daarmee aan bij dat uiteindelijk wel successen geboekt kunnen worden. Dat besef moet sterker aanwezig zijn in het onderzoeksbeleid.

Jānis Vucāns (Letland) vertelt dat zijn land nu wel uit de economische crisis komt, maar dat alle problemen daarmee nog niet zijn opgelost. De uitstroom van jonge gekwalificeerde mensen uit Letland is bijvoorbeeld nog niet tot stand gekomen.

Margarida Marques sluit af met de opmerking dat als Europa succes wil hebben, het echt moet investeren in onderwijs en innovatie. En daarbij arbeidsmobiliteit moet bevorderen, zowel binnen als tussen ondernemingen. Iliyana Tsanova tot slot stelt dat het EFSI-fonds ervoor gezorgd heeft dat de manier waarop publieke financiering wordt ingezet voorgoed veranderd is.

De voorzitter van de delegatie, Anne Mulder

De griffier van de delegatie, Beun

Naar boven