34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact

C/ Nr. 3 HERDRUK1 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE

Vastgesteld 25 november 2015

Op 9 en 10 november jl. heeft in Luxemburg de zogeheten Artikel 13 conferentie plaatsgevonden. Deze interparlementaire bijeenkomst betreft artikel 13 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie (beter bekend als het «Begrotingspact») (bijlage bij Kamerstuk 21 501-20, nr. 613). Vanuit de Tweede Kamer nam de heer Harbers (VVD) deel, vanuit de Eerste Kamer de heer Elzinga (SP). De delegatie brengt als volgt verslag uit.

De conferentie bestond uit vier inhoudelijke sessie en een sessie over het huishoudelijk reglement; de Rules of Procedure:

  • 1. De sociale dimensie van Europees Economisch Bestuur

  • 2. Parlementaire controle van Europees Economisch Bestuur

  • 3. Eerlijke belastingconcurrentie

  • 4. Groei en de Economische en Monetaire Unie

  • 5. Rules of Procedure

De heer Berger, voorzitter van de commissie van Financiën en Rijkuitgaven van het Luxemburgse parlement en tevens voorzitter van de delegatie, opent de bijeenkomst en schetst het kader waarin de bijeenkomst plaatsvindt. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor het rapport van de vijf presidenten, het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) en de noodzaak dat de Economische en Monetaire Unie (EMU) het belang van de burger scherp voor ogen blijft houden.

1. De sociale dimensie van Europees Economisch Bestuur

De heer Di Bartolomeo, voorzitter van de Luxemburgse senaat, opent de eerste sessie en benadrukt dat de sociale dimensie van Europees economisch bestuur cruciaal is voor duurzame publieke steun voor de EMU. De heer Schmit, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Luxemburg, benadrukt vervolgens de noodzaak om iets te doen aan de hoge (jeugd)werkloosheid in de EU. Hij waarschuwt dat economische convergentie niet ten koste zou moeten gaan van sociale cohesie en solidariteit. Hij benadrukt dat economische samenwerking geen technische maar een politieke aangelegenheid is. Ten slotte breekt hij een lans voor opleiding omdat een goed opgeleide werkende bevolking de meest waardevolle kracht is van de EU. De heer Vanhercke, die onderzoek heeft gedaan naar de sociale aspecten van het Europees semester, laat weten dat er binnen de Jaarlijkse Groeianalyse en de Landenspecifieke aanbevelingen (LSA) steeds meer aandacht komt voor sociale aspecten van het begrotingsbeleid. Deze worden ook steeds gedetailleerder geformuleerd. Zijn aanbeveling is om meer transparantie tot stand te brengen rond de formulering van de LSA en deze dusdanig te formuleren dat lidstaten de uitwerking ervan zelf nog kunnen invullen. De heer Chauvel van de Universiteit van Luxemburg toont tenslotte aan dat de economische ongelijkheid binnen de EU de afgelopen jaren niet alleen tussen de lidstaten is toegenomen maar ook binnen de lidstaten. Dit is onder meer het gevolg van een vergrijzende en ontgroenende bevolking. Hij roept dan ook op tot een kritische evaluatie van bestaand beleid. De discussie richt zich vervolgens op de indicatoren die meegewogen zouden moeten worden bij de beoordeling van begrotingsbeleid van de lidstaten. Welk gewicht moet daarbij worden toegekend aan sociale factoren? De heer Elzinga laat weten dat Het Nederlandse parlement een meerderheidspositie heeft ten gunste van de versterking van de sociale dimensie van de EMU. Voorts benadrukt hij de goede ervaring met de sociale dialoog in Nederland en ten slotte vraagt hij aandacht voor de belangrijke normen die de Raad van Europa op dit vlak stelt. Alle EU-lidstaten zijn immers partij bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en het Europees Sociaal Handvest.

2. Parlementaire controle van Europees Economisch Bestuur

De heer Bodry, ondervoorzitter van de commissie van Financiën en Rijkuitgaven van het Luxemburgse parlement, leidt het onderwerp in en vraagt zich hardop af welke voorstellen het rapport van de vijf presidenten doet om het mogelijke democratische tekort van de intergouvernementele economische samenwerking te adresseren. Hij benadrukt het belang van een betere stroomlijning van het Europees semester met de nationale begrotingsprocedures. De heer Mersch, lid van het uitvoerend comité van de Europese Centrale Bank, benadrukte dat de EMU wel degelijk democratisch is maar dat het voor de burger niet altijd duidelijk is waar de controlerende bevoegdheden liggen. Dit is een onwenselijke situatie maar gezien de moeilijkheid waarmee verdragswijzigingen tot stand gebracht kunnen worden, zal deze situatie nog wel enige tijd voortduren en zal er maximaal gebruik gemaakt moeten worden van de huidige afspraken rond democratische controle. De heer Jansen van het ESM benadrukt dat dit fonds intergouvernementeel is en dat de democratische controle ervan duidelijk belegd is bij de nationale parlementen. De heer Gualtieri, voorzitter van de commissie voor Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement, vraagt aandacht voor de reikwijdte van de verdieping van de EMU. Voorts benadrukt hij het belang van parlementaire controle op Europese Economisch bestuur. Volgens hem belemmert de intergouvernementele aard van het ESM, transparantie, controle en wellicht zelfs effectiviteit. Daarnaast nemen nationale parlementen volgens hem te weinig verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de LSA. Hij pleit dan ook voor meer verplichtende aanbevelingen en een stringenter toezicht op naleving. Eigen EU middelen zouden zijns inziens nodig zijn om een duurzame aanpak te formuleren van economische onevenwichtigheden binnen de EU. De heer Krainer, ondervoorzitter van de commissie voor Financiën van de Oostenrijkse senaat, vertelt ten slotte dat naar zijn mening het budgetrecht van nationale parlementen wel degelijk wordt ondermijnd door het Europees semester. Op basis daarvan is hij voorstander van een integratie van Europese economische coördinatie binnen het Europees wettelijk kader. Het debat spitst zich toe op de wenselijkheid van meer democratische controle op nationaal versus Europees niveau, de onduidelijkheid in de praktijk en mogelijke samenwerking tussen nationale parlementen en het Europees Parlement. De heer Harbers brengt op dit punt in dat juist de artikel 13 conferentie hier een bijdrage aan zou kunnen leveren. Daarnaast benadrukt hij de goede ervaringen die in Nederland zijn opgedaan met de parlementaire voorbesprekingen van de Europese Raden en stelt dat de LSA moeten gaan over gewenste hervormingen en gewenste uitkomsten, maar tegelijkertijd genoeg ruimte moeten laten voor lidstaten om hun eigen invulling daaraan te geven, binnen de criteria van het SGP. Het gaat niet alleen om landenspecifieke aanbevelingen maar ook om landenspecifieke antwoorden. Ten aanzien van het ESM benadrukt hij dat de keuze voor een intergouvernementele instelling een bewuste keuze was in Nederland. Tot slot stelt hij bij de vertegenwoordiging van het ESM de kwestie van vertrouwelijke verzending van het rapport van de Board of Auditors aan lidstaten en parlementen aan de orde.

3. Eerlijke belastingconcurrentie

De heer Zuijdendorp van de Europese Commissie schets de initiatieven die recent zijn genomen om oneerlijke concurrentie van vennootschapsbelasting tegen te gaan en kondigt de verschillende voorstellen aan die de Commissie in 2016 zal doen. Hij bevestigt het streven van de Europese Commissie naar een verplicht common consolidated corporate tax base (CCCTB; oftewel een gemeenschappelijke geconsolideerde belastinggrondslag) maar erkent dat dit alleen haalbaar is als het gefaseerd wordt ingevoerd. De heer Steichen van de Universiteit van Luxemburg pleit voor een rationaal debat over de eerlijkheid en gerechtigheid van belastingheffing bij ondernemingen versus burgers. De heer Lamassoure, voorzitter van de TAXE commissie van het Europees Parlement (een tijdelijke commissie die onderzoek doet naar tax rulings), licht kort het werk van de Commissie toe en beargumenteert dat belastingconcurrentie op zich niet slecht is maar dat het niet ten koste moet gaan van gerechtigheid, transparantie en solidariteit. Een betere samenwerking binnen de EU op het vlak van definities van belastingplichtige zaken, en betrokkenheid van nationale parlementen daarbij, is volgens hem dan ook noodzakelijk. De heer De Wilde van de Erasmus Universiteit Rotterdam concludeert ten slotte dat de hamvraag is of je kiest voor nationale soevereiniteit of een efficiënt internationaal afgestemd belastingstelsel. Tijdens het debat komen veel verschillende nationale prioriteiten naar voren. Overeenstemming lijkt er te zijn over het belang van uitwisseling van informatie, minder eensgezindheid is er over de vraag op welke punten en in welke mate er binnen de EU moet worden samengewerkt. De heer Harbers benadrukt het belang van een goede aansluiting van Europese samenwerking op het BEPS project (Base Erosion and Profit Shifting) van de OESO/G20 daar wereldwijde samenwerking op dit gebied beter is dan Europese samenwerking.

4. Groei en de Economische en Monetaire Unie

De laatste inhoudelijke sessie wordt voorafgegaan door een hartstochtelijk betoog van de Luxemburgse premier, Xavier Bettel, voor een duurzame economische groei die banen oplevert en voordeel voor de gewone burger; het moet sociale economische groei zijn. Investeringen in de juiste prioriteiten zijn daarbij van cruciaal belang. De heer Saint Amans van de OESO spreekt eveneens over het belang van investeringen. Daarnaast bepleit hij grotere sociale gelijkheid, het belang van het BEPS project om oneerlijke belastingconcurrentie tegen te gaan en digitalisering van de markt. Ambroise Fayolle, vicepresident van de Europese Investeringsbank (EIB), licht de stand van zaken rond het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) toe en de rol die het kan spelen bij sterkere economische groei in de EU. Het doel is om daadwerkelijk een gat in de markt te kunnen vullen en te zorgen dat er weer wordt geïnvesteerd in langlopende of meer risicovolle projecten. Outi Slotboom van de Europese Commissie licht ten slotte de meest recente ontwikkelingen naar aanleiding van het rapport van de vijf presidenten over de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie toe. De discussie richt zich vervolgens op de spanning tussen fiscale discipline enerzijds en het belang van voldoende investeringen anderzijds en de mogelijke spanning tussen private en publieke investeringen. Ook wordt er opgeroepen tot duurzame economische groei en het belang van de sociale dimensie daarbij.

5. Rules of Procedure

De conferentie wordt afgesloten met een discussie tussen de delegatieleiders over de Rules of Procedure. Het Luxemburgs voorzitterschap komt met een nieuw voorstel dat niet eerder plenair is aangekondigd. Het betreft een compromisvoorstel naar aanleiding van een verzoek van het Europees Parlement om bij de bepalingen waaronder het reglement gewijzigd kan worden een verwijzing op te nemen naar de voorzittersconferentie van nationale parlementen en het EP. Dit is afgestemd met de leden van de troika (het zittende, afgelopen en aankomende voorzitterschap) zoals voorgeschreven in de concept Rules of Procedure. Er zijn weinig zwaarwegende inhoudelijke problemen met dit voorstel maar een aantal delegaties maakt bezwaren tegen de procedurele gang van zaken. Zo vinden zij het problematisch dat er over een ander voorstel gesproken gaat worden dan de delegaties, dachten. Bovendien voelen ze zich overvallen met een tekst die niet vooraf is geaccordeerd door hun commissie of juridische dienst en slechts beschikbaar is in het Engels. Na een korte schorsing van de vergadering, en een handreiking van het EP richting bezwaarmakende parlementen, zijn de delegaties het erover eens dat het slechts een beperkte wijziging betreft en worden de Rules of Procedure vastgesteld1.

De volgende bijeenkomst van de artikel 13 conferentie vindt, onder gedeeld voorzitterschap van het Europees Parlement en de Nederlandse Staten Generaal, plaats in Brussel op 17 februari 2016. Tijdens de conferentie in Luxemburg hebben de vertegenwoordigers van de drie organisaties zich gezamenlijk gebogen over de invulling van de inhoudelijke en praktische aspecten daarvan.

Namens de delegatie van de Tweede Kamer, Harbers

Namens de delegatie van de Eerste Kamer, Elzinga

De griffier van de delegatie van de Tweede Kamer, Mak

De griffier van de delegatie van de Eerste Kamer, Kamalizadeh


X Noot
1

Herdruk in verband met toevoegen Eerste Kamer letter.

X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven