34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact

O/ Nr. 12 HERDRUK1 VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE

Vastgesteld 20 april 2023

Op 27 en 28 februari 2023 vond in Brussel de halfjaarlijkse bijeenkomst over stabiliteit, economische coördinatie en bestuur in de Europese Unie plaats, ook wel bekend als de European Parliamentary Week.2 Deze conferentie vloeit voort uit het Verdrag van Lissabon (artikel 13). Het doel van de conferentie is om bij te dragen aan de democratische legitimiteit en verantwoording op het terrein van economisch bestuur en begrotingsbeleid in de Europese Unie en daarbij de Economische en Monetaire Unie in het bijzonder. De bijeenkomst werd vanuit Brussel georganiseerd door het Europees Parlement en het parlement van EU-voorzitter Zweden.

Namens de Tweede Kamer werd hieraan deelgenomen door het lid Slootweg van het CDA en namens de Eerste Kamer nam het lid Raven van de OSF deel. De delegatie werd ambtelijk begeleid door mevrouw Timmer (permanent vertegenwoordiger van de Tweede Kamer in Brussel), mevrouw de Man (griffier Eerste Kamer) en mevrouw Van Ederen (stafmedewerker Eerste Kamer).

Plenaire sessie: Economische en maatschappelijke uitdagingen in tijden van geopolitieke onzekerheid

Sprekers: Roberta Metsola (voorzitter van het Europese Parlement), Andreas Norlén (voorzitter van de Zweedse Riksdag), Valdis Dombrovskis (Eurocommissaris Handel en vicevoorzitter Europese Commissie) en Mathias Cormann (secretaris-generaal OESO).

Metsola stond stil bij de impact van één jaar oorlog Oekraïne en de solidariteit en verdediging van onze waarden. Tevens ging zij in op de prijsstijgingen van energie. De energiebedrijven hebben in 2022 een recordomzet geboekt en nu is de tijd aangebroken om dit te belasten. Zij heette de 111 parlementsleden uit 29 lidstaten welkom bij deze bijeenkomst.

Ook Norlen stond stil bij de oorlog in Oekraïne en de verwoestende gevolgen ervan. Ook benoemde hij de effecten van de coronapandemie. De prioriteiten van het Zweedse voorzitterschap – veiligheid, concurrentievermogen, de groene transitie en democratische waarden – dienen dan ook te worden bezien tegen deze achtergrond.

Dombrovskis stelt in zijn bijdrage dat na de coronapandemie en sterke inflatie er nu positieve tekenen zijn dat de recessie in Europa vermeden lijkt en dat de inflatie controleerbaar lijkt te worden. Dit komt mede door de pricecap op Russisch gas, de milde winter en de besparing op energieverbruik. Desondanks blijft het een moeilijke tijd met uitdagingen zowel op politiek als op geopolitiek gebied. Dombrovskis pleit dan ook voor meer maatwerk op het gebied van overheidssteun en dat Europese begrotingsregels moeten worden vastgelegd met het oog op de toekomst. De Europese Commissie wil voor de zomer van 2023 een Europees Soevereiniteitsfonds voorstellen.

Cormann geeft aan dat de vooruitzichten voor 2023 beter zijn dan men in eerste instantie dacht en dat voor 2024 zelfs weer economische groei is voorspeld. Desalniettemin moeten er maatregelen op de interne markt worden genomen om de groei te bevorderen. Er dient geïnvesteerd te worden in de productiviteit van kleinere bedrijven, de digitale-innovatie en concurrentie moet worden gestimuleerd. Tevens adresseert Cormann de vergrijzing; hier zitten namelijk grote sociale en gezondheidskosten aan. Hij pleit ook voor het stimuleren van de hervormingen van pensioen. Immers, de bevolking leeft langer dus zou ook langer moeten werken. Tot slot zou migratie ook een manier zijn om de vergrijzing tegen te gaan.

Deelsessie 1 van de commissie economische zaken van het Europees Parlement (ECON): «Hoge inflatie: de puzzel voor een juiste beleidsreactie»

Voorzitters: Irene Tinagli (voorzitter van de ECON-commissie van het Europees Parlement) en Björn Wiechel (commissie Financiën van de Zweedse Riksdag).

Sprekers: Simone Tagliapietra (senior fellow denktank Bruegel) en Goeff Barnard (senior econoom OESO)

Voor het eerst in de geschiedenis heeft de eurozone een tweecijferige inflatie ervaren, waarbij in oktober 2022 een piek van 10,6 procent werd bereikt. De inflatie kwam in januari 2023 uit op 8,5 procent. De kerninflatie, waarbij wordt gekeken naar de inflatie zonder de voedsel- en energieprijzen, blijft echter hoog op 5,2 procent. Tagliapietra benadrukte in zijn bijdrage dat de regeringen moeten stoppen met de niet-doelgerichte maatregelen, om te voorkomen dat de inflatie verder wordt aangejaagd. In plaats daarvan dienen zij over te stappen naar tijdelijke, doelgerichte en transitiebestendige maatregelen die de inflatie ook op langere termijn kunnen verzachten.

Barnard ging in zijn bijdrage onder meer in op de rol van de centrale bank om de inflatie bij het streefcijfer van 2 procent te laten blijven. Nu de inflatie vooral door vraagfactoren wordt aangevuurd is de reactie van de centrale banken om te verstrakken volgens Barnard gerechtvaardigd. Hij stelt dat de begrotingssteun samen met monetair beleid kan helpen om de inflatie verder te beperken, maar is ervan overtuigd dat in de context van lagere energieprijzen er meer gerichte maatregelen moeten worden genomen en dat de begrotingssteun moet worden bezien. Tot slot stelt Barnard dat het structureel beleid om aanbod te wijzigen belangrijk is en dat de vergroening van de transitie ook kan helpen om de druk op energieprijzen te verminderen.

In het daarop volgend debat met de zaal is gebleken dat de economie van de Europe Unie verkracht heeft getoond, maar dat uitdagingen blijven bestaan. De wens is uitgesproken voor meer eenvoudige regels voor zowel de groene als de digitale transitie. De nadruk werd gelegd op een gecoördineerde samenwerking binnen de Europese Unie. De OESO werkt aan een kader voor doelmatige en duurzame hulpprogramma’s voor energie dat naar verwachting op 17 maart 2023 zal worden gepubliceerd.

Deelsessie 2 van de commissie economische zaken van het Europees Parlement (ECON): «De impact van het afnemende gebruik van contant geld – de casus voor digitale valuta’s»3

Sprekers: Stefan Ingves (voormalig President van de Zweedse Riksbank), Evelien Witlox (programmamanager Digitale Euro bij de Europese Centrale Bank), Monique Goyens (directeur-generaal van de Europese Consumentenorganisatie BEUC) en Vicky van Eyck (directeur Positive Money (NGO)).

Ingves stelde in zijn bijdrage dat de afname van het gebruik van contant geld een belangrijk onderwerp is. Alle aspecten in de samenleving worden digitaal, ook de betaalvoorkeuren. Zo werd in Zweden in 2022 slechts 8 procent betaald met contant geld in de winkels. De betaalsystemen veranderen wereldwijd door technologische veranderingen en het is de taak voor wetgevers en regeringen om ervoor te zorgen dat de toekomstige betaalstructuren goed werken en stabiel zijn. Volgens Ingves is een kader nodig om de diverse private munten te controleren en een pan-Europese betalingsstructuur te creëren. Tot slot werd benadrukt dat de centrale banken voldoende contanten beschikbaar dienen te houden voor het geval dat elektronische systemen uitvallen.

Witlox ging in haar bijdrage in op de aspecten van privacy die komen kijken bij het gebruik van de digitale euro. Er moet evenwicht worden gevonden tussen privacywaarborgen en de strijd tegen witwassen en financiering van terrorisme. Het doel is dat de digitale euro dezelfde privacy waarborgen biedt als de contanten nu.

Goyens biedt in haar bijdrage aandacht aan het consumentenperspectief. Zij benadrukt dat er rekening gehouden moet worden met mensen met minder digitale vaardigheden. De mogelijkheid om contant te betalen moet blijven bestaan en moet gestimuleerd blijven worden. Als voorbeeld geeft zij dat het openbaar vervoer dat vaak wordt gebruikt door mensen die minder te besteden hebben, terwijl van hen wordt verwacht dat zij het buskaartje digitaal met een (dure) smartphone betalen.

Van Eyck deelt de opvatting van Goyens dat de toegang tot contant geld moet worden beschermd. Voorts stelt Van Eyck dat de digitale euro ervoor kan zorgen dat er gezonde concurrentie ontstaat met de privébanksystemen, welke zullen leiden tot innovatie.

Enkele voorbeelden van bijdragen aan de discussie zijn dat er een balans moet worden gevonden tussen de digitalisering en de belangen van burgers; niet overal in Europa ligt het percentage van contante betalingen zo laag als in Zweden. Culturele verschillen spelen dus ook een belangrijke rol in deze discussie. Voorts moet de digitale euro complementair zijn aan contant geld, het moet risicoloos en kosteloos. Ook was er enige scepsis in de zaal over de institutionele mogelijkheid om sneller te acteren dan de private instanties.

Deelsessie 1 van de van de begrotingscommissie van het Europees Parlement (BUDG): «Climate change, energy, inflation: what role for the Multiannual Financial Framework and Own Resources, and how to best create synergies with national interventions?»

Voorzitters: Johan van Overtveldt (voorzitter commissie Begrotingszaken in het Europees Parlement) en Edward Riedl (Voorzitter van de commissie Financiën van de Zweedse Riksdag)

Spreker: Iain Begg, Professorial Research Fellow bij het European Institute, London School of Economics and Political Science

Overtveldt en Riedl lichten de aanleiding voor deze deelsessie toe. De Europese Unie heeft te maken met hoge energieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne en hoge inflatie in het verlengde daarvan. Tegelijkertijd staat de EU voor grote opgaven, waaronder het aanpakken van de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering, conform de doelen in de European Green Deal en het klimaatakkoord van Parijs. In deze deelsessie staat centraal met welke instrumenten en op welk niveau (EU of lidstaat) deze opgaven het beste kunnen worden gefinancierd.

Begg licht in zijn presentatie drie dingen uit over de EU begroting: er wordt geld herverdeeld tussen de lidstaten en niet tussen burgers; de begroting is meerjarig, wat zorgt voor minder flexibiliteit; en de EU-begroting speelt slechts een marginale rol in het stabiliseren van de economie in lidstaten. De EU-begroting is naar zijn mening klein; slechts 2% van de geaggregeerde publieke uitgaven binnen de EU. Begg constateert een kloof tussen de verwachtingen van de EU en wat de EU kan waarmaken, omdat er simpelweg geen budget voor is. Tegelijkertijd vermenigvuldigen nieuwe vragen zich op verschillende terreinen: macro-economisch (overheidsschulden, recessie of inflatie), het klimaat, sociaal (aanvullend op beleid in de lidstaten) en geopolitiek. De oplossing is volgens hem om verder te kijken dan het Multi-Annual Financial Framework (MFF) en andere instrumenten in ogenschouw te nemen, zoals programma’s en fondsen. Hij vraagt zich daarbij wel af of dat een goede manier voorwaarts is. Deze instrumenten zijn namelijk minder transparant. Ook heeft het Europees Parlement een kleinere rol. Voorwaardelijke risico’s zijn niet zichtbaar en ook is onduidelijk wie er verantwoordelijk is bij een wanbetaling.

In de zaal wordt als eerst daarop gereageerd door twee leden van het Europees Parlement (EP). Zij erkennen dat er steeds meer andere manieren van financieren zijn dan het MFF. Door de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, werkt het MFF niet goed. Een paar begrotingspotjes zijn al op, de begroting is klein en weinig flexibel door het meerjarige karakter. De kosten van de schulden zijn ongeveer al 10% van de begroting. Vanuit het EP is daarom gepleit voor een herziening van het MFF, maar dit stuitte op bezwaren omdat lidstaten hun bijdragen aan de EU dan moesten herzien. Er is daarom in het EP onder meer een voorstel gedaan voor een permanent mechanisme voor crisissituaties. Ddoor een van de EP-leden wordt opgemerkt dat nu veel ervaring is opgedaan met het Recovery and Resilience Fund (RRF), maar dat dit geen goede langetermijnoplossing is. Ook enkele lidstaten dragen bij aan de discussie. Zo is een delegatielid van mening dat niet meer lasten moeten worden opgelegd aan burgers, die het nu al moeilijk hebben, maar dat degenen die het meest vervuilen, moeten worden belast. Een ander vindt dat een sovereign fund moet worden opgezet in de EU, bijvoorbeeld voor de transitie naar schonere energie. Gemene deler is dat het belang van het debat wordt onderstreept en dat er meer middelen nodig zijn voor de EU-begroting.

Begg sluit de discussie af met een woord van waarschuwing. Nieuwe eigen middelen voor de EU-begroting lossen niet noodzakelijk de problemen op. Uiteindelijk worden de lasten hiervan neergelegd bij bedrijven en burgers in de lidstaten. De neiging van de laatste jaren in de EU is om geld te lenen. Vergeleken met het MFF wordt er twee keer zo veel gefinancierd op deze manier. Hier moet volgens Begg goed over nagedacht worden, omdat nationale parlementen hier geen goede greep op of kennis van hebben.

Deelsessie 2 van de van de begrotingscommissie van het Europees Parlement (BUDG): «the support for Ukraine – national and EU budgetary crisis responses and the role of parliaments»

Sprekers: Johannes Hahn, Commissaris voor de Begroting en Sergii Marchenki, Minister van Financiën van Oekraïne

Hahn licht de financiële bijstand toe van de EU en de listaten aan Oekraïne, waaronder de macro-financiële steun, die in totaal bijna 38 miljard euro bedraagt. Marchenki geeft een toelichting op de staat van de economie van Oekraïne. Hij geeft aan dat Oekraïne op zoek moet naar financiën voor oorlogsvoering. Hij is blij dat de elektriciteitsvoorziening relatief goed is voortgezet in het land, mede dankzij de inspanningen van de EU. Hij geeft aan dankbaar te zijn voor de steun vanuit de EU tot dusver. Oekraïne is toegewijd om te voldoen aan de vereisten voor het EU-lidmaatschap.

De delegaties uit de lidstaten en van het Europees Parlement in de zaal reageren daarop eensgezind met het onderstrepen van het belang van hulp vanuit de EU aan Oekraïne. Daarmee wordt de Europese waarden verdedigd. Ook vindt er een discussie plaats over de wijze waarop de verdere bijstand aan Oekraïne moet worden gefinancierd aangezien er weinig ruimte is op de EU-begroting. Gesproken wordt over economische sancties en het bevriezen van vermogen vanuit Rusland, of meer geld vanuit de lidstaten dan wel militaire steun. Ook wordt de hoop uitgesproken dat de oorlog snel eindigt.

Hahn sluit de deelsessie af met enkele opmerking. De EU komt met een «mid-term review» in juli 2023, om aanvullende middelen beschikbaar te stellen voor alle crisis die zijn ontstaan sinds 2020 toen het MFF werd aangenomen. De EU-begroting alleen kan niet voorzien in alle noden, alus Hahn. Het moet een gezamenlijke inspanning zijn van de wereldgemeenschap. Hij doet een oproep aan nationale parlementen en de hoofdsteden van de lidstaten voor het bereiken van de doelstellingen. Ook concludeert hij dat er meer flexibiliteit nodig is in de EU-begroting; nu is 99% al toegewezen en slechts 1 miljard niet. Verder onderstreept ook hij de eenheid in de steun aan Oekraïne.

Plenaire sessie: «Evaluatie van het EU-kader voor economisch bestuur (o.a. Stabiliteits- en Groeipact)- gedachtewisseling»

Sprekers: Paolo Gentiloni (Eurocommissaris Economie van de Europese Commissie), Lars Heikensten (voorzitter van de Zweedse Raad voor Fiscaal Beleid), Philippa Sigl-Glöckner (directeur Dezernat Zukunf).

Gentiloni heeft vooral een uiteenzetting gegeven van de voorstellen en benadrukte de volgende facetten: stengere handhaving, simpelere regels, meer transparantie, meer eigen verantwoordelijkheid voor lidstaten en meer democratische verantwoording.

Heikenstein gaf vier punten mee: 1. de voorstellen dragen het risico in zich van meer «politiek gemanoeuvreer» omdat het systeem minder mechanisch is; 2. definieer meer concreet de verschillende aspecten van de opzet van de middel-langetermijn fiscale en structurele plannen; 3. geef de EFB een grotere rol en verander het besluitvormingsproces naar gekwalificeerde meerderheid (QMV) in de Raad; en 4. bepaal minimumstandaarden voor nationale fiscale raamwerken.

Sigli-Glöckner gaf als belangrijkste boodschap mee dat de debt sustainability analysis (DSA's) in het hart van de fiscale maatregelen ligt, maar dat de vooruitblik daarin 8–15 jaar is en dat daardoor de onzekerheid daarin heel groot is. De vereisten om de DSA-testen door te komen als lidstaat zijn volgens haar te moeilijk. Gezien de benodigde investeringen zal de schuld binnen Europa waarschijnlijk hoger worden. Zij gaf mee dat landen die een bepaalde algemene fiscale parameter halen, niet een volledig beoordelingsproces zouden moeten ondergaan. Verder wierp ze de vragen op hoe de benodigde uitgaven (op het gebied van klimaattransitie, defensie etc.) kunnen worden gedaan gezien de vereiste schuldenratio's en hoe het fiscale en monetaire beleid te convergerend zijn?

Uit de discussie met de zaal bleek dat er veel waarde werd gehecht aan meer eigen verantwoordelijkheid voor de lidstaten en dat voor nieuwe regeringen na verkiezingen de mogelijkheid moet worden gecreëerd om eventuele aanpassingen te kunnen doorvoeren. Er was consensus over de urgentie.

Plenaire sessie: «Werken op afstand (remote working) binnen de EU – fiscale uitdagingen»

Sprekers: David Bradbury (OESO), Stefan Olsson (Europese Commissie DG EMPL), Reinhard Biebel (Europese Commissie DG TAXUD)

Bradbury stelde in zijn bijdrage dat de werkcultuur is veranderd en dat sinds de coronapandemie werken op afstand een enorme vlucht heeft genomen. Het speelt in het bedrijfsleven een grote rol voor zowel het aantrekken als het behouden van werknemers. Gelet op de verschillen tussen nationale belastingstelsels kunnen bij werken op afstand over de grens ingewikkelde belastingtechnische vraagstukken opkomen. Hierbij dienen ook de technologische mogelijkheden, diverse tijdzones en de arbeidswetgeving in de verschillende lidstaten in ogenschouw genomen te worden.

Olssen benadrukte dat werken op afstand kan leiden tot de situatie dat iemand belasting betaalt in een lidstaat, maar in een andere lidstaat geniet van de sociale zekerheid. Biebel voegde hieraan toe dat middels geharmoniseerde samenwerking tussen lidstaten moet worden bewerkstelligd dat discriminatoire effecten op het heffen van belastingen vermeden worden.

Uit de gedachtewisseling met de zaal bleek belangstelling te bestaan voor een algemeen Europees kader omtrent werken op afstand om risico’s op dubbele belastingheffing, belastinggeschillen en administratieve lasten voor werknemers en werkgevers te beperken. teneinde te voorkomen dat afstand op werken zou worden ontmoedigd.

De delegatie vanuit de Tweede Kamer,

Slootweg

De delegatie vanuit de Eerste Kamer,

Raven

De ambtelijke begeleiding van de delegatie,

De Man en Van Ederen (Eerste Kamer)


X Noot
1

i.v.m. toevoegen Eerste Kamer kenmerk

X Noot
3

Het wetgevende voorstel van de Europese Commissie voor een digitale euro wordt in mei 2023 verwacht.

Naar boven