34 040 Instelling van een vast college van advies op het terrein van volksgezondheid en samenleving (Wet op de Raad voor volksgezondheid en samenleving)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 9 oktober 2014

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Teunissen

ALGEMEEN

De leden van de fractie van de PvdA hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel met betrekking tot de instelling van een vast college van advies op het terrein van volksgezondheid en samenleving. Genoemde leden merken op dat zij een stevig en kundig adviesorgaan op het gebied van volksgezondheid en samenleving van het grootste belang achten. Zij hebben over voorliggend voorstel alleen nog de vraag hoe de Raad voor volksgezondheid en samenleving (RVS), binnen de bevoegdheid die hij geniet op grond van de Kaderwet adviescolleges, komt tot een werkprogramma dat een breed draagvlak heeft, beantwoordt aan de behoefte uit het veld en voldoende proactief is. Kan de regering een toelichting hierop geven?

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het voornemen om een nieuwe strategische adviesraad in te stellen die twee huidige adviescolleges vervangt. De Raad voor maatschappelijke ontwikkeling (RMO) en de Raad voor de volksgezondheid en zorg (RVZ) gaan op in de nieuwe adviesraad Raad voor volksgezondheid en samenleving. Dit zou, zo stelt de regering, beter aansluiten bij de veranderende samenleving waarbij meer zorgtaken bij de gemeenten belegd zijn. Zij vragen of dit geen gelegenheidsargumentatie is, omdat het voornemen deze twee adviesraden samen te voegen uit de tijd stamt dat er van decentralisatie van taken nog geen sprake was. De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering het nieuwe adviescollege vanaf het begin al stuurt op de weg die zij zelf graag zou zien. Is het mogelijk dat het adviescollege zich over andere thema’s dan de veronderstelde samenhang tussen bijvoorbeeld wonen en zorg nu deze taken gedecentraliseerd zijn? Is het adviescollege vrij haar eigen invulling te geven aan welk perspectief er centraal moet staan? Hoe moeten genoemde leden de stelling «steeds vaker staat een maatschappelijk perspectief centraal in plaats van een medisch perspectief» opvatten? Kan de regering dit toelichten?

De regering stelt dat participatie en gezondheid verweven thema’s zijn. Waarom is dit een nieuw inzicht? Is het wel juist om de mens of de burger te zien vanuit zijn of haar gebrek, of mankement, in plaats van als een totaalmens? Waar is het misgegaan in de afgelopen jaren dat het benaderen van mensen vanuit hun totale behoefte en deelname aan de samenleving als iets nieuws wordt gezien?

De leden van de SP-fractie vragen de regering om in te gaan op de kritiek van de Raad van State dat door het brede adviesterrein van de RVS het risico ontstaat dat hij eigenlijk niet meer specifiek kan adviseren. Waarom is het advies van de Raad van State om decentralisatie van zorg zowel in de programmering als in de samenstelling van de raad zichtbaar te maken niet opgevolgd?

De leden van de SP-fractie verzetten zich niet tegen een samengesteld adviescollege, maar vragen de regering wel in te gaan op het risico dat relevante kennis en expertise verloren gaat. Hoe gaat de regering met dit risico om? Tevens vragen zij of de nieuwe adviesraad zich kan opstellen als onafhankelijke adviseur of meer een «u vraagt en wij draaien»-college wordt.

De leden van de SP-fractie zien de trend dat adviescolleges van de regering vaak ten dienste staan om beleidsvoornemens tot succes te onderzoeken. Met andere woorden, kritische geluiden worden vaak niet gehoord of gemaskeerd door «relativerende» uitkomsten dat er «toch wel iets goed» gaat. Is de adviesraad op goede pluriforme wijze samengesteld waardoor er geen tunnelvisie ontstaat? Mag de nieuwe adviesraad in zijn adviezen ook afwijken van beleidsvoornemens? Worden concept-rapporten van de adviesraad besproken met de regering, en daarna aangepast, of is een rapport/advies van de adviesraad onbekend bij de regering bij publicatie?

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de benoeming van mevrouw Meurs als voorzitter van de nieuwe adviesraad. Zij vragen de regering hoe deze benoeming tot stand is gekomen. Welke procedure is gevolgd, en welke profielschets is er gehanteerd voor het zoeken van een voorzitter. De leden van de SP-fractie vinden het voorbarig dat er al een voorzitter is benoemd, terwijl er nog een wetgevingstraject loopt. Waarom is dit gebeurd? Zij betreuren tevens dat het een geprofileerd persoon is die uitdrukkelijk politiek gelieerd is aan een regeringspartij. Hoe ziet de regering dit? Kan de regering zich indenken dat de benoeming van mevrouw Meurs gezien wordt als een vriendendienst? Vindt de regering het wenselijk dat de voorzitter van een adviescollege tevens banden heeft met een zorgverzekeraar, een ziekenhuis en voorzitter is van een ZBO dat gezondheidsonderzoek – in de breedste zin van het woord – stimuleert? Is hier niet sprake van teveel petten op één iemands hoofd? Hoe verhouden de vele (neven)functies van de nieuwe voorzitter zich tot de wens om een maximum aan nevenfuncties te hanteren, om zodoende toezichthouders en bestuurders voldoende tijd te geven voor de bestuurlijke en toezichttaken die zij hebben.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel waarin wordt geregeld dat er een vast college van advies op het terrein van volksgezondheid en samenleving wordt ingesteld. Zij maken graag van de mogelijkheid gebruik enkele aanvullende vragen te stellen.

De Raad van State stelt in zijn advies dat een analyse van de problemen met het bestaande adviesstelsel ontbreekt, en dat niet duidelijk is aan welke kennis de ministeries behoefte hebben en welke functies strategische adviesraden daarbij hebben. Graag krijgen deze leden een uitgebreide toelichting op dit punt, en verzoeken de regering de meerwaarde van het samenvoegen van de RVZ en de RMO toereikend te motiveren en te verzekeren dat het huidige werkterrein van de RMO in voldoende mate terugkeert in de taak van de nieuwe raad.

In de taakopdracht van de nieuwe RVS komt tot uitdrukking de bijzondere aandacht voor de rol van de decentrale overheden. De Raad van State merkt verder op dat uit de toelichting niet blijkt hoe gewaarborgd wordt dat de ervaringen en dilemma’s, die zich na de decentralisatie in de zorg op decentraal niveau voordoen, een weg vinden naar de nieuwe raad. Zowel in de samenstelling als programmering van de raad zou dit zichtbaar moeten worden. Kan de regering aangeven hoe – na de decentralisatie in de zorg – de dilemma’s, maar ook de positieve ervaringen, een weg vinden naar de nieuwe raad? Hoe komen die daar terecht?

Ten slotte vragen deze leden hoe er wordt omgegaan met de adviezen van dit college. Als er een advies komt van dit adviescollege, is de regering dan te allen tijde voornemens een reactie daarop te geven?

Naar boven