Klacht
Verzoeker, gemachtigde van een glazenwasser- en schoonmaakbedrijf, beklaagt zich over
de afhandeling en de afwijzing van een verzoek om een betalingsregeling voor verschuldigde
omzetbelasting en over de vooringenomenheid van de belastingontvanger.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Een vennootschap onder firma, volgens gemachtigde een solvabele onderneming, ondervindt
als gevolg van de groei problemen in de administratie, waardoor belastingschulden
(deels) onbetaald blijven. Als navraag naar de mogelijkheid van een betalingsregeling
door de firma en door het externe administratiekantoor, aan wie de boekhouding is
uitbesteed, zonder resultaat blijft, wordt de hulp van gemachtigde ingeroepen.
Gemachtigde vraagt op 1 mei 2014 om uitstel van betaling voor omzetbelasting over
het eerste kwartaal van dat jaar. De belastingontvanger zoekt telefonisch kontakt
met een van de vennoten en met de boekhouder, en trekt daaruit de conclusie dat er
geen sprake is van een acuut liquiditeitsprobleem.
Hij besluit daarop het verzoek om uitstel niet te behandelen en maakt dat per mail
kenbaar aan vennoot en aan de boekhouder. Zijn verzoek aan laatsgenoemde om ook gemachtigde
hiervan in kennis te stellen, wordt echter niet opgevolgd. De ontvanger laat na gemachtgide
formeel te antwoorden op diens verzoek.
Wanneer op 10 oktober 2014 opnieuw wordt verzocht om uitstel van betaling, volgt daags
erna een afwijzende beschikking met als motivatie dat het een zakelijke belastingschuld
betreft, dat door de klant geen zekerheid is gesteld, dat er sprake is van recidive
en dat de Belastingdienst onterecht als financier wordt gebruikt. Ook het tegen de
beschikking ingestelde beroep wordt afgewezen. Wel stelt de directeur vast dat de
belastingontvanger niet heeft gehandeld overeenkomstig bepalingen in wet- en regelgeving;
maar aangezien er op het hernieuwde verzoek wel formeel is beslist over de volledig
openstaande belastingschuld en er tussentijds geen invorderingsmaatregelen hebben
plaatsgevonden, heeft de ontvanger gehandeld alsof het verzoek is toegewezen.
Overwegingen
In zijn antwoord gaat de Staatssecretaris in op de redenen waarom het verzoek om een
betalingsregeling is afgewezen. Aangezien de betalingsproblemen betreffende een zakelijke
schuld van de firma sinds 2009 een structureel karakter hebben, is er sprake van recidive.
Daarnaast is er door de firma nooit zekerheid aangeboden. Geld dat bedoeld was om
verschuldigde omzetbelasting te betalen, is gebruikt om andere verplichtingen te voldoen
en zodoende wordt de Belastingdienst in de rol van kredietverlener gedrongen, hetgeen
niet tot haar taak behoort.
De Staatssecretaris weerspreekt het verwijt van vooringenomenheid van de ontvanger.
Hij beaamt dat deze formeel gesproken in eerste instantie niet op de juiste wijze
heeft gereageerd, maar dat de hernieuwde aanvraag formeel juist is behandeld. Van
de klachtprocedure inzake de bejegening door een bestuursorgaan krachtens hoofdstuk
9 van de Algemene wet bestuursrecht is door gemachtigde geen gebruik gemaakt.
De Staatssecretaris is van oordeel dat de afwijzing van het verzoek om een betalingsregeling
op goede, gemotiveerde gronden is genomen. Hij ziet dan ook geen aanleiding om het
verzoek opnieuw in behandeling te nemen.
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers