Klacht
Verzoeker en echtgenote zijn het niet eens met de afwijzing van hun verzoek met toepassing
van de hardheidsclausule alsnog aangifte te kunnen doen voor de jaren 2006 en 2007
om zodoende aanspraak te kunnen maken op de algemene heffingskorting voor de minstverdienende
partner.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoeker dient begin 2012 een bezwaarschrift in tegen de aanslag inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen 2008, waarin hij de vraag stelt of zijn echtgenote recht heeft
op het uitbetalen van een algemene heffingskorting. Begin 2014 antwoordt de Belastingdient
dat dit inderdaad het geval is; voor de jaren vanaf 2008 kon de uitbetaling van de
heffingskorting nog worden geëffectueerd door het alsnog indienen van de aangiften,
voor de jaren 2006 en 2007 echter niet meer, omdat de vijfjaarstermijn voor het doen
van aangifte was verstreken.
Verzoeker is het daar niet mee eens; hij vindt dat de Belastingdienst bij het vaststellen
van zijn aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen had kunnen constateren
dat zijn echtgenote recht had op uitbetaling van de algemene heffingskorting en hem
hierop had moeten wijzen. Zijn verzoek om met toepassing van de hardheidsclausule
alsnog aangifte te kunnen doen voor de jaren 2006 en 2007 wordt echter afgewezen met
als reden dat op de Belastingdienst geen verplichting rust om iedere belastingplichtige
die redelijkerwijs in aanmerking komt voor een teruggaaf daarover te informeren. Toepassing
van de hardheidsclausule is alleen mogelijk bij een «onbillijkheid van overwegende
aard», dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van een gevolg dat de wetgever had voorkomen
als hij dat bij het maken van de wet had voorzien. Daarvan is in de voorliggende casus
geen sprake.
Overwegingen
In zijn reactie zegt de Staatssecretaris het te betreuren dat de communicatie tussen
verzoeker en de Belastingdienst niet altijd even soepel is verlopen. Was dit wel het
geval geweest dan had de echtgenote mogelijk tijdig aangifte gedaan voor het jaar
2007. In een brief van de inspecteur uit november 2011 zou het vertrouwen zijn gewekt
dat de echtgenote niet zelfstandig een verzoek over 2006 hoefde in te dienen. De Staatssecretaris
ziet hierin voldoende aanleiding de algemene heffingskorting over de jaren 2006 en
2007 alsnog aan de echtgenote van verzoeker te laten uitbetalen.
Oordeel van de commissie3
Nu de Staatssecretaris aan het verzoek is tegemoet gekomen, is de commissie van oordeel
dat dit dossier kan worden gesloten.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers