Klacht
Verzoeker voelt zich onzorgvuldig en onjuist behandeld door het Centraal Justitieel
Incassobureau (CJIB) in verband met een schuldregeling voor openstaande verkeersboetes.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Veiligheid & Justitie
inlichtingen verstrekt aan de commissie.
Feiten
Verzoeker is in maart 2014 zowel zakelijk als privé failliet verklaard. Daaraan voorafgaand
zou door de adviseur van verzoeker aan het CJIB een voorstel zijn gedaan voor een
schuldregeling, dat het CJIB (na het faillissement) schriftelijk weigerde. Vanwege
een postblokkade zou niet verzoeker, maar zijn curator dit antwoord hebben ontvangen.
De curator staat op het standpunt dat de boetes door verzoeker moeten worden betaald
omdat deze dateren van vóór het faillissement. Verzoeker moet zich nu voor de rechtbank
verantwoorden, maar zegt niet over de relevante documenten te beschikken.
De adviseur van verzoeker heeft reeds in januari 2014 het CJIB verzocht om een overzicht
van openstaande vorderingen en heeft, na ontvangst van het antwoord, verder niet meer
met het CJIB gecorrespondeerd. Vlak voor het faillissement heeft verzoeker zelf per
brief aan het CJIB een voorstel gedaan tot een minnelijke schikking tot circa 11%
van de openstaande vordering. Het CJIB heeft dit voorstel afgewezen en aangegeven
de inning voort te zullen zetten. Verzoeker heeft hierop niet meer gereageerd.
Overwegingen
In zijn reactie schrijft de Staatssecretaris dat het CJIB pas bij indiening van het
verzoekschrift op de hoogte is gekomen van het faillissement van verzoeker. Intern
onderzoek naar de oorzaak hiervan heeft geen eenduidig antwoord opgeleverd. Er valt
niet te achterhalen waarom het CJIB de via een tussenpartij geleverde informatie over
uitgesproken insolventies in deze casus niet heeft ontvangen, ook niet van de curator,
noch van de gefaillieerde zelf. Dat het CJIB de inning heeft voortgezet, acht de Staatssecretaris
niet juist.
Inmiddels heeft het CJIB de curator verzocht om het bedrag van nog openstaande sancties
aan de lijst van voorlopig erkende crediteuren toe te voegen en aangegeven geen inningsmaatregelen
meer te zullen nemen voor de duur van het faillissement.
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers