Klacht
Verzoeker vraagt, mede namens zijn echtgenote die daartoe een gelijkluidend verzoek
heeft ingediend, alsnog om vermindering/kwijtschelding van de aanslag inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen overeenkomstig de aangifte over het jaar 2006. Hij is het niet
eens met de afwijzing van zijn verzoek om met toepassing van de hardheidsclausule
de opgelegde aanslagen ambtshalve te verminderen.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Omdat verzoeker nalaat aangifte te doen, heeft de Belastingdienst hem ambtshalve aanslagen
inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet 2006 opgelegd, die gebaseerd zijn op een
schatting van het verzamelinkomen van verzoeker en zijn echtgenote. Omdat verzoeker
de hoogte ervan betwist, dient hij in 2009 en in 2011 een bezwaarschrift in. Deze
worden niet-ontvankelijk verklaard omdat ze niet binnen de wettelijke termijn zijn
ingediend. Als vervolgens een herhaald verzoek om aanvullende informatie niet wordt
beantwoord, wijst de inspecteur het verzoek om ambtshalve herziening af. In april
2012 dient verzoeker alsnog een aangifte inkomstenbelasting 2006 in, nadat de termijn
van 5 jaar voor ambtshalve verminderen of
teruggeven van belasting is verlopen. Ook een beroep op toepassing van de hardheidsclausule
wordt afgewezen, omdat dan sprake moet zijn van «een onbillijkheid van overwegende
aard», een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij dat bij het maken van de wet
had voorzien. Daarvan is in de onderhavige casus geen sprake, omdat de hardheidsclausule
niet bedoeld is voor een gevolg van de wet dat iemand om persoonlijke redenen als
hardheid ervaart.
Tot slot vraagt verzoeker einde 2013 om kwijtschelding van de aanslagen 2006, omdat
hij niet over voldoende financiële middelen zou beschikken. De ontvanger is echter
van oordeel dat het vermogen van verzoeker en zijn echtgenote de openstaande belastingschuld
ruimschoots overschrijdt. Ook een beroepschrift tegen deze negatieve beschikking mag
niet baten.
Overwegingen
Verzoeker is van mening dat hij zwaar wordt gestraft voor zijn nalatigheid. Hij wijst
erop dat zijn gemiddelde inkomen in de jaren voorafgaand aan 2006 beduidend lager
lag dan de schatting van de Belastingdienst rechtvaardigt. Daarnaast zou hij zich
verkeken hebben op een wijziging van de aangiftetermijn over 2006 en voert hij ook
persoonlijke redenen op om zijn verzuim te verklaren.
Volgens de Staatssecretaris heeft verzoeker ruimschoots de gelegenheid gehad om tijdig
aangifte te doen of om gebruik te maken van de beschikbare rechtsmiddelen. De bewindsman
ziet geen aanleiding op financiële gronden alsnog kwijtschelding te verlenen.
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Neppérus
De griffier van de commissie, Roovers