34 028 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 11 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN A. E. TE G.2 BETREFFENDE DE AANSLAG INKOMENSBELASTING/PREMIE VOLKSVERZEKERINGEN

Vastgesteld 19 maart 2015

Klacht

Verzoeker vraagt, mede namens zijn echtgenote die daartoe een gelijkluidend verzoek heeft ingediend, alsnog om vermindering/kwijtschelding van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen overeenkomstig de aangifte over het jaar 2006. Hij is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om met toepassing van de hardheidsclausule de opgelegde aanslagen ambtshalve te verminderen.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Omdat verzoeker nalaat aangifte te doen, heeft de Belastingdienst hem ambtshalve aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet 2006 opgelegd, die gebaseerd zijn op een schatting van het verzamelinkomen van verzoeker en zijn echtgenote. Omdat verzoeker de hoogte ervan betwist, dient hij in 2009 en in 2011 een bezwaarschrift in. Deze worden niet-ontvankelijk verklaard omdat ze niet binnen de wettelijke termijn zijn ingediend. Als vervolgens een herhaald verzoek om aanvullende informatie niet wordt beantwoord, wijst de inspecteur het verzoek om ambtshalve herziening af. In april 2012 dient verzoeker alsnog een aangifte inkomstenbelasting 2006 in, nadat de termijn van 5 jaar voor ambtshalve verminderen of

teruggeven van belasting is verlopen. Ook een beroep op toepassing van de hardheidsclausule wordt afgewezen, omdat dan sprake moet zijn van «een onbillijkheid van overwegende aard», een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij dat bij het maken van de wet had voorzien. Daarvan is in de onderhavige casus geen sprake, omdat de hardheidsclausule niet bedoeld is voor een gevolg van de wet dat iemand om persoonlijke redenen als hardheid ervaart.

Tot slot vraagt verzoeker einde 2013 om kwijtschelding van de aanslagen 2006, omdat hij niet over voldoende financiële middelen zou beschikken. De ontvanger is echter van oordeel dat het vermogen van verzoeker en zijn echtgenote de openstaande belastingschuld ruimschoots overschrijdt. Ook een beroepschrift tegen deze negatieve beschikking mag niet baten.

Overwegingen

Verzoeker is van mening dat hij zwaar wordt gestraft voor zijn nalatigheid. Hij wijst erop dat zijn gemiddelde inkomen in de jaren voorafgaand aan 2006 beduidend lager lag dan de schatting van de Belastingdienst rechtvaardigt. Daarnaast zou hij zich verkeken hebben op een wijziging van de aangiftetermijn over 2006 en voert hij ook persoonlijke redenen op om zijn verzuim te verklaren.

Volgens de Staatssecretaris heeft verzoeker ruimschoots de gelegenheid gehad om tijdig aangifte te doen of om gebruik te maken van de beschikbare rechtsmiddelen. De bewindsman ziet geen aanleiding op financiële gronden alsnog kwijtschelding te verlenen.

Oordeel van de commissie3

De commissie is van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Neppérus

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: Neppérus (voorzitter) (VVD), Jacobi (PvdA), Van Raak (SP), Schouw (D66), Helder (PVV), Bruins Slot (CDA), Klein (Klein), Dik-Faber (CU), Van der Linde (VVD) en de plaatsvervangend leden Van Oosten (VVD), Van Nispen (SP), Berndsen-Jansen (D66), Krol (50PLUS).

Naar boven