34 027 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de invoering van een onafhankelijke bindende toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, welke gericht is op het achterhalen van hun bronnen

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! Doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 te wijzigen, opdat er wordt voorzien in een onafhankelijke bindende toets voorafgaand aan de inzet van bijzondere bevoegdheden jegens journalisten, welke gericht is op het achterhalen van hun bronnen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt na artikel 19, een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a

  • 1. De uitoefening door een dienst van een bevoegdheid als bedoeld in deze paragraaf jegens een journalist, waarbij de uitoefening is gericht op het achterhalen van de bron van de journalist, is slechts toegestaan, indien de rechtbank Den Haag daartoe, op verzoek van Onze betrokken Minister, toestemming heeft verleend. Onder bron als bedoeld in de eerste volzin wordt verstaan: personen die gegevens ter openbaarmaking aan een journalist hebben verstrekt onder de voorwaarde dat de verstrekking niet tot hen kan worden herleid.

  • 2. Indien voor de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in deze paragraaf door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst is voorgeschreven dat de toestemming daarvoor wordt verleend in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dan wel, voor zover van toepassing, het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, geldt voor de toepassing van dit artikel, dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid, de instemming behoeft van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, of namens deze het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Defensie,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven