34 016 (R2036) Wijziging van de rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven

Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET

Wij, Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rijkswet op het Nederlanderschap te wijzigen ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de rijkswet op het Nederlanderschap wordt na «de artikelen 83» ingevoegd:, 134a.

ARTIKEL II

Het intrekken van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid, onderdeel b, wegens een misdrijf als bedoeld in artikel 134a van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is niet toegestaan voor misdrijven die zijn gepleegd vóór inwerkingtreding van deze rijkswet.

ARTIKEL III

Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven