34 010 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs

Nr. 8 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN MEENEN EN BISSCHOP

Ontvangen 4 december 2014

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel B, vervallen in artikel 6g1 het eerste en het tweede lid, alsmede de tweede volzin van het vierde lid.

II

In artikel III, onderdeel B, wordt «de data, bedoeld in artikel 17 van het Inrichtingsbesluit WVO» vervangen door: de dagen waarop krachtens artikel 6g1 van de Wet op het voortgezet onderwijs geen onderwijs behoeft te worden verzorgd, behoudens landelijk vastgestelde vakantiedagen.

III

In artikel IV, onderdeel B, vervallen in artikel 12b het eerste en het tweede lid, alsmede de tweede volzin van het vierde lid.

Toelichting

De indieners zijn van mening dat het onwenselijk is in de wet vast te leggen dat op ten minste 189 dagen onderwijs moet worden gegeven. Het aantal uren onderwijstijd is volgens hen de belangrijkste waarborg, die in de wet opgenomen dient te worden. Binnen deze urennorm is meer flexibiliteit nodig. Met de 189 onderwijsdagen resteren naast de vakanties namelijk slechts 12 roostervrije dagen, die voor een belangrijk deel reeds aan organisatorische activiteiten besteed moeten worden. In het kader van kwaliteitsverbetering kan het door scholen bijvoorbeeld wenselijk geacht worden meer vrije dagen te plannen voor gezamenlijke voorbereiding van het onderwijs binnen lerarenteams. De indieners vinden dat de wet hieraan niet op voorhand beperkingen moet aanbrengen, indien de betrokken geledingen met het voornemen hebben ingestemd. Met een beperkter aantal verplichte onderwijsdagen kan ook voorkomen worden dat telkens een alternatief aantal dagen moet worden vastgesteld wanneer het schooljaar korter of langer duurt.

Dit amendement continueert daarom de huidige wettelijke regeling, die een grondslag biedt om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften te stellen inzake dagen waarop geen onderwijs gegeven behoeft te worden. Het amendement sluit verder aan bij het voornemen van de regering om het aantal roostervrije dagen niet langer in de wet te regelen. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht ten aanzien van de dagen waarop geen onderwijs behoeft te worden gegeven, behoudens de landelijk vastgestelde vakanties. Het bevoegd gezag is verder verplicht in de schoolgids aan te geven op hoeveel dagen geen onderwijs wordt verzorgd.

Van Meenen Bisschop

Naar boven