34 007 Voorstel van wet van het lid Tellegen tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de aanpak van woonoverlast (Wet aanpak woonoverlast)

Nr. 10 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 juni 2016

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I wordt artikel 151d als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «in of vanuit die woning of dat erf» vervangen door: in of vanuit die woning of op dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

B

Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL Ia

In bijlage 1 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in onderdeel a van de zinsnede met betrekking tot de Gemeentewet na «124a,» ingevoegd: 151d, derde lid,

Toelichting

Algemeen

Deze nota van wijziging regelt dat de burgemeester de in de algemene plaatselijke verordening op te nemen zorgplicht om geen ernstige hinder voor omwonenden te veroorzaken, ook kan handhaven door aan de overlastgever een tijdelijk huisverbod op te leggen. Het doel van het tijdelijk huisverbod is om ervoor te zorgen dat de overlast tijdelijk stopt. Het geeft alle betrokken partijen een adempauze, waardoor ruimte ontstaat om te zoeken naar een definitieve oplossing. Tevens is het tijdelijk huisverbod bedoeld om definitieve uithuisplaatsing te voorkomen. Gemeenten geven aan behoefte te hebben aan de mogelijkheid een overlastgever een tijdelijk huisverbod op te leggen.

Verder wordt in de nota van wijziging verduidelijkt dat de zorgplicht ook geldt als de ernstige hinder wordt veroorzaakt in de directe omgeving van de woning of van het erf bij die woning. Tot slot is een redactionele correctie doorgevoerd.

Wijziging artikel 151d, eerste lid

In het eerste lid zijn twee wijzigingen aangebracht, beide naar aanleiding van in het verslag gedane suggesties. Naar aanleiding van een suggestie van de leden van de SGP-fractie is «dat erf» vervangen door «op dat erf». Naar aanleiding van een suggestie van de leden van de PvdA-fractie is verduidelijkt dat de in de verordening op te nemen bepaling ook ziet op hinder die wordt veroorzaakt in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het bij de woning behorende erf, bijvoorbeeld op het trottoir of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning. In de artikelsgewijze memorie van toelichting stond dit reeds beschreven. Nu is het ook expliciet in de wettekst opgenomen.

Nieuw artikel 151d, derde lid

De burgemeester kan de APV-bepaling handhaven door aan de overlastgever een last onder bestuursdwang of (gelet op artikel 5:32, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb)) een last onder dwangsom op te leggen. Het derde lid maakt duidelijk dat die last ook een tijdelijk verbod kan inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf.

In de laatste volzin van het tweede lid is geregeld dat de burgemeester de bevoegdheid tot handhaving van de APV-bepaling uitoefent met inachtneming van hetgeen daaromtrent in de APV is bepaald en slechts indien de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. De zinsnede «Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid» stelt buiten twijfel dat die twee voorwaarden ook gelden voor de bevoegdheid van de burgemeester om een tijdelijk huisverbod op te leggen. De eerste voorwaarde houdt in dat de APV de handhavingsbevoegdheid van de burgemeester kan reguleren en beperken. De APV kan nadere voorwaarden stellen aan de oplegging van een huisverbod, maar desgewenst kan de gemeenteraad er ook voor kiezen om de burgemeester niet de bevoegdheid te geven tot oplegging van een huisverbod. De tweede voorwaarde houdt in dat ook voor het huisverbod geldt dat een dergelijke gedragsaanwijzing (last) alleen is toegestaan als er geen andere (minder belastende) manier is om de ernstige hinder te beëindigen.

De Wet tijdelijk huisverbod (Wth) kent de mogelijkheid van een tijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld. Op grond van de Wth kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Voor zover de rechtswaarborgen en andere bepalingen van de Wth niet specifiek zien op huiselijk geweld, zijn zij in het derde lid van overeenkomstige toepassing verklaard op het huisverbod in geval van ernstige woonoverlast. Zo geldt ook hier dat een huisverbod alleen kan worden opgelegd aan een meerderjarig persoon (artikel 2, derde lid, Wth), dat de uithuisgeplaatste recht heeft op kosteloze toevoeging van een raadsman als hij bij de bestuursrechter tegen (het huisverbod in) de last onder bestuursdwang of de last onder dwangsom beroep instelt en een verzoek om een voorlopige voorziening doet (artikel 5 Wth), dat de voorzieningenrechter de uithuisgeplaatste binnen drie dagen hoort en in beginsel onmiddellijk daarna uitspraak doet en dat voor de behandeling van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening geen griffierecht wordt geheven (artikel 6 Wth).

Ook is uit de Wth overgenomen dat het huisverbod een looptijd heeft van 10 dagen en door de burgemeester kan worden verlengd tot in totaal (dus inclusief die 10 dagen) 4 weken. In plaats van het in de Wth voor verlenging geldende criterium «indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet» is gekozen voor het criterium «bij ernstige vrees voor verdere overtreding».

Een voorbeeld van een niet overgenomen Wth-bepaling is de bepaling (artikel 2, derde lid, Wth) die de burgemeester verplicht om, als hij een huisverbod wil opleggen vanwege kindermishandeling, vooraf te overleggen met het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).

Onderdeel B (wijziging bijlage 1 Awb)

Tegen het huisverbod in de Wet tijdelijk huisverbod staat rechtstreeks beroep open bij de bestuursrechter, dus de uithuisgeplaatste hoeft niet eerst een bezwaarschrift in te dienen bij de burgemeester. Ook die voorziening is hier overgenomen.

Tellegen

Naar boven