34 002 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2015)

Nr. 101 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 april 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 23 januari 2015 over de technische appreciatie Belgisch verlaagd btw-tarief op digitale kranten (Kamerstuk 34 002, nr. 93).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 februari 2015 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 17 april 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief en geen verdere aanvullende vragen. De leden van de fractie van de VVD steunen het voornemen van de Staatssecretaris om in Europees verband zo snel mogelijk de verouderde BTW-richtlijn aan te passen, zodat er onder andere één tarief voor papieren kranten en digitale kranten kan komen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie vinden principieel dat tussen concurrenten op eenzelfde markt, dezelfde voorwaarden zouden moeten gelden. Dat betekent wat betreft de leden dat voor alle kranten hetzelfde btw-tarief hoort te gelden, zowel voor fysieke kranten als voor digitale kopieën daarvan. De leden waarderen de toezegging van de Staatssecretaris van Financiën dat hij zich in Europees verband zal inzetten om dit verschil ongedaan te maken. Om de richtlijn te wijzigen is unanimiteit nodig, hoe schat de Staatssecretaris de kans in dat unanimiteit bereikt kan worden? Op welke termijn acht hij dit haalbaar? Wat is de mening van de Europese Commissie in dezen? Heeft de Belgische regering signalen ontvangen dat de Belgische regeling niet toelaatbaar is in de ogen van de Commissie?

De leden van de fractie van de PvdA danken de Staatssecretaris van Financiën voor zijn technische appreciatie ten aanzien van de juridische haalbaarheid van een laag btw-tarief voor digitale kranten in pdf-formaat. Zij hebben daarbij enkele vragen.

De Staatssecretaris stelt in zijn appreciatie dat de Nederlandse en de Belgische situatie niet vergelijkbaar zijn, omdat in België de krant als separaat product genoemd wordt waarop het lage tarief van toepassing is, terwijl in Nederland de krant tezamen met boeken, tijdschriften en weekbladen is gecategoriseerd. Daarom zou de discussie in Nederland breder gevoerd moeten worden, met inbegrip van digitale boeken en tijdschriften. Kan dit probleem dan nationaalrechtelijk opgelost worden door kranten in een separaat artikel of tabelpost op te nemen? In hoeverre bestaat discrepantie tussen de implementatie van de richtlijn in Nederland ten opzichte van België, en zijn beide interpretaties toelaatbaar? Stelt de richtlijn de voorwaarde «op alle fysieke dragers» niet slechts voor boeken, en niet voor kranten?

De Staatssecretaris stelt voorts dat het downloaden van een krant is aan te merken als een elektronische dienst. Waar is dit op gebaseerd? Is het downloaden van een exacte kopie van een krant niet een goed (de journalistieke productie) dat wordt geleverd, zij het op non-traditionele wijze, in plaats van een dienst? Wat is hierbij doorslaggevend? Is een digitale kopie van een krant in het oogpunt van de consument een elektronische dienst? Wat is de visie van de Staatssecretaris in dezen?

In september 2014 oordeelde het Europese Hof van Justitie in de zaak K Oy. Dit betrof een Finse casus, waar in geschil was of het gerechtvaardigd is dat luisterboeken op cd onder een hoger tarief vallen dan op papier gedrukte boeken. Geoordeeld werd dat dit gerechtvaardigd is, mits de fiscale neutraliteit wordt gerespecteerd. Een conclusie van K Oy zou kunnen zijn dat het in het kader van de fiscale neutraliteit niet uitmaakt op welk medium of met welke technologie een boek wordt aangeboden. Een e-boek concurreert immers met een fysiek boek. Naar oordeel van de leden van de PvdA-fractie klinkt dit niet onlogisch. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris het principe van medium- en technologieneutraliteit, en de mening dat dit een conclusie van het arrest K Oy zou kunnen zijn? En vindt de Staatssecretaris daarbij dat er redenen zijn om aan te nemen dat de fiscale neutraliteit toch geborgd is?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën over het verlaagde btw-tarief op digitale kranten. De leden van de fractie van de SP hebben tevreden geconstateerd dat de Staatssecretaris het met deze leden eens is, dat het verschil in tarifering tussen fysieke en digitale producten ongewenst is. Deze leden betreuren echt de angst van de Staatssecretaris voor een mogelijke inbreukprocedure. Deze leden begrijpen ook niet waarom België, Frankrijk en Luxemburg niet zo terughoudend zijn met het invoeren van een laag tarief voor digitale kranten en de Staatssecretaris wel? Wat is de budgettaire derving wanneer de digitale kranten onder het lage tarief worden gebracht? Is de Staatssecretaris wel bereid om naar het Finse voorbeeld wel e- books op dragers onder het lage tarief te laten vallen?

Waarom is er door de Europese Commissie geen inbreukprocedure tegen België ingesteld? Zit er geen verschil in handelwijze met Frankrijk en Luxemburg? Waarom bepleit de Staatssecretaris niet voor een gelijke toepassing door lidstaten?

Daarnaast vragen de leden van de fractie van de SP zich af hoe het lage btw-tarief voor digitale kranten zich verhoudt ten opzichte van de nieuwe regels voor btw die vanaf 1 januari 2015 voor elektronische diensten geldt. Betekent dit dat er verschillende tarieven op digitale kranten zijn voor verschillende lidstaten? Moeten Nederlandse ondernemers die digitale kranten leveren aan particulieren in België nu het verlaagde tarief gebruiken wat volgens de Staatssecretaris in strijd is met de Europese regels? Werkt de Belastingdienst hier aan mee via MOSS? Zo ja, waarom is dit onderscheid dan geoorloofd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën. Zij hebben over deze brief nog wel enkele vragen.

In de brief geeft de Staatssecretaris aan dat wordt gekeken naar de België-route wat betreft het verlaagde btw-tarief die daar voor digitale kranten geldt. In de brief wordt ook gelijk aangegeven dat België nog een extra verlaagd btw-tarief hanteert voor expliciet kranten. In Nederland zou het eventueel lagere btw-tarief dus breder moeten worden ingezet omdat het niet wenselijk is dat kopers en uitgevers van boeken/ tijdschriften niet kunnen profiteren van dit verlaagde btw-tarief. De Staatssecretaris geeft aan dat België vanwege de invoering van dit verlaagde btw-tarief voor een elektronische krant mogelijk een inbreukprocedure boven het hoofd hangt. De leden van de fractie van het CDA vragen welke signalen de Staatssecretaris daarover heeft ontvangen? Mocht het zo zijn dat er geen inbreukprocedure wordt gestart tegen België vanwege het verlaagde btw-tarief voor elektronische kranten is dit dan ook een mogelijke oplossing voor Nederland? In de brief wordt ook weergegeven dat dit verlaagde btw-tarief in Nederland eventueel zou moeten gelden voor boeken, tijdschriften, dagbladen, weekbladen. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris inzichtelijk zou kunnen maken voor welke goederen/diensten dit verlaagde btw-tarief nog meer zou moeten gaan gelden in de toekomst? Om wat voor bedrag aan -gemiste- belastinginkomsten gaat het bovendien mochten de diverse goederen/diensten zoals een digitale krant onder het verlaagde btw-tarief gaan vallen? De leden van de CDA-fractie vragen welke invloed dit bedrag heeft op de begroting?

In de brief staat ook genoemd dat EU-lidstaten de verlaagde btw-tarieven uitsluitend mogen toepassen op goederenleveringen en diensten die specifiek worden genoemd in bijlage III van de BTW-richtlijn. Uitgesloten zijn langs de elektronische weg geleverde diensten zoals bijvoorbeeld een digitale krant. In het Europees rechterlijk kader wordt op dit moment dus geen ruimte gegeven aan een verlaagd btw-tarief voor elektronische kranten. Frankrijk en Luxemburg hebben de elektronische krant inmiddels wel onderworpen aan een verlaagd btw-tarief en tegen deze landen loopt een inbreukprocedure. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer in 2015 een uitspraak kan worden verwacht in deze procedure? Wat zijn daarnaast de eventueel verwachte sancties tegen deze landen?

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het recente arrest «K oy» aangegeven dat de Finse rechter de bevoegdheid heeft te besluiten over een eventueel verlaagd btw-tarief voor e-books in het kader van het fiscaal neutraliteitsbeginsel. Het kabinet geeft aan dat deze uitspraak geen praktische gevolgen heeft voor Nederland omdat in Nederland e-books al onder het verlaagde btw-tarief vallen. De leden van de CDA-fractie vragen of er naast e-books nog andere diensten/goederen die op dit moment onder het verhoogde btw-tarief vallen maar naar aanleiding van het «K oy»-arrest onder het verlaagde btw-tarief zouden mogen vallen?

In de brief doet de Staatssecretaris de toezegging dat hij zich hard zal maken voor het verlaagde btw-tarief voor de digitale kranten. De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn dit onderwerp op de agenda kan komen te staan? Binnen welke termijn zou hierover door de Europese Commissie een besluit kunnen worden genomen? Daarnaast vragen de leden van de fractie van het CDA hoe andere lidstaten in dit onderwerp staan?

Mocht het zo zijn dat uit de inbreukprocedures tegen Luxemburg en Frankrijk blijkt dat het verlaagde btw-tarief wordt gedoogd door Europa, zou de Staatssecretaris dan in overweging willen nemen ook in Nederland dit verlaagde btw-tarief voor elektronische kranten te gedogen? De leden van de CDA-fractie vragen ook op welke termijn dit btw-tarief omgezet zou kunnen worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën. Deze leden fractie hebben de volgende vragen, aan- en/of opmerkingen.

Motie

De leden Schouten en Dijkgraaf constateren dat er momenteel verschillende btw-tarieven worden gehanteerd voor papieren en identieke digitale kranten. Zij hebben kennisgenomen van het feit dat het Belgische Ministerie van Financiën op basis van een grondige juridische analyse een protocol heeft opgesteld om de btw-toepassing op kranten te verduidelijken. In de motie vragen zij de regering conform de gekozen route in België een protocol op te stellen opdat digitale pdf-kranten onder het lage btw-tarief kunnen vallen.

Technische appreciatie

De staatsecretaris heeft de motie ontraden en aangegeven hiervan een technische appreciatie te maken en deze met zijn collega’s in het kabinet te bespreken. In voormelde brief informeert de staatsecretaris de Kamer over de uitkomst hiervan.

De leden van de fractie van de PVV menen dat het kabinet een technische appreciatie zou geven van het verlaagde tarief dat België hanteert voor de kranten in pdf-vorm.

De brief lezende kunnen de leden van de fractie van de PVV weinig van de toezegging terugvinden. De brief bevat een uitgebreid betoog over tal van onderwerpen maar gaat niet in op het voorliggende: een appreciatie van de hantering van verschillende btw-tarieven voor papieren en identieke digitale kranten.

In plaats daarvan worden de leden van de PVV-fractie getrakteerd op een verhandeling over de ongelijke behandeling in de btw van fysieke en digitale producten, waarmee een drempel wordt opgeworpen.

Protocol

Kan de staatsecretaris van Financiën het protocol waarin de Belgische regering met de dagbladen afstemt op welke dagblad-producten het verlaagde tarief van toepassing is, aan de Kamer ter beschikking stellen? Zo nee, waarom niet?

Heeft de staatsecretaris van Financiën kennisgenomen van voormeld protocol? Kan de Staatssecretaris de leden van de PVV-fractie de motivering en/of de onderbouwing geven die aan het protocol ten grondslag ligt? Zo nee, waarom niet?

Kan de staatsecretaris aangeven wat hij precies onder een krant en/of een dagblad verstaat?

Wet op de Omzetbelasting 1968 en RICHTLIJN 2006/112/EG

Deelt de staatsecretaris van Financiën de mening van de leden van de PVV-fractie dat het dagblad uit tabel I (onderdeel a. 30) van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968) overeenkomt met de krant uit Bijlage III (onder 6) van de RICHTLIJN 2006/112/EG (BTW-richtlijn)?

Is de staatsecretaris van mening dat de tabel I van de Wet OB 1968 onder a. de levering van goederen bevat die onder het verlaagde btw-tarief vallen en onder b. de diensten bevat die onder het verlaagde btw-tarief vallen?

Klopt het dat de Bijlage III van de BTW-richtlijn een lijst van prestaties bevat die door de lidstaten onder een verlaagd tarief gebracht kunnen worden?

Wet op de omzetbelasting 1968

Is de staatsecretaris het met de leden van de fractie van de PVV eens dat op grond van de tabel I (onderdeel a. 30) van de Wet OB 1968 onder het verlaagd tarief gebracht zijn:

  • boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht;

  • digitale educatieve informatie die is aangebracht op fysieke dragers en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs;

  • dagbladen,

  • weekbladen,

  • tijdschriften en

  • andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven?

Klopt het dat al deze prestaties als leveringen van goederen moeten worden aangemerkt en niet als diensten?

Verstaat de Staatssecretaris onder een «boek» dan een boek dat op papier is afgedrukt?

Waarom wordt er gesproken over fysieke dragers als er sprake is van levering van goederen. Goederen zijn immers lichamelijke zaken voor menselijke beheersing vatbaar, is de term fysieke drager dan niet overbodig?

BTW-richtlijn

Is de staatsecretaris het met de leden van de fractie van de PVV eens dat op grond van bijlage III van de BTW-richtlijn (onder 6.) de volgende prestaties onder het verlaagd tarief gebracht kunnen worden:

  • levering van boeken, op alle fysieke dragers, ook bij uitlening door bibliotheken (met inbegrip van brochures, folders en soortgelijk drukwerk, albums, platen-, teken- en kleurboeken voor kinderen, gedrukte of geschreven muziekpartituren, landkaarten en hydrografische en soortgelijke kaarten),

  • kranten en tijdschriften, voor zover niet uitsluitend of hoofdzakelijk reclamemateriaal.

Klopt het dat al deze prestaties zowel leveringen van goederen als diensten kunnen zijn? Verstaat de Staatssecretaris onder een «boek» dan een boek dat op papier is afgedrukt?

Bij kranten en tijdschriften wordt niet gesproken over fysieke dragers. De BTW-richtlijn laat dus in het midden wat voor soort prestaties kranten en tijdschriften zijn. Er kan dus zowel sprake zijn van levering van goederen als verlening van diensten. Wel is duidelijk dat kranten en tijdschriften onder een verlaagd tarief gebracht kunnen worden, ongeacht of het diensten of leveringen van goederen zijn.

Is de Staatssecretaris van Financiën het eens met de leden van de fractie van de PVV dat in het kader van de BTW-richtlijn onder een krant zowel de verlening van een dienst als de levering van een goed kan vallen?

Of een krant een goed of een dienst is wordt uiteindelijk bepaald door de presentatie van de prestatie. Wordt de krant op papier (idem, CD, disk en USB-stick) afgedrukt dan is er sprake van een stoffelijke, voor menselijk beheersing vatbare zaak en is er sprake van de levering van een goed. Wordt de krant digitaal gelezen dan is er sprake van dienstverlening. Op grond van de BTW-richtlijn, meer specifiek (bijlage III onderdeel 6.) is het mogelijk om te opteren voor een verlaagd tarief.

De echte kosten bij het maken van een krant zitten in de vergaring van informatie, de analyse daarvan en de verwerking daarvan in geschreven tekst. Deze prestaties zijn in het kader van de btw aan te merken als diensten, niet als levering van goederen.

Langs elektronische weg verrichte diensten

Het begrip «langs elektronische weg verrichte diensten» zoals wordt vermeld in artikelen 58 en 59(k) en bijlage II van de Richtlijn 2006/112/EG wordt gedefinieerd in artikel 7 van de Uitvoeringsverordening 282/2011 zoals gewijzigd door Uitvoeringsverordening 1042/2013 met uitwerking vanaf 1 januari 2015.

«Langs elektronische weg verrichte diensten betreffen diensten die over het internet of een elektronisch netwerk worden verleend, wegens hun aard grotendeels geautomatiseerd zijn en slechts in geringe mate menselijk ingrijpen vergen, en zonder informatietechnologie niet kunnen worden verricht.»

Hieruit volgt dat volgende cumulatieve voorwaarden moeten worden vervuld om te kunnen spreken van een langs elektronische weg verrichte dienst:

  • De aflevering langs elektronische weg; en

  • De totstandkoming van de levering is hoofdzakelijk geautomatiseerd en vereist minimale menselijke interactie.

Op grond van bovenstaande is het maken van een krant geen langs elektronische weg verrichte dienst.

Analyse

Door de kranten in tabel I in onderdeel a. 30 behorende bij de van de Wet OB 1968 te plaatsen heeft het kabinet een krant aangeduid als een lichamelijke voor menselijke beheersing vatbare zaak, een goed dus, dat geleverd moet worden.

Het kabinet heeft die vrijheid maar daarmee sluit zij de weg af naar de krant als dienst. Deze weg laat de BTW-richtlijn wel open.

Mogelijk is een krant in de optiek van de Belgische regering een dienst die pas bij de presentatie van de prestatie als een goed of dienst kan worden gekarakteriseerd. In elk geval blijkt de Belgische regering een krant, ongeacht haar verschijningsvorm, onder het verlaagde tarief te plaatsen.

Nederland heeft door de krant in het onderdeel a. van tabel I er voor gekozen om een krant als een lichamelijke voor menselijke beheersing vatbare zaak te duiden. Op grond van de BTW-richtlijn is dit echter niet noodzakelijk.

K Oy-arrest

Met betrekking tot het beginsel van fiscale neutraliteit zij eraan herinnerd dat dit beginsel zich ertegen verzet dat soortgelijke goederen of diensten, die dus met elkaar concurreren, voor de heffing van btw verschillend worden behandeld.

Op grond van het K Oy-arrest is voor «fiscale transparantie» voornamelijk bepalend of goederenleveringen of diensten soortgelijk zijn, het oogpunt van de gemiddelde consument. Goederenleveringen en diensten zijn soortgelijk wanneer zij overeenkomstige eigenschappen vertonen en aan dezelfde behoeften van de consument voldoen – waarbij het vergelijkbare gebruik de maatstaf is – en wanneer de verschillen die zij vertonen de beslissing van de consument om het ene of het andere goed dan wel de ene of de andere dienst te betrekken niet aanmerkelijk beïnvloeden. De gemiddelde consument dient daarbij als maatstaf te worden genomen.

Dat van een krant lezen sprake is van het lezen van een papieren krant als een digitale krant. Dat er dus sprake is van twee prestaties die het oogpunt van de gemiddelde consument soortgelijk zijn, daar zij aan dezelfde behoeften van de consument voldoen.

Conclusie

Het is louter op grond van de plaatsing van het begrip krant in het a. gedeelte van tabel I (onderdeel a. 30) Wet OB 1968, dat een krant in het kader van de heffing van de Nederlandse-btw alleen onder het verlaagde tarief valt als er sprake is van een levering van een goed, een stoffelijke voor menselijke beheersing vatbare zaak. De Nederlandse wetgever heeft hiervoor gekozen, de BTW-richtlijn lijkt meer ruimte te bieden.

De Belgische regering heeft ander keuzes gemaakt, keuzes mogelijk meer in de lijn van het betoog van de leden van fractie van de PVV. Op grond van die keuzes is zowel een papieren als een digitale krant onder het verlaagde tarief gebracht.

Ondersteuning voor het standpunt van de leden van de PVV-fractie kan gevonden worden in het feit dat, voor zover deze leden kunnen achterhalen, er nog steeds geen inbreukprocedure door «Brussel» is gestart tegen België. De staatsecretaris van Financiën is van mening dat dit België boven het hoofd hangt, maar onderbouwt niet waarom.

Quo vadis

Twee wegen staan open.

  • 1: Wijziging van tabel I, het laten vervallen van de onderdelen a en b, middels wetgeving.

  • 2: Richtlijn conforme uitleg zoals hierboven geschetst.

Graag horen de leden van de fractie van de PVV welke weg de Staatssecretaris van Financiën van plan is te bewandelen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief met de technische appreciatie van het verlaagd btw-tarief op digitale kranten in België en hebben enkele aanvullende vragen. Deze leden constateren dat in het Belgische protocol vastgelegd is dat het verlaagde btw-tarief alleen betrekking heeft op de exacte digitale replica van een fysieke krant. Wat betekent dit voor krantenartikelen die online per stuk gekocht worden, bijvoorbeeld via een digitale kiosk als Blendle en eLinea? Geldt daar ook het verlaagde btw-tarief voor? Deze leden vragen ook wat er gebeurt als een partij uit de perssector besluit niet langer een fysieke krant te drukken, maar wel de online variant voortzet? Is er in België een ongelijk speelveld ontstaan doordat de digitale replica van kranten onder een ander btw-tarief vallen dan overige betaalde digitale nieuwsbronnen?

De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris het krachtenveld in de EU inschat. Welke landen verzetten zich tegen een verlaagd btw-tarief op digitale kranten, boeken en tijdschriften? Ook vragen deze leden of de brief aan Eurocommissaris Moscovici al verstuurd is en of het mogelijk is dat de Tweede Kamer een afschrift ontvangt van de brief.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie en van de leden van de fractie van de SGP

De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris van Financiën op de aangehouden motie Schouten/Dijkgraaf (Kamerstuk 34 002, nr. 67) die de regering verzoekt het mogelijk te maken dat digitale pdf-kranten onder het lage btw-tarief kunnen vallen. Deze leden waarderen het dat de Staatssecretaris een brief heeft verzonden aan de Europese Commissie om de ongelijke behandeling in de btw op de EU-agenda te zetten. De reactie van de Staatssecretaris overtuigt de genoemde leden er nog niet van dat Nederland een inbreukprocedure riskeert als de Belgische route wordt gevolgd. De leden maken daarom graag van de gelegenheid gebruik om nog een aantal aanvullende vragen te stellen.

Ongelijke behandeling in de btw van fysieke en digitale producten

De Staatssecretaris van Financiën betoogt dat de technische appreciatie breder moest worden getrokken naar andere typen media. In de huidige BTW-richtlijn worden de verschillende typen media echter afzonderlijk genoemd. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen de Wet OB 1968, waar de verschillende media (boeken, dagbladen, weekbladen en tijdschriften) ook afzonderlijk worden benoemd? Klopt het dat het fiscaal technisch mogelijk is om een oplossing alleen voor digitale kranten te vinden, zonder daarvoor de wettekst te wijzigen, zo vragen de leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP.

De BTW-richtlijn (bijlage III) en de Wet OB 1968 geven bij boeken een nadere definitie, namelijk «op alle fysieke dragers». De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP vragen of het correct is dat deze nadere definitie niet is toegevoegd voor kranten en dat de drager daarmee niet bepaald is? Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat de BTW-richtlijn en de Wet OB 1968 boeken anders definiëren dan kranten/dagbladen?

De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP vragen of het klopt dat een Belgische btw-expert (die lid is van VAT Expert Group van de Europese Commissie) aan ambtenaren van het Ministerie van Financiën een uitvoerige toelichting heeft gegeven op de fiscaaltechnische onderbouwing van de Belgische regeling? Zo ja, kan de Staatssecretaris specifiek aangeven welke onderdelen van de Belgische onderbouwing hij wel en niet deelt?

Europeesrechtelijke kader

De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP constateren dat zowel Belgische als Nederlandse ambtenaren een fiscaaltechnische analyse hebben gemaakt. Waardoor ontstaat er een verschil in uitkomst van de analyses? Welke argumenten heeft de Staatssecretaris van Financiën om digitale replica’s van kranten aan te merken als elektronische diensten? Kan de Staatssecretaris aangeven op welke punten deze argumentatie verschilt van de analyse van de Belgische experts? Is hierbij ook de rechtspraak van het Hof van Justitie, waarop de Belgische fiscaaltechnische analyse mede gebaseerd is, bestudeerd?

De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP constateren dat de digitale kranten niet voorkomen in de lijst in bijlage II van de btw-richtlijn. De Staatssecretaris stelt dat langs elektronische weg verrichte diensten expliciet zijn uitgesloten van het verlaagde btw-tarief. Verricht een fotograaf die in opdracht een foto maakt en digitaal toestuurt aan zijn opdrachtgever ook een «langs elektronische weg verrichte dienst»? Geldt dat ook voor een tuinontwerper die zijn ontwerp digitaal beschikbaar stelt aan zijn klant en op dit moment gerechtigd is daarvoor het (tijdelijke) verlaagde btw-tarief te hanteren?

Volgens de Staatssecretaris van Financiën is het verkopen van gedrukte boeken of e-books op fysieke dragers btw-technisch aan te merken als een goederenlevering. Is bij de levering van een papieren krant (gekocht in een kiosk, dan wel via een abonnement) dan ook sprake van een goederenlevering, zo vragen de leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP. Zo ja, waarom zou dan bij de levering van een exacte digitale pdf-replica van deze krant sprake zijn van een dienstenlevering?

In artikel 7 van de Uitvoeringsverordening 282/2011, gewijzigd door Uitvoeringsverordening 1042/2013, is de definitie opgenomen van «langs elektronische weg verrichte diensten»: «Langs elektronische weg verrichte diensten betreffen diensten die over het internet of een elektronisch netwerk worden verleend, wegens hun aard grotendeels geautomatiseerd zijn en slechts in geringe mate menselijk ingrijpen vergen, en zonder informatietechnologie niet kunnen worden verricht.» Op welke wijze voldoen exacte digitale replica’s van gedrukte kranten aan deze definitie, zo vragen de leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP?

In tegenstelling tot Frankrijk en Luxemburg is in België het (extra) verlaagde tarief niet van toepassing op e-books en/of «online pers». De Franse wetswijziging voor «online pers» is onvergelijkbaar met de strikt afgebakende btw-toepassing op digitale replica’s van gedrukte kranten in België. Ook de juridische onderbouwing is volstrekt anders. Toch betoogt de Staatssecretaris van Financiën dat België net zoals Frankrijk en Luxemburg een inbreukprocedure boven het hoofd hangt. Over welke concrete informatie beschikt de Staatssecretaris dat hij deze stelling over België inneemt, zo vragen de leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP.

Ontraden motie

De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP lezen dat de Staatssecretaris een inbreukprocedure «zeer reëel» acht als Nederland het verlaagde tarief toepast op digitale kranten, boeken en tijdschriften. Hoe groot acht de Staatssecretaris de kans dat de Commissie een inbreukprocedure start als Nederland het fiscale neutraliteitsbeginsel uitsluitend en conform de vaststaande rechtspraak van het Hof van Justitie toepast op exacte digitale replica’s van gedrukte kranten?

EU-agenda

De evaluatie van de BTW-richtlijn is in 2010 gestart, maar heeft nog steeds niet tot een voorstel van de Europese Commissie geleid. Is de Staatssecretaris van Financiën bereid om te kijken of een wijziging van uitsluitend de formulering van bijlage III, post 6 van de btw-richtlijn tot een snellere oplossing kan leiden? De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP vragen de Staatssecretaris tot slot of hij bereid is om een afschrift van de brief die hij namens het kabinet aan de Europese Commissie gestuurd heeft aan de Kamer te sturen.

Vragen en opmerkingen van het lid Van Vliet

De heer Van Vliet heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën inzake de technische appreciatie van het Belgisch verlaagd btw-tarief op digitale kranten.

Wat zijn de budgettaire consequenties voor de schatkist, als digitale kranten, boeken, tijdschriften en weekbladen ook zouden worden belast in het lage btw-tarief?

Is het huidige lage btw-tarief voor «boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; (...) dagbladen, weekbladen, tijdschriften» een effectief instrument om de gewenste doelen te bereiken? Welke doelen worden er precies mee bereikt? Het is immers onlogisch om een fiscaal voordeel uit te breiden als het niet effectief is.

Wat is de opbrengst voor de schatkist, als het bestaande lage btw-tarief voor «boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; (...) dagbladen, weekbladen, tijdschriften» zou worden afgeschaft?

Vindt de Staatssecretaris van Financiën het noodzakelijk om voordelen voor fysieke en nu mogelijk ook digitale informatiedragers via de fiscus te regelen? Waarom krijgen brede fiscale voordelen in dit verband de voorkeur boven gerichte uitgavenmaatregelen? Acht de Staatssecretaris het onmogelijk om buiten de fiscaliteit om dezelfde effecten te realiseren met een kleinere budgettaire inspanning?

Hoe beziet u de wens om een gunstige fiscale uitzondering te treffen voor digitale kranten, in het licht van de wens om het aantal uitzonderingen en grondslagversmallers te verminderen in het kader van een brede belastinghervorming? Is een beweging waarbij fysieke informatiedragers voortaan ook tegen btw-tarief van 21% worden belast niet logischer vanuit de breed gedragen wens om tot een eenvoudiger belastingstelsel te komen?

De Staatssecretaris van Financiën stelt in zijn brief dat België een inbreukprocedure boven het hoofd hangt, vanwege de aldaar gekozen beleidsoptie. Wat is de argumentatie van de Belgen om deze route toch door te zetten? Waarom kunt u nog niet stellen, dat België daadwerkelijk met een inbreukprocedure te maken zal krijgen? Is er kans dat de Belgen de inbreukprocedure kunnen vermijden?

II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën

Onderstaand treft u aan de antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld naar aanleiding van de technische appreciatie Belgisch verlaagd btw-tarief op digitale kranten die ik op 23 januari 2015 naar uw Kamer heb gestuurd.1

Ik zal bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van de vragen en opmerkingen aanhouden zoals die aan mij zijn voorgelegd, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord. Bij de beantwoording hanteer ik zes thema’s. Dat zijn:

  • 1. Nederlandse Wet op de Omzetbelasting 1968 afgezet tegen Richtlijn 2006/112/EG

  • 2. Levering van een goed of levering van een dienst

  • 3. Belgische regeling

  • 4. Krachtenveld EU

  • 5. Budgettaire consequenties

  • 6. Varia

1. Nederlandse Wet op de Omzetbelasting 1968 afgezet tegen Richtlijn 2006/112/EG

Verschillende fracties hebben vragen gesteld met betrekking tot de mogelijkheden die er zijn om in de nationale regelgeving een oplossing te vinden voor het probleem van de verschillende btw-tarieven voor fysieke en digitale kranten.

In reactie op de desbetreffende vraag van de leden van de fractie van de PvdA merk ik op dat het niet kunnen toepassen van het verlaagde btw-tarief op digitale kranten, net zoals bij digitale boeken, niet nationaal rechtelijk kan worden opgelost. Voor een oplossing is een wijziging van Richtlijn 2006/112/EG (hierna: Btw-richtlijn) nodig.2 Het probleem van de digitale kranten kan onder de bestaande Uniewetgeving in Nederland ook niet worden opgelost door deze in een separaat artikel of in een afzonderlijke tabelpost op te nemen, zoals in België het geval is. België kent naast het reguliere verlaagde tarief voor boeken en tijdschriften van 6% een afzonderlijk verlaagd tarief van 0% voor dag- en weekbladen. Het gaat daarbij om overgangsrecht dat bij de afschaffing van de fiscale grenzen in de EU specifiek voor België is vastgelegd in de Uniewetgeving en dat bovendien alleen geldt voor niet-digitale kranten. Zodanig overgangsrecht geldt niet voor Nederland. Er is in die zin dan ook geen discrepantie tussen de implementatie van de Btw-richtlijn in Nederland ten opzichte van België. België mag van de Btw-richtlijn een nultarief hanteren voor niet-digitale dag- en weekbladen en Nederland niet.

De opmerking van de leden van de fractie van de PvdA in dit verband dat de Btw-richtlijn de voorwaarde «op alle fysieke dragers» slechts voor boeken vermeldt en niet voor kranten is juist. Daarmee bestaat echter nog niet de ruimte voor de lidstaten om voor digitale kranten het verlaagde btw-tarief toe te passen omdat de Btw-richtlijn expliciet stelt dat het verlaagde tarief niet van toepassing kan zijn op langs elektronische weg verrichte diensten.

Vanwege die richtlijnbepaling kan Nederland niet het verlaagde btw-tarief introduceren voor digitale kranten, dit in antwoord op de vraag van de leden van de fractie van het CDA, dat wanneer geen inbreukprocedure wordt gestart tegen België vanwege de toepassing van het verlaagde btw-tarief voor digitale kranten, Nederland voor die kranten ook een verlaagd tarief kan toepassen. Dit geldt des te meer nu het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) in de arresten van 5 maart 2015 met betrekking tot Frankrijk en Luxemburg heeft uitgesproken dat de levering van een elektronisch boek als een «langs elektronische weg verrichte dienst» moet worden gekenmerkt en dat daarmee de mogelijkheid is uitgesloten voor elektronische boeken het verlaagde btw-tarief toe te passen3. Een tariefwijziging zoals bedoeld door deze leden zou overigens in de Wet op de omzetbelasting 19684 (hierna: Wet OB) moeten worden vastgelegd en daarmee is, deze leden vragen daarnaar, de bij wetswijziging gebruikelijke termijn gemoeid.

De richtlijn laat wel toe dat de lidstaten e-boeken op fysieke dragers belasten naar het verlaagde btw-tarief. In antwoord op de desbetreffende vraag van de leden van de fractie van de SP over het mogelijk navolgen van het Finse voorbeeld, merk ik op dat in Nederland het verlaagde tarief reeds van toepassing is op de levering van e-boeken op fysieke dragers.

De leden van de fractie van de PVV hebben eveneens een aantal vragen en opmerkingen over de bewoordingen en de betekenis van de teksten van de Wet OB en de Btw-richtlijn wat betreft de toepassing van het verlaagde btw-tarief voor boeken en kranten. Naar aanleiding daarvan merk ik het volgende op.

Het klopt dat Bijlage III van de Btw-richtlijn een lijst van prestaties bevat die door de lidstaten onder een verlaagd tarief mogen worden gebracht. De levering van boeken, kranten en tijdschriften is vermeld in onderdeel 6 van die Bijlage.

Voor Nederland zijn de op Bijlage III gebaseerde verlaagde tarieven inderdaad uitgewerkt in tabel I van de Wet OB. Onderdeel a van die tabel heeft betrekking op de levering van goederen en onderdeel b op de levering van diensten. De levering van onder andere boeken, kranten en tijdschriften is vermeld in Tabel I, onderdeel a, post 30. Het klopt dat genoemde post alleen de levering van goederen omvat.

Ik onderschrijf de mening van de leden van de fractie van de PVV, de leden van de fractie van de ChristenUnie en de leden van de fractie van de SGP dat de Btw-richtlijn en de Wet OB boeken anders definiëren dan kranten/dagbladen. Waar in Bijlage III van de richtlijn wordt gesproken van kranten en tijdschriften, wordt in de wet gesproken van dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven. Ik deel de mening van de leden van de fractie van de PVV dat deze begrippen met elkaar overeenkomen.

In tabel I, onderdeel a, post 30, van de Wet OB wordt in navolging van Bijlage III, onderdeel 6, van de Btw-richtlijn voor boeken aangegeven dat het hier gaat om de levering van boeken op alle fysieke dragers. In antwoord op de vragen van de leden van de fractie van de PVV hierover merk ik op dat die bewoordingen destijds niet zozeer zijn gekozen om aan te geven dat sprake is van de levering van goederen bij de verkoop van boeken op een andere dan papieren drager, maar veeleer om te benadrukken dat de levering van boeken op alle fysieke dragers onder het verlaagde btw-tarief kan vallen. Onder een boek in de zin van deze tabelpost wordt dus meer verstaan dan een boek dat op papier is afgedrukt.

Ik deel de opvatting van de leden van deze fractie dat de levering van een krant als de levering van een goed moet worden aangemerkt wanneer het gaat om de levering op een fysieke drager zoals papier of een CD, en dat het gaat om de levering van een dienst wanneer de krant wordt geleverd in digitale vorm. De leden van de fractie van de ChristenUnie en de leden van de fractie van de SGP merken terecht op dat de drager niet is toegevoegd voor kranten en dat de drager daarmee niet bepaald is. Op grond van Bijlage III, onderdeel 6, van de richtlijn kan voor deze langs elektronische weg verrichte diensten, anders dan de leden van de fractie van de PVV menen, echter niet worden geopteerd voor een verlaagd tarief. In artikel 98, tweede lid, van de Btw-richtlijn is weliswaar aangegeven dat de verlaagde tarieven uitsluitend van toepassing zijn op de goederenleveringen en de diensten die tot de in Bijlage III genoemde categorieën behoren, maar daaraan is toegevoegd dat de verlaagde tarieven niet van toepassing zijn op langs elektronische weg verrichte diensten. In de hiervoor genoemde arresten van het HvJ EU is hier ook op gewezen.

Deze leden merken op dat de echte kosten bij het maken van een krant zitten in de vergaring van informatie, de analyse daarvan en de verwerking daarvan in geschreven tekst. In het kader van de btw-heffing zijn die prestaties indien die worden geleverd door zelfstandige journalisten inderdaad aan te merken als diensten en niet als de levering van goederen. Het maken van een krant als zodanig is zoals deze leden aangeven niet een elektronische dienst gezien de definities voor langs elektronische weg verrichte diensten. Waar het hier echter om gaat is het leveren van die krant. Dat kan zijn op een fysieke drager maar ook zonder een fysieke drager. In dat laatste geval is sprake van een langs elektronische weg verrichte dienst ingevolge de door deze leden aangehaalde definities en is toepassing van het verlaagde btw-tarief niet mogelijk.

De leden van de fractie van de ChristenUnie en de leden van de fractie van de SGP refereren aan mijn opmerking in de brief van 23 januari 2015 dat de technische appreciatie van het Belgische verlaagde btw-tarief op digitale media breder moet worden getrokken naar andere typen media. Ze wijzen in dit verband erop dat in de Btw-richtlijn en in de Wet OB de verschillende typen media afzonderlijk worden genoemd. Zoals is aangegeven in mijn brief meen ik dat alleen een specifieke regeling voor digitale kranten moeilijk is uit te leggen aan de uitgevers van boeken en tijdschriften. Dit vooral ook omdat in Nederland boeken en kranten beide onderworpen zijn aan het verlaagde btw-tarief van 6%, terwijl voor België op boeken het verlaagde tarief van 6% van toepassing is en op kranten het tarief van 0%. Naar aanleiding van de vraag van deze leden merk ik op dat het niet mogelijk is een oplossing voor digitale kranten te vinden zonder een wijziging van de Wet OB. Een wetswijziging van die strekking zou overigens strijdig zijn met de huidige bepalingen van de Btw-richtlijn.

2. Levering van een goed of levering van een dienst

De leden van de fractie van de PvdA vragen waar de opmerking op is gebaseerd dat het downloaden van een krant is aan te merken als een elektronische dienst. Zij vragen of het downloaden van een exacte kopie van een krant niet een goed is (de journalistieke productie) dat wordt geleverd op non-traditionele wijze, in plaats van een dienst. De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP vragen op welke wijze exacte replica’s van gedrukte kranten voldoen aan de definitie van elektronische diensten zoals die is weergegeven in de Uniewetgeving.

In artikel 2a, eerste lid, onderdeel q, van de Wet OB worden elektronische diensten aangeduid als «langs elektronische weg verrichte diensten, met name de in Bijlage II van de Btw-richtlijn beschreven diensten». Bijlage II bevat een indicatieve lijst van diensten die voor de btw-heffing zijn aan te merken als langs elektronische weg verrichte diensten. Onderdeel 3 van die lijst vermeldt «de levering van beelden, geschreven stukken en informatie en de terbeschikkingstelling van databanken».

In de Uitvoeringsverordening 282/2011 wordt een en ander nader uitgewerkt.5 Ingevolge artikel 7, lid 1, aanhef, van die verordening betreffen elektronische diensten meer in het algemeen «diensten die over het internet of over een elektronisch netwerk worden verleend, wegens hun aard grotendeels geautomatiseerd zijn en slechts in geringe mate menselijk ingrijpen vergen, en zonder informatietechnologie niet kunnen worden verricht». Volgens Bijlage I van de verordening valt daaronder de «abonnering op onlinedagbladen en -tijdschriften». Hieruit blijkt dat volgens de geldende nationale en Uniewetgeving het downloaden van kranten moet worden aanmerkt als een elektronische dienst.

De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP merken terecht op dat bij de verkoop van gedrukte boeken of e-boeken op fysieke dragers btw-technisch gesproken wordt van een goederenlevering. De vraag van de leden van deze fracties of bij de levering van een papieren krant (gekocht in een kiosk, dan wel via een abonnement) dan ook sprake is van de levering van een goed, beantwoord ik bevestigend. Toch is er, dit in antwoord op de vraag van deze leden, bij de levering van de exacte digitale pdf-replica van deze krant via het internet geen sprake van de levering van een goed maar van een dienst. De Uniewetgeving biedt wat dat betreft geen ruimte voor een andere uitleg.

In antwoord op de vraag van de leden van de fractie van de PvdA merk ik op dat de uitgebreide begripsomschrijving zoals vastgelegd in de Uniewetgeving doorslaggevend is voor de beoordeling of bij het downloaden van een krant sprake is van een elektronische dienst. Daarbij is het niet relevant, de leden van de fractie van de PvdA vragen daarnaar, of een digitale kopie van een krant in de ogen van de consument al dan niet wordt gezien als een elektronische dienst.

De leden van de fractie van het CDA merken op dat in de brief van 23 januari 2015 wordt gesteld dat het verlaagde btw-tarief in Nederland in de toekomst eventueel zou moeten gelden voor boeken, tijdschriften, dagbladen en weekbladen. In antwoord op de desbetreffende vraag van deze leden merk ik op dat de leveringen van boeken, op alle fysieke dragers, kranten en tijdschriften, voor zover niet uitsluitend of hoofdzakelijk reclamemateriaal, genoemd in Bijlage III, onderdeel 6, van de Btw-richtlijn, in Nederland allemaal vallen onder de toepassing van het verlaagde btw-tarief. In de brief is bedoeld aan te geven dat indien het verlaagde tarief in de toekomst zou gaan gelden voor de levering van digitale kranten dit logischerwijze ook het geval zou moeten zijn voor de levering van de digitale versie van de andere in Bijlage III, onderdeel 6, van de Btw-richtlijn bedoelde producten voor zover die leveringen zouden worden aangemerkt als de levering van een elektronische dienst.

De leden van de D66-fractie constateren dat in het Belgische protocol is vastgelegd dat het verlaagde btw-tarief van 0% alleen betrekking heeft op de exacte digitale replica van een fysieke krant. Naar aanleiding van de vragen van deze leden merk ik op dat de verschillende vertrouwelijke protocollen die met uitgevers zijn afgesloten door de Belgische overheid door laatstgenoemde niet aan mij ter beschikking zijn gesteld. Van de zijde van het Belgische bedrijfsleven heb ik wel vertrouwelijk inzage gehad in enkele protocollen. Daarbij is mij niet gebleken dat voor die gevallen specifieke regels zijn voor afzonderlijke krantenartikelen die online per stuk worden verkocht. Mij is dan ook niet bekend welk btw-tarief op die verkopen in België van geval tot geval van toepassing is. Voor zover mij bekend, deze leden vragen daarnaar, zullen partijen uit de perssector die met de Belgische overheid een protocol zijn overeengekomen op de levering van een digitale krant in België niet het verlaagde tarief kunnen blijven toepassen wanneer zij besluiten niet langer een fysieke krant te drukken.

Wat betreft de vraag van de leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP naar de fiscaaltechnische analyse van Belgische en Nederlandse ambtenaren over de btw-heffing over digitale kranten merk ik op dat ik alleen beschik over de standpunten van de Belgische overheid zoals die in officiële stukken is weergegeven.6 Wanneer ik die politieke analyse vergelijk met onze analyse merk ik op dat België tot de conclusie komt dat de Btw-richtlijn de toepassing van het verlaagde Btw-tarief op digitale kranten mogelijk maakt, terwijl wij in Nederland vinden dat die mogelijkheid niet wordt geboden. Ik meen dat onze stelling wat dat betreft inmiddels is onderschreven door het recente arrest van het Hof van Justitie in de zaken tegen Frankrijk en Luxemburg.

In antwoord op de desbetreffende vragen van deze leden (CU/SGP) merk ik op dat een fotograaf die in opdracht een foto maakt en die digitaal aan zijn opdrachtgever stuurt, geen elektronische dienst verricht. Immers het gaat hier om het maken van een foto als zodanig en niet om de wijze waarop die foto vervolgens aan de klant ter beschikking wordt gesteld. In de hiervoor genoemde Uitvoeringsverordening 282/2011 worden elektronische diensten in artikel 7, lid 1, aanhef, omschreven als diensten die over het internet of een elektronisch netwerk worden verleend, wegens hun aard grotendeels geautomatiseerd zijn en slechts in geringe mate menselijk ingrijpen vergen, en zonder informatietechnologie niet kunnen worden verricht. Voor het maken van een foto in opdracht is in meer dan geringe mate menselijk ingrijpen vereist. Alleen al om die reden valt deze dienst dan ook niet aan te merken als een elektronische dienst. Hetzelfde geldt voor een tuinontwerp dat in opdracht door een tuinontwerper voor zijn klant is gemaakt en dat de ontwerper digitaal beschikbaar stelt aan die klant. Om die reden kan de tuinontwerper zijn ontwerp in voorkomende gevallen digitaal leveren tegen het (tijdelijk) verlaagde tarief.

De leden van de fractie van het CDA constateren dat het kabinet in de brief van 23 januari 2015 aangeeft dat het «K Oy» arrest van het HvJ EU geen praktische gevolgen heeft voor Nederland omdat e-boeken op fysieke dragers al onder het verlaagde tarief vallen.7 Naar aanleiding van de vraag van deze leden merk ik op dat op dit moment deze categorie van producten geen andere goederen/diensten bevat die naar aanleiding van het «K Oy» arrest van het algemene naar het verlaagde btw-tarief zouden mogen.

3. Belgische regeling

De leden van de fractie van de PvdA vragen of de Belgische regering signalen heeft ontvangen dat de Belgische regeling niet toelaatbaar is in de ogen van de Commissie. De leden van de fractie van de SP hebben dezelfde vraag. Voorafgaand aan een inbreukprocedure start de Europese Commissie een zogenoemde pilot. Indien de Europese Commissie niet tevreden is met de door een lidstaat gegeven antwoorden, dan volgt een met redenen omkleed advies. Of een pilot dan wel een ingebrekestelling is gestuurd door de Europese Commissie naar een lidstaat wordt niet altijd openbaar gemaakt. In ieder geval is op de website van DG TAXUD nog niet publiek gemaakt of de Europese Commissie een met redenen omkleed advies heeft gestuurd of een ingebrekestelling is gestart tegen België.8 Het kan ook zijn dat de Europese Commissie de arresten in de Franse en Luxemburgse zaak heeft afgewacht voordat stappen tegen België worden genomen. Of verschil zit in de handelwijze met Frankrijk en Luxemburg, zo vragen de leden van de SP, kan ik niet beoordelen.

De leden van het CDA vragen welke concrete signalen ik heb ontvangen dat België vanwege de invoering van het verlaagde btw-tarief voor een elektronische krant mogelijk een inbreukprocedure boven het hoofd hangt. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP, en het lid Van Vliet hebben dezelfde vraag. Zoals aangegeven is officieel niet naar buiten gebracht dat België een inbreukprocedure boven het hoofd hangt. In de brief die ik op 23 januari 2015 naar uw Kamer stuurde over dit onderwerp, heb ik op grond van btw-regelgeving toegelicht waarom een inbreukprocedure voor België dreigt. Die redenering is in zoverre bevestigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het lid Van Vliet vraagt naar de argumentatie van België om ondanks de inbreukprocedure die hen boven het hoofd hangt, het verlaagde btw-tarief op digitale kranten toch door te zetten. Over die argumentatie kan ik niet oordelen. Het is aan het Belgische Ministerie van Financiën om het toepasselijke btw-tarief te bepalen. Ook vraagt het lid Van Vliet of een kans bestaat dat België de inbreukprocedure kan vermijden. Gezien de arresten gewezen in de Franse en Luxemburgse inbreukprocedures over het Franse en Luxemburgse verlaagde btw-tarief op digitale boeken acht ik die kans zeer klein. Uiteraard kan België naar aanleiding van genoemde arresten besluiten alsnog het algemene btw-tarief van toepassing te doen zijn op de levering van digitale kranten.

De leden van de fractie van de PVV vragen of ik het protocol waarin de Belgische regering met de dagbladen afstemt op welke dagbladproducten het verlaagde tarief van toepassing is, aan de Kamer ter beschikking wil stellen. Aangezien de Nederlandse regering geen partij is bij het opstellen van het protocol is het richting de Belgische regering niet gepast het protocol met uw Kamer te delen. Zoals hiervoor is opgemerkt heb ik wel gelegenheid gehad in enkele gevallen hiervan vertrouwelijk kennis te nemen, de leden van de fractie van de PVV vragen daarnaar. Zoals de leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP opmerken, klopt het dat een Belgische btw-expert aan ambtenaren van het Ministerie van Financiën een uitvoerige toelichting heeft gegeven op de fiscaaltechnische onderbouwing van de Belgische regeling. Deze leden vragen mij specifiek aan te geven welke onderdelen van de Belgische onderbouwing ik wel en niet deel. Voor het antwoord hierop verwijs ik naar de voorgaande twee thema’s waarin ik de Nederlandse Wet OB afzet tegen de Btw-richtlijn, en een appreciatie maak van het onderscheid tussen de levering van goederen en diensten. In elke andere lezing van de Btw-richtlijn en bijbehorende jurisprudentie op dit gebied, zie ook mijn brief aan uw Kamer van 23 januari jongstleden, kan ik mij niet vinden. De kans dat de Commissie een inbreukprocedure start als Nederland het fiscale neutraliteitsbeginsel uitsluitend en conform de vaststaande rechtspraak van het Hof van Justitie toepast op exacte digitale replica’s van gedrukte kranten, de leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vragen hiernaar, vind ik dan ook bijzonder groot. Een dergelijke tarieftoepassing zou zich ook niet verhouden met de strekking van de arresten in de Franse en Luxemburgse inbreukprocedures en de overwegingen van het HvJ EU daarbij.

Tot slot voor dit thema nog het volgende. De leden van D66 merken terecht op dat in België een ongelijk speelveld is ontstaan doordat de digitale replica’s van kranten onder een ander btw-tarief vallen dan overige betaalde digitale nieuwsbronnen. De beleidsmatige keuze daartoe is echter niet aan mij om te beoordelen.

4. Krachtenveld EU

De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP vragen of ik bereid ben om een afschrift van de brief die ik namens het kabinet aan de Europese Commissie heb gestuurd aan de Kamer te sturen. Dat ben ik, zeker nu er van de zijde van de Commissie geen bezwaren bestaan tegen openbaarmaking van deze briefwisseling met de Eurocommissaris. In de bijlage treft uw Kamer de brief aan9. Ook de leden van D66 vroegen hiernaar.

De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe groot ik de kans inschat dat met unanimiteit wordt bereikt dat de Btw-richtlijn wordt gewijzigd om te komen tot de mogelijkheid van een verlaagd btw-tarief voor digitale kranten, en op welke termijn. Naar de termijn vragen ook de leden van het CDA. De kans is aanwezig, maar is bij de huidige feiten en omstandigheden (nog) niet groot te noemen. Dit licht ik hierna toe.

Voordat de Btw-richtlijn kan worden gewijzigd, dient de Europese Commissie – die als enige initiatiefrecht heeft – met een richtlijnvoorstel te komen. De leden van de fractie van de PvdA vragen ook naar de mening van de Europese Commissie in dezen. Voor het antwoord daarop verwijs ik naar bijgesloten reactie van Eurocommissaris Moscovici in reactie op mijn brief10. Uit die brief maak ik op dat voor de Europese Commissie niet op voorhand vast staat dat de levering van boeken en kranten op fysieke dragers en het langs elektronische weg verkrijgen van deze producten voor de btw gelijke prestaties zijn. Deze vraag willen zij niet geïsoleerd bezien, maar in het bredere verband van hoe in de Europese Unie wordt aangekeken tegen grensoverschrijdende handel. Dit onderwerp zal daarom meelopen in een impact analyse die de Europese Commissie uitvoert over de toepassing van verschillende btw-tarieven. De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP constateren terecht dat de evaluatie van de Btw-richtlijn op het gebied van de tarieven in 2010 is gestart, maar nog steeds niet tot een voorstel van de Europese Commissie heeft geleid. Of een wijziging van uitsluitend de formulering van Bijlage III, post 6 van de Btw-richtlijn tot een snellere oplossing kan leiden is zeer de vraag, omdat dit niet los gezien kan worden van de bredere discussie over de tariefstructuur en de samenhang met de behandeling van grensoverschrijdende diensten. Ik ben daarvoor afhankelijk van het richtlijnvoorstel dat alleen de Europese Commissie aan de Raad kan voorleggen.

Voor de vraag hoe andere lidstaten in deze hele discussie staan, zo vragen de leden van het CDA, kan ik verwijzen naar de lidstaten die zich openlijk uitspreken voor de mogelijkheid van een verlaagd btw-tarief. Naast Frankrijk, Luxemburg en Italië die een verlaagd btw-tarief op digitale boeken toepassen, en België dat een verlaagd btw-tarief op digitale kranten toepast, is bekend dat Duitsland zich voorstander verklaart van de mogelijkheid van een verlaagd btw-tarief op e-boeken11. Ook Polen heeft zich via de Cultuurminister positief uitgelaten.12 Er zijn tot dusver geen lidstaten geweest die zich openlijk expliciet hebben verzet tegen een verlaagd btw-tarief op digitale kranten, boeken en tijdschriften, de leden van D66 vragen daarnaar.

De SP vraagt waarom ik niet voor een gelijke toepassing van het verlaagde btw-tarief door lidstaten pleit. Het kiezen van de hoogte van tarieven raakt de nationale begroting en de schatkist. Dit hoort wat Nederland betreft tot de nationale beleidsvrijheid. Zo kan een lidstaat kiezen om helemaal geen verlaagd btw-tarief te hanteren, zie bijvoorbeeld Denemarken. Het bereiken van een mogelijkheid om op nationaal niveau eenzelfde btw-tarief voor fysieke en digitale boeken, kranten en tijdschriften toe te passen, is dan ook het hoogst haalbare in dit opzicht.

5. Budgettaire consequenties

De leden van de fractie van de SP vragen wat de budgettaire derving is wanneer de digitale kranten onder het lage tarief worden gebracht. Het lid Van Vliet en de leden van de fractie van het CDA hebben dezelfde vraag, en vragen ook naar de gemiste belastinginkomsten als naast digitale kranten ook digitale boeken, tijdschriften en weekbladen onder het verlaagde btw-tarief worden gebracht. De leden van het CDA vragen specifiek ook nog naar de invloed hiervan op de begroting. Het onderbrengen van digitale kranten onder het verlaagde btw-tarief van 6% leidt tot een jaarlijkse budgettaire derving van circa 10 miljoen euro. Het toepassen van het verlaagde btw-tarief van 6% op niet alleen digitale dagbladen, maar ook op digitale weekbladen, tijdschriften en boeken leidt tot een jaarlijkse budgettaire derving van circa 20 miljoen euro. Beide dervingen zijn relevant voor het inkomstenkader en dienen te worden gedekt door een lastenverzwaring.

Het lid Van Vliet vraagt ook wat de opbrengst voor de schatkist is, als het bestaande verlaagde btw-tarief voor «boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; (...) dagbladen, weekbladen, tijdschriften» zou worden afgeschaft. Het afschaffen van het verlaagde btw-tarief voor boeken, tijdschriften, dag- en weekbladen leidt tot een jaarlijkse budgettaire opbrengst van € 530 miljoen.

6. Varia

De leden van de fractie van de PVV vragen welke weg ik van plan ben te bewandelen met het verlaagde btw-tarief (richtlijnconforme uitleg van de huidige Nederlandse tabelpost die een verlaagd btw-tarief mogelijk maakt, of aanpassing van wetgeving in dezen). Ik wijs er op dat met de eerder aangehaalde uitkomsten van de inbreukprocedures tegen Luxemburg en Frankrijk een dergelijke keuze niet aan de orde is.

Het lid Van Vliet heeft een aantal vragen over de effectiviteit en de noodzaak van het verlaagde btw-tarief voor «boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; (...) dagbladen, weekbladen, tijdschriften» als instrument om de gewenste doelen te bereiken. De achtergrond van een verlaagd btw-tarief op boeken, dagbladen, weekbladen, tijdschriften e.d. is het bevorderen van cultuur, kennisvermeerdering en een pluriforme pers. In 2008 is het verlaagde tarief voor het laatst geëvalueerd.13 Deze studie constateert dat het verlaagde btw-tarief effectief is, aangezien het lage tarief het aanbod van boeken verbreedt, de ontlezing afremt en de afname van de krantenverkoop vermindert. Het lid Van Vliet vraagt verder of ik het onmogelijk acht om buiten de fiscaliteit om dezelfde effecten te realiseren met een kleinere budgettaire inspanning. Ook vraagt hij hoe ik de wens om een gunstige fiscale uitzondering te treffen voor digitale kranten bezie in het licht van de wens om het aantal uitzonderingen en grondslagversmallers te verminderen in het kader van een brede belastinghervorming. Het lid Van Vliet vraagt ook of een beweging waarbij fysieke informatiedragers voortaan ook tegen een btw-tarief van 21% worden belast niet logischer is vanuit de breed gedragen wens om tot een eenvoudiger belastingstelsel te komen. Deze vragen horen thuis in de context van een algemene fiscale stelselherziening.

Tot slot, de leden van de fractie van de SP stellen enkele vragen over de nieuwe regels per 1 januari 2015 voor de plaats van dienst met betrekking tot onder meer elektronische diensten en de zogenoemde Mini One-Stop Shop (MOSS). Er gelden inderdaad verschillende tarieven voor de levering van digitale kranten in de lidstaten. Afgezien van het 0% tarief van België kennen de lidstaten in beginsel wel allemaal het algemene btw-tarief voor digitale kranten en de overige diensten die in de MOSS kunnen worden aangegeven, maar dit tarief is niet in alle lidstaten gelijk.

Nederlandse ondernemers die digitale kranten leveren aan particulieren in België moeten sinds 1 januari jl. daarover Belgische btw voldoen. Zij zullen het 0% tarief daarover in rekening kunnen brengen wanneer zij een daartoe strekkend protocol hebben met de Belgische overheid. De ondernemer kan die Belgische btw, net als de btw die hij verschuldigd wordt voor de levering van digitale kranten aan particulieren in andere lidstaten, aangeven via de Nederlandse MOSS, ook al zou hij wat betreft de digitale kranten in België niets hoeven af te dragen. De Belastingdienst werkt hieraan mee omdat de regelgeving voor de MOSS in de Uniewetgeving en de nationale wetgeving dit voorschrijft.


X Noot
1

Kamerstuk 34 002, nr. 93.

X Noot
2

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb EU L 347 van 11 december 2006).

X Noot
3

Zaak C-502/13 Europese Commissie tegen Groothertogdom Luxemburg en Zaak C-479/13 Europese Commissie tegen Franse Republiek.

X Noot
4

Wet van 28 juni 1968, Stb. 329.

X Noot
5

Uitvoeringsverordening (EU) No. 282/2011 van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Pb L 77 van 23 maart 2011).

X Noot
7

HvJ EU 11 september 2014, nr. C-219/13.

X Noot
9

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
10

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven