34 000 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2015

Nr. 21 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2014

Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en met verwijzing naar toezeggingen aan uw Kamer, informeer ik u hierbij over de evaluatie van de justitiële rijkswetten.

In de rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de rijkswet Raad voor de rechtshandhaving is bepaald dat de betrokken ministers van de landen binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze rijkswetten, dus voor 10 oktober 2015, aan de parlementen van de landen een evaluatieverslag toezenden over de doeltreffendheid en de effecten van deze rijkswetten in de praktijk.

Zoals vermeld in de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 april 2014 aan de Tweede en de Eerste Kamer1 heb ik aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gevraagd mij van voorlichting te dienen over deze evaluatie.

De Afdeling advisering heeft deze voorlichting op 2 mei 2014 uitgebracht. Een afschrift daarvan zend ik u hierbij toe, vergezeld van het voorlichtingsverzoek2. De door de Afdeling advisering uitgebrachte voorlichting heeft zijn neerslag gekregen in de bijgevoegde evaluatieopdracht aan de inmiddels ingestelde Evaluatiecommissie justitiële rijkswetten3. Deze evaluatieopdracht is voorbereid door een werkgroep waarin de vier landen hebben geparticipeerd (in de genoemde brief van 15 april 2014 bent u daarover geïnformeerd) en is na goedkeuring in het Justitieel Vierpartijenoverleg op 11 juni jl. vastgesteld in de Rijksministerraad van 11 juli jl.

De evaluatiecommissie staat onder voorzitterschap van mr. H.N. Brouwer (oud-voorzitter van het College van procureurs-generaal en thans voorzitter van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten) en R. Begina MBA (Managing Director Advisory Services, KPMG Dutch Caribbean and Suriname). Als lid voor Nederland heb ik benoemd mr. drs. C.W.M. Dessens, oud-directeur-generaal Rechtshandhaving van mijn ministerie. De Ministers van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten benoemen elk een eigen lid.

Bij gelegenheid van deze brief ga ik namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in op zijn toezegging aan de Eerste Kamer om bij het formuleren van de opzet en de opdracht van de evaluatie van de nieuwe staatkundige structuur ook in te gaan op de vraag of het Statuut daarbij aan de orde wordt gesteld (T01753). Zoals uw Kamer bekend is, vinden er in het kader van de evaluatie van de (uitwerking van) de nieuwe staatkundige structuur drie evaluaties plaats. Het betreft de evaluatie van de uitwerking van de nieuwe staatkundige structuur Caribisch Nederland, de evaluatie van de justitiële rijkswetten en een, nog te starten, evaluatie als opgenomen in de rijkswet financieel toezicht. Het betrekken van het Statuut bij die evaluaties is niet aan de orde. Uit de bespreking op Koninkrijksconferentie, eerder dit jaar, over mogelijke knelpunten met het Statuut, bleek (toen) alleen het ontbreken van het opzegrecht van de consensus Rijkswetten een probleem te zijn voor Curaçao en Sint Maarten.

Indien uit een van de bovengenoemde evaluaties of uit het geheel van de bevindingen in samenhang blijkt dat er knelpunten worden geconstateerd die zijn terug te voeren op de werking van het Statuut binnen de nieuwe staatkundige structuur, dan kan alsdan bezien worden of en zo ja welke consequenties daaruit getrokken kunnen worden ten aanzien van het Statuut.

Ik zend u hierbij ter kennisneming het instellingsbesluit van de evaluatiecommissie en het benoemingsbesluit van de beide voorzitters, welke zijn gepubliceerd in de Staatscourant van 29 augustus respectievelijk 8 september jl4.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 33 750 IV, nr. 23, p. 4–5; Kamerstuk 33 750 IV, T, p. 5.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven