33 970 Vaststelling van een nieuwe Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 201.)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DER BURG EN VAN NISPEN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 91

Ontvangen 25 februari 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, derde volzin, vervalt: of afdelingen.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin vervalt: , dan wel in beide afdelingen.

b. De derde volzin vervalt.

Toelichting

De Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (hierna: RSJ) heeft twee verschillende hoofdtaken, te weten advisering en rechtspraak. De leden van de RSJ zijn momenteel (in principe) belast met de uitoefening van beide taken. Het wetsvoorstel beoogt een scherpere scheiding aan te brengen tussen de adviserende en rechtsprekende functie door de introductie van afzonderlijke afdelingen binnen de RSJ die zijn belast met de uitoefening van deze taken; een Afdeling advisering en een Afdeling rechtspraak. Daarbij maakt het wetsvoorstel het mogelijk dat leden van de RSJ in zowel de Afdeling advisering als de Afdeling rechtspraak kunnen worden benoemd. In het kader van onafhankelijke rechtspraak is het echter zuiver om deze twee taken helemaal te scheiden en dubbelbenoemingen tegen te gaan. Het amendement regelt dan ook dat leden niet in zowel de Afdeling advisering als de Afdeling rechtspraak kunnen worden benoemd.

Op grond van artikel 39, eerste lid, van het wetsvoorstel blijven de huidige leden van de RSJ gewoon belast met zowel advisering als rechtspraak gedurende de resterende termijn van hun benoeming, tenzij bij koninklijk besluit anders wordt bepaald. Lees: de huidige leden worden lid van beide afdelingen, tenzij de staatsecretaris van Veiligheid en Justitie bij koninklijk besluit anders bepaalt. Daarbij geldt dat een benoeming in de Afdeling rechtspraak slechts op verzoek van het lid kan worden beëindigd. Na afloop van hun huidige benoemingstermijn (nu nog ten hoogste zes jaar), kunnen ze dan, als ze voor herbenoeming in aanmerking komen, (slechts) in één van beide afdelingen worden benoemd (voor een termijn van ten hoogste vier jaar). Dit is om de RSJ een overgangstermijn te bieden om haar organisatie aan te passen aan het wetsvoorstel.

Van der Burg Van Nispen


X Noot
1

Vervanging in verband met een wijziging in de ondertekening.

Naar boven