33 963 Initiatiefnota van het lid Van Laar over het verbieden van producten gerelateerd aan kinderarbeid

Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 5 november 2014

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan het lid van Laar over de initiatiefnota van het lid Van Laar over het verbieden van producten gerelateerd aan kinderarbeid (Kamerstuk 33 963, nr. 2).

Het lid Van Laar heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 november 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Welke andere landen in de EU hebben een verbod op geïmporteerde kinderarbeid? Hoe werkt dit in de praktijk?

Geen enkele lidstaat in de EU heeft een verbod op de import van producten gemaakt met kinderarbeid. De initiatiefnemer stelt echter ook geen verbod op deze import voor, maar een verbod op de verkoop van deze goederen aan consumenten. Dit is een wezenlijk verschil. Door een verbod op import zou bijvoorbeeld de haven van Rotterdam sterk benadeeld worden. Dat is in het voorstel van de initiatiefnemer niet het geval. Er zijn overigens nog geen andere EU lidstaten die een vergelijkbaar verkoopverbod hebben. Wel worden in andere EU lidstaten initiatieven genomen tot wetgeving om due diligence te verplichten, zoals in Frankrijk, zie antwoord op vraag 26.

De initiatiefnemer is van mening dat bedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen in de strijd tegen kinderarbeid. Het verbod moet gelden voor bedrijven die kinderarbeid in hun productieketen hebben én hun zorgplicht niet voldoende invulling geven1. Bedrijven die kunnen aantonen dat zij aan hun zorgplicht hebben voldaan zullen van deze wet geen last hebben. Zie ook de antwoorden vraag 30, 38 en 42.

2

Hoe ziet u de voorgestelde wetgeving tegen geïmporteerde kinderarbeid in relatie tot de interne markt van de EU? Kunnen goederen via Duitsland alsnog Nederland binnenkomen, of is het juridisch mogelijk de Nederlandse markt voor een deel te sluiten voor goederen uit de EU? En hoe zit het met de doorvoer?

Omdat het geen importverbod betreft zijn deze vragen over de import en doorvoer niet relevant. De producten mogen wel worden ingevoerd en doorgevoerd (naar andere landen) maar niet worden verkocht in Nederland, als het verbod er komt.

Binnen de interne markt geldt het principe van wederzijdse erkenning: producten die in één lidstaat legaal zijn geproduceerd mogen in een andere lidstaat niet onder een verkoopverbod vallen. Producten van kinderarbeid zijn per definitie niet legaal geproduceerd, daar kinderarbeid in alle EU-lidstaten verboden is. De regel geldt ook voor producten die via andere lidstaten de EU binnen komen. Er kunnen uitzonderingen worden gemaakt op grond van gezondheid, consumenten- of milieubescherming. In dit geval moet de lidstaat wel aan kunnen tonen dat de genomen maatregel, namelijk een verkoopverbod, proportioneel is en de minst handelsbeperkende maatregel.2

Een verbod op de verkoop van producten van kinderarbeid zal aan deze voorwaarden moeten voldoen of er moet op Europees niveau overeenstemming worden bereikt dat een verbod op de verkoop van producten van kinderarbeid is toegestaan. Mogelijk kan deze duidelijkheid pas na aanname van de wet worden verkregen, omdat veel afhangt van de formulering van de wet.3De indiener is van mening dat de bescherming van consumenten tegen het ongewild kopen van producten van kinderarbeid deze wet rechtvaardigt.

3

Kan u aangeven wat de geografische verspreiding is van kinderarbeid?

Kinderarbeid en geografische spreiding4

De leeftijdscategorie 5–7 jaar

In 2012

Regio

Kinderen die werken

Kinderarbeid

Gevaarlijk werk

Azië en stille Zuidzee

15,5%

9,3%

4,1%

Latijns Amerika en de Cariben

12,5%

8,8%

6,8%

Sub Sahara Afrika

30,3%

21,4%

10,4%

Midden Oosten en Noord Afrika

12,1%

8,4%

4,7%

4

Kan u aangeven welke definitie u gebruikt voor «gebonden arbeid.»

Gebonden arbeid is een vorm van slavernij en valt binnen de definitie van ILO conventie 29 betreffende gedwongen arbeid5.De definitie van gebonden arbeid is terug te vinden in het aanvullend verdrag van de VN inzake de afschaffing van slavernij, de slavenhandel, en met slavernij gelijk te stellen instellingen en praktijken uit 1956 en luidt als volgt: «Pandelingschap, dit wil zeggen de staat of toestand welke ontstaat doordat een schuldenaar zijn eigen diensten of die van een persoon over wie hij zeggenschap heeft, heeft verbonden als zekerheid voor een schuld, indien de op redelijke wijze vastgestelde waarde van die diensten niet wordt gerekend tot delging van de schuld of indien de duur van die diensten niet beperkt noch hun aard nauwkeurig omschreven zijn»6.

De landen die ILO conventie 105 hebben geratificeerd hebben zich gecommitteerd aan de afschaffing van gebonden arbeid.7

5

U spreekt over de gezondheid, veiligheid en moraal van een kind. Kunt u aangeven wat u bedoelt met de moraal van een kind?

Deze formulering is overgenomen uit ILO verdrag 182. De initiatiefnemer staat geen eigen definitie van de moraal van een kind voor.

6

Kunt u aangeven over welke bedrijven u het heeft als u spreekt over bedrijven actief op de Nederlandse markt die nog altijd producten van kinderarbeid verkopen?

Er zijn diverse onderzoeksrapporten over kinderarbeid in bepaalde sectoren die duidelijk maken dat er bedrijven zijn die producten verkopen die gemaakt zijn door kinderarbeid. Enkele voorbeelden:

7

U spreekt over bedrijven die aantoonbaar geen maatregelen nemen. Welke gremia wilt u gebruiken om te beslissen of bedrijven wel of niet aantoonbaar maatregelen nemen?

Bedrijven die worden beschuldigd van de verkoop van producten van kinderarbeid moeten kunnen aantonen of en hoe zij voorkomen dat zij producten van kinderarbeid verkopen. De MVO Risico Analyse geeft een indicatie van waar (in welke sectoren en in welke landen) kinderarbeid nog veel voorkomt. Die analyse kan getoetst worden door het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Bedrijven of sectoren kunnen ook een Kinderarbeid Risico analyse (laten) maken, om goed inzicht te krijgen waar zij op in moeten zetten.

UNICEF, Save the Children en UN Global Compact hebben in 2012 de Children’s Rights and Business Principles (UNGP) gelanceerd volgens het stramien van en binnen de kaders van de UNGP maar met een specifieke focus op kinderrechten. Ook zijn er tools ontwikkeld om bedrijven te helpen deze principes in de praktijk te brengen. Dit betreft onder andere tools voor beleidsinzet, impactmeting en rapportage8.

Uiteindelijk zal, als het verbod er komt, een rechter niet alleen moeten constateren dat er producten van kinderarbeid zijn verkocht, maar ook dat een bedrijf aantoonbaar onvoldoende heeft gedaan om dat te voorkomen. Dit op basis van beschikbaar specifiek bewijsmateriaal en de criteria zoals die uiteindelijk in de wet opgenomen zullen worden. Zie ook de antwoorden op vraag 30, 38 en 42.

8

U geeft aan dat extra administratieve lastendruk voorkomen moet worden. Op welke wijze gaan ketentransparantie en dit streven samen?

Kinderarbeid is nu al wereldwijd illegaal. Bedrijven hebben dus al de plicht om hun bedrijven vrij te maken van kinderarbeid en geen zaken te doen met bedrijven die gebruik maken van deze illegale vorm van arbeid. Het verbod op de verkoop van producten gemaakt door kinderarbeid schrijft bedrijven niet voor hoe ze hun keten kinderarbeid vrij moeten maken of hoe ze erover moeten rapporteren. Daardoor worden extra administratieve lasten, voor bedrijven die zich aan de wet houden, voorkomen.

Ketentransparantie biedt bedrijven handvaten om hun keten vrij te maken van kinderarbeid. Op die manier ondersteunt ketentransparantie het bestrijden van kinderarbeid. Bedrijven kunnen in hun sectoren actie ondernemen en afspraken maken over ketentransparantie, juist om te voorkomen dat ze aangesproken worden via het verbod op de verkoop van producten van kinderarbeid.

9

Op welke wijze wilt u voorkomen dat extra administratieve lasten ontstaan voor bedrijven? En wat beschouwt initiatiefnemer als «extra» administratieve lasten?

Zie ook het antwoord op vraag 8.

In tegenstelling tot verplichte certificering wordt bij een verbod niet vast gelegd hoe de bedrijven moeten aantonen dat zij voldoende hebben ondernomen om het gebruik van kinderarbeid in hun productieketen te voorkomen. Er is dus geen sprake van een rapportage met verplichte checklijsten en dergelijke. Bedrijven die zich aan het verbod op het gebruik van kinderarbeid houden, worden dus niet extra belast door deze wet. Een bedrijf dat beschuldigd wordt van het verkopen van producten van kinderarbeid bepaalt zelf hoe het aantoont dat er geen gebruik is gemaakt van kinderarbeid. De rechter bepaalt uiteindelijk of dit bewijs stand houdt.

Extra administratieve lasten zijn bijvoorbeeld jaarlijkse rapportages, het bijhouden van checklists, het aanvragen en voeren van een specifiek keurmerk en het afgeven van verklaringen.

10

Beschouwt u de ILO Conventies tegen kinderarbeid als basis voor uw initiatiefnota?

Ja

11

In hoeverre is reeds sprake van internationale actieprogramma’s ter uitvoering van de ILO Conventies tegen kinderarbeid waarin ook Nederland participeert?

Nederland heeft de ILO conventies 182 en 138 en het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) geratificeerd en draagt de verantwoordelijkheid om de afspraken zelf in nationaal beleid toe te passen. Nederland steunt de ILO daarin ruimhartig. Het International Programme on the Elimination of Child Labour (IPEC)9is het internationale programma waarin Nederland participeert, bijvoorbeeld door ondersteuning van projecten in Jakarta en Dhaka10. Daarnaast ondersteunt Nederland ook programma’s op het niveau van individuele landen, zoals in Panama in samenwerking met werkgeversorganisaties CoNEP.11 Nederland ondersteunt ook organisaties als UNICEF en Stop Kinderarbeid in hun strijd tegen kinderarbeid, onder andere door de steun voor de Child Labour Free Zones. Ook geeft Nederland financiële ondersteuning aan het Child Labour Platform, een internationaal bedrijvennetwerk voor samenwerking in bestrijding van kinderarbeid in de productieketens.

Op nationaal niveau zijn de UN Guiding Principles on Business and Human Rights «geoperationaliseerd» via het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten12 dat door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gepresenteerd. Zoals blijkt uit het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten spreekt het kabinet bedrijven aan om schendingen in hun productieketen op het gebied van (onder meer) kinderarbeid zoveel mogelijk te voorkomen en verwacht het kabinet van bedrijven te handelen volgens de OESO Richtlijnen. Het kabinet spreekt bedrijven daar ook op aan.

12

«Niet alle arbeid gedaan door kinderen kan aangemerkt worden als kinderarbeid.» Kan u aangeven welke definitie volgens u gebruikt moet worden om kinderarbeid te definiëren?

In ILO conventie 182 in artikel 3 staat de definitie van de ergste vormen van kinderarbeid.13

Daarnaast hanteert de ILO deze definitie voor kinderarbeid. Het verwijst naar werk dat:

  • Mentaal, fysiek, sociaal of moreel gezien gevaarlijk en schadelijk is voor kinderen

  • Het schoolwerk belemmert

  • Kinderen de mogelijkheid ontzegt om naar school de te gaan

  • Kinderen verplicht om school voortijdig te verlaten

  • Kinderen vereist om te proberen school te combineren met buitensporig lang en zwaar werk14

Hieronder een grafische weergave van de definitie

13

Is het verbod bedoeld voor alleen Nederlandse bedrijven of geldt het verbod voor de gehele markt van producten die door kinderarbeid zijn gemaakt ondanks de nationaliteit van het bedrijf?

Het verbod is bedoeld voor alle bedrijven die producten op de Nederlandse markt verkopen.

14

Indien het verbod alleen voor Nederlandse bedrijven bedoeld is, hoe zorgt u er voor dat geen concurrentienadelen kunnen ontstaan voor Nederlandse bedrijven ten opzichte van internationale bedrijven en merken die niet gebonden zijn aan het verbod en hoe verhoudt uw voorstel zich wat concurrentie betreft tot de Europese mededingingsregels?

Zie het antwoord op vraag 2 en vraag 13. Dit verbod geldt voor alle producten, voor alle bedrijven en voor alle sectoren. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van herkomst van een product of type product. Dit is noodzakelijk om te voldoen aan internationale standaarden.

15

Begrijpen we u goed als u aangeeft dat u de definitie van kinderarbeid hanteert zoals door de ILO vastgesteld in haar Conventies en dus internationaal breed gedragen?

Ja, zie antwoord op vraag 12

16

Volgens u is er nog niet voldoende daling van kinderarbeid zichtbaar. Volgens de tabel op pagina 6 is kinderarbeid de afgelopen 12 jaar gehalveerd. Kunt u aangeven waarom dit volgens u niet voldoende afname is en welke afname u in een dergelijk tijdsbestek als realistisch had gezien?

Alleen de ergste vormen van kinderarbeid zijn de afgelopen 12 jaar gehalveerd, dit geldt echter niet voor alle vormen. Hoewel de afname met een derde van alle vormen van kinderarbeid sinds 2000 goed nieuws is, zullen volgends de huidige trend in 2020 nog steeds meer dan 100 miljoen kinderen in kinderarbeid vast zitten. Het helpen versnellen van de afname is cruciaal voor het bereiken van de post-2015 internationale ontwikkelingsdoelstellingen en voor het bieden van een toekomst aan al die kinderen die nu nog op school zitten en kunnen spelen, maar die anders over een paar jaar de hele dag moeten werken.

17

U verwijst naar de motie-Van Dam uit 2009 die ketentransparantie als doel had. In datzelfde jaar is de Wet Openbaarheid Ketens in de ijskast gezet door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken. Kunt u aangeven op welke punten uw voorstel verschilt van de afgewezen Wet Openbaarheid Ketens en op welke wijze de bezwaren van destijds zijn weggenomen?

Het voorstel betreft een verbod en is een aanvulling op ketentransparantie, maar het is geen voorstel tot ketentransparantie zoals de WOK. Via de WOK konden consumenten alle informatie opvragen die zij van maatschappelijk belang achtten. Dat is bij deze initiatiefnota niet het geval.

18

Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Van Dam uit 2009 (Kamerstuk 32 123 V, nr. 34) met als kern om vanuit de regering in 2018 bedrijven te verplichten volledige ketentransparantie te geven? Is de kern van die motie reeds gerealiseerd?

Nee, de verplichting tot volledige ketentransparantie is nog niet gerealiseerd.15

19

Waarom acht u ketentransparantie niet afdoende voor het tegengaan van kinderarbeid en meent u dat een verbod op die producten noodzakelijk is?

Ketentransparantie is geen afdoende middel voor het tegengaan van kinderarbeid, omdat het bedrijven niet verplicht actie te ondernemen tegen kinderarbeid. Een verbod is noodzakelijk om bedrijven aan te kunnen pakken die onvoldoende ondernemen om kinderarbeid in de productieketen te voorkomen.

20

In hoeverre is reeds sprake van ketentransparantie ten aanzien van producten die wel of niet door kinderarbeid zijn vervaardigd en welke resultaten en knelpunten worden daarmee ervaren?

De meeste wereldwijde productieketens, bijvoorbeeld in de landbouw, kleding en schoenensector, zijn nog verre van volledig transparant. Meestal gaan audits en certificeringen niet verder dan de eerste leverancier van een bedrijf.

Bedrijven worden geacht om zich aan de due diligence richtlijnen van de OESO te houden. Een onderdeel van deze richtlijnen heeft betrekking op kinderarbeid:

«Ondernemingen behoren, binnen het kader van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, de heersende gebruiken op het gebied van arbeidsverhoudingen en tewerkstelling en van toepassing zijnde internationale arbeidsnormen:

[...]

c) Bij te dragen tot de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid, en onmiddellijke en effectieve acties te ondernemen om het verbod op en uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid te waarborgen als noodzaak»16

De knelpunten zijn:

  • Er is geen dwingende verplichting voor bedrijven om zich aan deze richtlijnen te houden

  • Er is geen garantie dat bedrijven zich inzetten om kinderarbeid uit te bannen en er zijn onvoldoende mogelijkheden om bedrijven hierop aan te spreken,

  • De due dilligence rapportage vraagt bedrijven weliswaar om met verbeterplannen te komen mocht dit nodig zijn, maar dit is op vrijwillige basis.

21

Op welke schaal bevinden zich producten op de Nederlandse markt die vervaardigd zijn door kinderarbeid en welke producten betreft het met name?

Zie het antwoord vraag 6.

De US Department of Labor heeft een lijst met producten en sectoren waar kinderarbeid wereldwijd vaak voorkomt en deze lijst stelt dat het voornamelijk producten uit de agrarische sector en de textielindustrie betreft17.

Voorbeelden van producten:

Kleding (katoen en naaiwerk), tapijten, grondstoffen (goud, kobalt, tin) en cacao.18

22

In hoeverre bevinden de ergste overtreders zich in Nederland en niet in het buitenland bij bijvoorbeeld grote internationale merken?

De bedrijven die door deze wet aangesproken zouden kunnen worden. zullen over het algemeen niet gevestigd zijn in Nederland. Van Nederlandse bedrijven en grote internationale merken mag verwacht worden dat zij zich aan de OESO richtlijnen houden. Alleen bedrijven die dat niet doen, kunnen vervolgd worden op basis van deze wet.

23

Wat kan er nog meer aan EU-maatregelen ter bestrijding van kinderarbeid worden gedaan naast een verbod op de invoer van producten?

Vanuit de EU kan er via diplomatie meer druk worden gezet op landen waar kinderarbeid veel voorkomt, om deze landen zo te stimuleren om kinderarbeid te bestrijden. Daarnaast kan er gedacht worden aan een jaarlijkse lijst met deze landen en met producten die vaak verbonden zijn aan kinderarbeid, een jaarlijkse rapportage over de voortgang van het EU beleid op dit onderwerp, meer EU beleid met een verplicht karakter op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en meer aandacht voor de bestrijding van kinderarbeid binnen de handelsverdragen. Bovendien kan meer geïnvesteerd worden in onderwijs in de landen waar kinderarbeid veel voorkomt en in sociale bescherming van kinderen en hun gezinnen.

Op 29 september jl. heeft de Raad goedkeuring verleend aan een nieuwe richtlijn ten aanzien van non-financiële rapportage, eerder dit jaar heeft het Europees parlement deze richtlijn al goedgekeurd. Deze richtlijn verplicht grote bedrijven om te rapporteren over de gevolgen van hun productieproces en beleidsvoering op mensenrechten, milieu, sociale- en werknemersrechten. De administratieve lasten blijven beperkt door het «pas toe of leg uit» principe19.

24

Wat voor aanvullende nationale maatregelen naast een verbod op de invoer van producten kunnen volgens u bovenop de EU-maatregelen worden genomen?

Aanvullend op EU-maatregelen kunnen de volgende nationale maatregelen genomen worden:

  • Ketentransparantie wetgeving (zolang niet in EU verband)

  • Actieve anti-kinderarbeid diplomatie

  • Steun aan effectieve programma’s om kinderarbeid tegen te gaan, inclusief programma’s die zich richten op het voorkomen van kinderarbeid

  • Sociaal verantwoord inkopen

Dit slechts een greep uit de mogelijkheden, er zijn nog legio andere maatregelen die genomen kunnen worden bovenop de EU-maatregelen.

25

Kunt u duiden waarom het huidige kabinet de ambitie uit de mensenrechtenstrategie van 2007 «Naar een menswaardig bestaan», waarin is opgenomen dat Nederland het initiatief zal nemen «om te komen tot effectieve EU-maatregelen ter bestrijding van kinderarbeid, te beginnen met een verbod op de invoer van producten die door de ergste vormen van kinderarbeid tot stand zijn gekomen, nog niet ter hand heeft genomen?

Momenteel worden er op het Europese terrein kleinere stappen gezet met betrekking tot MVO bijvoorbeeld door voorstellen voor vrijwillige ketentransparantie. Hieruit blijkt dat er op Europees niveau een nieuwe stimulans nodig is om juist bindende maatregelen af te spreken. Een Nederlands verkoopverbod kan als een goed voorbeeld dienen dat op Europees niveau nagevolgd kan worden.

26

Hoe beschouwt u het Europese veld om alsnog een verbod in Europees verband te kunnen realiseren?

De context is positiever dan vier jaar geleden. Momenteel staat ketentransparantie hoger op de agenda, zie bijvoorbeeld het voorstel voor nieuwe wetgeving t.a.v. conflictmineralen. Door het voortouw te nemen kan Nederland meer druk uitoefenen op andere lidstaten om ook tot een verbod over te gaan. Daarnaast heeft deze initiatiefnota een andere insteek dan de mensenrechtenstrategie uit 2007. Deze strategie voorzag een Europees importverbod, dus niet een verkoopverbod, op producten die gemaakt zijn door middel van de ergste vormen van kinderarbeid.

Ook in andere Europese lidstaten wordt er in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen initiatief genomen tot verplichtende maatregelen. In Frankrijk is in november 2013 een wetgevingsvoorstel ingediend dat Franse bedrijven verplicht om aan te tonen dat zij due diligence systemen hanteren om te voorkomen dat hun economische activiteiten schade aanrichten. Dit voorstel verwijst zowel naar de UN Guiding Principles als naar de OESO richtlijnen en legt in civiel- en strafrecht de verantwoordelijkheid van bedrijven vast om mensenrechten te respecteren20.

27

Kunt u duiden waarom kinderarbeid in bepaalde regio’s, landen daalt?

Volgens de ILO zijn daar drie redenen voor21:

  • 1. De economieën van ontwikkelingslanden herstellen sneller van de gevolgen van de crisis en hogere economische groei zorgt voor een verminderde vraag naar kinderarbeid

  • 2. De vraag naar arbeid voor volwassen is afgenomen door de crisis. Dit treft ook de vraag naar arbeid van kinderen tussen de 15 en de 17 jaar

  • 3. De aandacht voor de strijd tegen kinderarbeid begint zijn vruchten af te werpen.

28

Kunt u specifiek aangeven welke stappen er worden gezet om kinderarbeid in de landbouw terug te dringen?

Zie ook het antwoord op vraag 11.

IPEC heeft samen met de FAO en agrarische werkgevers- en werknemersorganisaties een partnerschap opgezet om kinderarbeid in deze sector terug te dringen.22Er zijn ook diverse vrijwillige initiatieven in bijvoorbeeld de cacao-, hazelnoten-, koffie en thee-sector die nog niet hebben geleid tot het (bijna) uitbannen van kinderarbeid. Cacao/chocolade is daarvan een pregnant voorbeeld.

29

Kinderarbeid is de afgelopen 12 jaar met bijna 50% afgenomen. Op welke wijze heeft wetgeving in Westerse landen hieraan bijgedragen?

Een recent ILO rapport spreekt niet over een afname van 50%,maar over een afname van bijna 30% voor alle kinderarbeid. Dit rapport geeft diverse redenen voor deze daling: betrokkenheid van overheden bij de strijd tegen kinderarbeid op internationaal niveau, economische groei in midden- en lage inkomenslanden en de beleidskeuzes door overheden in landen waar kinderarbeid veel voorkomt.23Daarnaast heeft de publicitaire druk op bedrijven als IKEA ervoor gezorgd dat zij vergaande maatregelen hebben genomen tegen kinderarbeid in hun ketens. Dat heeft zeker bijgedragen aan de vermindering van kinderarbeid in bedrijven die exporteren naar de Westerse wereld. Maar deze vermindering is veel lager bij minder «zichtbare» bedrijven of bedrijven die kinderarbeid verder in hun productieketen hebben.

30

Hoe wilt u wet- en regelgeving aanpassen om ook de markt op het plein in Nederland aan te pakken zodat geen producten met behulp van kinderarbeid worden verkocht?

De verantwoordelijkheid van marktkooplieden en retailers zal voor een belangrijk deel gedelegeerd moeten worden naar leveranciers en importeurs. Zij zouden wel navraag moeten doen bij hun leveranciers naar bijvoorbeeld een verklaring van geen kinderarbeid of onderbouwde verklaring dat kinderarbeid wordt bestreden. Een klein bedrijf dat op de markt sokken verkoopt heeft natuurlijk andere mogelijkheden en verantwoordelijkheden dan een groot bedrijf dat in Bangladesh sokken laat maken. Dat moet ook in de wet tot uiting komen. Tegelijkertijd hebben bedrijven die geen inzicht kunnen krijgen in hun productieketen wel een zorgplicht. In de richtlijnen staat dat bedrijven die zelf niet de in staat zijn om dit te doen, zich kunnen organiseren om ze wel aan hun zorgplicht te voldoen. Ook als een bedrijf niet in staat is om kinderarbeid uit de productieketen te bannen of niet in staat is om de hele productieketen door te lichten, moet het bedrijf kunnen aantonen dat het aan de zorgplicht heeft voldaan. Dat zal ook het uitgangspunt in de wet zijn.

31

Welke wettelijke mogelijkheden zijn er om bedrijven aan te spreken als zij schade aanrichten in het buitenland?

Momenteel zijn er weinig mogelijkheden om bedrijven die producten in Nederland verkopen aan te spreken als zij schade aanrichten in het buitenland.

Nederlandse Bedrijven horen zich te houden aan de OESO richtlijnen en voor het toezicht op de naleving hiervan is het Nationaal Contact Punt (NCP) opgericht. Het NCP behandelt meldingen van vermeende schendingen en bemiddelt tussen het bedrijf en de organisatie/instantie die een klacht heeft ingediend.

De deels gewonnen rechtszaak tegen Shell, over de schade die het bedrijf veroorzaakte in Nigeria, is een voorbeeld van hoe een Nederlands bedrijf is aangesproken op schade in het buitenland. Dit was een kostbaar en langdurig proces. Het aanspreken van bedrijven die in Nederland een hoofdkantoor hebben is mogelijk via de Nederlandse rechter, mits er een wettelijke basis voor is.

Bedrijven dienen zich te houden aan het recht dat geldt in het land waarin zij hun activiteiten uitoefenen; fundamentele rechten hebben zij daarmee ten allen tijde te waarborgen. Wanneer een dochteronderneming dat niet doet, berust de verantwoordelijkheid voor eventuele aansprakelijkheid en schade volledig bij de dochter. Degenen die schade hebben geleden kunnen dan gebruik maken van de juridische mogelijkheden die het recht van het betreffende land biedt en de schade veroorzakende onderneming aanspreken binnen de context van het eigen rechtsbestel. Maar niet altijd is er voldoende remedie in het «pleegland»: toegang tot de Nederlandse rechter, als het om een Nederlandse moederonderneming gaat, moet dan mogelijk zijn. Civielrechtelijk kan een Nederlandse rechter zich bevoegd verklaren, als er een binding is met een Nederlandse (rechts)persoon. Uit regels van IPR volgt dan dat de schade wordt beoordeeld aan de hand van het recht van het land waar de schade zich heeft voorgedaan.

Bedrijven die geen binding met Nederland hebben, kunnen op dit moment niet worden aangesproken op schade die zij in het buitenland aanrichten. Dat zal door een verbod op de verkoop van producten van kinderarbeid wel het geval zijn.

32

Welke wettelijke mogelijkheden naast een verbod hebben de voorkeur van u?

De initiatiefnemer meent dat dit verbod een afdoende wettelijke basis is om de verkoop van producten gemaakt door kinderarbeid in Nederland uit te bannen.

33

Heeft u een idee om ook op het gebied van kinderarbeid wel een succesvolle zaak te bewerkstelligen zoals de veroordeling van Shell? Zo ja, welk idee?

Dat zou – afhankelijk van welk recht gaat gelden – het OM, een toezichthouder of een maatschappelijke organisatie moeten doen. Een succesvolle zaak is zeer denkbaar Aangezien er kinderarbeid in vele productieketens voorkomt en er reeds vele veroordelingen vanwege de uitbuiting van kinderen in het buitenland zijn geweest. Bijvoorbeeld in India, waar wekelijks fabrieken worden binnengevallen en kinderen worden gered.

Een voorbeeld van een dergelijke zaak in de Verenigde Staten is de Nestlé zaak. Op 11 september 2014 bepaalde een federale rechtbank in de US dat Nestlé en andere multinationals als Archer Daniel Midland en Cargill vervolgd kunnen worden voor het verwerken van cacao in hun producten die door kindslavernij tot stand is gekomen, onder de Alien Tort Statute, een wet uit 1789 die het mogelijk maakt staten of bedrijven aan te klagen voor mensenrechtenschendingen. De Ninth Circuit Court of Appeals in San Francisco oordeelde dat deze bedrijven ervan op de hoogte moesten zijn, door regelmatige bezoeken en onderzoek, dat zij producten verkopen die met kindslavernij tot stand zijn gekomen, maar bewust ervoor kozen met de slavenhouders in zee te gaan om productiekosten zo laag mogelijk te houden. De zaak wordt aangespannen door 3 voormalige minderjarige slavenarbeiders die tussen 1994 en 2000 op de plantages werkten. Het hof oordeelde dat deze bedrijven aangeklaagd kunnen worden voor substantiële mensenrechtenschendingen in het buitenland voor gedragingen op Amerikaanse bodem.24

34

«Wel kunnen in specifieke sectoren stappen worden gezet, zeker waar het risicosectoren en risicolanden betreft.» Kunt u een overzicht geven van alle door u bedoelde risicosectoren en risicolanden?

De grootste risicosectoren zijn: landbouw, fabriekswerk en de winning van grondstoffen25.

De grootste risicolanden zijn: Eritrea, Somalië, DR Congo, Myanmar, Soedan, Afghanistan, Pakistan, Zimbabwe, Jemen en Burundi en alle andere landen die op onderstaande kaart rood of oranje gekleurd zijn, zoals Oezbekistan, India en Bangladesh. 26

35

Ikea is een voorloper in de strijd tegen kinderarbeid, stelt u. Op welke wijze wordt Ikea nog gestimuleerd een voorloper te blijven als er wetgeving is die alle bedrijven op het niveau van Ikea verplicht te werken?

IKEA is een voorloper op dit gebied en dat zullen zij hopelijk blijven. We vragen niet van alle bedrijven om, net zoals IKEA, partnerschappen te sluiten met de ILO en UNICEF om kinderarbeid effectief te bestrijden, maar wel om ervoor te zorgen dat er geen kinderarbeid in hun keten zit. Ervoor zorgen dat er geen kinderarbeid in de keten zit, is de minimale inspanning, IKEA levert een veel grotere inspanning. Die inspanning zal door deze wet beter worden beloond, omdat concurrenten, bijvoorbeeld bij de verkoop van tapijten, zich ook meer zullen moeten inspannen om kinderarbeid in hun productieketen te voorkomen.

36

Welke initiatieven hebben zich bewezen in het kader van het certificeringssysteem?

Het ERGON 27 rapport geeft meerdere voorbeelden van systemen die een positieve bijdrage leveren:

Global Social Compliance Programme (GSCP) – Carrefour, Metro, Migros, Tesco and Wal-Mart

Sustainable Trade Initiative (IDH)

German International Development Agency (GIZ) – o.a. Common Code for the Coffee Community («4C»), GlobalGAP Risk Assessment on Social Practices (GRASP)

37

Wat vindt u van een verplichte certificering van alle producten voor multinationals?

Verplichte certificering kan een effectieve manier zijn om alle bedrijven te dwingen om openheid te geven over hun productieketen en te zorgen dat zij handelen in overeenstemming met internationale standaarden, bijvoorbeeld m.b.t kinderarbeid. Een verplichting vraagt wel om een internationale of minstens Europese aanpak, juist omdat het multinationals zijn. Daarbij moet meegewogen worden of dit voor deze groep bedrijven verplicht kan worden gesteld (en wat dan de definitie van een multinational is), of dit niet eenvoudig te omzeilen is door bijvoorbeeld een dochteronderneming op te richten en wat de extra administratieve lasten zijn voor bedrijven om aan deze verplichting te kunnen voldoen, zeker als andere bedrijven dat niet hoeven. Overigens zal een verplichte certificering van alle producten erg ingewikkeld zijn en veel extra lastendruk voor bedrijven opleveren.

38

Indien u stelt dat ketentransparantie eigenlijk ondoenlijk is door knelpunten in een controleerbaar en efficiënt certificeringssysteem voor alle producten en productieketens, hoe denkt u dat een verbod op die producten te handhaven zal zijn nu vaststelling van kinderarbeid daaraan ten grondslag moet liggen?

Dit verbod eist niet van bedrijven dat zij een bepaald certificeringssysteem hanteren. Bedrijven mogen zelf bepalen hoe zij hun producten vrij van kinderarbeid houden. Alleen de bedrijven die verdacht worden van het niet naleven van het verbod moeten kunnen aantonen dat zij zich voldoende hebben ingespannen om hun keten schoon te maken. De knelpunten die voorkomen bij een certificeringssyteem gelden niet voor dit verbod omdat het hier niet gaat om een controleerbaar certificeringssyteem. Als bedrijven worden aangeklaagd wegens het gebruik van kinderarbeid moeten ze in staat zijn om aan te tonen dat zij voldoende hebben gedaan om hun keten schoon te maken. Bedrijven zullen niet jaarlijks gecontroleerd op hun rapportage zoals bij een certificeringssyteem.

39

Leidt een verbod op producten niet alsnog tot een toenemende lastendruk voor bedrijven om aan te tonen dat het product niet door kinderarbeid is vervaardigd?

Zie ook het antwoord op vraag 38 en eerdere antwoorden.

Op dit moment is kinderarbeid al overal ter wereld illegaal (ofwel: van alle ILO lidstaten wordt verwacht dat ze kinderarbeid uitbannen), daarom zou het voor bedrijven geen extra lasten met zich mee moeten brengen. Bedrijven zouden nu al moeten kunnen aantonen dat zij zich voldoende hebben ingespannen om kinderarbeid te voorkomen in hun productieketen.

40

Op welke manieren wordt kinderarbeid verstopt?

Kinderarbeid wordt op alle mogelijke manieren verstopt. In de textielindustrie bijvoorbeeld doordat fabrieken producten of delen van producten (bijvoorbeeld het borduurwerk) aan laten leveren vanuit een veelheid van werkplaatsen en private huizen. Borduurwerk, printen en het opnaaien van pailletten zijn werkzaamheden die vaak uitbesteed worden door fabrieken omdat deze werkzaamheden arbeidsintensief zijn en specifieke vaardigheden vereisen. In de familiewerkplaatsen komt veel kinderarbeid voor omdat de families vaak per stuk betaald krijgen en dus alle handjes kunnen gebruiken om voor het gezinsinkomen te zorgen. De prijzen voor de producten zijn extreem laag en de werkdruk hoog. De gedragscodes die in fabrieken gelden, gelden niet in de naaiateliers. Ook vinden er geen controles door de staat of opdrachtgever plaats28.

Kinderarbeid wordt ook verstopt door grondstoffen gewonnen door kinderen via handelaren toe te voegen aan partijen grondstoffen die legaal gewonnen zijn. Dit gebeurt in veel ontwikkelingslanden. Een gedocumenteerd voorbeeld hiervan is het mineraal mica. Dit mineraal wordt illegaal gewonnen, maar komt via tussenpersonen toch op de internationale markt terecht29. Hetzelfde gebeurt met landbouwproducten. Kinderarbeid wordt in zekere zin ook verstopt doordat bedrijven niet verder in de keten te willen kijken dan de directe toeleverancier.

41

U meent «dat het aanpakken van bedrijven die willens en wetens producten verkopen waarbij een risico bestaat dat deze zijn gemaakt door kinderarbeid, beter mogelijk wordt door een verbod.» Meent u dat bedrijven die het niet «willens en wetens» doen ook aangepakt moeten worden? Kunt u daar ook bij aangeven hoe het onderscheid dient te worden gemaakt tussen bedrijven die het wel willens en wetens doen en bedrijven die dat niet doen en hoe dit te controleren is?

«Willens en wetens» moet gebaseerd zijn op verwachting dat bedrijven hun keten in kaart brengen en vervolgens verbeteren en controleren. Als ze bewust één van die due diligence stappen nalaten kun je dat willens en wetens noemen.

42

Kunt u duiden hoe vastgesteld kan worden welke verantwoordelijkheden een bedrijf precies heeft, aangezien u ook aangeeft dat dit per bedrijf verschilt?

Zolang bedrijven zich houden aan de UN Guiding Principles on business and human rights zal er geen vervolging plaatsvinden. Bedrijven die grondstoffen inkopen, hebben soms moeite om aan te tonen dat deze grondstoffen kinderarbeidvrij zijn. Zolang zij zich echter houden aan de Guiding principles – dus effectief due diligence toepassen – lopen zij geen risico op een veroordeling. De mate waarin bedrijven op basis van hun verantwoordelijkheid invloed kunnen hebben op kinderarbeid is onder meer gebaseerd op de grootte van het bedrijf en de mate waarin het bedrijf inzicht heeft of kan hebben in de productieketen. Van het Nederlandse MKB kan niet verwacht worden dat zij tot het begin van hun productieketen kunnen kijken. Wel kunnen zij de garantie van hun leveranciers eisen dat de producten die zij afnemen kinderarbeidvrij zijn. Ook kunnen zij gezamenlijk – bijvoorbeeld via hun brancheorganisatie of een MVO keteninitiatief – hun keten in kaart brengen. Van multinationals daarentegen kan wel verwacht worden dat zij hun productieketen kunnen overzien en invloed hebben – of kunnen genereren – om in te grijpen in de keten als er misstanden zijn. Daar waar bedrijven niet in staat zijn om kinderarbeid uit hun productieketen te weren, kunnen ze ervoor kiezen om bij te dragen aan bredere initiatieven tegen kinderarbeid (bijvoorbeeld als zij grondstoffen kopen die niet traceerbaar zijn). De UNICEF richtlijnen voor bedrijven en kinderrechten kunnen hier een handvat voor bieden.30

43

Op welke manier worden bedrijven belast die een verbod niet naleven?

Dit kan afhankelijk van de formulering en het type wet variëren van boetes tot een verkoopverbod. Zie de wet Economisch Delicten voor andere mogelijke sancties.

44

Hoe kijkt u aan tegen boetes wanneer een verbod niet wordt nageleefd?

Dat is een van de mogelijke sancties, maar ook een verkoopverbod voor een bepaald product zou kunnen. Zie de wet Economisch Delicten voor andere mogelijke sancties.

45

Bij wie legt u de bewijslast om aan te tonen of wel of niet sprake is van producten die door kinderarbeid zijn vervaardigd?

Bij de openbare aanklager bij een strafrechtelijk verbod, bij een toezichthouder bij een bestuursrechtelijk verbod en bij het individu, de consument of organisatie die het bedrijf voor de rechter daagt bij civiel recht.

46

Indien u de lat legt bij «het risico dat een product door kinderarbeid is vervaardigd», waaraan kan dan wettelijk het risico worden afgemeten en objectief zodanig worden vastgesteld dat een omgekeerde bewijslast ten nadele van bedrijven wettelijk gerechtvaardigd is?

«Een risico op» kan niet de «lat» zijn. Dat moet substantieel bewijs worden aangedragen, bijvoorbeeld op basis van degelijk onderzoek in de productieketen. Een bedrijf dat aan kan tonen dat zij voldoende hebben gedaan om het risico dat een product door kinderarbeid gemaakt is zo klein mogelijk te maken (hun zorgplicht invulling hebben gegeven) zal niet kunnen worden veroordeelt, ook al hebben zij een product van kinderarbeid aan een consument verkocht.

47

Hoe voorkomt u in uw voorstel dat sprake kan zijn van onterechte «naming and shaming» met alle negatieve gevolgen voor het bedrijf van dien?

Naming en shaming vindt nu al plaats als bedrijven in de publiciteit in verband worden gebracht met kinderarbeid. Dat geld ook voor een rechtszaak. Het is niet waarschijnlijk dat er rechtszaken worden aangespannen die een zwakke bewijsvoering hebben aangezien bedrijven ook via dialoog en publieke druk tot actie te bewegen zijn. In geval van een strafrechtelijk of bestuursrechtelijk verbod kan de rechter of een toezichthouder uitspraken doen over individuele zaken. Dit zal er toe leiden dat naming en shaming uiteindelijk ook tot een onafhankelijk oordeel leidt. Dit kan bedrijven vrijpleiten. Nu blijft een onterechte beschuldiging vaak jaren aan een bedrijf en aan de sector kleven. Een uitspraak van de rechter kan schone bedrijven dus helpen.

48

U beschouwt maatschappelijke organisaties als waakhond tegen kinderarbeid. Op welke wijze zorgt u dan dat het aanklagen van bedrijven op geëigende gronden gebeurt en niet een onnodige procesmolen ontstaat van bedrijven die wegens vermeend maar niet aantoonbaar risico worden aangeklaagd?

Het OM zal niet tot vervolging overgaan tenzij er genoeg bewijsmateriaal is, dus het risico op een «onnodige procesmolen» is klein. Ook een individu, organisatie of consument zal niet zomaar een zaak aanspannen aangezien hier hoge kosten en inspanningen mee gemoeid zijn. Bovendien is het dan effectiever om dit buiten de rechtszaal te doen, omdat de beschuldiging dan blijft hangen ipv tot een uitspraak van de rechter zal leiden.

49

U schrijft dat de Nederlandse consument geen producten van kinderarbeid wil kopen. Kan u aangeven uit welk onderzoek dit blijkt?

Onderzoek van NCDO geeft aan dat Nederlanders het vaakst bereid zijn om meer te betalen voor kleding als zij zeker weten dat het niet gemaakt is door kinderarbeid.31

96% van de consumenten vindt het niet acceptabel dat producten een lage prijs hebben omdat ze zijn gemaakt door kinderarbeid32

50

U geeft aan dat een strafrechtelijk verbod het OM een duidelijk handvat geeft om mee te werken. Kan u aangeven bij wie de controle op het naleven van het verbod ligt?

Bij een strafrechtelijk verbod zal een persoon of organisatie aangifte moeten doen tegen een bedrijf dat hij/zij beschuldigt van het gebruik van kinderarbeid en dan is het aan het OM om te bepalen of deze aanklacht voldoende grond heeft om de vervolging in te zetten en aan de stafrechter voorgelegd zal worden. Er is dan geen extra autoriteit nodig die toezicht houdt op de naleving.

51

Wat is het idee van u over een verbod? Welk verbod geeft u de voorkeur?

De initiatiefnemer heeft een voorkeur voor een strafrechtelijk verbod omdat dit gekoppeld kan worden aan de Wet Economische Delicten en omdat het Openbaar Ministerie dan onderzoek kan instellen. Het OM heeft meer middelen om onderzoek te doen dan een toezichthouder, consument of maatschappelijke organisatie. Wellicht is een combinatie met het civiel recht mogelijk, omdat dan een minder zware bewijslast nodig is.

52

Wat is de stand van zaken voor wat betreft labelen van kinderarbeidsvrije kleding?

Echte labels «kinderarbeidvrij» zijn er nauwelijks of met beperkte reikwijdte. Wel bestaan er multi-stakeholder initiatieven en andere MVO initiatieven die verifiëren of een bedrijf een goed plan van aanpak/management systeem heeft en steekproefsgewijze controle.

53

Hoe kijkt u aan tegen het verplicht stellen van het labelen van kinderarbeidsvrije kleding? Bent u bereid om dit ook in de initiatiefwet op te nemen?

In de wet zouden geen initiatieven per sector moeten worden opgenomen. Eventuele labels met daarachter een degelijk controle- en verbetersysteem kunnen wel een rol spelen in bewijsvoering voor of tegen een bedrijf. Een bedrijf dat een goed gecontroleerd label voert, zal niet kunnen worden veroordeeld.

54

Heeft u rekening gehouden met de negatieve impact van het verbod op de invoer van producten op het kind die de arbeid verricht?

Ja, daarom spreekt de initiatiefnota ook over de noodzaak van flankerend beleid voor gezinnen die geraakt worden door het verbod en daardoor inkomsten missen. Dit flankerend beleid zal eruit moeten bestaan dat kinderen een alternatief geboden wordt voor de situatie waar zij in zitten. Dit kan allereerst door deelname van kinderen aan kwalitatief goed dagonderwijs te ondersteunen, door samen te werken met lokale organisaties en eventueel ook door werk – waar dat volgens ILO normen is toegestaan – minder belastend of veiliger te maken, door korter te werken, door de beloning te verhogen, door werk op een goede manier te combineren met onderwijs, door kinderen naar school te laten gaan met bijvoorbeeld een studiebeurs en hen te vervangen door volwassenen en op allerlei andere manieren. Bedrijven kunnen hier NGO’s, internationale organisaties en overheden bij om hulp vragen.

55

Zijn er andere landen in de wereld met een verbod dan wel een verbod in voorbereiding? Zo ja welke landen? En hoe hebben zij het geregeld of zijn zij voornemens het te regelen?

In Frankrijk is een wet in voorbereiding die bedrijven aanspreekt op hun zorgplicht. Deze wet gaat over alle OESO-richtlijnen, dus ook over kinderarbeid. In het Verenigd Koninkrijk is een wet gemaakt die bestuursleden aansprakelijk stelt voor onverantwoord ondernemen.

Zie ook het antwoord op vraag 56 voor de inzet op internationaal niveau.

56

U verwacht dat als de nieuwe wetgeving succesvol is meer parlementen het Nederlandse voorbeeld zullen volgen. Kan u aangeven waarop uw verwachtingspatroon is gebaseerd?

Tijdens de VN mensenrechtenraad van juni 2014 is een werkgroep ingesteld die verder aan de slag gaat met de «Guiding Principles»33:

Tijdens deze sessie is een resolutie aangenomen die onder andere het onderstaande zegt34:

«Commends the Special Representative for developing and raising awareness about the Framework based on three overarching principles of the duty of the State to protect against human rights abuses by, or involving, transnational corporations and other business enterprises, the corporate responsibility to respect all human rights, and the need for access to effective remedies, including through appropriate judicial or non-judicial mechanisms;

Deze resolutie geeft aan dat er wereldwijd momentum is om verder te gaan met de guiding principles en hier ook verplichte maatregelingen aan te verbinden.

EU Guidelines for the Rights of the Child35:

«f) Combat and discourage violations of children’s rights, in particular by:

  • Prohibiting violations of the rights of children and ill-treatment of children, in law, including criminal law, and ending impunity for violations of children’s rights;

  • Condemning at the highest level all forms of violations of children’s rights, including through their inclusion as offences in criminal law;

  • Taking effective legislative, administrative, judicial and other measures to prevent violations of children’s rights under the jurisdiction of the State and combat impunity for such violations;

  • Establishing domestic legal guarantees to promote and protect children’s rights;

  • Providing effective training for law enforcement officials and other relevant professionals working with and for children to promote the safeguard of children’s rights and ensuring compliance with international norms and instruments;»

De initiatiefnemer gaat ervan uit dat dit goede idee navolging zal vinden als blijkt dat dit verbod in te passen is binnen de internationale verdragen en regelgeving die van toepassing zijn. Binnen bijvoorbeeld sociaaldemocratische partijen in Europa wordt al langer gezocht naar werkbare voorstellen om kinderarbeid juridisch te bestrijden.

57

U schrijft dat de financiële consequenties van een verbod op producten geproduceerd door kinderarbeid nog niet bekend zijn. Kan u aangeven door wie deze financiële consequenties bepaald dienen te worden?

De belangrijkste financiële consequentie zou voort moeten komen uit een behoefte vanuit het bedrijfsleven bij steun om goed flankerend beleid op te zetten. Dit zal deels kunnen binnen bestaande initiatieven tegen kinderarbeid, zoals de «Child Labour Free Zones» en voor een deel om extra inspanning vragen. Hoe groot die inspanning is en of die alleen door Nederland kan en zal moeten worden geleverd zal pas bekend worden na inwerkingtreding van de wet.

Overig flankerend beleid kan zijn:

  • Investeren in sociale zekerheid voor kwetsbare/getroffen gezinnen

  • Kinderbeschermingprogramma’s

  • Sociale verandering stimuleren om het denken over kinderarbeid in de betreffende landen te veranderen zodat kinderarbeid niet meer als normaal wordt beschouwd

Een andere financiële consequentie zal de capaciteit zijn die het OM of een toezichthouder nodig hebben om de naleving van het verbod te controleren. De indiener verwacht dat slechts enkele zaken per jaar zullen worden aangedragen, wat de kosten voor het vervolgen van overtreders beperkt zal laten zijn. De indiener verwacht dat bedrijven die op de Nederlandse markt willen opereren hun zorgplicht nog serieuzer zullen nemen als de wet wordt aangenomen. Vervolging zal slechts zelden nodig zijn.

58

Kunt u een gedetailleerde inventarisatie maken wat effectief flankerend beleid vereist, zodat een kostenschatting voor de Nederlandse overheid kan gemaakt worden?

Zie het antwoord op vraag 57.

59

Welke administratieve lasten verwacht u voor de door u genoemde mogelijke handhavers/toezichthouders van het verbod?

Administratieve lasten in het kader van het verzamelen van bewijslast en/of het doen van controles.

60

Welke bestraffing heeft u in gedachte bij het verbod op producten gemaakt door kinderarbeid?

Zie antwoord vraag 43

61

Op welke wijze denkt u flankerend beleid voor gezinnen en weeskinderen te kunnen maken, om te voorkomen dat gezinnen en weeskinderen geheel van inkomen en daarmee voedsel verstoken raken en de kinderen gedwongen worden nog gevaarlijkere bronnen van inkomsten te zoeken?

Zie antwoord vraag 57.

62

Welke risico’s ziet u voor een verplaatsing van het probleem door een verbod op producten naar andere bronnen van inkomsten voor kinderen zoals kinderprostitutie?

Als kinderen aan hun lot worden overgelaten bestaat het risico dat zij in ander werk terecht komen. Daarom moeten lokale gemeenschappen en overheden worden betrokken bij het zorgen voor alternatieven. Het flankerend beleid zal dusdanig moeten zijn – bijvoorbeeld in specifieke productieregio’s – dat voorkomt dat kinderen niet naar ander werk verdwijnen. Daar is de initiatiefnemer van doordrongen. De initiatiefnemer weet overigens uit eigen ervaring dat uitbuiting in bijvoorbeeld de textielsector er niet voor zorgt dat meisjes niet in de prostitutie terecht komen. Veel van de Bengaalse meisjes die in India uit de prostitutie worden bevrijd, hebben daarvoor in de textielindustrie gewerkt.


X Noot
1

Kamerstuk 26 485, nr. 164.

X Noot
3

Uitspraak Cassis de Dijon: «belemmeringen van het intracommunautaire verkeer als gevolg van dispariteiten van de nationale wettelijke regelingen op de verhandelingen der betrokken producten, moeten worden aanvaard voor zover dringende behoeften, onder meer verband houdend met de doeltreffendheid der fiscale controles, de bescherming van de volksgezondheid, de eerlijkheid der handelsacties en de bescherming van consumenten, ze noodzakelijk maken».

Artikel 36 van het werkingsverdrag stelt de gronden vast waarop uitzondering is toegestaan en is van toepassing op invoer, uitvoer en doorvoer (arrest Sandoz 174/82)

«De bepalingen van de artikelen 34 en 35 vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen.»

X Noot
4

International Labour Organisation, «Marking progress against child labour. Global estimates and trends 2000–2012» 2013, pagina 4, http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_norm/---ipec/documents/publication/wcms_221513.pdf.

X Noot
5

International Labour Organistation, Convention 29, 1932, http://www.ilo.org/dyn/normlex/en/f?p=NORMLEXPUB:12100:0::NO::P12100_ILO_CODE:C029.

X Noot
6

VN aanvullend verdrag inzake de afschaffing van slaverij, de slavenhandel, en met slaverij gelijk te stellen instellingen en praktijken, 1956, artikel 1 a, http://wetten.overheid.nl/BWBV0006246/geldigheidsdatum_02-04-2014.

X Noot
10

Kamerbrief over de Nederlandse inzet voor kinderrechten, Kamerstuk 33 625, nr. 91.

X Noot
15

Kamerstuk 26 485, nr. 164.

X Noot
23

International Labour Organisation, «Marking progress against child labour. Global estimates and trends 2000–2012» 2013, pagina vii, http://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/---ed_norm/---ipec/documents/publication/wcms_221513.pdf.

X Noot
32

Market Response, december 2011, http://www.schuttelaar.nl/download/324

X Noot
35

EU Guidelines on the Rights of the Child, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cmsUpload/16031.07.pdf

Naar boven