33 961 Aanpassing van het sanctiemechanisme voor decentrale overheden van de Wet houdbare overheidsfinanciën

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 3 oktober 2014

Met veel belangstelling heb ik kennis genomen van de opmerkingen en vragen die door de verschillende fracties zijn gemaakt en gesteld bij het wetsvoorstel aanpassing van het sanctiemechanisme voor decentrale overheden van de Wet houdbare overheidsfinanciën (Kamerstukken II 2013/2014, 33 961, nr. 2). Bij de beantwoording zijn de onderwerpen geclusterd en is verder zoveel mogelijk de volgorde van het voorlopig verslag aangehouden.

De leden van de fracties van CDA en ChristenUnie hebben gevraagd hoe het correctiemechanisme zich verhoudt tot de investeringen van decentrale overheden en de in de Tweede Kamer aangenomen motie Van Hijum (Kamerstukken II 2012/2013, 33 416, nr. 26). Het correctiemechanisme is een beheersingsinstrument voor het EMU-saldo van de decentrale overheden. Wanneer de afgesproken tekortnorm structureel wordt overschreden, treedt het correctiemechanisme in werking. Met een structurele overschrijding wordt een overschrijding bedoeld van twee of meer opvolgende jaren, dit naar aanleiding van vragen van de leden van de CDA-fractie.

Door het structurele karakter van de invulling van de macronormering kan de regering niet tot het gebruik van het correctiemechanisme besluiten bij eenmalige overschrijdingen van de tekortnorm voor decentrale overheden, bijvoorbeeld veroorzaakt door hogere investeringen. In het bestuurlijk overleg kunnen, in situaties waar dat nodig is, gezamenlijk maatregelen worden afgesproken om het tekort terug te dringen. Maatregelen die aan de orde zouden kunnen zijn om het EMU-saldo van decentrale overheden te verbeteren, zijn maatregelen die de uitgaven van decentrale overheden terugdringen tot een niveau waarbij de structurele overschrijding van de tekortnorm wordt weggewerkt. Daarbij kan sprake zijn van een andere fasering van uitgaven, zoals uitgaven aan investeringen of uitgaven met een meer consumptief karakter. Het is een politiek-bestuurlijke weging of een overheid kiest om investeringen voor te laten op andere, meer consumptieve uitgaven. Dat is ook de reden dat het kabinet niet is meegegaan met een eerder voorstel van de VNG1 om het begrip maatregelen in te perken tot een drietal opties, waaronder de mogelijkheid om investeringen van decentrale overheden te faseren, uit te stellen of af te stellen.

Aan de motie Van Hijum wordt invulling gegeven via de in het financieel akkoord afgesproken tekortnormen voor het EMU-saldo van de decentrale overheden. Ten aanzien van de investeringen van decentrale overheden geldt dat de in het financieel akkoord afgesproken tekortnorm voor het EMU-saldo van de decentrale overheden voldoende ruimte biedt voor investeringen van de decentrale overheden. In het financieel akkoord is een ambitie en een norm afgesproken voor het saldopad van de decentrale overheden. De afgesproken ambitie komt overeen met de raming van het CPB voor het saldo van de decentrale overheden, na de doorrekening van het regeerakkoord, in de periode 2014–2017 ten tijde van de Startnota van dit kabinet. De afgesproken norm voor het EMU-saldo van de decentrale overheden biedt enige marge ten opzichte van de afgesproken ambitie. Hierdoor is er ruimte voor investeringen van decentrale overheden en worden deze niet onnodig beperkt. Omdat de norm ruimer is vastgesteld dan de ambitie, is er niet direct een noodzaak tot nadere maatregelen van decentrale overheden bij een eventuele afwijking van de ambitie.

Tabel 1

2013

2014

2015

2016

2017

Ambitie voor EMU-saldo medeoverheden gezamenlijk, in procenten bbp

– 0,5

– 0,3

– 0,3

– 0,2

– 0,2

Afgesproken tekortnorm voor deze kabinetsperiode, cf wetsvoorstel Hof, in procenten bbp1

– 0,5

– 0,5

– 0,5

(– 0,4)

(– 0,3)

Actuele raming EMU-saldo decentrale overheden (CPB, juniraming 2013)

– 0,3

– 0,4

– 0,3

– 0,2

– 0,2

X Noot
1

Eind 2015 wordt in bestuurlijk overleg bezien of op basis van de dan beschikbare realisaties de geprojecteerde daling in 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is.

Het EMU-saldo van de decentrale overheden gezamenlijk laat tot nu toe een gunstige ontwikkeling zien: de meest recente saldoraming van het CPB laat zien dat de decentrale overheden deze kabinetsperiode binnen de in het financieel akkoord afgesproken norm blijven. Wanneer de afgesproken macronorm voor het EMU-saldo van de decentrale overheden onverhoopt toch knellend blijkt, vindt altijd eerst bestuurlijk overleg plaats. Ook komt de ontwikkeling van het EMU-saldo van de decentrale overheden in relatie tot de in het financieel akkoord afgesproken tekortnorm twee maal per jaar aan de orde in het bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. Via de budgettaire nota’s van het kabinet wordt ook de Tweede Kamer periodiek geïnformeerd over de ontwikkeling van het EMU-saldo van de decentrale overheden in relatie tot de voor de decentrale overheden geldende tekortnorm, dit in reactie op vragen van de leden van de fractie van het CDA om enerzijds het gesprek aan te gaan met de koepels over het correctiemechanisme en de relatie met de investeringen van decentrale overheden en anderzijds de Tweede Kamer periodiek te informeren over het EMU-saldo van de decentrale overheden in relatie tot de investeringen van decentrale overheden.

De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd naar de mogelijkheid in het correctiemechanisme om kortingen op te kunnen leggen aan decentrale overheden. Het correctiemechanisme kent meer stappen dan het huidige sanctiemechanisme in de Wet hof. De term maatregelen biedt, zoals IPO ook in zijn advies stelt3, meer mogelijkheden voor maatwerkoplossingen en/of -afspraken dan alleen een financiële sanctie, zoals het huidige artikel 6 van de Wet Hof regelt. Het opleggen van maatregelen uit hoofde van het correctiemechanisme, met als uiterste middel het opleggen van financiële kortingen aan de decentrale overheden, is pas aan de orde als de – via bestuurlijk overleg vastgestelde verbeterplannen – niet tot het gewenste resultaat leiden. Bestuurlijk overleg heeft een belangrijke plaats in de Wet Hof, het kabinet hecht sterk aan een gelijkwaardige relatie tussen Rijk en decentrale overheden. Zij worden steeds in bestuurlijk overleg betrokken bij voor hen belangrijke beslissingen. De decentrale overheden hebben daarmee steeds alle ruimte om de voor hen relevante belangen in te brengen. Het kabinet is van mening dat het – in uiterste instantie – kunnen opleggen van kortingen aan decentrale overheden bij een structurele overschrijding van de vastgestelde tekortnorm noodzakelijk is als instrument ter beheersing van het EMU-saldo. Dit is conform het amendement Koolmees c.s. (Kamerstukken II 2012/2013, 33 416, nr. 23).

De leden van de fracties van CDA en CU hebben gevraagd naar het gebruik van ramingsgegevens in het correctiemechanisme. Het correctiemechanisme beoogt het EMU-saldo van de decentrale overheden te kunnen beheersen. Beheersing van het EMU-saldo dient zoveel mogelijk vooraf plaats te vinden, om verrassingen achteraf te voorkomen. Daarom is het noodzakelijk om bij de toepassing van het correctiemechanisme ook naar ramingsgegevens te kijken en niet alleen naar realisatiecijfers. Het kabinet staat positief tegenover de suggestie van de leden van de CDA-fractie om het in uiterste instantie kunnen opleggen van kortingen aan de decentrale overheden uit hoofde van het correctiemechanisme pas toe te passen als op realisatiebasis sprake is van een overschrijding van de tekortnorm. Gebruikmaken van cijfers op realisatiebasis voorkomt dat een geraamde overschrijding van de tekortnorm leidt tot sancties. Een nota van wijziging met die strekking is aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Antwoord op adviesaanvraag wijziging Wet Hof, dd. 17 februari 2014, bijlage bij Kamerstukken II 2013/2014, 33 961, nr. 3.

X Noot
3

Antwoord op adviesaanvraag wijziging Wet Hof, dd. 25 maart 2014, bijlage bij Kamerstukken II 2013/2014, 33 961, nr. 3.

Naar boven