Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 33949 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 33949 nr. 7 |
Vastgesteld 31 oktober 2014
De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
Blz. |
Inleiding |
1 |
Kredietverlening aan het MKB |
2 |
Belemmeringen in huidige regelgeving |
3 |
Doel van de wet |
4 |
Afbakening van kredietunies |
5 |
Toezicht |
6 |
Resultaten consultatie |
8 |
Gevolgen voor het bedrijfsleven |
8 |
Artikelsgewijze toelichting |
8 |
Advies van afdeling advisering van de Raad van State en reactie van de indieners |
9 |
Overig |
10 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefvoorstel Wet toezicht kredietunies van de leden Van Hijum en Agnes Mulder. Zij hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het initiatiefwetsvoorstel Wet toezicht kredietunies en complimenteren de indieners. Het MKB verkeert in zwaar weer en de kredietverlening stokt. De leden van de PvdA-fractie delen de analyse van de indieners dat er meer bronnen ter financiering van het MKB beschikbaar moeten komen. Kredietunies kunnen een welkome aanvulling vormen op bankfinanciering. De leden van de PvdA-fractie vragen daarbij wel aandacht voor de voorwaarden waaronder kredietunies financiering verstrekken. Zijn er voorbeelden bekend van tarieven in andere landen waar kredietunies al actief zijn? Zijn de tarieven concurrerend? Wat bepaalt het succesvol zijn van kredietunies als alternatieve financieringsbron?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel, dat beoogt binnen de daarvoor geboden ruimte in de voor banken geldende communautaire regels, te voorzien in een vergunningstelsel voor en doorlopend toezicht op kredietunies.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefvoorstel Wet toezicht kredietunies. Deze leden staan positief tegenover voorstellen die bijdragen aan de verbetering van het verlenen van financiering aan het MKB, temeer nu de kredietverlening aan ondernemers de afgelopen jaren sterk is afgenomen.
Naar aanleiding van het genoemde voorstel hebben de leden van de PVV-fractie nog een aantal vragen en opmerkingen.
De initiatiefnemers stellen dat in tegenstelling tot veel andere landen binnen en buiten Europa, Nederland tot voor kort geen kredietunies kende. Zij gaan echter niet in op de bestaande wettelijke regimes in andere landen. De leden van de PVV-fractie vragen daarom nader in te gaan op de bestaande wettelijke regimes in het buitenland, daar dit fenomeen in bepaalde landen, zoals in de Verenigde Staten, relatief wijdverbreid is.
Daarnaast merken de leden van de PVV-fractie op dat Nederland het enige land is waar kredietunies niet toegankelijk zijn voor consumenten. Wat is het oordeel van de initiatiefnemers hierover?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De groei van kredietverlening aan het MKB is sinds het begin van de kredietcrisis afgenomen. Hier liggen verschillende oorzaken aan ten grondslag, waar aanbodbeperking er één van is. Kredietunies kunnen een bijdrage leveren door gemeenschappelijke geldmiddelen beschikbaar te stellen binnen een besloten kring van MKB-ondernemers. Op dit moment kent Nederland geen passend toezichtkader voor kredietunies en dit wetsvoorstel beoogd een kader te stellen, passend bij de beperkte aard van de activiteiten van kredietunies. Deze leden staan positief tegenover dit initiatief, maar leggen de initiatiefnemers graag enkele aanvullende vragen voor.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor een Wet toezicht kredietunies. Deze leden onderkennen dat MKB-ondernemingen beperkte toegang hebben tot kredietverlening en zijn daarom voorstander van het benutten van alternatieve financieringsmogelijkheden om de kredietverlening weer op gang te brengen. Zij willen de initiatiefnemers graag enkele vragen voorleggen.
Kredietverlening aan het MKB
De leden van de D66-fractie vragen welke groeiontwikkeling de initiatiefnemers verwachten van het aantal kredietunies en van de totaal uitstaande middelen via kredietunies?
Deze leden vragen hoe de initiatiefnemers het risico inschatten dat er vanuit de onderlinge betrokkenheid binnen kredietunies een grotere bereidheid bestaat om leden grotere risico’s te laten nemen, met mogelijk negatieve gevolgen voor de solvabiliteit? Deze leden vragen in hoeverre het voorliggende wetsvoorstel hierop inspeelt.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er vele en uiteenlopende oorzaken ten grondslag liggen aan de beperkte toegang tot kredietverlening aan het MKB. Deze leden vragen de initiatiefnemers voor welke van deze problemen de kredietunies mogelijk een oplossing zullen bieden.
Blijkens de memorie van toelichting vragen in Nederland, vergeleken met andere landen in de eurozone, relatief weinig MKB-ondernemingen krediet aan en wordt een relatief groter deel van deze aanvragen afgewezen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers welke verklaringen hiervoor zijn te geven en of andere landen meer dan Nederland reeds werken met alternatieve financieringsbronnen voor het MKB. Zij vragen de initiatiefnemers tevens wat de ervaringen zijn met kredietunies in andere landen binnen de eurozone.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers aan te geven welke alternatieven zij zien voor het verbeteren van de toegang tot krediet bij het MKB.
Belemmeringen in huidige regelgeving
In welke zes staten van de Unie is er een uitzondering van het toepassingsgebied van de richtlijn voor kapitaalsvereisten, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Op welke gronden is de uitzondering verkregen?
De leden van de SP-fractie lezen dat onder de Wet toezicht kredietunies, de kredietunies voor het eerst opvorderbare gelden van leden kunnen aantrekken en niet langer alleen als bemiddelingsmodel of met perpetuele ledencertificaten hoeven te werken. Daarnaast kunnen kredietunies geld van professionele marktpartijen aantrekken. Genoemde leden willen graag weten welke marktpartijen dit kunnen zijn. Deze leden willen vervolgens weten of dit nieuwe model van kredietverstrekking niet opnieuw een kredietbubbel doet ontstaan. En zij willen weten of het lagere solvabiliteitspercentage van de nieuwe vorm van kredietverstrekking zorgt voor een hoog risico voor de deelnemende bedrijven. Onder de huidige regels voor banken is het solvabiliteitspercentage veel hoger. Is het risico dat uitlenende bedrijven lopen acceptabel als het solvabiliteitspercentage niet zo hoog hoeft te zijn als dat bij banken? En kunnen bij een ongunstige economie de slechtlopende bedrijven de goede meetrekken de slechte richting op?
De leden van de PVV-fractie merken op dat de initiatiefnemers voor wat betreft de belemmeringen in de huidige wet- en regelgeving slechts aangeven dat kredietunies aan strenge vereisten met betrekking tot de bedrijfsvoering en soliditeit moeten voldoen. Dit wordt echter niet nader toegelicht. De leden van de PVV-fractie vragen om een vergelijkend schematisch overzicht van de huidige wetgeving voor kredietunies en de «verbetering» door dit voorstel ten opzichte daarvan (gaarne per onderdeel uitgesplitst).
De leden van de D66-fractie lezen dat de initiatiefnemers stellen dat het toezichtkader voor kredietunies dat wordt voorgesteld in voorliggend wetsvoorstel onvergelijkbaar is met de wettelijke regimes voor kredietunies in andere lidstaten vanwege de specifieke historische context. Deze leden vragen of de initiatiefnemers nader kunnen toelichten welke hoofdpunten wezenlijk verschillen van de nationale toezichtkaders voor kredietunies die zijn ingesteld in zes andere EU-lidstaten.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de huidige structuren geen ruimte bieden om kredietunies echt tot ontwikkeling te laten komen. Waarop is deze stelling gebaseerd, zo vragen deze leden? Nu is er immers ook sprake van functionerende kredietunies zonder bankvergunning. Kunnen de initiatiefnemers concreet aangeven tegen welke belemmeringen deze bestaande kredietunies aanlopen bij hun verdere ontwikkeling?
Blijkens de memorie van toelichting is in artikel 2 van de richtlijn kapitaalvereisten voorzien in een uitzondering van het toepassingsgebied van de richtlijn voor kredietunies uit een zestal staten van de Unie. Deze lidstaten hanteren hierbij een nationaal toezichtsregime. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers om welke landen het hierbij gaat en hoe deze landen – op hoofdpunten – het toezichtsregime hebben ingevuld, met name ten aanzien van het vergunningenregime en de solvabiliteitseis.
Doel van de wet
Waarom is gekozen voor een maximum van de beheerde activa van 100 miljoen euro en maximaal 25.000 leden, vragen de leden van de VVD-fractie? Waarop is deze grens gebaseerd? Welke impact heeft de grens op de risico’s? In hoeverre is er bij 25.000 betrokken ondernemers nog sprake van onderlinge en persoonlijke betrokkenheid van de deelnemers bij de kredietunie?
In hoeverre wordt de indicatie van de grenzen door de Autoriteit Financiële Markten (AFM), DNB en het Ministerie van Financiën onderschreven, vragen de leden van de VVD-fractie. Deze moeten straks nog in lagere regelgeving worden vastgesteld. Worden deze grenzen daarin dan ook daadwerkelijk gehanteerd?
De leden van de SP-fractie vernemen dat dit wetsvoorstel problemen oplost die bestaande kredietunies en kredietunies in oprichting ondervinden omdat zij geen bankvergunning kunnen krijgen. Deze leden vragen zich af of bedrijven en particulieren die kredietverstrekking onderling willen regelen op andere manieren dan in een kredietunie ook onder de Wet toezicht kredietunies kunnen opereren. De leden vernemen graag of er in de toekomst meer wetten zullen volgen die al deze verschillende manieren wettelijk regelen. De leden van de SP-fractie vragen of het wettelijk vastleggen van toezicht op kredietunies het veelomvattende probleem van het gebrek aan kredietverstrekking aan succesvolle en minder succesvolle MKB-bedrijven oplost. En krijgen grote groepen kleine bedrijven, die minder succesvol zijn of lijken, met de invoering van de Wet toezicht kredietunies wel toegang tot het krediet dat zij nodig hebben om te overleven of te groeien?
De initiatiefnemers kiezen ervoor te bewerkstelligen dat een kredietunie met zetel in Nederland een bij ministeriële regeling te bepalen maximale omvang van het totaal aan aangetrokken opvorderbare gelden mag hebben van 100 miljoen euro en daarnaast maximaal 25.000 leden mag hebben. De leden van de PVV-fractie willen hierbij weten waarom de initiatiefnemers precies voor deze aantallen hebben gekozen.
Het wetsvoorstel beoogt kredietunies waarvan het totaal aan aangetrokken opvorderbare gelden niet groter is dan 10 miljoen euro vrij te stellen van het verbod in artikel 2:54o van de wet om zonder een daartoe door DNB verleende vergunning in Nederland het bedrijf uit te oefenen van kredietunie. Waarom hebben de initiatiefnemers voor deze grens van 10 miljoen euro gekozen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Dezelfde vraag willen deze leden stellen over de grens van 100 miljoen euro en 25.000 leden voor kredietunies in het algemeen die geen bankvergunning nodig hebben.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden de initiatiefnemers zien om ook bij kredietunies van beperkte omvang een vorm van bescherming te bieden aan de verschaffers van opvorderbare gelden, zeker als het gaat om een relatief beperkt aantal verschaffers met een relatief hoge inleg. Aan welke andere minimumnormen moeten kredietunies van beperkte omvang volgens de initiatiefnemers voldoen, zo vragen genoemde leden? Hebben de initiatiefnemers ook een zeer beperkte vorm van toezicht overwogen voor deze kredietunies van beperkte omvang?
Afbakening van kredietunies
Waarom moeten kredietunies verplicht de rechtsvorm van coöperatie aannemen, vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom kunnen er geen andere rechtsvormen worden aangenomen?
De afbakening van kredietunies roept vragen op bij de leden van de PvdA-fractie. Een kredietunie is een coöperatie waarvan leden op grond van beroep of bedrijf zijn toegelaten. Dit maakt zeer brede samenwerkingsverbanden mogelijk. Is het voor toezichthouders mogelijk om in te grijpen als zij niet het gevoel hebben dat sprake van een «common bond»? Zijn er minimumtoetredingsvereisten? Is het voor leden mogelijk collega-leden uit de coöperatie te zetten als geen sprake blijkt te zijn van een «common bond»? Is het mogelijk een kredietunie tussen zzp’ers te vormen?
De kredietunie kan alleen de coöperatie als rechtsvorm hanteren. Zijn de oprichters van een kredietunie vrij in hun keuze voor een coöperatie met of zonder onbeperkte aansprakelijkheid? Indien deze keuze bestaat, wat zijn hiervan de eventuele fiscale gevolgen? Indien een kredietunie met onbeperkte aansprakelijkheid mogelijk is, in hoeverre kan dan nog gesteld worden dat de kredietunie voor eigen rekening kredieten verstrekt, vragen de leden van de fractie van de PvdA?
De leden van de SP-fractie lezen dat de rechtsvorm van een kredietunie een coöperatie is die wordt gevormd door de leden. Genoemde leden vragen zich af hoe de belangen binnen deze coöperatie verdeeld zijn. In de puurste vorm van het coöperatiemodel hebben alle leden (in dit geval de uitleners en de leners) evenveel zeggenschap. De leden vragen zich af of de lenende partijen evenveel zeggenschap hebben als de uitlenende partijen. En hebben grote inleggers meer zeggenschap dan kleine inleggers? Deze leden maken zich zorgen over de potentieel grote invloed die grote inleggers hebben op de branche. Bestaat het risico dat grote inleggers geen geld willen lenen aan bedrijven die zij als bedreiging zien?
De leden van de SP-fractie lezen dat een kredietunie in de eerste plaats een organisatie is waarbij tussen de leden een «common bond» bestaat – een gemeenschappelijk gedeeld belang van de leden. De leden van de fractie van de SP vragen zich af wie bepaalt welk bedrijf er binnen de «common bond» valt. De leden van de SP-fractie vragen zich bovendien af wat het effect is van het succes van een kredietunie binnen een branche op vernieuwing in die branche. Is het zo dat vernieuwende initiatieven die niet binnen de definitie van de branche vallen het risico lopen om geen financiering te krijgen?
Uit de memorie van toelichting maken de leden van de ChristenUnie-fractie op dat de initiatiefnemers waarde hechten aan de onderlinge betrokkenheid en controle. Bij welk ledenaantal is volgens de initiatiefnemers een bepaalde mate van wettelijk toezicht gerechtvaardigd, zo vragen deze leden?
Toezicht
Het is door artikel 2:54o van de wet straks verboden om zonder vergunning een kredietunie op te richten of in bedrijf uit te oefenen, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Hoe moet dit verbod gezien worden in relatie tot de kredietunies met perpetuele/eeuwigdurende ledencertificaten die nu al actief zijn of nog willen worden? Vallen deze kredietunies straks ook onder het verbod? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot de (generieke) vrijstelling voor kleine kredietunies?
Hoe zal worden voorzien in regels ter limitering van de risicoconcentratie, aangezien dit bij een branche- of regiokredietunie toch een evident concentratierisico kan zijn, zo vragen de leden van de fractie van de VVD?
De leden van de fractie van de VVD willen graag weten waarom wordt gekozen voor een minimumbedrag aan eigen vermogen van 500.000 euro? Waarom is er gekozen voor een absoluut minimum eigen vermogen en niet voor een relatief minimumbedrag aan eigen vermogen?
Waarom wordt gekozen voor een solvabiliteitspercentage van 10% van de totale ongewogen risicoblootstelling, vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom is er niet gekeken naar een gewogen risicoblootstelling?
De leden van de VVD-fractie lezen dat voor de liquiditeit wordt aangesloten bij de systematiek van het voor banken geldende regime. In hoeverre is hier dan sprake van een lichter regime? Hoe wordt gezorgd dat dit toch een lichter regime is?
Waarom is het verlichte regime voor kredietunies alleen van toepassing op kredietunies met een zetel in Nederland, vragen de leden van de VVD-fractie. Wat zijn de voor- en nadelen van deze beperking? Waarom is de bescherming van de geldverschaffers van een kredietunie daarmee effectiever?
In hoeverre is er sprake van een verlicht regime als gekeken wordt naar het solvabiliteitspercentage van 10% bij de kredietunies ten opzichte van banken? Zo nee, waarom is hier dan voor gekozen, aldus de leden van de VVD-fractie.
Hoe wordt in het kader van het risicomanagement van kredietunies op grond van artikel 3:17 van de wet voorzien in een stelsel van limieten om concentraties van risico’s bij één wederpartij, of groep van verbonden wederpartijen te beheersen, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
De leden van de fractie van de VVD willen graag weten waarom is gekozen voor een vrijstelling van kredietunies met de beheerde activa onder 10 miljoen euro. Waarom is de grens niet hoger of lager? Waarop is deze grens gebaseerd? Welke impact heeft de grens op de risico’s? In hoeverre moeten de kredietunies die onder de vrijstelling vallen zich nog wel melden bij De Nederlandsche Bank (DNB) of moeten zij een vrijstelling aanvragen? Hoe werkt de procedure van vrijstelling? Welke kosten zijn daaraan eventueel verbonden?
In hoeverre wordt de indicatie van de grenzen door de Autoriteit Financiële Markten (AFM), DNB en het Ministerie van Financiën onderschreven, vragen de leden van de VVD-fractie. Deze moeten straks nog in lagere regelgeving worden vastgesteld. Worden deze grenzen daarin dan ook daadwerkelijk gehanteerd?
Het initiatiefvoorstel voorziet in een aangepast toezichtsmodel voor kredietunies, lezen de leden van de PvdA-fractie. Onder huidige en onder Europese wetgeving is thans een bankvergunning vereist voor kredietunies. Om deze initiatiefwet te laten slagen is medewerking uit Brussel nodig, aangezien de in te voeren Nederlandse kredietunie moet worden toegevoegd aan de lijst van kredietunies die een uitzondering genieten op de richtlijn kapitaalvereisten. In hoeverre bestaat er zicht op of de Europese Commissie hier haar medewerking aan wil verlenen? Is het een bezwaar dat de Nederlandse kredietunie niet de traditie kent die de kredietunie in andere landen, zoals Ierland, wel kent? De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de wet volledig geïmplementeerd dient te zijn voordat de uitzondering aan de richtlijn kan worden toegevoegd. Is het mogelijk dat wijzigingen in de wet verlangd worden voordat deze uitzondering kan worden toegevoegd? Indien dit noodzakelijk is, wordt dit tijdig met de Kamer overlegd, zodat het wetswijzigingsproces niet onnodig stroperig wordt?
De leden van de PvdA-fractie hebben met enthousiasme kennisgenomen van de inrichting van het toezicht op kredietunies die onder de regeling vallen. De leden van de PvdA-fractie hebben het gevoel dat dit aansluit bij de aard en grootte van de organisaties. In de uitvoering zal aan maatwerk echter veel aandacht moeten worden besteed om onnodige bureaucratie te voorkomen. De leden van de PvdA-fractie zouden graag zien dat in de zeggenschapsstructuur meer aandacht is voor interne controle en transparantie. Is het mogelijk om het toezicht te houden op de interne verslaggeving aan leden of een raad van toezicht?
In het wetsvoorstel zijn kredietunies met minder dan 10 miljoen euro aan opvorderbare gelden niet vergunningsplichtig. De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen over deze hoge grens en vrezen misbruik, wellicht zelfs in de criminele sfeer. In het verleden zijn consumenten, maar ook bedrijven, vaak opgelicht om te participeren in fondsen waar geen toezicht op bestond. Investeerders werden gelokt met beloftes van torenhoge rendementen. Deze drempel van 10 miljoen euro maakt nieuwe vormen van oplichting en fraude mogelijk in de vorm van kredietunies. In hoeverre worden deze zorgen gedeeld? Is het mogelijk een zeer minimaal toezicht in te voeren voor kleine kredietunies, waarbij in ieder geval op criminele antecedenten wordt gecontroleerd, vragen de leden van de fractie van de PvdA?
De leden van de CDA-fractie zien dat met het wetsvoorstel een nieuwe mogelijkheid wordt gecreëerd voor met name het kleinere MKB om aan bedrijfsfinanciering te komen. Deze leden vragen de initiatiefnemers hoe kan worden geborgd dat er geen misbruik van een lichter toezichtregime kan worden gemaakt, nu de AFM en DNB in veel lichtere mate bij deze vorm van financiering zijn betrokken? En op welke manier speelt zelfregulering een rol? De leden vragen de initiatiefnemers waar de balans zit in het soms noodzakelijke toezicht op financiële instellingen en de ruimte die een kredietunie in het wetsvoorstel krijgt. Kunnen de indieners aangeven hoe met het wetsvoorstel wordt geborgd dat ondernemers die een kredietunie oprichten niet toch aan allerlei regels moeten voldoen die het onaantrekkelijk maken om een kredietunie te starten?
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers een verwachting uit te spreken over hoe de Europese Commissie zal reageren op een verzoek van Nederland om een uitzondering te krijgen op de richtlijn voor toezicht op kredietunies.
Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie de initiatiefnemers om te verduidelijken waar de indicatieve vrijstellingsgrens op toezicht van 10 miljoen euro aangetrokken opvorderbare gelden op is gebaseerd en hoe deze gehandhaafd gaat worden. Kunnen de indieners aangeven of de grens van 10 miljoen euro niet te laag is om potentieel succesvolle kredietunies in de groei te beknotten?
De initiatiefnemers kiezen er voor om kredietunies met een, naar omvang van de aangetrokken opvorderbare gelden gemeten, beperkte omvang van niet meer dan 10 miljoen euro vrij te stellen van het verbod in artikel 2:54o van de wet om zonder een daartoe door DNB verleende vergunning in Nederland het bedrijf uit te oefenen van kredietunie. Daarmee worden kredietunies tot 10 miljoen euro dus uitgezonderd van het prudentieel toezicht van DNB en het gedragstoezicht van AFM. De leden van de PVV-fractie willen graag weten waarom de initiatiefnemers precies voor 10 miljoen euro als grens hebben gekozen en welke risico’s ontstaan doordat het toezicht wegvalt voor zowel kapitaalverschaffers als voor kredietontvangers.
Ten slotte introduceren de initiatiefnemers met dit voorstel een afzonderlijke vergunning voor kredietunies met de daarbij horende bedrijfsregels. De initiatiefnemers stellen hierbij dat deze bedrijfsregels afgestemd zijn op de aard, omvang, risico’s en complexiteit van de werkzaamheden van kredietunies. De leden van de PVV-fractie zouden graag per genoemde eis willen weten hoe de initiatiefnemers tot de conclusie zijn gekomen dat deze beter is afgestemd op de werkzaamheden van de kredietunies.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers de keuze voor een minimum eigen vermogen van 500.000 euro nader te onderbouwen, temeer daar dit bedrag aanzienlijk lager dan het bedrag van 5 miljoen euro dat voor banken geldt. Tevens vragen genoemde leden de initiatiefnemers of zij ook een minimum bedrag aan eigen vermogen in gedachten hebben voor kredietunies van beperkte omvang.
Gevolgen voor het bedrijfsleven
De totale doorlopende toezichtkosten van DNB worden geschat op 14.000 euro, lezen de leden van de fractie van de VVD. Waarop is deze kosteninschatting gebaseerd? Op hoeveel kredietunies is dit gebaseerd? Wat zijn de totale doorlopende toezichtkosten van de AFM?
Resultaten consultatie
De leden van de fractie van de VVD vragen of door de initiatiefnemers is gesproken met het Network for European Credit Unions dat de in de diverse lidstaten geldende regels voor kredietunies en de relatie tot de richtlijn kapitaalsvereisten beziet en zich inzet voor passende wettelijke regimes voor kredietunies. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat in de consultatie de omschrijving van het begrip «kredietunie» vragen opriep. Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke activiteiten volgens hen wel en niet zouden moeten worden toegestaan aan een kredietunie?
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1:1
Wat betekent de gekozen definitie voor een kredietunie die werkt met perpetuele ledencertificaten? Mag deze vorm nog een kredietunie worden genoemd, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
Leden van de kredietunie worden op grond van hun beroep of bedrijf toegelaten tot het lidmaatschap van de coöperatie. Hoe moet dit gezien worden in relatie tot kredietunies die actief zijn in een bepaalde regio, vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom is het doel van de wetgeving voor kredietunies om het mogelijk te maken dat ondernemers in een bepaalde branche of regio zich verenigen in een kredietunie en waarom is het doel niet breder (bijvoorbeeld ook bedrijven in een productketen)?
Advies van afdeling advisering van de Raad van State en reactie van de indieners
De Raad van State constateert dat de vormgeving van de kredietunies in Nederland niet aansluit bij die in andere landen. Volgens de initiatiefnemers zijn de regimes onvergelijkbaar qua reikwijdte en aard van de regulering, zo lezen de leden van de fractie van de VVD. Wat zijn de verschillen tussen de regeling voor de Nederlandse kredietunies en de reeds goedgekeurde kredietunies elders in Europa, onder meer qua reikwijdte en aard van de regulering, maar ook qua grenzen (minimum/maximum/vrijstelling)? Wat is de kans dat er in de toekomst een meer geharmoniseerde EU-regelgeving komt voor kredietunies?
Welke gevolgen kan de gekozen lijn hebben voor de uiteindelijke goedkeuring van de uitzondering in het kader van de richtlijn kapitaalsvereisten, zo vragen de leden va de VVD-fractie. In hoeverre beperkt dit de kansen op een uitzondering? Zijn er voorbeelden van landen waar kredietunies geen uitzondering toegekend hebben gekregen? Zo ja, voor welke landen is dit het geval en wat waren de eventuele redenen voor de afwijzing?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners informeel overleg over de wet hebben gevoerd met de diensten van de Europese Commissie. De EC zal formeel echter pas een standpunt kunnen innemen, nadat Nederland een concreet verzoek zal hebben ingediend voor een uitzondering. Wat zijn de signalen vanuit het informeel overleg? Wat zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de genoemde uitzondering?
Waarom zijn de initiatiefnemers afwijzend ten aanzien van het punt van informatievoorziening? De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat informatievoorziening cruciaal is voor deelnemers om hun (eigen) verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Hoe is de informatievoorziening elders in de Wet financieel toezicht geregeld? In hoeverre is het leden van een kredietunie altijd duidelijk dat ze bereid zijn om risico en rendement met elkaar te delen? Waaruit blijkt dat de leden weten welke risico’s met deelname gepaard gaan? Hoe moet het rendement met elkaar delen gezien worden ten opzichte van het feit dat een kredietunie geen winstoogmerk heeft? Is het dan niet meer het risico delen?
De Raad van State is van mening dat delegatie aan een Minister beperkt dient te blijven tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van detail van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld, merken de leden van de VVD-fractie op. Daarvan is in dit geval geen sprake, aldus de Raad van State. Waarom worden zaken als de grens voor vrijstelling van kredietunies met beheerde activa onder 10 miljoen euro niet opgenomen in de wet? Waarom wordt het maximum voor kredietunies met beheerde activa tot 100 miljoen euro en minder dan 25.000 leden niet in de wet opgenomen?
De Raad van State wijst erop dat, doordat alle leden van de kredietunie in hetzelfde segment van de economie opereren, een verslechtering van de economie dat segment onevenredig kan treffen. De kredietunie kan daardoor, eerder dan reguliere banken, in zwaar weer komen. Dit concentratierisico is volgens de Raad van State een reden om niet te gemakkelijk de solvabiliteitseisen en andere voorwaarden met betrekking tot het risicomanagement te verlichten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers in dit verband de keuze voor een solvabiliteitseis van 10% nader te onderbouwen.
Overig
Wat zijn de ervaringen in het buitenland met de financiële stabiliteit en soliditeit van kredietunies, vragen de leden van de VVD-fractie Zijn er in het verleden kredietunies «omgevallen», zo ja, wat waren daar de oorzaken c.q. aanleidingen voor? Wat zou er in Nederland gebeuren bij het «omvallen» van een kredietunie?
Wat is het niveau van prudentieel en gedragstoezicht? En in hoeverre wordt de wet op deze punten nog geëvalueerd, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
De leden van de fractie van de VVD vernemen graag de reactie van de initiatiefnemers op de punten vier tot en met zeven van de input van de Samenwerkende Kredietunies bij het wetsvoorstel.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Duisenberg
De griffier van de commissie, Berck
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33949-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.