Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33877 nr. 17 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33877 nr. 17 |
Vastgesteld 8 april 2014
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft op 31 maart 2014 overleg gevoerd met Minister-President, Minister Rutte van Algemene Zaken en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 19 februari 2014 houdende de Staat van de Europese Unie 2014 (Kamerstuk 33 877, nr. 1).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Keulen
Voorzitter: Van Miltenburg
Griffier: Van Toor/Van Haaster
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Bontes, Klaver, Madlener, Maij, Van Miltenburg, Omtzigt, Ouwehand, Pechtold, Segers, Verheijen,
en negen leden van het Europees Parlement, te weten: Van Baalen, Belder, Berman, Van Dalen, Eickhout, De Jong, De Lange, In 't Veld, Van der Stoep,
en Minister-President, Minister Rutte van Algemene Zaken, en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 11.15 uur.
De voorzitter: Ik open dit notaoverleg in de plenaire zaal. Ik heet de Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken, de mensen op de publieke tribune en in de zaal en de mensen die buiten deze zaal op een andere manier dit debat volgen, van harte welkom. Ik constateer dat het druk is voor een debat in de plenaire zaal.
Ik wijs erop dat het een beetje een ander debat is dan we gewend zijn. Voordat we beginnen, zal ik even een paar afspraken doorlopen. We hebben vandaag negentien sprekers in dit debat. De spreektijden zijn door de commissie zelf bepaald in de procedurevergadering. Als er verschillende sprekers van dezelfde partij zijn, kunnen zij het totaal aan spreektijd over meerderen verdelen. Dat moeten ze dan wel even van tevoren aan mij doorgeven. Ik zal de spreektijden behoorlijk strikt hanteren.
Er doen leden aan het debat mee die lid zijn van de Tweede Kamer, maar er doen ook leden mee die geen lid zijn van de Tweede Kamer, maar wel van het Europees Parlement. Wij hebben daarvoor een speciale regeling in het Reglement van Orde. Deze regeling houdt in dat de leden van het Europees Parlement hier mogen spreken. Leden van de Tweede Kamer mogen hun ook vragen stellen, want de leden van het Europees Parlement zijn hier aanwezig om inlichtingen te verschaffen. De leden van het Europees Parlement mogen echter geen vragen stellen aan de leden van de Tweede Kamer en ook niet aan de leden van het kabinet, ook niet per ongeluk tóch. Ik zal daar tijdens dit debat streng op toezien. Anders zijn we vandaag heel lang bezig. De deelnemers aan het debat hebben alle andere afspraken op papier gekregen. Zij kunnen mij ook altijd vragen daarover stellen.
Het woord is allereerst aan de heer Mark Verheijen van de VVD-fractie.
De heer Verheijen (VVD): Voorzitter. «Vandaag houden we een debat over de Staat van de Europese Unie onder bijzondere omstandigheden. Hopelijk treffen we de unie volgend jaar aan in een betere staat.» Dat waren mijn afsluitende woorden vorig jaar bij het debat hier in deze zaal. Het is vandaag tijd om de balans op te maken. Staat de unie er beter voor, is zij beter in staat om de uitdagingen aan te kunnen?
Alvorens ik daarop inga, wil ik eerst een aantal woorden over Turkije opmerken. Worstelend met corruptieschandalen steekt Erdogan een middelvinger op naar zijn eigen bevolking en naar de EU door zaken als Twitter en YouTube te verbieden en de rechtsstaat en de vrijheid van meningsuiting nog verder aan te tasten. Ik heb twee vragen. Kan een land als Turkije dat Twitter en YouTube afsluit, lid worden van de EU? Wat moet Turkije doen voordat er daadwerkelijk iets gedaan wordt vanuit de EU, en niet enkel verontwaardiging wordt uitgesproken, zoals het bevriezen van de pretoetredingsgelden? Ik hoor graag een reactie van het kabinet op dat punt.
De vraag van de VVD in dit debat vandaag luidt: hoe zorgen we ervoor dat Europa ons land vrijer, veiliger en welvarender maakt? Die vraag staat voor ons centraal.
De heer Pechtold (D66): Dit is de derde keer in anderhalf jaar tijd dat de VVD zich zo stevig uitlaat over Turkije, in woorden maar vooral ook in krantenberichten. Maar als dan vervolgens een voorstel wordt ingediend om de daad bij het woord te voegen, zegt de heer Verheijen: daar is geen breed draagvlak voor. Dat doen we dus dan maar weer niet. Wat zijn die woorden nu waard?
De heer Verheijen (VVD): Volgens mij is de VVD altijd helder geweest. Wij zijn geen voorstander van het eenzijdig vanuit Nederland stoppen met de toetredingsonderhandelingen. Dat is niet in het Nederlandse belang. Voorts zijn wij wel voorstander van het korten, het kunnen bevriezen en het kunnen afpakken van pretoetredingsgelden. Daar hebben we vorig jaar een voorstel voor gedaan. Dat is meegenomen.
In deze nieuwe periode van de begroting is dat mogelijk. Ik denk dat we op dit punt echt stappen vooruit hebben gezet. De vraag is wat er moet gebeuren voordat het wordt ingezet. Ik ben er voorstander van om het daadwerkelijk op enig moment in te zetten als Turkije steeds verder de rechtsstaat en de vrijheid van meningsuiting aantast.
De heer Pechtold (D66): De woorden «daadwerkelijk op enig moment» vind ik veel te vaag. Wij kunnen allemaal zien dat er in Turkije zaken gebeuren die ons als rechtgeaarde democraten niet zinnen. De bevolking van Turkije is echter als eerste aan zet. Op dit moment is zij mans genoeg om bijvoorbeeld al die idiote dingen rond Twitter en Facebook te ontduiken. Dat laat zien dat regimes die dachten dat allemaal te regelen zoals dat in de twintigste eeuw gebeurde, het onderspit delven of moeten bewegen. Maar «daadwerkelijk op enig moment» vind ik veel te vaag voor de grootste partij hier, de partij die ook een Minister-President in het vak heeft zitten die daar praat.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
De heer Pechtold (D66): Ik stel de volgende vraag aangezien het de derde keer is in anderhalf jaar dat deze stevige woorden worden gesproken, en daarmee bedoel ik niet «daadwerkelijk op enig moment». Wat is de opstelling van de VVD?
De heer Verheijen (VVD): De heer Pechtold is altijd goed in het goedpraten van dit soort zaken, maar wij doen dat niet. Wij hebben vorig jaar een voorstel gedaan. Dat wordt meegenomen in de verordening inzake de pretoetredingssteun. Ik denk dat het moment is aangebroken om daadwerkelijk tegen Turkije te zeggen: wij gaan niet meer meebetalen aan het afbreken van de rechtsstaat in Turkije. Mijn vraag aan het kabinet is of dit inmiddels mogelijk is. Is die verordening nu uitvoeringsklaar, opdat er daadwerkelijk gekort kan worden? Dat is ons voorstel, gezien de huidige omstandigheden in Turkije. Ik wil dit niet financieren vanuit de EU.
De voorzitter: Er is sprake van een persoonlijke aanval. Daarom mag u nog een derde keer, mijnheer Pechtold.
De heer Pechtold (D66): Ik zag op de sprekerslijst dat we nu Mark en Alexander heten. Ik mag dus ook zeggen dat dit een jij-bak is. Ik vraag de heer Verheijen wat hij gaat doen. Hij kan dadelijk gewoon tegen mij zeggen wat hij vindt. De VVD heeft hier 41 zetels. De heer Verheijen kan de Minister-President dadelijk via een keiharde motie dwingen om daar met de vuisten op tafel te slaan en van alles te doen. Ik ben daar niet voor. De heer Verheijen lijkt er ook niet voor, want hij zegt dat hij tegen het stoppen van onderhandelen is. Maar dan is het dus geen ene donder waard. De heer Verheijen kan dus zeggen dat men moet stoppen met die onzin of gewoon de daad bij het woord moet voegen.
De heer Verheijen (VVD): De heer Pechtold geeft aan dat hij daar niet voor is. Zo kennen we hem ook. Hij praat goed wat er gebeurt in Turkije. Dat heeft hij ook met betrekking tot Albanië gedaan. Ik ben er voorstander van dat wij niet financieren wat er in Turkije gebeurt en dat we een duidelijk signaal afgeven. Nogmaals, mijn vraag aan het kabinet is ook hoe het staat met de IPA-verordening. Als het inmiddels mogelijk is, ben ik er voorstander van dat wij die financiering daadwerkelijk aanpassen.
De heer Segers (ChristenUnie): Als de heer Verheijen in de media zegt dat hij het er niet van ziet komen dat Turkije lid wordt van de Europese Unie, ben ik het met collega Pechtold eens dat het beter is om hom of kuit te willen hebben en om duidelijk een streep te trekken. Waarom trekt de VVD-fractie geen streep en zegt zij niet: dit is trekken aan een dood paard, het is funest voor de verhoudingen tussen Turkije en de Europese Unie? Waarom trekt zij geen heldere grens en zegt zij niet: wij werken aan andere verhoudingen, maar niet aan een EU-lidmaatschap?
De heer Verheijen (VVD): Ik heb in deze zaal al heel vaak aangegeven dat ik het er niet van zie komen. Ik denk dat Turkije geen lid wordt van de EU. Ik denk dat het zichzelf niet wil committeren aan alles wat de EU voorschrijft. Daar ben ik dus ook helemaal niet zo bang voor. Ik verschil op dit punt met de heer Segers van mening. Ik zou het onverstandig vinden om eenzijdig in deze zaal op een maandagmiddag te zeggen: wij stoppen met de toetredingsgesprekken. Dat is niet in het Nederlandse belang. We hebben Turkije hard nodig op geopolitiek niveau en op economisch gebied. We zouden veel schade berokkenen als we dat eenzijdig zouden doen.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik denk dat wij veel meer schade berokkenen door een proces waarvan we weten dat het vruchteloos zal zijn, eindeloos op te rekken. Dat is funest voor het vertrouwen in Turkije en het vertrouwen binnen de unie. Zou opschorting van de onderhandelingen nu niet op zijn plaats zijn? We zien dat Twitter en YouTube in Turkije zijn afgesloten en dat er malversaties zijn rondom de verkiezingen. Kunnen we dan niet minimaal zeggen: er moet een signaal komen? Dat moeten we veel scherper doen dan tot nu toe is gedaan. Zou het niet haalbaar zijn om in ieder geval de onderhandelingen op te schorten?
De heer Verheijen (VVD): Ik ben het met de heer Segers eens dat er een signaal moet worden afgegeven. Wat betreft de opschorting van gesprekken, kijk ik ook even naar de Minister van Buitenlandse Zaken, die altijd klip-en-klaar aangeeft dat je beter met elkaar in gesprek kunt blijven en dat je beter met elkaar aan tafel kunt blijven. Kijk maar naar wat we hebben gedaan bij andere landen. Als je aan tafel zit, kun je de andere partij in ieder geval vertellen wat je ervan vindt en kun je dat duidelijke signaal voortdurend afgeven. Ik denk dat het belangrijkste is dat we dit blijven doen en dat we niet als Nederland eenzijdig heel stoere stappen gaan zetten die uiteindelijk de economische en geopolitieke positie van Nederland schaden.
De heer Madlener (PVV): Er komen verkiezingen aan en dus gaat de VVD haar toon weer wat aanpassen en met wat kritiek komen. Dat is echter totaal ongeloofwaardig. De PVV strijdt al jaren tegen de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Ik heb ik weet niet hoeveel moties ingediend in deze zaal om te stoppen met de toetredingsonderhandelingen en om te stoppen met geld geven aan Turkije. Nooit was de VVD voor mijn moties. Nu, vlak voor de verkiezingen, zegt de VVD dat wij dat eens moeten gaan doen. Dat is toch totaal niet geloofwaardig, mijnheer Verheijen?
De heer Verheijen (VVD): De heer Madlener praat hier inderdaad heel vaak over dat soort dingen. Ik ben geen voorstander van het eenzijdig vanuit Nederland stoppen met toetredingsgesprekken. Dat zou niet in ons belang zijn. Daarover verschillen wij van mening. De pretoetredingssteun heeft het afgelopen jaar meer dan 900 miljoen bedragen. Daarover heb ik wel een standpunt ingenomen. Wij zijn van mening dat die steun moet kunnen worden opgeschort of dat daarop moet kunnen worden gekort. Wij hebben daar vorig jaar concreet actie op ondernomen. Dit is door de Minister van Buitenlandse Zaken perfect vertaald. Vanaf deze periode gaat dit ook mogelijk zijn. Wij hebben op dat punt dus in ieder geval wel geprobeerd iets te bereiken. Dat zou de heer Madlener ook eens moeten proberen.
De heer Madlener (PVV): Ik wijs er nogmaals op dat ik tal van moties heb ingediend met de strekking van de woorden van de heer Verheijen. De VVD heeft die echter nooit gesteund. Er is hier een VVD-Minister-President aanwezig. Ik heb nooit gehoord dat uw Minister-President de opdracht heeft gekregen om naar Turkije af te reizen om te zeggen: jullie krijgen geen cent meer. Ik neem dit gewoon als verkiezingsretoriek aan en ik vind dat de Nederlandse bevolking goed moet nadenken over wat hier gebeurt, want het is weer een staaltje van puur kiezersbedrog.
De heer Verheijen (VVD): Ten aanzien van verkiezingsretoriek kan ik nog veel leren van de heer Madlener, dat geef ik eerlijk toe. Ik zie in ieder geval dat wij concrete stappen hebben gezet en dat wij hebben gewerkt aan het aanpassen van de verordening. Vanuit de PVV hoor ik alleen maar geschreeuw en verder weinig concrete voorstellen, dus ik denk: 1–0 voor de VVD.
Wat ons betreft gaat dit debat van vandaag, evenals de verkiezingen van 22 mei, niet zozeer over Europa, maar in de eerste plaats over Nederland. Wij doen het voor Nederland, uit welbegrepen eigenbelang. Wij vragen ons steeds af of de Europese samenwerking bijdraagt aan wat wij met Nederland willen. Wil dat zeggen dat wij altijd onze zin krijgen? Nee, natuurlijk niet. Wij moeten soms compromissen sluiten. Wij verliezen wel eens een stemming. Soms moeten wij een lid er wel eens even bijtrekken. Wat wij doen is uiteindelijk, rechts onder de streep, in het belang van Nederland. Dat doen wij omdat wat wij met Nederland willen, niet altijd in ons eentje is te realiseren. Ik denk dat die nieuwe nuchterheid goed is voor het debat in de komende tijd. Geen abstracte discussies over voor of tegen of over meer of minder, maar gewoon nuchter bezien: wat hebben wij eraan en hoe kan dat uitpakken voor Nederland? Soms is daarvoor een sterker Europa nodig – denk aan de interne markt, aan handel, aan het bewaken van buitengrenzen – maar in heel veel gevallen ook minder Europa.
Ik vroeg zojuist of de unie er beter voor staat dan een jaar geleden. Op economisch vlak staan wij er ontegenzeggelijk beter voor dan een jaar geleden. De lichtpuntjes volgen elkaar in snel tempo op. Ten aanzien van het draagvlak is dat helaas vooralsnog niet het geval. Ik verwijs ook naar de Volkskrant van vanochtend. De crisis heeft het vertrouwen geschaad. Mensen zijn daar boos over. Wij hebben in die zin een hoge prijs betaald voor de crisis. Die boosheid van mensen is helaas vaak ook nog terecht. Dat moeten wij ons aantrekken en wij moeten bezien hoe wij dit in de komende tijd kunnen gaan repareren. Wil Europa de dingen kunnen blijven doen die wij in het Nederlandse belang belangrijk vinden, dan kan dat alleen met draagvlak onder de bevolking. Gezien het huidige maatschappelijke debat in Europa vormen de komende Europese verkiezingen in mei een unieke kans om met Europa een andere richting in te slaan: de sterke samenwerking in Europa behouden, maar alleen daar waar het nodig is en – wat ons betreft – daar waar het in het Nederlandse belang is. Europa waar nodig, daar gaat het om. Er kan alleen een Europese samenwerking bestaan wanneer deze wordt gedragen door de bevolking; onze bevolking en de bevolking van Europa. Ik denk dat wij op dat punt in Europa echt een slag kunnen slaan bij de verkiezingen in mei. Wij zullen na de verkiezingen een andere wind moeten laten waaien. Als daarvoor een verdragswijziging nodig is, gaan wij die niet uit de weg. Nederland zal daarvoor klaar moeten zijn, met een richting, met ideeën en met concrete voorstellen.
Mijn collega Hans van Baalen zal straks ingaan op Oekraïne, op energie en op de internationale positie.
Ik wil daar vandaag graag twee zaken aan toevoegen, in de eerste plaats het mkb en in de tweede plaats nog meer oog voor de besteding van middelen voor de bescherming van de belastingbetaler.
In de eerste plaats het mkb. Voor de economische groei zal Europa sterk afhankelijk zijn van de groei van het mkb, van de ruimte voor het mkb. Als je in het land spreekt met ondernemers, hoor je zowel van heel kleine ondernemers als ook van het exporterende mkb kritische geluiden over Europa. Volgens de kleine ondernemers zijn er te veel belemmeringen en regels. Volgens de grote exporterende bedrijven zijn er internationaal nog te veel belemmeringen om bijvoorbeeld diensten te exporteren naar Europa. Op dat soort gebieden zal Europa echt een tandje bij moeten zetten in de komende tijd. Veel ondernemers hebben toch het idee dat Europa er alleen is voor de grote multinationals, voor de happy few. Wat ons betreft, zal dat veel breder worden ingezet. Ik denk daarbij aan heel gedetailleerde arborichtlijnen, de beeldschermrichtlijn bijvoorbeeld. Ik heb hier nog een heel lijstje liggen met andere voorbeelden. Dat kan beter. Hoe ver is de Minister van Sociale Zaken gevorderd met de hervormingen op dat punt? Ook op andere gebieden – ik noem de toegang van het mkb tot de Europese fondsen – is het goed dat er stappen worden gezet om de toegang van het mkb te verbeteren.
De VVD is, zoals bekend, voorstander van minder EU-commissarissen. Op dit moment zijn er, wat ons betreft, tal van commissarissen bezig met thema's die niet echt iets bijdragen aan het belang van Nederland: meertaligheid, cultuur, sport, onderwijs, noem maar op. Zou de prioriteitsstelling van de Europese Commissie niet veel meer nadruk moeten leggen op het belang van het mkb? Is de Minister bereid, dit thema prominent mee te geven aan de nieuwe Commissie? Is hij bereid om bijvoorbeeld te pleiten voor één Eurocommissaris die specifiek let op de belangen van het mkb in Europa?
De heer Van Bommel (SP): Ik heb twee vragen hierover. Ik ken dit voorstel uit het programma van de VVD. De eerste vraag is gerelateerd aan de eerdere opmerking met betrekking tot een verdragswijziging. Is dat voor de heer Verheijen een hard punt? Accepteert hij daarmee ook dat er in Europa sprake zal zijn van verdragswijziging en dus ook van referenda in een aantal landen, mogelijk in de toekomst zelfs ook in Nederland? En twee: deelt hij de opvatting van het kabinet dat er straks mogelijk sprake zal zijn van Commissarissen mét en Commissarissen zonder stemrecht?
De heer Verheijen (VVD): Het debat over het eerste punt hebben we al eerder gevoerd hier in de zaal. Ik denk dat het debat over een verdragswijziging onvermijdelijk is na de komende verkiezingen. Minister Schäuble uit Duitsland heeft daar afgelopen week ook weer heel nadrukkelijk op gewezen. Het is maar goed dat, als dat debat er komt, Nederland daar klaar voor is, met ideeën, met een richting, met concrete doelen. Dus ik ga dat niet uit de weg, evenmin als de gevolgen daarvan. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hier heel vaak aangegeven hoe complex het is en hoe onzeker het is dat die verdragswijziging er uiteindelijk komt. Aan de andere kant denk ik dat Nederland heel veel wensen heeft op het gebied van Europa. Sommige daarvan vergen een verdragswijziging. Die staan ook in ons programma en je kunt niet zeggen: wij willen Europa veranderen, maar we willen de consequentie daarvan, namelijk een verdragswijziging, niet accepteren. Tot dusverre mijn antwoord op de eerste vraag.
De tweede vraag. Heel kort.
De voorzitter: Dan moet u het ook kort doen.
De heer Verheijen (VVD): Het waren ook twee vragen. Tweede vraag: de Minister van Buitenlandse Zaken heeft een aantal concrete ideeën over hoe er binnen het Verdrag gewerkt kan worden aan een effectievere en compactere Commissie, met een soort A- en B-Commissarissen of met groepjes van Commissarissen. Ik kijk even naar de Minister, maar ik denk dat het stemrecht ontnemen aan sommige van de 28 Commissarissen op dit moment niet mogelijk is. Wel acht ik concrete voorstellen zoals laat ze in groepjes samenwerken of laat ze een beperkter takenpakket samen oppakken, een goede insteek.
De heer Van Bommel (SP): Ik merk dat de heer Verheijen steun zoekt achter de brede schouders van de Minister van Buitenlandse Zaken, maar de woordvoerder van de VVD als grootste partij in Nederland heeft toch zelf wel een opvatting over een eventuele Nederlandse Commissaris zonder stemrecht? Is dat wat de VVD wenst, ja of nee? Dat is de vraag.
De heer Verheijen (VVD): Op dit moment is een Commissaris zonder stemrecht in de Commissie niet mogelijk. Ook de Nederlandse Commissaris zal in de komende periode stemrecht hebben. Ik ben wel voorstander van minder Commissarissen. Ik ben er voorstander van dat we het Verdrag daarop aanpassen of het protocol van het Verdrag waarin dat staat. Dat kan betekenen dat er geen Nederlander meer in de Europese Commissie zit.
Voorzitter. Ik noemde een van de twee punten: het mkb. Het tweede punt is oog voor de belastingbetaler. Naast het eerder genoemde gevoel van democratische vervreemding, het gevoel dat Europa zich met dingen bemoeit waarover het eigenlijk niet zou moeten gaan, is de verspilling van middelen een heel groot struikelblok in de EU en een grote steen des aanstoots voor het draagvlak bij de bevolking. We hebben al vaker gesproken over de EU-ambtenarensalarissen en over het verhuiscircus, maar ik denk dat Nederland ook de toon moet zetten en dieper moet kijken naar de fraudebestrijding. De lidstaatverklaring moet weer prominent op de agenda van de nieuwe Commissie komen te staan. Versterking van de fraudebestrijdingsorganisatie OLAF moet wederom worden aangekaart, evenals instrumenten als het sneller intrekken van subsidies bij misbruik. Al dat soort zaken is essentieel voor de belastingbetaler om het draagvlak voor Europa te behouden in de richting van de toekomst. Het thema fraudebestrijding ook goed thuishoren bij de voorzitter van de Europese Commissie, als een van de speerpunten. Ik hoor op dat punt graag de reactie van het kabinet.
De heer Klaver (GroenLinks): Het betoog van de heer Verheijen gaat volledig over het Nederlandse belang. Hij spreekt nu over fraudebestrijding. Dat is een goed moment om het over belastingontwijking te hebben. In 1998 was van de totale belastinginkomsten van de Nederlandse overheid zo'n 18% afkomstig uit de Vpb, de vennootschapsbelasting. Vorig jaar was dat nog zo'n 8%. Dat komt doordat de belastinggrondslag steeds verder wordt uitgehold en er gebruik wordt gemaakt van de verschillende belastingregimes in Europa. Zou het daarom niet in het belang van Nederland en de Nederlandse belastingbetaler zijn om meer samen te werken op het gebied van belasting in Europa?
De heer Verheijen (VVD): Op het punt van belastingontduiking ben ik het geheel en al eens met de heer Klaver. Dat moeten wij hard aanpakken en dat kunnen wij doen door goed samen te werken. Op het gebied van de zelfstandigheid van landen en de soevereine mogelijkheid van landen om belasting te heffen en te kijken naar de eigen inrichting van het belastingstelsel – het heffen van belasting, de grondslag en de wijze van heffen zijn niet apolitiek maar bij uitstek politiek van aard – ben ik er voorstander van dat dat bij lidstaten blijft. Ik ben geen voorstander van Europese gezamenlijke belastingen.
De heer Klaver (GroenLinks): Dat standpunt ken ik. Ik vraag de heer Verheijen om in te gaan op mijn argument. Hij heeft een heel betoog over het Nederlands belang. Hij heeft een heel betoog over de wijze waarop wij ervoor moeten zorgen dat burgers niet de dupe worden van geldverkwisting. Nu laat ik zien dat de belastinginkomsten in het afgelopen jaar met 10% zijn verminderd. Dat zijn de belastinginkomsten die komen vanuit het grootbedrijf. We zien grote verschillen in de tarieven en de grondslagen voor de vennootschapsbelasting. Waarom is de heer Verheijen niet bereid om te kijken op welke manier we kunnen samenwerken in Europa om ervoor te zorgen dat die verschillen kleiner worden zodat de overheden in Europa meer geld binnenhalen zodat dat niet opgebracht hoeft te worden door die hardwerkende Europeanen?
De heer Verheijen (VVD): Ik vind de bewijsvoering van de heer Klaver wat dunnetjes. Ik geloof niet dat een gezamenlijk Europees belastingstelsel noodzakelijkerwijs in het belang van Nederland is. Recentelijk nog bleek uit het SEO-rapport dat een aantal van de bedrijven die de heer Klaver noemt ook voordeel opleveren voor Nederland. Natuurlijk zijn wij voorstander van het hard aanpakken van belastingontduiking. Vooral op internationaal gebied zou daarop goed actie moeten worden ondernomen. De heer Klaver zegt: pas alles op elkaar aan, pak één Europese grondslag, één Europees belastingstelsel. Dat zou de soevereiniteit van een land als Nederland aantasten en niet noodzakelijkerwijs in het belang zijn van een land als Nederland.
De voorzitter: Gaat u verder. U hebt nog een halve minuut spreektijd.
De heer Verheijen (CDA): Voorzitter. Ik rond af. Europa staat er op een aantal terreinen beter voor dan een jaar geleden en dat is goed. Dat is echter lang niet op alle terreinen het geval. Vanochtend hebben we wederom kunnen lezen in de Volkskrant hoe het gesteld is met het draagvlak. Ik denk dat dat een opdracht aan ons allen is; scherp politiek debatteren en scherp laten zien waar we Europa wel en niet voor nodig hebben. Ik denk dat dat de enige manier is: hervormen, debatteren, laten zien waarom wij het wel en niet nodig hebben om dat draagvlak voor Europa te vergroten zodat Europa weer gaat werken voor Nederland.
De heer Madlener (PVV): Dit is eigenlijk de start van de Europese verkiezingscampagne. Dat is duidelijk te horen. Dat is ook een goede zaak. Die verkiezingen zijn op 22 mei. Ik stel de heer Verheijen de volgende vraag. Hij heeft gesproken over «minder Europa», «een beter Europa» en «soevereiniteit». Kan hij nog eens uitleggen hoe het kan dat een man die door hem een gevaarlijke man is genoemd, de heer Guy Verhofstadt, zijn kandidaat is voor het opvolgen van de heer Barroso? In het boek Voor Europa!, dat hij onlangs ...
De voorzitter: Uw vraag is helder.
De heer Verheijen (VVD): Ik dank de heer Madlener hartelijk voor deze vraag, want het is goed om dit hier nog eens duidelijk aan te geven. Over een aantal thema's zijn wij het heel erg eens met de heer Verhofstadt. Gaat het over economie en over handel, dan kun je geen betere politicus hebben in Europa om dat voor elkaar te krijgen in ons belang. Ik ben het ook van harte eens met het Europese verkiezingsprogramma van de ALDE. Daar hebben wij voor getekend en daar gaan wij voor. Wij geven wel voortdurend duidelijk aan waar de verschillen zijn, ook binnen de ALDE. Het zou goed zijn als u dat ook eens zou doen, als de heer Madlener dat ook eens zou doen, bijvoorbeeld wanneer het gaat over de samenwerking met het Front National in Frankrijk, over Straatsburg, over homofobie en over antisemitisme. Daar hoor ik de PVV niet meer over. Het zou goed zijn als u ook eens duidelijk maakt waar u verschilt van uw samenwerkingspartijen in Europa.
De heer Madlener (PVV): De PVV maakt natuurlijk duidelijk waar wij voor staan en dat zal ik ook in dit debat weer doen. Ik wil toch een stukje voorlezen uit het boek van de kandidaat van de VVD. Hij schrijft namelijk: «Wat we nodig hebben, is een echte omwenteling; het opzetten van een heuse federale unie met supranationale Europese instellingen, communautaire instellingen die de macht verwerven om het economische, budgettaire en fiscale beleid uit te stippelen.» Dit zijn de woorden van de man die u de opvolger van Barroso wilt maken. Daarmee bekent de VVD wel kleur, want dit betekent gewoon een Europese federatie waar Nederland geen bal meer te vertellen heeft.
De voorzitter: Ook voor u, mijnheer Madlener, geldt dat u echt moet proberen om via de voorzitter te praten. Probeert u het ook nog eens, mijnheer Verheijen.
De heer Verheijen (VVD): Voorzitter. De heer Madlener leest voor uit een werk dat de heer Verhofstadt heeft geschreven met Daniel Cohn-Bendit. Ik ben het met die passage niet eens. Over dat eindbeeld, die droom waar Europa uiteindelijk zou moeten uitkomen, verschillen wij van mening. Over heel veel punten verschillen wij niet van mening en daarom werken wij samen aan dat sterke Europa. De nadruk op die verschillen is aardig, maar ik zou weleens willen dat de heer Madlener ook eens aangeeft waar de verschillen tussen hem en het Front National zitten. Dat zou hem ook sieren.
De voorzitter: Dat kunt u hem straks vragen.
De heer Van Bommel (SP): De heer Verheijen maakt terecht een groot punt van de fraudebestrijding in Europa, want er is nogal wat fraude, corruptie, inefficiëntie, verspilling en wat dies meer zij. Er gaat in Europa heel erg veel geld over de balk, dus daar vinden wij elkaar. Ik lees echter in het VVD-programma dat men tegelijkertijd Europa soberder wil maken en onder andere wil besparen op de Europese Rekenkamer. «Halvering van de Europese Rekenkamer» staat er in het Europese verkiezingsprogramma van de VVD. Hoe zijn die twee met elkaar te rijmen: enerzijds meer aandacht voor fraude, anderzijds halvering van de Europese Rekenkamer?
De heer Verheijen (VVD): De heer Van Bommel geeft een terecht punt aan. Er is geen sprake van dat wij de kracht, de macht of de positie van de Rekenkamer willen halveren. Wij willen wel het aantal leden van die Rekenkamer halveren. Op dit moment zijn er 28 leden, uit elke lidstaat één en dat zijn niet de slechtst betaalde functies. Ik denk dat het goed is om kritisch te bekijken of je dat aantal kunt halveren, omdat je dan een krachtiger college hebt zonder dat dit afbreuk doet aan de zeggingskracht van dat college.
De heer Van Bommel (SP): De Rekenkamer is toch een belangrijk instituut. Je kunt er best op bezuinigen in die zin dat de salarissen naar Europese maatstaven zeer hoog zijn. Dat is absoluut waar, maar het instituut is zeer belangrijk bij de bestrijding van fraude, onterechte Europese uitgaven en andere problemen. Het zou niet de eerste instantie zijn waaraan de SP denkt om op te bezuinigen. Ik vraag de VVD toch echt om dat te heroverwegen. Er is heel veel ambtelijke kracht bij de Europese Commissie waarop bezuinigd kan worden. Er kunnen ook banen geschrapt worden. Dat zou minder regelgeving, minder Europees papier met zich meebrengen. Bij de Rekenkamer moet u dat echt heroverwegen.
De heer Verheijen (VVD): Wat ons betreft niet. Ik vind het bijzonder dat de heer Van Bommel ervoor pleit om daar veertien duurbetaalde mensen te laten zitten. Volgens mij kan het ook met de helft van het aantal leden van de Rekenkamer. Dat doet niets af aan de kracht en het belang, waarover wij het helemaal eens zijn, van het werk van de Rekenkamer.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik doe nog een laatste poging om helderheid te krijgen op een punt dat wij eerder hebben besproken, te weten de onderhandelingen met Turkije. De heer Verheijen zegt dat wij gewoon moeten doorpraten en dat de onderhandelingen moeten doorgaan. Op de site van de VVD staat bij de standpunten: «Bovendien moeten de toetredingsonderhandelingen met Turkije worden stopgezet zolang Turkije weigert Cyprus te erkennen door het Ankara-protocol niet te ratificeren.» Dat laatste geldt nog steeds, want het protocol is niet geratificeerd en Cyprus is niet erkend. Wat is nu waar: wat de heer Verheijen hier zegt, namelijk doorpraten, of het standpunt op de site, namelijk stopzetten?
De heer Verheijen (VVD): Op dit moment spreken wij over hoofdstuk 22. Dat betreft de onderhandelingen die we op dit op moment voeren met Turkije over regionaal beleid. Het lijkt mij niet verkeerd om die voort te zetten. Deze passage slaat echter op de hoofdstukken 23 en 24. Daarin gaat het over een unilaterale blokkade van Cyprus. Ik denk dat het goed is dat zolang dat niet erkend is, Cyprus die blokkade handhaaft.
De heer Segers (ChristenUnie): De voorwaarde die op de site staat, is: zolang Turkije weigert Cyprus te erkennen. Daar is nog steeds sprake van. Daarvan zegt de VVD dat dat een reden is om de onderhandelingen te stoppen. Dat staat op de website. Is dat iets waar de heer Verheijen ook voor staat? Als ik deze passage letterlijk overneem in een motie en die indien, gaat de VVD-fractie die dan steunen, ja of nee?
De heer Verheijen (VVD): Wij zijn niet voor het op dit moment stoppen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Als Nederland dat eenzijdig zou doen, zou dat niet in het belang zijn van Nederland. Daar zijn we dan ook geen voorstander van.
De heer Madlener (PVV): Het is toch goed om dit debat nog even uit te diepen. Ik heb op 12 december 2013 – dat is een paar maanden geleden – een motie ingediend, waarin stond: van mening dat niet uit te leggen is dat Turkije jaarlijks bijna 1 miljard euro subsidie ontvangt in het kader van de lidmaatschapsonderhandelingen met de Europese Unie; verzoekt de regering, deze toetredingssteun aan Turkije te stoppen. Dat is de motie die ik hier een paar maanden geleden heb ingediend. De enigen die daar voor stemden waren natuurlijk mijn partij de PVV, de SGP en de heer Bontes. De VVD was weer nergens. Leg dat nog eens uit.
De heer Verheijen (VVD): In mijn herinnering stond er ook bij het terugvorderen van de middelen van de afgelopen jaren, maar dat zal dan een andere motie zijn geweest. De VVD stuurt het kabinet eigenlijk nooit op pad met missions impossible, met onmogelijke missies. Op dit moment is er in het verdrag en in de verordeningen geen mogelijkheid om die pretoetredingssteun te stoppen, dan wel afhankelijk te maken van de voortgang. Dat hebben wij vorig jaar wel bepleit; dat is nu ook opgenomen in de verordening en dat wordt op dit moment geïmplementeerd. Vandaar ook mijn vraag of dat vandaag al mogelijk is. Wat u in die motie uitsprak, hoe sympathiek het ook klinkt, is op dit moment niet mogelijk en wij sturen een kabinet niet op pad met een onmogelijke missie.
De heer Madlener (PVV): Die motie vraagt de regering om te proberen die toetredingssteun te stoppen. Dat is precies het verhaal dat ik vanmorgen in de krant las uit de mond van de heer Verheijen. Er komen nu verkiezingen en u probeert de kiezer met dit verhaal te verleiden om op u te stemmen, terwijl u een paar maanden geleden een motie met precies dezelfde inhoud verwierp. Dat is toch gewoon kiezersbedrog?
De heer Verheijen (VVD): Ik verwijs de heer Madlener naar het debat dat wij hier hebben gevoerd in december 2012. Toen ging het er voor de eerste keer over om juist die aanpassing van de pretoetredingsverordening mogelijk te maken. Als u het nu zo afzwakt en zegt dat het kabinet op pad wordt gestuurd om te kijken of dat mogelijk is, dan hebben we dat volgens mij al gedaan. Die verordening wordt namelijk aangepast. U wordt dus op uw wenken bediend.
De heer Omtzigt (CDA): Ik kom toch nog een keer terug op dat Turkije-standpunt. Op de website van de VVD staat gewoon klip-en-klaar dat de onderhandelingen worden opgeschort – er wordt dus niet onderhandeld; het gaat niet over een hoofdstuk, maar het gaat over alle onderhandelingen – zolang Cyprus niet erkend is. Dat is het zogenaamde Ankara-protocol. Daar heb ik de heer Verheijen in het debat van een jaar geleden al op gewezen. De onderhandelingen worden nog steeds niet gestopt en het standpunt van de VVD wordt ook niet bijgesteld. Wat wordt nu bijgesteld? Wordt het VVD-standpunt bijgesteld of maakt het niet uit wat er in Turkije gebeurt en gaat de VVD gewoon door?
De heer Verheijen (VVD): Ik heb hier de website niet bij de hand, noch het verkiezingsprogramma. In mijn beste herinnering staat in het verkiezingsprogramma van de VVD klip-en-klaar dat Turkije niet kan toetreden tot de EU zolang het Ankara-protocol niet is erkend. Ik heb het nu echter niet bij de hand, dus ik zal daar later in uw termijn in een interruptie op terugkomen. Volgens mij is een toetreding van Turkije niet aan de orde zolang het Ankara-protocol niet is erkend.
De heer Omtzigt (CDA): Dat is nogal wiedes, want Cyprus zal nooit voor de toetreding stemmen als Turkije Cyprus niet erkend heeft. Wat dat betreft hoeft de VVD dat niet eens te vertellen, want dat doet Cyprus wel. Zij moeten namelijk ook voorstemmen. Op uw website staat echter onder het kopje standpunten dat zolang Turkije Cyprus niet erkend de toetredingsonderhandelingen moeten worden opgeschort. Maar die zin staat er kennelijk voor de website en u mag hier iets anders zeggen. Is dat de juiste conclusie?
De heer Verheijen (VVD): Ik voel mij zeer gebonden aan vele zaken, onder andere aan ons verkiezingsprogramma dat wij recent met de partij hebben vastgesteld. Volgens mij staat daarin de passage die ik zojuist formuleerde: wij zijn er geen voorstander van om die toetredingsonderhandelingen op dit moment eenzijdig vanuit Nederland te stoppen; dat zou niet in het Nederlandse belang zijn; het zou ons schaden, economisch en geopolitiek.
De heer Van Bommel (SP): Ik denk dat wij er wel uitkomen vandaag. We kunnen namelijk vaststellen dat er in ieder geval een verschil bestaat in opvatting tussen wat de VVD-woordvoerder vandaag in deze zaal zegt met betrekking tot de onderhandelingen met Turkije en wat er op de VVD-website staat. Nu zijn dat natuurlijk ook twee verschillende werelden, namelijk de virtuele wereld en de echte wereld hier. Deelt de woordvoerder van de VVD dan de opvatting dat het verstandig is om de website van de VVD aan te passen? Het zou toch in ieder geval winst zijn om de website van de VVD aan te passen aan het standpunt van de woordvoerder van de VVD.
De heer Verheijen (VVD): Ik ga straks meteen kijken zodra ik op dat bankje zit. Ik leer de verkiezingsprogramma's van onze partij altijd feilloos uit het hoofd. Dat heb ik nu ook gedaan. Dat is ook de leidraad die we met de leden hebben vastgesteld.
De heer Van Bommel (SP): Vandaag ontstaat in ieder geval de indruk dat dat verschil bestaat. Mag ik dan de opvatting van de heer Verheijen vernemen? Vindt hij het ook onwenselijk dat er in Nederland nu twee VVD-opvattingen bestaan, namelijk die van de heer Verheijen over onderhandelingen met Turkije over toetreding, en die van de VVD-website dat de onderhandelingen moeten stoppen?
De heer Verheijen (VVD): Ik ga de website zo dadelijk bekijken. Ik houd mij aan het VVD-verkiezingsprogramma. Volgens mij bestaan er wel honderden VVD-opvattingen bij individuele leden, maar er is maar één opvatting in het verkiezingsprogramma.
De heer Omtzigt (CDA): Ik heb een punt van orde.
De voorzitter: Mijnheer Omtzigt, een punt van orde is een opmerking naar mij toe en geen vraag.
De heer Omtzigt (CDA): De opmerking naar u toe is dat ik de VVD-fractie verzoek om ook het verkiezingsprogramma van 2012 erbij te pakken. Dat is het verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamer. Daaruit lijkt deze zin rechtstreeks afkomstig te zijn.
De heer Klaver (GroenLinks): Op pagina 5 van de Staat van de Unie staat een prachtige passage: «Deze zorgen worden door het kabinet erkend. De EU is op sommige terreinen inderdaad doorgeschoten en staat vaak ver af van de Europese burger. Daar zijn de lidstaten ook zelf debet aan. De unie wekt soms verwachtingen die niet worden waargemaakt. En nationale politici, ook in Nederland, claimen successen, daar waar mislukkingen graag aan «Brussel» worden toegeschreven». Dat is precies wat de heer Verheijen hier doet. Hij verkondigt hier een ander standpunt, hij is hier veel kritischer dan anderen zich in de praktijk opstellen. Dit is nou een voorbeeld van de uitholling van het vertrouwen in de Europese Unie. Van politici die hier het ene beweren maar ondertussen in de onderhandelingen in Brussel of in het Europees Parlement het andere doen.
De heer Verheijen (VVD): Dat is een charmante poging van de heer Klaver, erg vergezocht. Ik hoorde geen vraag.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik weet dat de heer Verheijen mij zeer charmant vindt; dat is allemaal prima, maar daar gaat het vandaag niet om. Het gaat namelijk om het punt dat ik naar voren breng, namelijk dat de heer Verheijen hier iets doet waarvan het kabinet zelf zegt dat het debet is aan, als we zo doorgaan, het failliet van Europa: politici die in deze zaal en in de media iets anders beweren dan er in het programma staat. Mijn vraag aan de heer Verheijen is om dit gedrag alstublieft op te schorten.
De heer Verheijen (VVD): Ik hoor geen greintje bewijs voor de stelling die de heer Klaver met veel aplomb naar voren brengt. Laat ik eens terugkijken op de laatste paar maanden. In december hebben we, rondom de Europese Raad, hoog ingezet, als Kamer en als VVD, met betrekking tot de Bankenunie, het kandidaat-lidmaatschap van Albanië en de verplichte, bindende lidstaatcontracten. Op deze drie punten hebben we hoog ingezet en hebben we ook onze zin gekregen. Krijgen we onze zin op alle punten? Nee, natuurlijk niet. In Europa krijg je niet altijd je zin, verlies je weleens een stemming en sluit je weleens een compromis. Maar uiteindelijk zitten wij in deze zaal om het Nederlandse belang te vertegenwoordigen. En ja, dan zetten we hoog in; dat zou de heer Klaver ook eens moeten doen. Wij krijgen dingen voor elkaar. Poets dat nou niet weg. Ik sprak net al over die pretoetredingssteun. Nogmaals: wij krijgen dingen voor elkaar, poets dat nou niet weg. Laat gewoon zien dat wij hier voor het Nederlandse belang opkomen. Wij krijgen niet altijd 100% onze zin, maar laten wel zien dat we ertoe doen, dat we stappen zetten en dat we Europa zo beter maken in het Nederlandse belang.
De heer Van Baalen (EP/VVD): Voorzitter. Het is een groot voorrecht om in de Tweede Kamer van gedachten te wisselen met de regering en met de collega's over de Staat van de Europese Unie. Dat is van groot belang, omdat democratie op Europees niveau een samenstel is van enerzijds nationale parlementen en regeringen en anderzijds de gezamenlijke Europese instellingen, waaronder het Europees Parlement.
In de discussie over Europa gaat het soms om voor of tegen. Dat is vreemd, want bij gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam gaat het niet om voor of tegen Amsterdam maar om wat je daar gaat betekenen, om je stellingnames over wat Amsterdam voor de Amsterdammers moet doen. Dat geldt bij de Europese verkiezingen ook: wat moeten we op Europees niveau doen wat goed is voor Nederland en voor de kiezers in Nederland, de Nederlandse burgers? Voor de VVD is dat duidelijk: het versterken van de economie, via de markt, de munt en handelsverdragen. Immers, een sterke economie is voor handelsland Nederland een voorwaarde om te kunnen functioneren. En een sterke Europese economie is een voorwaarde om te kunnen optreden in de wereld. Als we bijvoorbeeld willen dat Europa met één stem spreekt, dan zullen we een sterke economie moeten hebben. Wie immers luistert naar een stemmetje als daar geen economisch motorblok achter staat? Wat kunnen we doen op het gebied van de bestrijding van criminaliteit en internationaal terrorisme en wat kunnen we doen op milieugebied als we niet een sterke economie hebben? Dat is voor de VVD dus de basis van het Europees beleid. Een handelsverdrag tussen de Verenigde Staten en Europa en een aantal andere handelsverdragen maken Europa en dus Nederland sterker.
Ik wil in dit kader aandacht besteden aan onze externe veiligheid, in dit geval de illegale bezetting en annexatie van de Krim door Rusland. Het is een wake-upcall voor ieder die met Francis Fukuyama dacht dat er een einde aan de Europese geschiedenis was gekomen.
De heer Pechtold (D66): De samenvatting van de heer Van Baalen was: een sterkere economie is de basis. Ik vroeg me af of hij op het Maidanplein stond voor een sterke economie of vanwege idealen.
De heer Van Baalen (EP/VVD): Die liggen in elkaars verlengde. Het Maidanplein was op dat moment het plein van de vrijheid. Daar waren veel mensen de avond ervoor of die ochtend doodgeschoten. Ik vind dat je daar dan moet staan met de mensen die je al kent. Tegelijk kunnen we Oekraïne niet ondersteunen als we niet zelf een sterke economie hebben. Het valt dus allemaal samen.
De heer Pechtold (D66): Ik heb nu juist zo gewaardeerd dat daar politici stonden vanuit een heel basaal gevoel van idealisme, namelijk dat we elkaar gunnen dat we wat meer rekening met elkaar houden, dat we veilig zijn, dat we daaruit zekere waardes kunnen opbouwen. Het leek me dat dat toch ook het verhaal is dat we naast dat verhaal van de sterke economie moeten vertellen. Daarmee kun je toch ook mensen overtuigen? De heer Van Baalen doet zichzelf te kort, zo zou ik bijna zeggen, door het zo eng te omschrijven.
De heer Van Baalen (EP/VVD): Ik waardeer de woorden van de heer Pechtold zeer. Ik zal mijzelf dan ook niet veel meer tekortdoen. Toch houd ik het staande. Idealisme is natuurlijk de drijvende kracht van de politiek. We zitten allemaal, ook in dit huis, in de politiek vanwege bepaalde idealen. Die kunnen we echter niet waarmaken zonder dat we, in dit geval economisch, wat te vertellen hebben. Het is dus niet met elkaar in tegenspraak.
De voorzitter: Gaat u verder.
De heer Van Baalen (EP/VVD): Ik sprak over het einde van de geschiedenis, zoals aangekondigd door Francis Fukuyama. Hij dacht dat aan alle belangrijke conflicten een einde was gekomen en dat we daardoor alleen nog maar vriendelijk met elkaar zouden handelen en dat van enige dreiging geen sprake meer zou zijn. Het Rusland van Poetin heeft imperiale ambities om de voormalige Sovjet-Unie in ere te herstellen, los van de vraag of dat via de grenzen zal gaan. Het bewijs daarvan is geleverd door de bezetting van de Georgische provincies Zuid-Ossetië en Abchazië en van het grensgebied tussen Oekraïne en Roemenië, Transnistrië, alsook door cyberattacks tegen de Baltische staten en nu door de annexatie van de Krim. Juist om een nieuwe oorlog – ik bedoel: een koude oorlog – te voorkomen, is Amerikaans-Europese samenwerking van groot belang.
Dat betekent een samenwerking op het gebied van de handel en ook binnen de NAVO. De NAVO moet weer de basis van onze gemeenschappelijke defensie worden, waarbij de prioriteit ligt bij de verdediging van ons gemeenschappelijk grondgebied. De Nederlandse Minister van Defensie zei in dit kader reeds dat vrijheid niet gratis is. De NAVO moet op korte termijn bekijken welke militaire en economische middelen nodig zijn om Rusland in te dammen; denk aan het oude woord «containment». Welke extra inspanning en middelen daarvoor nodig zijn, moet nog blijken. President Obama van de Verenigde Staten heeft in dit kader evenals Saceur, de hoogste NAVO-commandant, terecht gewezen op burden sharing.
Daarnaast betekent veiligheid ook onafhankelijkheid op het gebied van de energie. De heer Wientjes heeft dit een etmaal geleden nog eens helder aangeven op de televisie. Europa moet onafhankelijk worden van het Midden-Oosten, van Noord-Afrika en van het GOS, lees Rusland. Wij hebben een nieuwe energiewende nodig. Met kernenergie, kernfusie, schaliegas, kolen, olie en duurzame energie vervalt de mogelijkheid tot chantage vanuit Moskou en andere hoofdsteden. De Europese Commissie voert op dit moment een studie uit. Ik hoop dat de Nederlandse regering bevordert dat deze studie op korte termijn wordt opgeleverd en dat er maatregelen worden genomen om een gemeenschappelijke energiepolitiek mogelijk te maken, want dat maakt ons onafhankelijk van pressie vanuit het buitenland.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik ken de heer Van Baalen als een belezen man. Hij citeerde zojuist al Francis Fukuyama. Hij heeft het over energie-onafhankelijkheid en geeft aan hoe belangrijk die is. Hij heeft het in dat verband ook over kernenergie. Kan de heer Van Baalen mij misschien vertellen wat de prijsontwikkeling van kernenergie is geweest in de afgelopen 30 jaar?
De heer Van Baalen (EP/VVD): Ik wil best beginnen over 30 jaar geleden. Kernenergie is niet goedkoop, maar er zitten grote voordelen aan zoals het ontbreken van CO2-uitstoot. Op dit moment is er een behoefte aan onafhankelijkheid. Kernenergie biedt niet alleen, maar naast de andere energievormen die ik noemde, de mogelijkheid om die onafhankelijkheid te creëren. Je moet kernenergie dus niet uitsluiten. Ikzelf sluit ook bepaalde vormen van duurzame energie niet uit.
De heer Klaver (GroenLinks): Wat ik wil uitsluiten is luchtfietserij! De enige vorm van energie die de afgelopen 30 jaar in prijs is gestegen, is kernenergie. De Engelse regering heeft voor de komende 35 jaar de garantie gegeven op de levering van kernenergie, een feed-in tarief voor kernenergie dus, met een prijs die twee keer zo hoog ligt als de huidige energieprijs. Wij moeten inderdaad kijken naar onze energiemix. Volgens mij tonen op dit moment alle feiten dat kernenergie daar geen onderdeel van kan zijn, niet alleen op basis van morele of ideologische argumenten, maar juist om economische redenen. Kernenergie is niet rendabel.
De heer Van Baalen (EP/VVD): Het is interessant om te zien dat in een aantal landen dat nu nog veel olie en gas bezit, wordt geïnvesteerd in kernenergie. Dat gebeurt omdat men daar ook over 20 of 30 jaar niet zonder voldoende energie wil zitten. Hoe de prijs zich verder ontwikkelt, kan ik niet voorspellen. Het enige wat ik wel kan zeggen is dat je een brede mix moet hebben, want anders word je eenzijdig afhankelijk en dat zal ook de heer Klaver niet willen.
Voorzitter. Dit waren de punten die ik aan de orde wilde stellen. Ik dank u voor de mogelijkheid daartoe.
De voorzitter: Ik dank u voor uw bijdrage. Kunt u nog even terugkomen, mijnheer Van Baalen? De Segers heeft nog een vraag voor u.
De heer Segers (ChristenUnie): Sorry voor mijn trage reactie, mevrouw de voorzitter.
Ik kom nog even terug op het bezoek aan het Maidanplein waarbij de heer Van Baalen naast de heer Verhofstadt stond. De heer Verhofstadt beloofde financiële hulp en afschaffing van de visumplicht. Werd die belofte daar mede namens de VVD gedaan?
De heer Van Baalen (EP/VVD): Ik spreek mijn eigen woorden. Ik heb niet aan concrete maatregelen gerefereerd, bijvoorbeeld dat de visumplicht nu moet worden afgeschaft. Er was al een ontwikkeling om samen met Oekraïne te bekijken of de visumplicht op termijn zou kunnen worden afgeschaft. Ik verwacht voorstellen van de Commissie over de mogelijkheden daarvan. Ik heb zelf in het Europees Parlement betoogd dat degenen die het hadden over snelle toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie, inderdaad aan luchtfietserij deden, omdat dit volstrekt onmogelijk en onwenselijk is. Je moet dus duidelijk zijn en ook op het Maidanplein alleen dat stellen wat je waar kunt maken. Dat heb ik gedaan.
De heer Segers (ChristenUnie): De belofte aan al die betogers was: wij gaan jullie financieel helpen en de visumplicht wordt afgeschaft. Dat was een belofte die de heer Van Baalen ondersteunde en niet tegensprak. Die werd daar dus mede namens hem gedaan.
De heer Van Baalen (EP/VVD): Ook de Europese Raad heeft onlangs besloten dat Oekraïne moet worden ondersteund, ook financieel. De heer Verhofstadt heeft op het Maidanplein niets beloofd wat hij niet waar kan maken, want ook de Raad heeft tot financiële steun besloten. De visumplicht is ook genoemd in de raadsbesluiten, alleen niet morgen. Kortom, Oekraïne is door liberalen niets beloofd wat zij niet zouden kunnen krijgen. Door andere fracties werden grote beloften gedaan, maar die zijn noch door de heer Verhofstadt noch door mij gesteund.
Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Over zeven weken gaan we naar de stembus voor de verkiezingen voor het Europees Parlement. De PvdA wil dat we naar een beter Europa gaan, niet naar het Europa van de doemdenkers, maar ook niet naar het Europa van de dagdromers. Praten over een stip aan de horizon is mooi, maar dat is een academische oefening, net als praten over een Nederland dat zich alleen op de wereld sterker en veiliger zou kunnen voelen.
De Staat van de Unie begint met een aantal ware woorden: «Miljoenen Europeanen zijn bezig met het werken aan een betere toekomst voor henzelf en voor hun kinderen. De eerste prioriteit is dicht bij huis.» Vervolgens staat er: «Andere uitdagingen kunnen wij juist beter aan door internationaal samen te werken.» Er staat ook dat het doel van de Europese samenwerking is om de Europese Unie en haar lidstaten zo vreedzaam, welvarend en sterk mogelijk de toekomst in te loodsen.
Wat de PvdA betreft gaan de verkiezingen erover hoe we kunnen komen tot een beter Europa, dat de mens en de burger in Europa centraal stelt. De Europese Unie is meer dan een markt voor multinationals en financiële instellingen. Wat de PvdA betreft gaan de schouders eronder en werken we aan een beter Europa, dat de economie aanjaagt, banen schept, zekerheid biedt en samenwerkt voor een veiligere wereld. Een sterker en socialer Europa en een betere unie voor de mensen; een unie die werkt.
De heer Pechtold (D66): Ik wil het even met mevrouw Maij hebben over de banen, en dan met name de Europese banen. Ik las een interessant artikel van de heer Tang. Ik citeer er één zin uit: er moet een einde komen aan de exorbitante salarissen van ambtenaren van de Europese Unie, de hoge beloningen zijn de Partij van de Arbeid een doorn in het oog. Laat er nu net drie weken geleden een mogelijkheid zijn geweest om die salarissen aan banden te leggen. Tot mijn verbazing heeft het CDA, de heer Omtzigt zit daar ook wat ongemakkelijk, merk ik ...
Mevrouw Maij (PvdA): Maar aan hem gaat u straks nog wel een vraag stellen.
De heer Pechtold (D66): Vandaag is het aan mevrouw Maij en dadelijk aan de heer Berman. Hij was degene die gewoon stemde voor verhoging van die salarissen. Het gaat niet om grote visies, want dat wil de Partij van de Arbeid in navolging van de VVD ook niet meer, maar misschien gaat het wel om betrouwbaarheid van stemmen.
Mevrouw Maij (PvdA): Het voorstel van de lijsttrekker van de Eurodelegatie is om ernaar te kijken om juist aan de bovenkant van de Europese salarissen een aftopping te hebben. Aan de onderkant zijn er ook in Europa mensen in ondersteunende functies. Daar kunnen we bekijken hoe we mensen wel blijven ondersteunen, bijvoorbeeld door inflatiecorrectie te geven.
De heer Pechtold (D66): Dat is een enorme nuance.
Mevrouw Maij (PvdA): U las ook maar één zin.
De heer Pechtold (D66): Misschien heeft de redactie de heer Tang zwaar beperkt. Als iemand die deze discussie een beetje heeft gevolgd, het stuk leest, zou hij toch een volledig andere conclusie kunnen trekken. Zou mevrouw Maij in overleg met de heer Berman en de heer Tang dat toch eens wat meer duidelijk willen maken? Je bent bij de PvdA al heel snel exorbitant rijk. Dat hebben we gemerkt bij zelfstandigen met een pensioen van € 15.000, die ook tot de rijke ouderen behoren. Voordat we het dadelijk alleen over misschien een enkeling in de Europese Unie hebben, zullen we stoppen met dit soort tegenstrijdig gedrag en gewoon eerlijk praten en beperken waar we het kunnen?
Mevrouw Maij (PvdA): Volgens mij vind ik de heer Pechtold eigenlijk aan mijn zijde. Het gaat om misschien 10% van de ambtenaren in Europa die ruim meer verdienen dan onze premier. Als we het erover hebben om de rekening van de crisis eerlijk te delen, zouden wij daar een eind aan moeten maken. De heer Pechtold roept nu iets ...
De voorzitter: U hoeft alleen te reageren op wat via de microfoon wordt gezegd, niet op wat vanuit de zaal wordt geroepen en wat verder niemand kan horen.
Mevrouw Maij (PvdA): Dat vind ik best wel lastig, zeker als het zo luid gaat dat ik het goed kan verstaan.
Dan zal ik het antwoord beperken tot datgene wat de heer Pechtold heeft gezegd.
Ik denk dat het bij het eerlijk verdelen van de rekening heel goed is om voor te stellen om aan de bovenkant af te toppen en aan de onderkant wel te kijken naar een inflatiecorrectie. In de Europese Unie, bij de Europese Commissie, zijn immers ook mensen met ondersteunende functies.
De heer Madlener (PVV): Ik hoor nog steeds geen mea culpa of sorry van mevrouw Maij. De PvdA heeft voor een salarisverhoging gestemd voor ruim 60.000 ambtenaren. Dat zijn geen mensen met een pensioentje van € 15.000. Dat zijn over het algemeen zeer dik betaalde ambtenaren met allerlei privileges. Dat weet mevrouw Maij ook. Een paar weken geleden was zij ervoor om de salarissen daar te verhogen, terwijl in Nederland iedereen op de nullijn staat of in de min is. Het kan toch niet waar zijn dat zij dat gewoon goed vindt? Mijn verzoek aan mevrouw Maij is om daar afstand van te nemen. De heer Berman zit ook hier. Hij kan het misschien straks ook doen. Dat is toch een fout geweest van mevrouw Maij? Het kan toch niet waar zijn dat zij dat vol blijft houden? Wat gaat zij doen om dat te herstellen?
Mevrouw Maij (PvdA): Deze vraag heeft de heer Madlener mij nu drie of vier keer gesteld en ik heb hem telkens hetzelfde antwoord gegeven. De inzet van de fractie in de Tweede Kamer is duidelijk. De inzet van de regering is ook duidelijk. Die ondersteunen wij. Wat ons betreft: volgens mij ben ik de vorige keer geëindigd met de woorden «matigen, matigen, matigen».
De heer Madlener (PVV): Deze salarisverhoging was een salarisverhoging met terugwerkende kracht tot 2011. Is dat juist? Wat zal dat betekenen voor die 60.000 ambtenaren? Gaat er straks een flinke check met extra geld naar die ambtenaren? De stijging in 2011 heeft natuurlijk gevolgen voor 2012 en 2013. Dat zal dus tot in lengte van jaren een enorm bedrag gaan kosten. Is mevrouw Maij dat met mij eens?
Mevrouw Maij (PvdA): De inzet van de Tweede Kamerfractie is duidelijk. Voor zover ik het heb begrepen, ging het om een inflatiecorrectie. Naar onze mening is matigen nu datgene wat we moeten doen met de Europese salarissen en ook datgene waarmee wij onze Minister op pad sturen. Dat heeft hij ook aangegeven.
De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Maij (PvdA): Ja, dank u wel.
Voor een betere unie, een unie die werkt voor de mensen, zijn geen gemakkelijker oplossingen, hoe ongemakkelijk dat ook klinkt. Doemdenken en weglopen is simpel, maar daarmee verbrand je schepen die je misschien nog nodig hebt. Eenvoudige mooipraterij is ook te simpel, want dat adresseert de problemen niet die er toch daadwerkelijk zijn. Ik noem drie prioriteiten die de PvdA nu op de agenda naar een beter Europa ziet. Het zijn drie prioriteiten die Europa sterker maken en waarbij wordt uitgegaan van de zorgen en de situatie van de burgers in Europa.
1. Wij willen naar een Europa met meer zekerheid, een beter Europa dat meer zekerheid biedt voor de mensen. Geen race meer naar de bodem, maar zekerheid van fatsoenlijke werkomstandigheden. Geen financiële rommelproducten meer, maar zekerheid van stabiele banken die werken voor mensen en voor ondernemers en de rekening van hun speculaties zelf betalen. Geen oneerlijke of onwettige verdringing van werknemers uit andere Europese landen, maar eerlijke concurrentie en de zekerheid van gelijk loon voor gelijke arbeid op dezelfde plek.
2. Wij willen naar een beter Europa dat opkomt voor mensen, dat de economie aanjaagt en de banen schept die voor de mensen nodig zijn. De PvdA staat voor gezonde overheidsfinanciën. Die zijn immers nodig voor een krachtige verzorgingsstaat, ook voor de generaties na ons. Begrotingsnormen moeten wel meer in evenwicht worden gebracht met sociale normen. Landen die orde op zaken stellen en de verdienkracht in hun economie herstellen, moeten dan ook extra tijd krijgen als de werkloosheid steil op gaat lopen. Veel te veel Nederlanders en veel te veel Europeanen zitten op dit moment zonder werk.
3. We willen naar een betere Europese Unie die ook extern eenheid uitstraalt. De EU lukt het nog niet om op het internationale politieke toneel de krachten te bundelen en een gamechanger te zijn. Ik hoef de crisis in de Krim maar te noemen en de nog steeds dooretterende en mensenlevens verslindende burgeroorlog in Syrië. Dit alles gebeurt aan de grenzen van Europa. Het lukt ons niet om die negatieve spiraal te doorbreken.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik wil even checken of ik mevrouw Maij zojuist goed heb verstaan.
Mevrouw Maij (PvdA): Vast niet.
De heer Klaver (GroenLinks): Wat een vertrouwen!
Als de werkloosheid in een land oploopt, zou dat land veel meer tijd moeten krijgen om zijn begroting op orde te krijgen: zijn dat ongeveer de letterlijke woorden die mevrouw Maij gebruikt?
Mevrouw Maij (PvdA): Nee.
De heer Klaver (GroenLinks): Dat ligt volledig aan mij hoor, want ik heb het niet goed verstaan. Misschien kan mevrouw Maij even herhalen wat zij heeft gezegd.
Mevrouw Maij (PvdA): Ja, dat wil ik graag herhalen. Landen die orde op zaken stellen en de verdienkracht in hun economie herstellen, moeten extra tijd krijgen als de werkloosheid snel oploopt. Dat is wat ik gezegd heb.
De heer Klaver (GroenLinks): Dan heb ik het wel juist verstaan. Dat betekent dus dat landen meer tijd moeten krijgen om hun begroting op orde te krijgen als de werkloosheid oploopt. Betekent dit dat mevrouw Maij straks steun zal verlenen aan voorstellen van mijn fractie om het kabinet op pad te sturen om ervoor te zorgen dat die ruimte in Europa gebruikt gaat worden?
Mevrouw Maij (PvdA): Ik kijk met belangstelling naar de voorstellen van de GroenLinks-fractie. Ik zal ze eerst moeten zien voordat ik precies kan vertellen ...
De heer Klaver (GroenLinks): Dit wordt een beetje flauw, sorry. Wat we straks zullen doen, is namelijk niet nieuw. Dat hebben we al zo'n tien, vijftien keer naar voren gebracht in het parlement. Iedere keer hoor ik de VVD ... Ik bedoel de PvdA; ik verspreek me al. Iedere keer hoor ik de PvdA zich in ontzettend duidelijke bewoordingen uitspreken, nog nooit zo duidelijk als vandaag trouwens, over het aan de gang krijgen van de banenmotor van Europa en het geven van ruimte aan landen, maar als puntje bij paaltje komt, is het gedrag van de PvdA heel anders en geeft zij die ruimte niet aan landen in Europa.
Mevrouw Maij (PvdA): Ik denk dat onze analyses van de feiten hier een beetje uit elkaar lopen. Er zijn een aantal landen in Europa die wel degelijk aanpassingen hebben gedaan en die wel degelijk extra tijd hebben gekregen omdat die aanpassingen moeilijk zijn en ook effect hebben op de sociale situatie in die landen. Ik vind dat we op de goede weg zijn. Wat ons betreft, zou het een tandje meer mogen.
De heer Pechtold (D66): Maar dan stelt de PvdA daar weer een nieuwe Europese norm tegenover in haar verkiezingsprogramma, namelijk de norm van maximaal 5% werkloosheid. Kan mevrouw Maij eens kort schetsen wat haar vijfjarenplan is om dat te bereiken?
Mevrouw Maij (PvdA): Ik denk dat het heel goed is dat wij hier geen doembeeld neerzetten alsof het niet zou kunnen, noch een ideaalbeeld waar we direct, over twee of drie weken, naartoe gaan. Wat ik wel heel belangrijk vind, is dat wij, als wij landen vragen om hun begroting op orde te stellen – de overheidsfinanciën zijn niet alleen voor nu, maar vooral ook voor de toekomst – ook kijken naar de effecten daarvan. Wij zien dat in een aantal landen de sociale effecten stevig zijn; heel stevig. Wij willen heel graag dat daar meer rekening mee wordt gehouden.
De heer Pechtold (D66): Ja, maar dat riep de PvdA ook voor september 2012 hier in Nederland. Toen wilde men – ik geloof dat Plasterk woordvoerder was – de 3%-norm loslaten. En kijk eens wat eventjes vasthouden aan dat streven van 3% ons vandaag brengt? Ik complimenteer het kabinet met de definitieve CPB-cijfers. De PvdA zei dat Nederland kapotbezuinigd was en dat het helemaal misging. Gelukkig hadden ze een Minister van Financiën die wel in de gedachte van Europa wilde werken. Ik vind het nogal gevaarlijk om zoiets op te schrijven in je verkiezingsprogramma, een norm van maximaal 5% werkloosheid tegenover de 3%-norm. Dan verwacht ik dat dat concreet wordt ingevuld en niet voor twee, drie weken, nee, ik vraag om het vijfjarenplan van de PvdA.
Mevrouw Maij (PvdA): De heer Pechtold zegt een aantal dingen die toch echt niet door mij of mijn fractiegenoten genoemd zijn. Er zijn normen om de financiën op orde te brengen. Daar hebben we soms wat meer ruimte voor. Ook Nederland heeft meer ruimte gekregen. Dat bleek netto achteraf niet nodig te zijn, maar Nederland heeft die ruimte wel gekregen. Er zijn ook andere landen in Europa die meer ruimte krijgen. Ik vind het belangrijk om de begroting op orde te krijgen, maar ook om ervoor te zorgen dat wij ook in de toekomst een verzorgingsstaat in Europa hebben. Tegelijkertijd vind ik dat wij niet moeten accepteren dat er landen zijn waar 26% van de bevolking werkloos is, waar soms wel 50% tot 60% van de mensen onder de 30 werkloos is. Daar moeten wij ook hard aan werken in de Europese Unie.
De heer Omtzigt (CDA): Toch nog even concreet. Op dit moment is er volgens mij geen enkele lidstaat van de unie – ik twijfel even over Luxemburg en Oostenrijk – met een werkloosheid onder de 5%. Mogen in het PvdA-voorstel alle andere landen van de unie op dit moment in meer of mindere mate afwijken van de 3%-norm?
Mevrouw Maij (PvdA): Ik verval een beetje in herhaling. Ik heb aangegeven dat de 3%-norm voor ons belangrijk is, al zouden we natuurlijk eigenlijk naar begrotingsevenwicht toe moeten. Het is belangrijk dat we de overheidsfinanciën op orde hebben. Tegelijkertijd vind ik het heel belangrijk dat we, als blijkt dat er door de bezuinigingen en maatregelen een hoge werkloosheid komt, daar goed naar kijken en dat we nagaan of we die sociale en financiële normen een beetje met elkaar in balans kunnen brengen. Ik vind het gewoon onacceptabel als er landen zijn waar 25% van de bevolking werkloos is. Een werkloosheid van maximaal 5% van de bevolking zou een heel mooi streven zijn.
Maar ik vind dat we heel duidelijk moeten zijn, net zoals het geval is bij de 3%-norm. We moeten kijken naar de balans tussen de financiële en de sociale effecten van hervormingen.
De heer Omtzigt (CDA): Die 25% is veel te hoog op, maar ik wijs er bewust op dat de PvdA zegt: 5%, en anders laten we begrotingsnorm los. Daarmee mag heel Europa de begrotingsnorm loslaten. Griekenland en Italië hebben nog nooit een werkloosheid onder de 5% gehad. In de PvdA-plannen hadden ze dus nooit en te nimmer, in geen enkel jaar, aan de 3%-norm hoeven te voldoen. Hoeveel groter was de puinhoop geweest als dat het geval geweest was? Hoe zal dit operationeel werken?
Mevrouw Maij (PvdA): Ik denk dat wij heel goed aan de slag zijn geweest om landen te helpen om hun begroting op orde te krijgen. Daarvoor spreek ik ook mijn dank uit aan de regering en aan onze eigen Minister Dijsselbloem. Tegelijkertijd vind ik dat sociale normen, niet alleen werkloosheid maar bijvoorbeeld ook het verschil tussen arm en rijk, belangrijke gegevens zijn waarnaar we in de onderhandelingen over hervormingen moeten kijken. Dat betekent dat op het moment dat hervormingen tot een steil oplopende werkloosheid leiden, we iets meer ruimte moeten geven om daartoe te komen.
De heer Klaver (GroenLinks): Misschien kan de PvdA een beetje concreter worden. Mevrouw Maij zegt dat de sociale en de financiële gevolgen met elkaar in balans moeten zijn. Mevrouw Maij geeft daarmee aan dat het veel beter kan dan nu in het Europa het geval is. Dat geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor de andere Europese lidstaten. Wat vraagt mevrouw Maij nu van het kabinet om ervoor te zorgen dat die balans tussen de sociale en de financiële gevolgen beter wordt? Wat moet het kabinet dan anders doen? Ik wil graag een concreet antwoord op deze vraag.
Mevrouw Maij (PvdA): Volgens mij heb ik net heel duidelijk aangegeven wat het standpunt van de Partij van de Arbeid is. Ik heb ook al eerder aan het kabinet gevraagd om de sociale normen en de begrotingsnormen meer met elkaar in balans te brengen en ook mee te wegen. Ik hoor mezelf hier niet iets anders zeggen dan ik eerder heb gezegd. Ik vind het ook heel belangrijk dat het kabinet dat meeneemt.
De heer Klaver (GroenLinks): Dit lijkt wel een soort missverkiezing waarbij alle missen dan ook roepen: ik wil wereldvrede. Ik vraag mevrouw Maij om een concreet antwoord te geven. Welke stappen moet het kabinet nemen om die balans dichterbij te brengen? Welke voorstellen ziet mevrouw Maij voor zich? De commissie-Melkert heeft allerlei interessante voorstellen gedaan, het Europees verkiezingsprogramma staat er bol van, maar ik heb mevrouw Maij er nog niet over gehoord. Zij zegt: ik vraag het kabinet wat het eraan wil doen. Nee, de vraag is welke inzet in Europa mevrouw Maij als volksvertegenwoordiger van het kabinet vraagt. Een klein beetje concreet graag!
Mevrouw Maij (PvdA): Landen die orde op zaken stellen en de verdienkracht in hun economie herstellen, moeten dan ook extra tijd krijgen als de werkloosheid steil oploopt. Veel concreter kan ik het niet maken.
Ik vervolg mijn betoog. Zoals men begrijpt, is er werk aan de winkel. We zien de economie langzaam opkrabbelen. We zien landen die noodsteun kregen, bijvoorbeeld Spanje en Ierland, weer op eigen benen staan. We zien weer voorzichtig groei in Europa. Daarom zien we dat het tijd is om onze aandacht te verschuiven van crisis naar groeimodes, door te werken aan een beter Europa dat de zorgen van mensen en hun behoeften centraal stelt.
De PvdA wil naar een beter Europa dat banen schept en de economie weer aanjaagt. De PvdA wil naar een beter Europa dat toezicht op banken gezamenlijk organiseert en regelt dat niet de belastingbetalers maar de banken zelf, voor hun risico's en verliezen opdraaien. De PvdA wil naar een beter Europa waarin twee bouwvakkers die naast elkaar staan op de steiger of twee schoonmakers die naast elkaar in het kantoor schoonmaken, hetzelfde betaald krijgen voor het hetzelfde werk. De PvdA wil naar een beter Europa waarin arbeidsinspecties samenwerken om arbeidsrechten te garanderen en oneerlijke concurrentie tegen te gaan.
Ik wil drie concrete vragen stellen aan de regering. 1. Blijft de regering in de Europese Raad aankaarten dat als de werkloosheid in de EU te lang te hoog blijft, we ons de vraag moeten stellen of het wel kan dat landbouwsubsidies voor de oude economie in stand blijven ten koste van investeringen en kansen voor een hele generatie jongeren en voor werklozen in Europa? 2. Is de regering bereid, ook werkgevers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor integratie van arbeidsmigranten? Werkgevers profiteren immers al jaren van goedkope arbeidsmigranten, terwijl als de arbeid op is en de integratie faalt, de maatschappelijke kosten terechtkomen bij de buurtbewoners en de schatkist. Wil het kabinet hierover met werkgevers in gesprek gaan en de Kamer bijvoorbeeld voor 10 mei over die uitkomsten rapporteren? 3. Andere lidstaten willen en moeten net als Nederland schijnconstructies en malafide uitzendbureaus aanpakken.
Gaat de regering inzetten op een Europese zwarte lijst van malafide uitzendbureaus en meer uitwisseling van informatie hierover?
Mede dankzij de EU leven we al bijna drie generaties in vrede en hebben we grote sprongen in welvaart en welzijn gemaakt. Velen van buiten de EU kijken reikhalzend naar de vrede, onze welvaart en welzijn en onze rechtsstatelijkheid. Sommige wagen zelfs hun leven om er deel van uit te kunnen maken. Wij moeten onze Europese gemeenschappelijke waarden koesteren, evenals onze Europese democratie, onze rechten en onze sociale, economische culturele en religieuze vrijheden. De Europese samenwerking is uniek en heeft gezorgd voor veiligheid en welvaart. Waar de samenwerking in het geding komt, worden de veiligheid en welvaart in Europa bedreigd. Aan onze EU is het de taak om zich hiertegen te bewapenen. Dat betekent dat er intern maar ook extern werk aan de winkel is. Ook de situatie in Oekraïne toont aan dat Europese samenwerking nodig is voor een Europa dat minder afhankelijk is van Rusland voor zijn energievoorziening, een Europa dat eensgezind naar buiten treedt en de hand reikt aan buurlanden in problemen, een Europa dat Europese waarden en rechten deelt met de wereld.
Ik rond af. We moeten de handen uit de mouwen steken, niet lullen maar poetsen, om tot een betere EU te komen, een sterkere en socialere EU voor de Europese burgers. We moeten niet dagdromen of doemdenken, maar aan de slag gaan. Daar gaan de verkiezingen op 22 mei over.
De heer Madlener (PVV): Ik hoorde de PvdA spreken over een soort Europese verzorgingsstaat. Die lijkt er ook te komen, want inmiddels leeft half Bulgarije van Nederlandse uitkeringen. Maar goed, ik kan mevrouw Maij daar helaas niet mee feliciteren. Vindt zij het een probleem dat er inmiddels op alle steigers die er nog in Nederland zijn, meer Polen dan Nederlandse bouwvakkers aan de slag zijn?
Mevrouw Maij (PvdA): Ik vind het een probleem als er op een steiger twee mensen staan van wie de ene conform onze arbeidsnormen wordt betaald en de andere niet, waardoor die ene wordt weggeconcurreerd. Daarom heb ik aangegeven dat het heel belangrijk is dat werknemers die hetzelfde werk verrichten op dezelfde plek ook hetzelfde betaald krijgen. Ik wil de heer Madlener erop wijzen dat sinds januari 900 Polen en Bulgaren zich hebben gemeld in Nederland. De veronderstelling die hij aan het begin van zijn vraag had, is dus een beetje bezijden de waarheid.
De heer Madlener (PVV): Dat zal mevrouw Maij wel denken, maar als ik bij de Lidl sta, zie ik allemaal Oost-Europese arbeidsmigranten met een blikje bier en een zak chips. Er zijn honderdduizenden Oost-Europeanen in Nederland aan de slag. Voor een Bulgaar is het minimumloon enorm veel geld, terwijl een Nederlandse bouwvakker moeilijk kan rondkomen met het minimumloon. Dan heb je het vrij arm en woon je driehoog achter. Maar die Bulgaar woont misschien in een heel mooi huis in Bulgarije. Vindt mevrouw Maij dat wel eerlijke concurrentie?
Mevrouw Maij (PvdA): Nogmaals, voor gelijke arbeid op dezelfde plek moet men hetzelfde salaris krijgen. Ik vind het wel een probleem dat een hele hoop Bulgaren driehoog achter met zijn vijftienen in eenzelfde appartement wonen. Dat probleem moeten we aanpakken.
De heer Madlener (PVV): Dat was geen antwoord op mijn vraag ...
De voorzitter: Nee, mijnheer Madlener. Het woord is aan de heer Klaver.
De heer Madlener (PVV): U geeft iedereen drie termijnen en mij maar twee.
De voorzitter: Nee, zeker niet. Ik geef er iedereen twee. In een enkel geval wijk ik daarvan af, bijvoorbeeld omdat iemand het niet goed heeft verstaan en vraagt om het nog een keer te herhalen.
De heer Madlener (PVV): Ik heb geen antwoord gehoord op mijn vraag. Maar goed, dat is kennelijk normaal.
De voorzitter: U hebt misschien niet het antwoord gehoord dat u graag had willen horen, mijnheer Madlener.
De heer Klaver (GroenLinks): Nog niet zo lang geleden zei Minister Asscher van Sociale Zaken dat de dijken op doorbreken zouden staan en dat er een toestroom zou komen van Oost-Europeanen. Ik ben blij met de feiten die mevrouw Maij naar voren brengt. Zegt zij hiermee ook dat Minister Asscher ongelijk heeft gekregen?
Mevrouw Maij (PvdA): Ik denk dat Minister Asscher heel duidelijk heeft aangegeven dat juist de problemen waar ik net met de heer Madlener over sprak, moeten worden aangekaart, zoals het probleem dat twee mensen die op dezelfde plek werken, niet hetzelfde salaris krijgen, waardoor de Nederlander wordt weggeconcurreerd. Ik denk dat Minister Asscher een aantal heel goede stappen heeft gezet voor een betere arbeidsinspectie. Daarom heb ik zojuist gevraagd of we die inspectie op Europees niveau kunnen organiseren, zodat we bijvoorbeeld, vooral ook gezamenlijk, malafide uitzendbureaus kunnen aanpakken die mensen hierheen sturen, voor een habbekrats laten werken en op een plek laten wonen die niet oké is. Ik had gedacht dat ik de heer Klaver daarbij aan mijn zijde zou vinden.
De voorzitter: Met Minister Asscher wordt de Minister van Sociale Zaken bedoeld.
De heer Klaver (GroenLinks): Sorry, voorzitter. Uiteraard: de Minister van Sociale Zaken.
Ik wil iedere dag een boom opzetten over de manier waarop wij malafide praktijken moeten aanpakken, maar het punt dat ik naar voren breng, is een ander punt. Minister Asscher heeft meegedaan ...
De voorzitter: De Minister van Sociale Zaken.
De heer Klaver (GroenLinks): De Minister van Sociale Zaken heeft meegedaan in het koor van mensen die zeiden: er komt een toestroom van Oost-Europeanen. Nu zegt mevrouw Maij zelf: het is gebleken dat het meeviel. Ik zal niet zeggen «ophitsen», maar hij heeft meegedaan aan wat ik in ieder geval de stemmingmakerij noem, door te zeggen dat er een groot Oost-Europees gevaar dreigt dat naar Nederland komt. Een heel simpele vraag die ik stel, gaat niet over beleid: is nu niet gewoon aangetoond dat de woorden van Minister Asscher geen waarheid zijn gebleken en dat hij die woorden beter achterwege had kunnen laten, volgens de PvdA-fractie?
Mevrouw Maij (PvdA): Ik ben geen dagdromer, zoals de fractie van GroenLinks. Ik ben ook geen doemdenker, zoals de PVV-fractie. Ik vind het heel goed dat de Minister van Sociale Zaken heeft aangekaart wat de problematiek is. Hij heeft aangekaart dat wij hiermee aan de slag moeten. Ik vind het heel goed dat wij dat op dit moment hoog op de agenda hebben staan en dat wij daar nu stappen in zetten.
De heer Berman (EP/PvdA): Voorzitter. Na het referendum van 2005 dacht ik dat de steun voor de Europese samenwerking pas weer zou groeien als zich een nieuwe dreiging zou aandienen, een nieuwe crisis. Dat was rijkelijk optimistisch. Vanzelfsprekend lag de laatste jaren de nadruk op het tegengaan van de financiële crisis. Daarin zijn belangrijke en ongekende stappen gezet, met als voorlopig sluitstuk de bankenunie. Het is voor een groot deel aan de samenwerking in de EU te danken dat deze crisis niet is ontaard in een wereldwijde economische ineenstorting.
Maar is de steun weer toegenomen? Nee. Zelfs bij de meest geharnaste voorstanders van de Europese integratie zie ik weinig passie. Bij onze kiezers is het een verstandshuwelijk. Gezond verstand, dat wel, maar crisis en dreiging hebben niet geleid tot groeiende steun voor Europese samenwerking. Dat ligt niet eens zozeer aan de afgemeten toon waarmee veel regeringen over de EU spreken. Het ligt evenmin aan ergernis over hier en daar een mal Brussels plannetje, zoals het idee voor de etikettering van karafjes olijfolie in restaurants, dat inmiddels beschaamd van tafel is geveegd. De bitterheid in ons verstandshuwelijk met Europa stijgt allereerst met de werkloosheid en met het sterke besef dat in Europa de risico's veel te vaak voor gewone mensen zijn, terwijl malafide ondernemers, narcistische bankiers en grote managers de dans ontspringen.
Lodewijk Asscher nam het initiatief om schijnconstructies bij arbeidsmigratie tegen te gaan, maar de gaten zijn nog niet gedicht. Het Europees Parlement damde de bonuscultuur in, maar meteen vinden financiële whizzkids een sluiproute om ermee door te gaan. Over de noodzaak, hierin harder op te treden en om daarnaast snel toekomstperspectief te bieden aan Europese jongeren, heeft collega Marit Maij uitgebreid gesproken. Het is terecht de basis van ons verkiezingsprogramma.
Laat ik hier de nieuwe crisis noemen, die zonder twijfel zal leiden tot verdere verdieping in de Europese samenwerking. Het is de geopolitieke crisis, die onze deur heeft ingetrapt met de laarzen van Vladimir Poetin, die voortaan het recht van de sterkste wil laten gelden in plaats van het internationale recht. Europa staat voor de keuze. Aanvaarden wij het verdiepen van nationalistische, zelfs etnische, tegenstellingen, of willen wij blijven uitgaan van de fundamentele gelijkheid van rechten? Accepteren wij eenzijdige annexatie, of staan wij voor de dialoog tussen gelijkwaardige regeringen? Voor welke wereldorde kiezen wij? Dat zijn vraagstukken waarin Nederland leidend hoort te zijn als hoeder van het internationaal recht. Sancties tegen Rusland konden niet uitblijven. Misschien moeten ze straks worden versterkt. Er hoort in ieder geval een radicale, gezamenlijke keuze bij voor duurzame energie, om onze afhankelijkheid van het Kremlin te verminderen.
militarisering van Europa kan het antwoord niet zijn; wel verduurzaming. Geen verdere centralisatie, maar wel de vrijwillige keuze om één stem te laten horen.
Overmorgen ga ik, na een paar dagen hier in Europa, terug naar Afghanistan, naar Kabul, waar ik de EU-verkiezingswaarnemingsmissie leid voor de verkiezingen van 5 april aanstaande, op verzoek van de Afghaanse regering. Ook vandaag staan letterlijk duizenden Afghanen moedig in de rij om zich in te schrijven als kiezers, ondanks de vele aanslagen. Zij willen dat wij bij hen blijven en toezien op deze verkiezingen. Dat is precies de taak die de EU zich stelt in het Verdrag van Lissabon, namelijk een wereldorde beschermen en versterken die gebaseerd is op rechten van mensen, ongeacht hun geloof of afkomst, in een duurzame ontwikkeling.
Europa is een waardengemeenschap met gelijke rechten als hoogste goed. Vandaar ook dat er geen enkele partij is die tegelijk extreem rechts is én pro-Europees. Ik heb tien jaar gegeven aan deze Europese samenwerking en steeds had ik één zin in mijn hoofd. Die zin hangt in Straatsburg boven de deur van de na de oorlog gebouwde synagoge, als zelfbewust motto van een diep getroffen, maar onverslagen gemeenschap. «Plus fort que le glaive est mon esprit», sterker dan het zwaard is mijn geest, Zacharia 4:6. Ik lees in dit vers graag de geest van dialoog en respect, de geest van vrede. Die geest is er nooit vanzelfsprekend, maar hij is wel de essentie van beschaving. Het is de essentie van Europese samenwerking.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): De vertegenwoordiger van de Partij van de Arbeid uit het Europees Parlement – welkom hier vandaag – probeert hier duidelijk te maken hoe belangrijk de Europese Unie is voor internationale vrede en veiligheid. Voor een deel volg ik die analyse wel. We hoeven de vertegenwoordiger van de PvdA hier niet te vertellen dat we vanmorgen opnieuw een verontrustend rapport van het IPCC hebben gezien over de wereldwijde klimaatverandering.
De heer Berman (EP/PvdA): Juist.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Als iets een bron is voor conflicten in de toekomst, voor de aantasting van de individuele rechten van mensen die het toch al moeilijk hebben, dan is het de klimaatverandering. Nu heeft Europa, het Europa dat de PvdA zo hard verdedigt, gezegd: ach, die klimaatdoelstellingen kunnen best een tandje minder. En daarna gebruikt dit kabinet de Europees naar beneden bijgestelde doelstellingen als excuus om zelf niets te doen. Wat is het antwoord van de Partij van de Arbeid op die dynamiek?
De heer Berman (EP/PvdA): Een van de grote uitdagingen en bedreigingen waar wij mensen in de wereld voor staan, is de klimaatverandering. Dat rapport van IPCC geeft dat overduidelijk aan. Daar valt geen speld tussen te krijgen. Wij van de sociaaldemocratische fractie hebben samen met de groene fractie en met andere collega's verregaande voorstellen gedaan en wilden natuurlijk wel meer dan wat er uiteindelijk in een compromis uitkomt. Maar ook in het Europees parlement en in de onderhandelingen met de Raad geldt dat je een compromis sluit, en een compromis is altijd minder dan je eigenlijk zelf zou willen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Prachtig, maar op dit terrein kunnen we ons zo'n lijn niet veroorloven. Mijn vraag blijft, gelet op de democratische controle en op de algemene waarden, het algemeen belang dat de PvdA zegt te willen voorstaan: wat is het antwoord van de Partij van de Arbeid op het feit dat de democratische controle op Europa steeds verder uitholt? Ik hoef het TTIP-verdrag maar te noemen. Wij worden uitgeleverd aan nog meer vrijhandel, wat uw mogelijkheden als parlementariër verder beperkt. Stel dat ik geloof dat u een oprecht en serieus klimaatbeleid wilt: u wordt gereduceerd tot een roepende in de woestijn! Wat is het antwoord daarop van de Partij van de Arbeid?
De heer Berman (EP/PvdA): U hebt Barack Obama gehoord vorige week, toen hij zei dat een vrijhandelsverdrag met de VS niet zal leiden tot het aantasten van consumentenbelangen. Over het klimaat heeft hij het niet gehad in dat verhaal, maar ik denk dat we in die onderhandelingen heel hard moeten inzetten op de bescherming van milieunormen, op de bescherming van consumentenbelangen, op de bescherming van onze wetgeving, die straks niet mag worden aangetast door Amerikaanse bedrijven die denken dat ze worden beschadigd door nieuwe wetgeving in Europa. Ik ben het wat dat betreft volkomen met u eens, mevrouw Ouwehand. Voor het overige blijf ik van mening dat de samenwerking in de Europese Unie onmisbaar is om juist die grote, wereldwijde uitdagingen aan te pakken, waarvoor Nederland te klein is en de EU zelf eigenlijk ook al.
De heer Madlener (PVV): Ik wil graag even nog een puntje ophelderen. Ik had net mijn collega van de Partij van de Arbeid gevraagd waarom zij in het Europees Parlement voor die salarisverhoging heeft gestemd. Ik hoorde de heer Berman in de bankjes toen heel hard «nee, nee, dat is niet waar» roepen. Mijn vraag is dus nogmaals: is het waar dat jullie voor die salarisverhoging hebben gestemd? En mijn tweede vraag is dan natuurlijk: hoe kan dat nou? Immers, in Nederland staat iedereen op de nullijn. Het gaat slecht. Mensen zitten zelfs in de min. Dan ga je toch niet de riante salarissen in Brussel nog een keer verhogen?
De heer Berman (EP/PvdA): De heer Madlener zal weten dat er ook in Brussel, onder de Brusselse ambtenaren, mensen zijn die koffie zetten, mensen die het gebouw schoonmaken, mensen die de bewaking doen. Er zijn daar echt niet alleen mensen met hoge salarissen. Ten tweede is er een akkoord gesloten na maanden en maanden hard onderhandelen tussen werkgevers en werknemers, en ik geloof dat het ook in deze Kamer de gewoonte is om niet te treden in akkoorden tussen werkgevers en werknemers.
Mijnheer Madlener moet het maar uitleggen als het anders in elkaar zit. Ten derde gaat het niet om een verhoging van het salaris, maar om een verhoging van 0,8% in totaal over vijf jaar terwijl de inflatie in België ongeveer 11% bedraagt. Dat lijkt mij dus geen verhoging maar een zeer geringe inflatiecorrectie. Ik heb mij bij dat akkoord neergelegd. Overigens ben ik van mening dat het Europese budget – dat zeg ik al jaren – sober moet zijn omdat de nationale begrotingen ook sober zijn.
De heer Madlener (PVV): Dat is nu juist het probleem. De heer Berman roept dat het sober moet zijn, maar stemt wel voor een salarisverhoging met terugwerkende kracht. Dat gaat over het verleden. Onder die ambtenaren zit ook een aantal koffiebezorgers, die waarschijnlijk zeer riant betaald worden in Brussel.
De heer Berman (EP/PvdA): Nou, nou, nou, nou, nou.
De heer Madlener (PVV): Dat kan ik uit eigen ervaring vertellen. In Nederland staan gepensioneerden, die helemaal niet meer kunnen werken, gewoon in de min. In Nederland maken we bovendien de afspraak dat de ambtenarensalarissen niet verder verhoogd worden. Het is aan de politiek om Nederlands belastinggeld wel of niet uit te geven. De keuze om daarvoor te stemmen, is een heel verkeerde. Ik stel daarom nogmaals de vraag: waarom zorgt de heer Berman ervoor dat Nederlandse mensen in de min staan, inclusief gepensioneerden en noem maar op, terwijl hij de ambtenarensalarissen in Brussel – het gaat om misschien wel 100.000 mensen – met terugwerkende kracht riant verhoogt?
De heer Berman (EP/PvdA): Tegelijkertijd wordt de totale personeelsomvang met 5% teruggebracht. Tegelijkertijd gaan de pensioenen in de toekomst aanzienlijk achteruit, ook door de nieuwe afspraken. Daarbij komt dan die 0,8% aan inflatiecorrectie die kan worden afgezet tegen een inflatie van 11%. Ik weet niet hoe het zit met het salaris van de heer Madlener, maar als die inflatie 11% is en zijn salaris uiteindelijk over die vijf jaar met 0,8% omhoog gaat, dan is zijn salaris niet omhoog gegaan. Hij mag mij uitleggen of hij dan meer televisies kan kopen dan hij al heeft.
De voorzitter: Dat moet u hem straks maar vragen.
De heer Berman (EP/PvdA): Om die reden heb ik gezegd dat ik mij neerleg bij dit akkoord van werkgevers en werknemers. Dat past binnen het raam waarvan ik denk: dit is sober.
De heer Segers (ChristenUnie): Afgezien van de vraag of de schoonmakers in Brussel ambtenaren zijn of ingehuurde krachten, is het de vraag of hiermee een juist signaal wordt afgegeven aan een continent dat kreunt en steunt onder de economische crisis, waar aan burgers enorme offers zijn gevraagd in de zin van inleveren. Is het een juist signaal dat het parlement en de ambtenaren, waarvan er 3.000 meer verdienen dan onze eigen Minister-President, een loonsverhoging krijgen? Dat is toch niet uit te leggen? Dat is toch iets waarvan uitgerekend de PvdA-fractie zich rekenschap moet geven?
De heer Berman (EP/PvdA): Op het moment dat er na moeizaam onderhandelen zo'n akkoord uitkomt, kun je natuurlijk symbolisch tegenstemmen, maar je weet dat dit het akkoord is en dat de Raad zich daarbij heeft neergelegd, overigens met een tegenstem van Nederland. Je kunt echter ook zeggen: ik respecteer een akkoord tussen werkgevers en werknemers, al is het niet zo mooi als ik het had willen hebben, maar dit is het dan. Zo heb ik het ook gedaan.
De heer Segers (ChristenUnie): Twee vertegenwoordigers van partijen in dit huis hebben in het Europees Parlement voor gestemd. Alle anderen hebben tegen gestemd. Dat is niet symbolisch, maar gewoon een kwestie van gaan staan of zitten, je hand opsteken of niet. Dat is een keuze die je maakt. De PvdA-fractie in het Europees Parlement heeft gezegd: wij kiezen voor een loonsverhoging. Er zijn enorme offers gevraagd van burgers, mensen zijn ontzettend boos over alle kosten die zij voor hun kiezen hebben gekregen in de afgelopen jaren. Dat is niet uit te leggen. Dat is echt een heel slecht verhaal. Dat was geen noodlot.
De heer Berman (EP/PvdA): Het blijft mij merkwaardig voorkomen dat nog geen tiende van een inflatiecorrectie toepassen over vijf jaar wordt gezien als een verhoging. Afgezien daarvan kan ik alleen maar herhalen wat ik heb gezegd. Ik heb mij neergelegd bij een akkoord tussen werkgevers en werknemers. Ik denk dat de politiek in Nederland dat heel vaak doet.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik wilde er eigenlijk niet over beginnen.
De voorzitter: Het hoeft ook niet hoor.
De heer Van Bommel (SP): Het wordt eigenlijk uitgelokt door de spreker dus ik moet toch om verheldering vragen.
De heer Berman (EP/PvdA): Een zwak excuus, mevrouw de voorzitter.
De heer Van Bommel (SP): Die zwakte moet mij dan maar gegund worden vandaag. Het wordt er namelijk niet echt duidelijker op. De heer ...
De heer Berman (EP/PvdA): Berman.
De heer Van Bommel (SP): De heer Berman zegt: ik leg mij erbij neer. Hij had de kans om gewoon tegen te stemmen. Hij zegt nu: ik legde mij erbij neer en daarom stemde ik voor. Wat vindt hij dan van het standpunt van de Nederlandse regering? Had die zich er, in het verlengde van het standpunt van de heer Berman, ook bij moeten neerleggen of niet?
De heer Berman (EP/PvdA): Op het moment dat er in de Raad een stemming plaatsvindt en de Raad al dan niet zo'n verhaal aanneemt, kan Nederland tegenstemmen. Dat is een afweging van de Nederlandse regering. Als in het Parlement zich een zeer duidelijke meerderheid aftekent, als in het Parlement de algemene stemming is «dit is een akkoord tussen werkgevers en werknemers»-- de SP zal toch de laatste zijn die daar moeilijk over zal doen – dan lijkt het mij heel normaal dat ik dat als volksvertegenwoordiger respecteer.
De heer Van Bommel (SP): Dat is net een tandje te snel. Een akkoord tussen werkgevers en werknemers is niet per definitie, in alle gevallen een goed akkoord of een akkoord waarbij wij ons als politieke partij, als parlement of als regering maar moeten neerleggen. Wij hebben er ook nog iets over te zeggen; zo zijn de verhoudingen ook. Dan past het om ja of nee te zeggen. Het kabinet zegt er heel duidelijk nee tegen, in lijn met wat het altijd heeft gezegd over de ambtenarensalarissen in Brussel. Daarbij heeft het kabinet ook de steun van het Nederlandse parlement, volgens mij heel breed.
De voorzitter: Uw vraag?
De heer Van Bommel (SP): Zou het niet meer passen, ook voor een woordvoerder van de PvdA, om te zeggen: ik luister ook naar mijn eigen achterban, ik luister naar het Nederlandse parlement, ik luister naar de Nederlandse regering en ik verzet mij daartegen?
De heer Berman (EP/PvdA): Het antwoord is nee.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik wil de heer Berman een compliment geven. Hij heeft zich tien jaar lang keihard voor de Europese zaak ingezet. Ik heb vaak gewild dat hij hier in de Kamer zou zitten, omdat ik denk dat wij met zijn progressieve ideeën over Europa goed zaken hadden kunnen doen. Ik wil via de heer Berman zeggen dat de collega's hier boter op hun hoofd hebben. Er waren misschien maar twee Nederlandse parlementariërs die tegenstemden, maar uiteindelijk waren er ook maar twee fracties die tegen dit standpunt hebben gestemd in de Europese Unie. Dat waren namelijk de Britse Conservatieven, waar de ChristenUnie bij hoort, en de Groene fractie, waar GroenLinks bij zit. Alle andere fracties hebben voorgestemd.
De voorzitter: Uw vraag?
De heer Klaver (GroenLinks): Mijn vraag betreft iets heel anders, namelijk klimaatverandering.
De voorzitter: Dat ga ik niet meer doen na deze inleiding. Dat ga ik niet toestaan. Uw inleiding is meestal een inleiding naar een vraag die over hetzelfde onderwerp gaat. U hebt daar niet voor gekozen. Ik ga dat niet toestaan.
Dank u wel, mijnheer Berman. Voordat iemand er vragen over heeft: ik stel voor dat wij eerst nog de bijdragen van beide collega's van de SP doen en dat wij daarna schorsen voor de lunch. Daarvoor geef ik het eerst het woord aan de heer Harry van Bommel van de SP.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Bijzondere dank dat ik dit nog voor de lunch mag doen, want ik weet hoe het na de lunch is.
Over 52 dagen is het feest, het feest van de verkiezingen. De kiezer mag zich dan eindelijk weer eens uitspreken over de Europese politiek. Het is de vraag of de kiezer daar nog toe bereid is, want het geloof in de Europese Unie is aan het verdampen, zo het niet al verdampt is, zo lazen wij vanochtend in de Volkskrant op basis van het Ipsos-onderzoek. Nederland neemt daarin een bijzondere positie in. 65% van de Nederlanders gelooft dat de Europese Unie zich op dit moment in de verkeerde richting ontwikkelt. 77% vindt dat de Europese afgedwongen bezuinigingen de Nederlandse economie hebben geschaad. Nederland neemt met die 77% ook nog een keer een koppositie in bij de negen ondervraagde landen. 68% wil minder macht voor Brussel of er zelfs uit stappen. De vraag is dan ook aan de orde: wat gaat het kabinet doen om het vertrouwen van de kiezer te herwinnen? Wat gaat het kabinet doen om de kiezer überhaupt naar de stembus te krijgen op 22 mei?
De SP begrijpt het wantrouwen van de kiezer wel, want hij wordt stelselmatig buitenspel gehouden in Europa. Verdragswijzigingen en referenda worden zorgvuldig vermeden. Overal in Europa komen mensen dan ook in opstand tegen dit Europa en politieke instabiliteit is eerder regel dan uitzondering in veel Europese lidstaten. Het wantrouwen wordt nog eens versterkt als partijen in eigen land anders stemmen dan in het Europees Parlement. Daarmee hebben we de ambtenarensalarissen ook behandeld.
Wat ooit begon als een project van vrede, veiligheid en welvaart, loopt nu vast in massawerkloosheid, afbraak van sociale verworvenheden en de opkomst van extreem rechts. De Europese Unie is vandaag de grootste vijand van het Europese project geworden. Het roer moet daarom om. We moeten weer vaker nee kunnen zeggen. Nee tegen de voortdenderende Europese integratie waardoor we problemen niet langer nationaal mogen en kunnen aanpakken, juist door Europese regels. Nee tegen de Europese Unie, die zich vervolgens presenteert als de oplossing en meer macht en meer geld vraagt.
Neem de werkloosheid. Nu worden lidstaten gedwongen om te bezuinigen en ontstaat er massawerkloosheid. Vervolgens wil de Europese Unie meer geld voor fondsen ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. En dat terwijl die fondsen bekend staan vanwege verspilling, inefficiency en zelfs corruptie. Deelt het kabinet dat oordeel?
Of neem het kapitaalverkeer. De Europese Unie gaf de financiële markt vrij spel, maar vervolgens moesten de nationale overheden en Europese fondsen banken redden met belastinggeld, ook Nederlands belastinggeld. Nu wordt de hele Europese bankensector gecontroleerd door ondemocratische instituten als de ECB en de Europese Commissie, waar de bankenlobby juist het sterkst is. De lidstaten staan daarmee buiten spel. Onze Minister van Financiën kan niet langer nee zeggen als de Nederlandse bevolking mee moet betalen aan het faillissement van banken in bijvoorbeeld Italië. Hoe wil het kabinet dat voorkomen?
De oorzaak van deze misère zit hem in de invoering van de euro, terwijl de politieke en economische basis daarvoor ontbrak. Als oplossing kreeg de EU vergaande controle over ons begrotings- en economisch beleid, maar zelfs daarmee is de euro nog niet gered. Ook de Nederlandsche Bank hield eerder serieus rekening met het sneuvelen van de euro, zo erkende de President van DNB recent. We kunnen ons er dus maar beter goed op voorbereiden.
Mevrouw Maij (PvdA): Zo kennen we de SP: doemdenken en nee, nee, nee. Heeft de SP ook een voorstel voor hoe het wel zou moeten?
De heer Van Bommel (SP): Dat doemdenken zou ik realisme willen noemen, realisme dat zich inmiddels ook uitstrekt tot de President van DNB. Het alternatief voor maar achteroverleunen en doen alsof het allemaal noodzakelijk is, is je voorbereiden op wat komen gaat. Dat de euro gaat sneuvelen lijkt slechts een kwestie van tijd te zijn. Dan kun je je er dus maar beter op voorbereiden. Mijn partij is er dus een voorstander van om verschillende scenario's te onderzoeken en te kijken hoe wij straks zonder euro verder kunnen zonder een instortende economie.
Mevrouw Maij (PvdA): De SP heeft dus niet echt een voorstel voor hoe het wel zou moeten, behalve nee, nee, nee, wat de heer Van Bommel zelf al drie of vier keer aangaf. Maar het voorstel van een bankenunie moet hem toch aanspreken? Het gaat om een bankenunie waarbij niet de burger en niet de schatkist opdraaien voor de kosten, maar waarbij de banken zelf opdraaien voor de kosten van onnodige speculaties.
De heer Van Bommel (SP): Dat is maar een deel van het verhaal van de bankenunie. In eerste instantie ligt het risico inderdaad bij de banken zelf, bij de aandeelhouders, maar uiteindelijk worden lidstaten ook onderdeel van de oplossing. Dus uiteindelijk kan de rekening toch nog gewoon bij de belastingbetaler komen. Dat wil men natuurlijk uitsluiten, die einde van de pijp-oplossing, maar dat risico bestaat wel degelijk en daar voelt de SP helemaal niets voor.
De voorzitter: De heer Klaver wil ook nog een vraag stellen, maar niet over het klimaat, denk ik.
De heer Klaver (GroenLinks): Wie weet.
De voorzitter: Het zou zo maar kunnen.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik denk dat het altijd goed is om in scenario's te denken. Daarom vind ik het ook heel goed dat de SP aangeeft dat we moeten kijken welke kant het met de euro op kan. Dat vindt GroenLinks ook. Maar GroenLinks spreekt zich ook uit en zegt: wij zien een toekomst van de Europese Unie voor ons met een euro. Is dat ook de toekomst die de SP voor zich ziet?
De heer Van Bommel (SP): Ik heb geen glazen bol en ik wil het ook niet voorspellen. Maar ik wil er wel rekening mee houden. Dat is ook niet onredelijk, gezien het optreden van de Nederlandsche Bank op dat vlak. Ik vind ook dat je daarover niet te veel moet speculeren, maar je moet je er wel op voorbereiden dat zoiets zou kunnen gebeuren. Ik houd niet van voorspellen, maar ik denk dat wanneer we doorgaan zoals we nu werken met de euro, dat de euro dan geen lang leven beschoren is.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik vraag niet om een voorspelling. Toen de crisis uitbrak, zei uw leider: dit is geen natuurramp, dit hebben mensen zelf gedaan. Het al dan niet voortbestaan van de euro heeft ook niets te maken met natuurrampen, dat heeft alles te maken met politieke inzet. Ik vraag de heer Van Bommel niet om in zijn glazen bol te kijken, ik vraag hem wat de inzet van zijn fractie is. Zie hij een Europese Unie voor zich met een euro of ziet hij een Europese Unie voor zich zonder euro? Dan weten we nog helemaal niet wat de uitkomst over tien jaar gaat zijn, maar wat is de inzet van zijn fractie? Dat is wat ik wil weten.
De heer Van Bommel (SP): Wij willen de euro niet ten koste van alles behouden. Dat is niet ons uitgangspunt.
Wij willen dus ook niet door met de reddingsformule waarvoor nu gekozen is. Wij kiezen niet voor fondsen en het redden van landen in het zuiden. Wij zijn van mening dat je je dan beter kunt voorbereiden op het ontvlechten van de hele euroconstructie om er, wanneer dat het meest voordelig is, op enig moment afscheid van te nemen.
De heer Pechtold (D66): De heer Van Bommel heeft het over «ontvlechten», «enig moment», «voorbereiden op» en «scenario's». Maar wat is het standpunt van de SP? Vecht je voor iets of laat je het uit je handen glippen? Er zijn partijen die zeggen: eruit! Prima, daar valt een scenario voor te maken van winst en verlies en van het moment waarop. Dan heb je er regie op. Er zijn partijen, zoals de mijne, die zeggen: houd het vast. Dan heb je er regie op en een concreet idee. De SP zegt iets in de trant van «laat de boel de boel en kijk dan maar wat er gebeurt». Dat scenario is onnodig kwetsbaar, kostbaar en vooral heel erg onzeker. Is de heer Van Bommel dat met mij eens?
De heer Van Bommel (SP): Nee, dat ben ik niet met de heer Pechtold eens. Ik denk dat het zelfs vanuit zijn positie verstandig is om te werken met scenario's. Niemand zal zeggen dat de Nederlandse Bank twee jaar geleden, toen we langs de afgrond scheerden, onverstandig is geweest om rekening te houden met het eventuele instorten van de euro. Ik denk dat dat verstandig is geweest en dat het Nederlandse parlement hetzelfde zou moeten doen. De regering kan dat niet in het openbaar zeggen, want daar zouden de financiële markten meteen op reageren, maar ik denk dat wij als Kamer heel goed een werkgroep zouden kunnen instellen waarin wijzelf bekijken welke scenario's wenselijk zijn op het moment dat de euro niet meer te redden is. En «met niet te redden» bedoel ik dat het ons zo veel kost dat het te duur is. Zo ver gaan wij niet.
De heer Pechtold (D66): Dat dwingt een politicus, ook al bent u van een oppositiepartij die niet vaak met oplossingen komt, toch tot een helder stappenplan? Dat dwingt er toch toe om te zeggen: dan gaan we er vanaf vandaag niet meer in investeren en geen moeite meer voor doen? Of dat men het tegenovergestelde zegt. Vanaf vandaag geldt dan toch voor een politicus dat je óf het een óf het ander gaat doen? Je kunt toch niet blijven hangen in «laten we ooit scenario's maken voor als-dansituaties»? Nee, het is een keuze: vecht je de ene kant op of drijf je de andere kant op.
De heer Van Bommel (SP): Bij de redding van de landen in het zuiden, Griekenland en Cyprus, hebben wij een duidelijke stellingname betrokken. Dat was niet de wijze van het overeind houden van de euro waar wij voor tekenen. Wij hebben daar geen steun aan gegeven, en zo willen wij ook niet verder met de euro. Wij doen niet mee aan de redding van de landen in het zuiden door maar blanco cheques en nieuwe tranches voor die landen ter beschikking te stellen. De heer Pechtold geeft een blanco cheque door als uitgangspunt te nemen dat de euro hoe dan ook, koste wat kost, gered moet worden. Dat is niet onze positie.
De heer Pechtold (D66): Voorzitter ...
De voorzitter: Mijnheer Van Bommel, gaat u verder.
De heer Pechtold (D66): Voorzitter, de heer Van Bommel spreekt mij nu aan met «blanco cheque».
De voorzitter: Maar u roept buiten de microfoon dingen waardoor hij afgeleid wordt.
De heer Pechtold (D66): Deze keer niet. Normaal wil ik weleens iets ...
De voorzitter: U stond nog wel, maar uw microfoon stond niet aan.
De heer Pechtold (D66): Ik denk weleens hardop. Sommigen waarderen dat meer ...
De voorzitter: En daar reageerde de heer Van Bommel op. Ik ga dat niet toestaan. Iedereen krijgt twee interrupties per keer.
De heer Pechtold (D66): Maar laten we dan vaststellen dat het standpunt van de SP volstrekt onduidelijk is. Dat is zonde voor al die mensen die dit moeten verslaan.
De voorzitter: Dat hebben wij dan bij dezen vastgesteld. Dat is ook opgeschreven door de mensen die dat moeten doen. Ik dank hen er trouwens voor dat zij dat vandaag ook weer voor ons willen doen.
Mijnheer Van Bommel, gaat u verder met uw betoog.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter, dat kunt u niet vastgesteld hebben, want dan zou u namens de Kamer spreken; dat heeft de heer Pechtold vastgesteld. Dat komt voor zijn eigen rekening, waarvan akte.
Het kabinet kan die voorbereiding wellicht niet openlijk bediscussiëren zonder negatieve reacties van de financiële markten. Het parlement heeft echter een andere positie. Ons staat niets in de weg om te onderzoeken wat de mogelijke gevolgen van het opgeven van de euro zijn. Ik hoor vandaag dan ook graag de opvatting van andere partijen hierover.
Om de Europese samenwerking te redden is er een radicale koerswijziging noodzakelijk. De Nederlandse bevolking vindt die samenwerking noodzakelijk en het Europees lidmaatschap waardevol, maar de overdracht van bevoegdheden is doorgeslagen. Dat blijkt ook uit dat onderzoek dat vandaag door de Volkskrant werd gepubliceerd.
Wat zou helpen is het afschaffen van de Europese Commissie in haar huidige vorm. Maak er een louter uitvoerend orgaan van. Het kabinet wil halfslachtig, met een convenant, de lawine van wetgeving vanuit de Europese Commissie beknotten. Ik zeg: ontneem de Commissie gewoon het recht van initiatief en leg dat bij de Raad van Ministers.
Is dat niet een veel betere garantie om overbodige voorstellen te voorkomen? Dan zijn we ook af van die 28 Eurocommissarissen, zonder dat er een paar supercommissarissen van grote landen voor terugkomen, die daar de dienst uitmaken. Is dat namelijk niet het gevolg van het kabinetsvoorstel? De Commissie was nuttig bij een Europese unie van zes lidstaten, om de kemphanen Frankrijk en Duitsland te dwingen tot samenwerking. Nu, met 28 lidstaten, is die noodzaak vervallen en is de Commissie uitgegroeid tot een stoorzender. Dat wordt niet opgelost met een nieuwe voorzitter als «mr Verenigde Staten van Europa» Guy Verhofstadt of de geharnaste eurofiel Schulz. De Commissie zal straks, naast de wensen van het Europees Parlement en die van de Ministers, met meer gezag haar eigen wensen op tafel leggen, met tot gevolg nog meer onbegrijpelijke compromissen waarvan de burger niet meer snapt wie ervoor verantwoordelijk is of erop af te rekenen is. Hoe democratisch is dat dan?
Ik wijd ten slotte nog enkele zinnen aan de uitbreiding van de Europese Unie. Stop voorlopig met de verdere uitbreiding. De toetreding van nieuwe lidstaten met een hoge werkloosheid en grote corruptie leidt tot massale arbeidsmigratie zonder dat we de negatieve gevolgen middels Europese regels adequaat kunnen opvangen. Schaf in ieder geval het automatisme af dat werknemers na zeven jaar toegang hebben tot de Europese arbeidsmarkt.
De heer De Jong (EP/SP): Mevrouw de voorzitter. De staat van de unie is niet goed. We gaan richting Europese verkiezingen, maar de meeste mensen zien het nut van stemmen helemaal niet in. Het is heel goed mogelijk dat straks nog niet eens één op de drie Nederlandse kiesgerechtigden zijn of haar stem uitbrengt. Peiling na peiling laat zien dat het algemene gevoel onder de Nederlanders is dat er te veel bevoegdheden aan Brussel zijn overgedragen en dat dit bovendien grotendeels achter hun rug om is gebeurd. Als SP zeggen we nee tegen deze Europese Unie. Zo'n nee weerspiegelt de mening van twee derde van de Nederlanders. Ze willen niet zozeer uit de Europese Unie stappen, maar willen wel weer eens nee kunnen zeggen.
Na vijf jaar Brussel kan ik melden dat er daadwerkelijk veel mis is. Ik geef een paar voorbeelden. Het eerste voorbeeld is het volgende. Er lopen inmiddels nog meer lobbyisten in Brussel rond dan vijf jaar geleden: zo'n 25.000. Slechts 5.000 zijn geregistreerd. Deze week gaan we in het Europees Parlement stemmen over een herziening van de afspraken over het lobbyregister. Het Europees Parlement wil dat de Commissie in 2016 voorstellen gaat doen voor een verplicht register. Tot die tijd weten we dus niet wat vier van de vijf lobbyisten aan het doen zijn. Dat moet anders. Ik heb een voorstel ingediend om Europese ambtenaren onmiddellijk te verbieden om nog langer ongeregistreerde lobbyisten formeel te ontvangen. Dat kunnen we nog deze week regelen. Als we Brussel willen bevrijden van het juk van de lobby van grote bedrijven, dan moeten we niet tot 2016 wachten. Actie is nu nodig.
Ik kom op het tweede voorbeeld. Nederlanders willen ook af van veel van de heilige huisjes van Brussel. Op dit ogenblik werkt de Europese Unie als een fuik: je kunt één keer ja zeggen en daarna zit je gevangen. Je kunt dan niet meer terug, alleen maar verder. Neem het vrije verkeer. In de afgelopen maanden heb ik intensief contact gehad met Nederlandse vrachtwagenchauffeurs. Zo'n 13.000 chauffeurs zitten werkloos thuis, terwijl steeds meer werk wordt verricht door Oost-Europese collega's, zelfs op binnenlandse ritten in Nederland. Eerst ging het hierbij om malafide praktijken, zoals brievenbusondernemingen en malafide uitzendbureaus. De nieuwste ontwikkelingen zijn niet illegaal, maar net zo erg. Steeds meer grote Nederlandse transportondernemingen openen vestigingen in lagelonenlanden elders in de Europese Unie.
Dat zijn geen brievenbusondernemingen maar echte vestigingen. Van daaruit kunnen ze hun goedkoper personeel overal in Europa inzetten via het vrije verkeer van diensten. De cabotageregels maken het nu al mogelijk dat in aansluiting op internationale ritten ook binnenlandse ritjes worden gereden. In Brussel bestaan bovendien plannen voor verdere liberalisatie. Gelijk loon voor gelijk werk is daarbij onmogelijk. Ik zeg dit ook tegen mijn collega's van de PvdA, want de pensioenen en de sociale zekerheid worden dan geregeld via het land van vestiging. Als wij zo doorgaan, is er voor de Nederlandse chauffeur straks geen toekomst meer. Daarom wil de SP een halt toeroepen aan de liberalisering. Wij moeten het juist aandurven om het vrije verkeer aan banden te leggen bij ernstige verdringing. Alleen zo houden de 180.000 Nederlandse chauffeurs hun werk.
Ik kom nu bij het derde voorbeeld. Wij moeten ook nee kunnen zeggen tegen het handels- en investeringsverdrag met de Verenigde Staten. Daarover wordt grotendeels in het geheim onderhandeld. Het doel hiervan is één grote gemeenschappelijke markt, eerst van de VS en de Europese Unie, maar uiteindelijk ook inclusief landen als Mexico, Canada, Japan en Australië waar de Verenigde Staten weer verdragen mee sluiten. Als dit doorgaat, wordt de vrijheid van Nederland om zelf regels op te stellen nog verder ingeperkt. De huidige interne markt kent 2.700 wetten. Die worden straks zo veel mogelijk gelijkgetrokken met wetten in de Verenigde Staten. Onduidelijk is hoe dit gebeurt, maar de Tweede Kamer krijgt daar bitter weinig over te zeggen.
Op 22 mei kan er daadwerkelijk gekozen worden. Bouwen wij verder aan de verenigde staten van Europa of mogen wij ook weer eens nee zeggen? De SP kiest voor het laatste.
De voorzitter: Ik schors nu voor de lunch die een uur duurt. Wij beginnen weer om 14.10 uur. Ik nodig alle aanwezige leden uit voor de lunch in het Ledenrestaurant hiernaast.
De vergadering wordt van 13.10 uur tot 14.10 uur geschorst.
De voorzitter: Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het notaoverleg over de Staat van de Europese Unie. Het woord is aan de heer Omtzigt van het CDA.
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Nederland is een mooi land geworden door de deelname aan de unie. Een unie die hard is gegroeid. Een unie waarin wij vooral plannen maken, maar ons niet altijd aan de afspraken houden. Wij maken veel plannen, maar wij controleren er weinig. Wij maken dan wel weer goede nieuwe voornemens. Daarom zal ik in mijn bijdrage de aandacht richten op de vraag wat er terecht is gekomen van de plannen en hoe wij die invullen.
Ik begin met de discussie over de subsidiariteit. Het kabinet maakt forse voortgang met subsidiariteit, in Nederland wel te verstaan. Veel rijkstaken gaan naar gemeenten in het kader van de Wmo en de Participatiewet. Ook in Europa heeft Nederland dit onderwerp op de kaart gezet. Wij hebben een lange rij resultaten, maar wat gebeurt er de komende jaren? Eén zin in de Staat van de Unie intrigeerde mij: «Opgepast moet worden dat nationale parlementen misbruikt kunnen worden om zand in de Europese machine te strooien.» Kijkt de regering zo tegen nationale parlementen aan?
Er wordt gesproken over versterking van de gele kaart en invoering van een rode en groene kaart, maar dat zou geen formeel recht zijn. Het intrekken van wetgeving moet een formeel recht zijn. Deelt de regering die mening? Is zij voornemens plannen in die richting te ontwikkelen?
Dan de interne markt. Wij kunnen sinds 1992 vrij reizen, dat is een belangrijke verworvenheid. Daardoor kunnen echter ook mensen met minder goede bedoelingen zich in een ander land vestigen. Als voorbeeld noem ik Robert M. die was veroordeeld voor een zedenmisdrijf elders; hij had natuurlijk nooit een verklaring omtrent het gedrag in Nederland mogen krijgen. En dr. Jansen Steur liet zien dat je, als je als arts in een land wordt geschorst, ergens anders gewoon weer aan het werk kunt.
De Nederlandse regering is voorstander van het uitwisselen van gegevens op deze terreinen en zou het initiatief nemen. Hoe staat het daarmee? Wanneer wordt dit opgelost? De interne markt bestaat al 25 jaar.
Als derde punt noem ik het jaarverslag dat jaar op jaar door de Europese Rekenkamer wordt afgekeurd. Een bedrijf zou allang zijn gesloten als het zo zou handelen. Welke concrete stappen worden nu gezet om de lidstaten binnen twee jaar een goedkeurende verklaring te laten krijgen?
Mijn volgende punt heeft betrekking op de Economische en Monetaire Unie. Ik vraag twee reacties van de regering. Ik vraag de regering om, nu de bankenunie tot stand komt, de vraag om grensoverschrijdende fusies tussen banken in ieder geval een aantal jaren, zeg vijf jaar, te verbieden. Banken waren te groot voor de nationale lidstaten en wij moeten voorkomen dat de grootste Italiaanse, Franse, Duitse en Spaanse banken met elkaar gaan fuseren, want dan worden zij te groot voor de unie met alle risico's van dien. Deelt de regering die opvatting?
Ik houd een hernieuwd betoog om de verplichting in het Verdrag te schrappen dat alle landen de euro moeten invoeren. Volgens het Verdrag moet Bulgarije nu onmiddellijk de euro invoeren. Dat lijkt ons, en overigens Bulgarije ook, toch onwenselijk.
Tot slot merk ik op dat de CDA-fractie zich zal blijven inzetten voor openbaarheid van bestuur in Brussel, voor normale en lagere salarissen aldaar en voor mensenrechten. De EU treedt toe tot het EVRM. Is de regering bereid om in EU-verband een check te doen of de EU op dit moment voldoet aan alle voorwaarden voor het lidmaatschap? Dit lijkt mij een mooie test voor een bestuurslaag die nogal op afstand van de burger staat.
De heer Verheijen (VVD): De kern van het betoog van de heer Omtzigt is de vraag waar wij aan toe zijn met dit kabinet. Ik zou die vraag willen omdraaien: waar zijn wij aan toe met het CDA? Het CDA is nooit te beroerd om ons de maat te nemen en terecht. Ik dank de heer Omtzigt daar ook voor, want dit houdt ons scherp. Ik noem drie recente voorbeelden: de EU-ambtenarensalarissen, de implementatie van de bankenunie en het Europees minimumloon waarvoor mevrouw Oomen nog pleitte in januari. Kan de heer Omtzigt nog eens duidelijk maken waar de VVD-Tweede Kamerfractie staat op die drie thema's? Herstel, waar de CDA-Tweede Kamerfractie op die drie thema's staat?
De voorzitter: U bracht mij helemaal in verwarring, maar nu snap ik de vraag.
De heer Omtzigt (CDA): De CDA-fractie is en blijft tegen welke verhoging van de EU-ambtenarensalarissen dan ook.
En de drie Europarlementariërs hebben de aantekening laten maken dat zij tegen het voorstel hebben gestemd, nadat zij daar eerst voor hadden gestemd. Zij staan dus geregistreerd als leden die tegen het voorstel hebben gestemd.
De heer Verheijen (VVD): Ik stelde drie punten aan de orde waar de CDA-Tweede Kamerfractie echt anders in zit dan de CDA'ers in het Europees Parlement. Ik noemde namelijk ook de bankenunie en het Europees minimumloon. Het gaat natuurlijk uiteindelijk om wat je hebt gestemd, dus wat die meerderheid in het Europees Parlement heeft veroorzaakt. Waar zijn we bij de verkiezingen met het CDA straks aan toe op het gebied van deze drie thema's? Hoe kan ik er uiteindelijk op vertrouwen dat het CDA ook daar op de juiste wijze zijn stem voor Nederland zal laten horen? Ik zal dit straks ook vragen aan uw EP-collega.
De heer Omtzigt (CDA): Op het eerste punt heb ik u geantwoord, ik kan u ook antwoorden op de andere twee punten. Wat betreft de bankenunie zullen we het nu bereikte compromis uitgebreid bestuderen. Ik heb net één voorwaarde gesteld: geen nieuwe fusies van banken. Heel veel economen zeggen dat die op dit moment buitengewoon onverstandig zijn, omdat je daardoor banken krijgt die te groot zijn om te falen. Wij hebben geen EU-minimumloon in ons verkiezingsprogramma staan. Dat heeft u gezien. Overigens hoop ik dat de VVD ook haar eigen verkiezingsprogramma kan lezen, want daarin staat zelfs het opschorten van de onderhandelingen met Turkije, waar u het niet mee eens bent. Daarvan was nog wel sprake in uw eigen verkiezingsprogramma, dat voor de Tweede Kamer.
Mevrouw De Lange (EP/CDA): Voorzitter. Het is een eer om hier te mogen staan, als lid van het Europees Parlement en als lijsttrekker van het CDA bij de Europese verkiezingen van straks. Een aantal van mijn buitenlandse collega's wees mij erop dat dit toch eigenlijk wel een fijne manier is om met elkaar op nationaal en Europees niveau te discussiëren over waar de Europese Unie heen moet. Zij zijn daar soms best wel een beetje jaloers op. Dat mag ook wel eens worden gezegd. Tegelijkertijd merk je dat het Europadebat in Nederland wordt gekaapt, of dreigt te worden gekaapt, door blinde voorstanders van de Europese Unie of eurofobe tegenstanders. Ik denk dat het daarbij gaat om een gevaarlijke schijntegenstelling. De werkelijke vraag is niet of we blind vóór of tegen moeten zijn, maar welk Europa we uiteindelijk willen. Zolang de Europadiscussie wordt gevoerd tussen blinde voorstanders en tegenstanders, gaan we het vertrouwen van burgers in de Europese politiek niet herstellen.
Laat ik er voor het CDA duidelijk over zijn: er is geen twijfel over mogelijk, Nederland kan niet zonder Europa; voor onze economie, voor onze welvaart, voor vrede en stabiliteit. Wij kiezen met gezond verstand voor Europa, vanuit een heel nuchtere houding; voor een Europa dat gedeelde problemen oplost, maar zich niet bemoeit met zaken waar wij zelf besluiten over kunnen nemen. Het is goed om in de Staat van de Unie te zien dat het kabinet die lijn steunt. Ik wil daarom het kabinet, en in het bijzonder de Minister van Buitenlandse Zaken, danken voor het stuk dat we hebben ontvangen.
Ik wil nu focussen op de interne markt. Veel Nederlanders zijn natuurlijk wel voor die Europese markt. Zij zeggen dat zij ook wel zien dat wij daar onze boterham verdienen. Maar zij willen wel een Europese interne markt met eerlijke kansen; gelijke monniken, gelijke kappen. Nu hoor je te veel in Nederland dat degene die zich niet aan de regels houdt, te vaak aan het langste eind trekt: of je het nu hebt over het malafide uitzendbureau; over het transportbedrijf dat zich van de ene op de andere dag in Nederland opheft, zich in het buitenland vestigt, de Nederlanders de laan uit stuurt en Letten in dienst neemt; of over de vleeshandelaar die paardenvlees als rundvlees verkoopt. Zij verpesten het voor de rest. Zij zijn de betonrot onder de interne markt en, als we niet uitkijken, uiteindelijk ook onder het fundament van de hele Europese Unie. Die rotte appels moeten wij dus aanpakken.
Eerlijk gezegd miste ik bij het lezen van het stuk over de Staat van de Unie de urgentie om die rotte appels, die het fundament van de Europese Unie en de interne markt echt bedreigen, aan te pakken. Ik merk dat de Minister van Sociale Zaken veel overlegt in Brussel, maar dat hij weinig doet om thuis orde op zaken te stellen. Een voorbeeld: waarom krijg je in Nederland klakkeloos een burgerservicenummer, terwijl men in België tegen je zegt als je je daar als EU-onderdaan meldt: binnen acht dagen komt de wijkagent eerst bij u op bezoek, om te bekijken of alles in orde is. En waarom kun je je in België niet bij de gemeente inschrijven zonder arbeidscontract?
Je moet van alles laten zien, zoals een arbeidscontract en een huurcontract, terwijl je in Nederland aan het gemeenteloket genoeg hebt aan een paspoort. Waarom beëindigt België vier keer meer verblijfsstatussen van EU-onderdanen dan dat Nederland dat doet? Ik denk dat hier nog heel veel ongemaakt huiswerk op nationaal niveau ligt voor de Nederlandse Minister van Sociale Zaken.
Verder lijkt het het CDA een goed idee om een onderzoek in te stellen naar het functioneren van de arbeidsinspecties in de lidstaten. Daarmee pleiten we er niet voor om die arbeidsinspecties Europees te maken – in zo'n Europa van bovenaf geloven wij niet – maar nu zijn die inspecties nationaal en houden ze dus eigenlijk op bij Hazeldonk, terwijl degenen die de boel flessen dit bij voorkeur grensoverschrijdend doen. Dus we hebben snel een totaalplaatje nodig van hoe die 28 arbeidsinspecties functioneren. Is het kabinet bereid een dergelijk onderzoek naar het functioneren van de arbeidsinspecties in de lidstaten te ondersteunen?
Ik kom bij de speerpunten van het CDA in dit debat over de Staat van de Unie. Ik realiseer mij dat heel weinig Nederlanders wakker zullen liggen van de vraag of Martin Schulz, Jean-Claude Juncker of wie dan ook uiteindelijk voorzitter wordt van de Europese Commissie. Wakker liggen doe je over je werk, je huis, je hypotheek en vooral over de toekomst van je kinderen. En dat moeten dus ook de speerpunten of uitgangspunten van het Europese beleid zijn. Voor Europa geldt daarbij: schoenmaker houd je bij je leest en breng eerst het eigen huis op orde de komende jaren.
Voor ons gelden de volgende speerpunten. Ten eerste gezonde banken en begrotingen met oog voor solidariteit tussen de generaties. Laat jongeren en ouderen niet de rekening betalen. Ten tweede een eerlijke economie met een centrale plaats voor het mkb, omdat dat de ruggengraat is van onze economie. Ten derde slimme en duurzame oplossingen voor de grote uitdagingen die op ons afkomen, of dat nou is op het gebied van energie, veiligheid, grondstoffen of voldoende en veilig voedsel. En daar hebben we onze handen vol aan. Uitbreiding heeft op het ogenblik dus geen prioriteit. Wat mij dan opvalt in de Staat van de Unie is dat er aan Turkije slechts een korte tekst wordt gewijd. Dat is wel erg summier. Als ik kijk naar het stopzetten van Twitter en ik tevens verneem dat het verhaal ook gaat over YouTube, dan is er duidelijk een grens overschreden. Dan staat de laatste ontwikkeling eigenlijk symbool voor dat wat al langere tijd gaande is in Turkije, namelijk dat we de verkeerde kant opgaan. Is het kabinet bereid om de onderhandelingen met kandidaat-lidstaat Turkije op te schorten of houdt het kabinet vast aan het lidmaatschap van Turkije als het einddoel van de onderhandelingen? Het CDA is er voorstander van om te kijken naar alternatieve vormen van samenwerking met Turkije. Is het kabinet bereid dergelijke alternatieven uit te werken?
De heer Verheijen (VVD): Ik heb eigenlijk dezelfde vraag als die welke ik aan de heer Omtzigt stelde en die betreft drie recente voorbeelden. Ten eerste de bankenunie ten aanzien waarvan de heer Van Hijum volmondig heeft ingestemd met de motie-Harbers om die bankenunie goed in te richten in het Nederlands belang. Verder is de CDA-fractie in de Tweede Kamer tegen een Europees wettelijk minimumloon terwijl mevrouw Oomen daar wel voor pleit. Waar het gaat om de EU-ambtenarensalarissen staat de heer Omtzigt bijna voorop in deze Kamer om zich uit te spreken tegen een verhoging van die salarissen, terwijl in het Europees Parlement u met uw collega's voor een verhoging stemt. Wat kunnen we de komende jaren van het CDA verwachten op die drie punten?
Mevrouw De Lange (EP/CDA); Ik denk dat de heer Verheijen mij nog een stukje beter in de gaten moet houden in het Europees Parlement als het gaat om mijn stemgedrag over de salarissen. Dat is altijd klip-en-klaar geweest. Ons verkiezingsprogramma is er ook heel erg duidelijk over: een nullijn voor Europese ambtenaren. Wat dat betreft kan de heer Omtzigt dus ook vooraan blijven in die strijd, in de zin dat wanneer in Nederlandse gezinnen, in Nederlandse gemeenten en hier in Den Haag de broekriem wordt aangehaald, dit ook in Brussel het geval moet zijn. Dus daar valt geen koerswijziging van het CDA te verwachten.
Overigens heb ik ter lering ende vermaak van dit hele huis gekeken naar de indexatie van de Europese ambtenarensalarissen en de salarissen hier. Sinds 2010 was die in Europa 0,9% en hier 2,9%. Dat is geen waardeoordeel, maar het is iets wat ik toch aan de Kamer wil meegeven. Ik zal wel blijven strijden om die nullijn ook in Europa vast te houden.
De heer Verheijen (VVD): Dank voor het uitgebreide antwoord, maar volgens mij strijd je ergens voor op het moment dat de stemmen geteld worden. Wij hebben gezien dat u voor die verhoging hebt gestemd vanaf 2012.
Dan zijn er nog twee punten: een bankenunie en een wettelijk minimumloon. Ik hoor u daar nog niets over zeggen. Ik ben benieuwd wat wij straks, na de verkiezingen, aan het CDA hebben. Als het gaat over de EU-ambtenarensalarissen is dat in ieder geval niet erg vertrouwenwekkend, want op het moment dat het erom ging, stemde u anders.
Mevrouw De Lange (EP/CDA): Kijk eens goed na wie hoe gestemd heeft; dat advies wil ik u nog geven. Dat is gelukkig allemaal openbaar, dus doe daar uw voordeel mee. Ik ben en ik blijf voor een strenge lijn als het gaat om salarissen van mensen die weliswaar zeer kundig zijn, daar ook op geselecteerd worden en van mij een prima salaris mogen verdienen, maar die net zo goed als alle andere Europeanen in moeilijke tijden iets moeten inleveren.
De heer Omtzigt heeft zich duidelijk uitgelaten over de bankenunie. Wij beoordelen natuurlijk het resultaat, maar laten wij wel wezen: het allerbelangrijkste van de bankenunie is dat wij een manier vinden om zo snel mogelijk het vertrouwen in de sector en dus ook het functioneren van onze economie te herstellen. Geen bankenunie is dus geen alternatief.
De heer Madlener (PVV): Voorzitter. Ik wil beginnen met deze zaal met volksvertegenwoordigers een vraag voor te leggen. Het is dé vraag voor de komende verkiezingen: wilt u meer of minder Europese Unie? Ik hoor niets, dus ik zal de vraag nog een keer stellen: wilt u meer of minder Europese Unie? Ik zal het antwoord zelf maar geven: de volksvertegenwoordigers in de zaal willen massaal méér Europese Unie.
De heer Klaver (GroenLinks): Laat ik een vraag aan de heer Madlener stellen en niet op zijn smakeloze grap ingaan. Onlangs vergeleek de FPÖ-politicus Andreas Mölzer de EU met Hitlers Derde Rijk. De EU is een dictatuur, vergeleken waarmee het Derde Rijk liberaal was, zo zei hij. Wat vindt de heer Madlener van deze uitspraak?
De heer Madlener (PVV): Dat lijkt mij een walgelijke uitspraak.
De heer Klaver (GroenLinks): Dat is inderdaad een walgelijke uitspraak. Wat vindt de heer Madlener ervan dat zijn PVV straks, na de verkiezingen, samen met deze man een fractie gaat vormen in het Europees Parlement?
De heer Madlener (PVV): Dat zullen we nog moeten afwachten, maar ik neem deze uitspraak nooit voor mijn rekening. Ik denk dat geen een PVV'er dat zal doen.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik wil graag het gedrag van een andere medestander van de heer Madlener aan hem voorleggen. Het gaat om Jean-Marie Le Pen, die een nieuwe versie van de Hitlergroet laat zien en daarmee lachend op de foto staat. Met zo iemand gaat de PVV samenwerken. Neemt de heer Madlener daar afstand van? Werpt dat een schaduw op die voorgenomen samenwerking?
De heer Madlener (PVV): Ik neem zoals iedere PVV'er afstand van dit soort zaken, uiteraard. Dat hebben wij al vaak gedaan. De dochter van Jean-Marie Le Pen, de leider van het Front National, heeft er ook afstand van genomen. Dat moet u er wel bij vertellen.
De heer Segers (ChristenUnie): Wat ik er graag bij vertel, is dat de gekozen PVV'ers in het Europees Parlement straks in één fractie willen zitten met iemand die de Hitlergroet brengt. Wat zijn uw woorden over antisemitisme en racisme waard als u met zo iemand gaat samenwerken? Alles wat u zegt over antisemitisme is zeer ongeloofwaardig zolang u met die man samenwerkt en met hem in één fractie gaat zitten.
De heer Madlener (PVV): Ik zal altijd afstand nemen van dit soort uitspraken, maar ook die vergelijking vind ik niet juist. De dochter van Jean-Marie Le Pen heeft er afstand van genomen. Dat is de partijleiding waar we mee te maken hebben. Dat is voor ons de afweging geweest om wel of niet samen te werken. Op dit moment sluiten wij samenwerking met het Front National niet uit. De reden daarvoor heb ik geschetst: de partij neemt afstand van dit soort uitlatingen.
De heer Pechtold (D66): Mijnheer Madlener, u neemt op dit moment geen afstand van het Front National, maar klopt het dat u en de heer Bontes vijf jaar geleden de opdracht kregen om ervoor te zorgen dat u in het Europees Parlement in fysiek opzicht verder weg kwam te zitten van diezelfde fractie, omdat de heer Wilders vond dat je daar niet op één camerabeeld mee gevangen kon worden?
De heer Madlener (PVV): Dat is niet gebeurd omdat de heer Wilders dat vond, maar omdat wij zelf niet naast Jean-Marie Le Pen wilden zitten, die toen de partijleider was van die partij. Dat is nu veranderd. Ik neem nog steeds afstand van dit soort uitlatingen van Jean-Marie Le Pen, maar ik hoef geen afstand meer te nemen van het Front National, want die partij wordt inmiddels geleid door zijn dochter. De dochter heeft afstand genomen van haar vader. Dat vind ik heel goed. Daarom kunnen wij daar op dit moment toch mee samenwerken.
De heer Pechtold (D66): Ik stelde een vraag over vijf jaar geleden. De uitspraken van Jean-Marie Le Pen zijn ver daarvoor gedaan. Overigens herhaalt hij natuurlijk dat antisemitisch gedrag de hele tijd, inclusief groeten. Vijf jaar geleden wilde u er zelfs nog niet in de buurt bij zitten en vijf jaar later zegt u dat het nu wel kan, omdat de dochter de partij leidt. De vader staat dadelijk overigens gewoon op de kieslijst en zit dadelijk ook gewoon naast zijn dochter. Kunt u me uitleggen wat het grote verschil hierin is, en met name het morele verschil? Kunt u me nu eens vertellen waarom u weer met een smakeloze grap begint en hier denkt de boel te kunnen terroriseren, terwijl u zelf gewoon samenwerkt met homofoben, antisemieten en ga zo maar door? U wilde er vijf jaar geleden niet naast gezien worden, u zit er dadelijk naast!
De heer Madlener (PVV): Ik weet niet of die verontwaardiging gespeeld is, maar ik vind het vreemd. Ik heb heel duidelijk uitgelegd dat wij afstand nemen van welk antisemitisme en welke nazivergelijking dan ook. Ik heb daar niets mee te maken. Geen enkele PVV'er, niet de heer Bontes, niet ik, geen enkele PVV'er! Dat is een helder antwoord. De partij Front National wordt nu geleid door een heel andere leiding dan toen. Die leiding heeft afstand genomen van die bewering. U kunt zich hier dus heel druk staan maken, maar ik heb duidelijk uitgelegd waarom wij nu wel kunnen samenwerken. Voor ons is die grens helder. Ik vind dat ook eerlijk in de richting van de kiezer. Ik snap dus niet waarom u zich zo druk maakt.
De heer Klaver (GroenLinks): Marine Le Pen heeft aangegeven dat haar vader gewoon weer op de lijst komt te staan. Die man zit straks in het Europees Parlement in hetzelfde vak als uw collega-PVV'ers. Wordt daarmee dan niet een grens overschreden? Als het u echt ernst is, als u zegt dat uw partij afstand neemt van de woorden van Jean-Marie Le Pen, dan zal de samenwerking met het Front National moeten worden verbroken op het moment dat deze man op de kieslijst staat. Dat zou ook een grens moeten zijn.
De heer Madlener (PVV): Wij maken een andere afweging. Jean-Marie Le Pen zit weliswaar nog bij het Front National, maar hij heeft niet meer de leiding. Zijn dochter is de leider. Dat is gewoon een feit. Zijn dochter heeft afstand genomen van die bewering van haar eigen vader. Dat vind ik heel goed. Daarom sluiten wij op dit moment de samenwerking met die partij niet uit, maar wij sluiten wel uit dat dit soort uitlatingen op ons conto komt. Wij nemen dus afstand van al dit soort uitlatingen, of het nu nazivergelijkingen zijn of antisemitisme, wij willen er niets mee te maken hebben. Dan spreek ik namens de hele PVV.
De heer Klaver (GroenLinks): U werkt samen met deze neofascisten in Europa. U legitimeert ze. Straks zit de beste man waar u het over hebt, gewoon in het Europees Parlement in één fractie met de PVV. Hoe kun je dan afstand nemen van die woorden? Wat zijn uw woorden nu waard? Hoe kunt u dat nu straks doen?
De heer Madlener (PVV): Ik kan herhalen wat ik zojuist al gezegd heb: de partijleiding heeft er afstand van genomen. Dat vind ik een heel goede zaak.
De heer Omtzigt (CDA): De heer Le Pen zit al 25 jaar in het Europees Parlement. Dat zou zomaar 30 jaar kunnen worden. De heer Madlener heeft net aangegeven dat hij zelf het initiatief genomen heeft om niet naast hem te gaan zitten, maar zover mogelijk van hem vandaan te gaan zitten. Mijnheer Madlener, gaat u, indien u herkozen wordt, dat initiatief nemen of hebt u er geen enkel bezwaar tegen om samen met hem in het Europees Parlement en in de fractiekamer te zitten, en voor de rest te zeggen dat u er vooral niets mee te maken hebt?
De heer Madlener (PVV): Als de PVV gaat samenwerken met het Front National – dat moet nog bezien worden, want we weten nog helemaal nog niet hoe dat gaat lopen – dan hebben wij te maken met het Front National van Marine Le Pen, die afstand heeft genomen van die beweringen. Dat is voor ons op dit moment voldoende.
De heer Omtzigt (CDA): Haar vader is erelid en kandidaat en heeft al 25 jaar in het Europees Parlement gezeten. Als hij gekozen wordt, gaat de PVV-fractie die dan ontstaat, dan eventueel in de fractie zitten? Of wil ze het nu eindelijk uitsluiten? Gewoon zeggen: we doen het niet, we zijn het niet met hem eens, als hij gekozen wordt na 2014, gaan we niet met hem in een fractie zitten. Dat lijkt me wel zo helder. Het zou ook een beetje consistent zijn met de rest van het standpunt van de PVV.
De heer Madlener (PVV): Ik ben zeer consistent. Ik sluit samenwerking uit met een partij die dit soort standpunten heeft, maar het feit dat een partij een lid heeft dat die heeft, is voor ons geen reden om die partij uit te sluiten, zeker niet nu de partijleiding – zijn eigen dochter – daar met zulke duidelijke bewoordingen afstand van heeft genomen. Ik vind het heel goed dat zij dat heeft gedaan. Dat is voor ons een duidelijke lijn.
De heer Verheijen (VVD): Dat is er in ieder geval helderheid. Als de heer Le Pen wordt herkozen, gaat de PVV gewoon met hem in één groep zitten en gaat zij gewoon naast hem zitten. Dan even op de inhoud kijkend, waar u zojuist al iets over hebt gewisseld. Toen er een resolutie kwam over Straatsburg was u ineens niet meer tegen het verhuiscircus van Straatsburg, juist om het Front National te plezieren, om hun Franse gevoel te doen herleven. Gaat dat zo dadelijk ook gebeuren met resoluties in het Europees Parlement over antisemitisme of over homofobie? Gaat u zich dan ook conformeren, net als bij het Straatsburgstandpunt, aan het Front National?
De heer Madlener (PVV): De Partij van de Arbeid is misschien voor het verhuiscircus maar de PVV is ertegen. De PvdA is ook tegen, hoor ik nu, dus wij zijn er allemaal tegen.
De heer Verheijen (VVD): Dat is des te ernstiger. U bent daartegen, maar in het Europees Parlement stemt u omwille van het Front National niet tegen het verhuiscircus met Straatsburg. U laat dat gewoon voortbestaan. U stemt tegen een resolutie die dat verandert. Gaat u dat zo dadelijk ook doen wanneer het gaat om antisemitisme en om homofobie? Daarover horen wij u hier in Nederland de laatste tijd geheel niet meer om het Front National te plezieren. Gaat dat zo dadelijk ook in het Europees Parlement gebeuren?
De heer Madlener (PVV): Wij zijn tegen het verhuiscircus en we zullen ook in die richting stemmen. De resolutie waarover u het heeft, gaat over een discussie die wij eerder hebben gevoerd. Die resolutie zei niet dat Brussel de enige vergaderplek moest zijn maar dat het ook een andere plaats kan zijn. Wij zien Brussel het liefst als enige vergaderplek, als die er al moet zijn. Daarom heeft mijn delegatie toen tegen die resolutie gestemd, maar wij zijn altijd tegen het verhuiscircus.
De heer Verheijen (VVD): Voorzitter. Nog even.
De voorzitter: U krijgt twee vragen per keer.
De heer Verheijen (VVD): Ik hoor niets over antisemitisme en niets over homofobie. Ik weet niet of dat een politiek signaal is, maar het is in ieder geval zeer zorgwekkend.
De voorzitter: Dank u wel.
De heer Madlener (PVV): Dat zou u denk ik wel willen, maar wij zijn totaal geen homofobe partij, kan ik u vertellen. Dat weet u zelf ook wel, dus dit soort beeldvorming laat ik maar van mijn schouders glijden. Ik vind dit een slechte poging om de mensen voor de gek te houden.
Daar begon ik namelijk mee. Ik heb gevraagd: wilt u meer of minder Europese Unie? Dat is geen grap, dat is serieus bedoeld omdat ik weet dat bijna alle partijen in deze zaal meer Europese Unie willen. Maar de bevolking, zoals het Volkskrant/IPSO-onderzoek van vanmorgen goed liet zien, wil dat niet. Zeven van de tien Nederlanders willen minder Europese Unie of willen daar zelfs helemaal van af. Die kloof wilde ik benoemen. Die enorme kloof tussen deze zaal, die massaal kiest voor meer Europa, terwijl de mensen in het land het helemaal zat zijn om al die miljarden over te maken en om die grenzen open te gooien. Zij willen af van meer Europa, zij willen minder Europa. Daar staat de PVV voor. 22 mei kunnen we naar de stembus.
Maar omdat je geen verkiezingen wint met meer Europa zullen VVD, CDA en PvdA de kiezer voor de gek proberen te houden. De media zullen wel weer vrolijk meewerken zoals ik verwacht, een uitzondering daargelaten.
Door de focus te verleggen naar bijzaken, zoals het verhuiscircus waar men niets aan kan doen, zal de kiezer zand in de ogen worden gestrooid. Ja, de politieke elite zal zelfs proberen de PVV te demoniseren. Ook dat hebben wij zojuist kunnen zien. Op deze manier proberen ze de kiezer af te leiden van de echte vraag, namelijk welke toekomst wij willen voor ons land en voor onze kinderen.
De heer Pechtold (D66): Verweet de heer Madlener nu zojuist zijn collega's demonisering?
De heer Madlener (PVV): Ik heb gezegd dat de PVV een partij is die regelmatig wordt gedemoniseerd, ja.
De heer Pechtold (D66): Dat zij zich graag wentelt in een slachtofferrol en dat u daar graag aan meedoet, weten wij allemaal. Maar gewoon hier eens een keer een dagje komen vergaderen, waarom is er eigenlijk geen Europarlementariër van u hier? Daar worden ze toch duur voor betaald? Of mag de kiezer dat ook niet weten? Waar zijn ze dan? Dat is toch een mooie grote fractie. Die zou hier gewoon eens een keer één dag per jaar kunnen laten zien wat zij daar nu doet. Volgens mij doen ze daar helemaal niks, en is dat weggegooid geld!
De heer Madlener (PVV): Voor ons hoort in deze zaal de Nederlandse volksvertegenwoordiging te zitten en niet de Europarlementariërs. Daar kijkt u anders naar, dat weet ik, maar de PVV vindt dit het nationale parlement, waar wij over Nederlandse politiek spreken. Er horen helemaal geen Europarlementariërs in deze zaal.
De heer Pechtold (D66): Voorzitter, punt van orde. Waarom kwam de heer Madlener in het verleden dan wel met zijn vrienden? Of is dat opeens een kenniswijziging acht weken voor de verkiezingen?
De voorzitter: Dat is geen punt van orde, maar een vraag.
De heer Madlener (PVV): Het antwoord op die vraag is dat wij consequent niet meedoen aan dit debat, in ieder geval niet met onze Europarlementariërs.
De voorzitter: Gaat u verder met uw betoog.
De heer Madlener (PVV): Over de vraag hoe de toekomst voor Nederland eruitziet in Europa, zijn maar twee partijen echt eerlijk, namelijk onze partij, de PVV, en D66. Ik moet eerlijk toegeven dat de heer Pechtold en zijn partij ook een eerlijke boodschap hebben. De PVV staat voor minder Europese Unie en het liefst een vertrek uit de Europese Unie. D66 wil juist doorgaan met Europese integratie en dus meer Europese Unie. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de heer Guy Verhofstadt de kandidaat van D66 is om de heer Barroso straks op te volgen. Guy Verhofstadt is immers voor – ik heb net al geciteerd uit zijn boek, maar ik zal het nog een keer herhalen – het opzetten van een heuse federale unie met supranationale Europese instellingen. Concreet houdt dit in dat we de Europese Commissie zo snel mogelijk omvormen tot een heuse regering.
Maar Guy Verhofstadt is ook de kandidaat van de VVD. Een stem op de VVD is dus ook een stem op Verhofstadt. De VVD staat dus voor meer Europese integratie. Maar gaat zij hiermee campagne voeren of komen er weer nietszeggende teksten als «Voor een werkend Europa» op de verkiezingsposters? De afgelopen vijf jaar hebben ons laten zien dat de Europese Unie een mislukt project is, maar de VVD, met Guy Verhofstadt voorop, heeft ons nu toch een bankenunie in gerommeld. Nederlands geld kan straks Spaanse banken overeind houden.
De hoofdonderhandelaar voor de bankenunie was een CDA'er. Het CDA staat ook voor meer Europese Unie. Jarenlang heb ik mogen debatteren met Ria Oomen over de toetreding van Turkije. Dat was toen en nu misschien weer een belangrijk verkiezingsitem. Zij concludeerde altijd dat Turkije vorderingen maakt. Het CDA is voor een positieve agenda met Turkije, dus voor het wegkijken van de problemen. Gelukkig heeft de PVV altijd gewaarschuwd voor Turkije en het islamitische regime van Erdogan. Maar dé faalhaas van de afgelopen vijf jaar EU was toch wel de heer Barroso, uit de CDA-fractie. De kandidaat om hem op te volgen voor het CDA is Jean-Claude Juncker, voormalig voorzitter van de geflopte eurogroep. Hij legde in 1999 het volgende uit. «We beslissen iets. We brengen dat dan in en wachten enige tijd om te zien wat er gebeurt. Volgt er geen misbaar, breekt er geen opstand uit – de meesten begrijpen toch niet wat er is beslist – dan gaan we weer wat verder. Stap voor stap tot er geen terugkeer meer mogelijk is.» Dat is de Europese Unie van vandaag. Stapje voor stapje verliezen wij soevereiniteit. Onlangs heeft het CDA opnieuw voor het verhogen van de ambtenarensalarissen gestemd, inclusief het verhogen ... Nee, dat zeg ik er niet bij. Het CDA staat dus nu weer voor meer Europese Unie, namelijk meer salarisverhogingen voor Brusselse ambtenaren, meer miljarden voor Brussel en meer Europese integratie.
En dan de PvdA. Ook zij was onlangs nog voor salarisverhoging van Brusselse ambtenaren. Ik heb daar net al een woordenwisseling over gehad met de heer Berman. Maar de PvdA-fractie in de Tweede Kamer en de lijsttrekker, de heer Tang, gaan natuurlijk roepen dat zij daartegen zijn. De Presidentskandidaat van de PvdA voor de Europese Commissie is de heer Martin Schulz, een zeer gevaarlijke eurofiel, in de woorden van de VVD. Hij heeft in een interview in 2012 gezegd dat hij een federalist is. Ik ben benieuwd met welke boodschap de PvdA de komende maanden de kiezer om de tuin wil leiden. Ik zal een suggestie doen: internationale solidariteit. Ik zie de mooie verkiezingsposter al voor mij, met het hoofd van een gemeen lachende Diederik Samsom en de zin «geef je baan maar aan een Pool» of «betaal belasting voor een Bulgaar». Dat zijn tenminste eerlijke teksten.
Het worden spannende verkiezingen. De PVV wil het liefst een vertrek uit de Europese Unie, een positie innemen zoals Zwitserland. Ik verwijs graag naar het Nexitrapport, dat in onze opdracht is verschenen. Maar er zijn meerdere studies gedaan over de toekomst van de Europese Unie. Een vertrek uit de Europese Unie blijkt zeer gunstig voor Nederland.
Ik zie dat ik bijna door mijn tijd heen ben. Dan ga ik snel afronden. Ik moet helaas heel leuke stukken tekst overslaan. Maar het gaat erom dat er verkiezingen aankomen. De keuze is heel simpel: blijven we voortmodderen of gaan we voor een zelfstandig en welvarend Nederland? Willen we meer of minder Europese Unie?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik geef meteen toe dat mijn vraag een beetje buiten de orde van het debat valt. Ik moet zeggen dat ik een knoop in mijn maag kreeg toen de heer Madlener zei: minder Europese Unie. De andere collega's dachten dat het een grap was. De heer Madlener heeft gezegd dat dit niet het geval was. «Minder Europese Unie» zijn beladen woorden geworden, want we hebben allemaal de beelden gezien waar het een opmaat toe was.
De voorzitter: Wat is uw vraag?
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik vraag u om toestemming, voorzitter. Het is voor de eerste keer dat ik na die situatie een PVV'er in een debat spreek ...
De voorzitter: Dat gaan we niet doen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zou graag van de heer Madlener willen weten of hij afstand neemt van de opruiende frase «minder Marokkanen» van zijn fractievoorzitter.
De heer Madlener (PVV): Voorzitter. Ik sta in een debat over de Europese Unie en ik heb gezegd «minder Europese Unie». Ik weet niet wat daar het probleem mee is, maar het lijkt mij toch helder ...
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, ik denk dat u die vraag moet stellen aan degene die de uitspraak heeft gedaan. Dat is op een ander moment. Het is buiten de orde van dit debat.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat realiseer ik mij heel goed.
De voorzitter: U vroeg mijn toestemming. Bij deze vraag laten wij het.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik wil toch gezegd hebben dat, op het moment dat de heer Madlener dat uitsprak, ik merkte dat ik een knoop in mijn maag kreeg. Ik kreeg sterk de behoefte om aan hem te vragen hoe hij tegen die uitlatingen van zijn fractievoorzitter aankeek. Ik snap dat u het niet toestaat. Het is een beetje ingewikkeld om in dit huis hierover te spreken ...
De voorzitter: Dank u wel.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Maar ik wil gezegd hebben dat de beladenheid die de PVV hierin heeft gelegd niet zomaar in het niets oplost.
De voorzitter: Mevrouw Ouwehand, u hebt deze opmerking gemaakt en die staat genoteerd in de Handelingen. Ik geef het woord aan de heer Bontes.
De heer Bontes (Bontes): Voor mij is dit eigenlijk een bizarre situatie: Barry Madlener, nummer een op de lijst vijf jaar geleden, ikzelf nummer twee en Daniël van der Stoep op nummer drie. De nummers een, twee en drie van de vorige lijst zijn in dit huis.
De voorzitter: De vorige lijst van de PVV-fractie.
De heer Bontes (Bontes): De vorige lijst van de PVV-fractie. Hoeveel fracties en hoeveel losse partijtjes houden we dit keer over van de PVV bij deze lijst? Kan de heer Madlener daar een inschatting van geven?
De heer Madlener (PVV): Ik heb de lijst gezien. Ik ken niet alle mensen op de lijst heel goed. Ik heb mij er ook niet mee beziggehouden. Maar van wat ik tot zover heb gezien, vind ik het een zeer goede lijst. Onze lijsttrekker Marcel de Graaff uit de Eerste Kamer is een zeer goede persoon en heeft ook ervaring. Ik zie Vicky Maeijer, een heel goeie meid. Ik zie leuke mannen en vrouwen met gezond verstand op die lijst. Ik ga ervan uit dat het bij elkaar blijft en eindelijk ervoor gaat knokken dat Nederland beter af is.
De heer Bontes (Bontes): Wat waren wij niet van plan toen we naar Brussel gingen? De nummers een, twee, drie en vier wilden strijden voor de goede zaak. Wat is ervan overgebleven? Hoe zal dit zich nu weer gaan ontwikkelen onder het leiderschap van Geert Wilders? Wat denkt u er zelf van?
De heer Madlener (PVV): De lijst voor het Europees Parlement zal natuurlijk eerst onder leiding staan van de lijsttrekker, dus u kunt die vraag beter aan hem stellen. De PVV heeft moeilijke tijden gehad, net als andere partijen. De SP-fractie is gesplitst en er zijn ook bij de PvdA dingen gebeurd. Dat hoort helaas bij de politiek. Wij leren er wel van, dus zie ons als een gewaarschuwd mens. Misschien hebt u zelf ook wel een rol daarin gespeeld, mijnheer Bontes. Waar er twee vechten hebben er twee schuld, heeft mijn moeder weleens gezegd. Ik denk dat de PVV sterker wordt. Wij hebben een heel goede lijst. Ik heb er heel veel vertrouwen in. Wij zullen in de komende campagne zien of onze lijsttrekker Marcel de Graaff in staat is om de harten van Nederland te winnen en of hij met dit fantastische standpunt de kiezer naar de stembus weet te verleiden.
De voorzitter: Dank u wel voor uw bijdrage, mijnheer Madlener. Ik geef het woord aan de heer Pechtold van D66.
De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Vorige week was deze stad het decor van de grootste top ooit in Nederland. Wij zagen 58 wereldleiders, 8.000 gasten en ook 13.000 agenten. Wij zagen het staatsbezoek van President Xi Jinping, de G7 in het Catshuis en premier Di Rupo, die met de trein in Rotterdam aankwam. Maar hét beeld van deze top, het beeld dat de hele wereld overging en dat overal de voorpagina haalde, was natuurlijk President Obama voor de compagnie van Cocq en Van Ruytenburgh, ook wel de Nachtwacht. Dat was dubbel genieten voor mij als politicus en als kunsthistoricus. Mag ik het kabinet op deze plek complimenteren met de fantastische top en al het effect dat die voor Nederland nog zal hebben?
De President van Amerika bij het beroemdste schilderij uit de Nederlandse geschiedenis, uit de belangrijkste periode van de Nederlandse geschiedenis. Nederland kende in de gouden eeuw een ongekende economische bloei en ook een culturele bloei. De Republiek had 15.000 schepen, vijfmaal de Britse vloot. Het was niet alleen de tijd van Rembrandt, maar ook van Frans Hals, Johannes Vermeer, Bredero, Huygens en Vondel. Hoe kon de Republiek zo belangrijk zijn, zo'n schakel op het wereldtoneel? Vanwege een open houding, vanwege godsdienstvrijheid. Dat gaf Nederland overal magische aantrekkingskracht. De reputatie van Nederland was wereldberoemd en eigenlijk zijn wij dat altijd gebleven: founding father van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, grondlegger van de Europese Economische Gemeenschap en zetel van het Verdrag van Maastricht.
We keken naar buiten, waren een koploper, een voorloper in Europa en hadden een open internationale blik. Niet omdat Europa het einddoel was of goed in zichzelf, maar omdat Europa ons vehikel op de wereld was en goed was voor Nederland. Sommige partijen op de flanken zullen dat niet snel zeggen, maar zeggen dat dat niet waar is.
De 21ste eeuw geeft ons dan ook nieuwe uitdagingen en zal meer van ons vragen. Europa is niet langer een kwart van de wereld, zoals in 1900. Straks zijn wij met minder dan 10%. De economieën van India en China halen de Verenigde Staten in. Klimaat, energie, criminaliteit, steeds meer thema's zijn grensoverschrijdend. De 21ste eeuw zal daarom meer vragen van Europa.
D66 wil een open economie die onze welvaart vergroot, een open handelsgeest om banen en bedrijven aan te trekken en open grenzen zodat we internationale misdaad beter kunnen bestrijden. Wij willen een Europa met een open democratie, waar mensen zelf de koers bepalen. Wij willen niet de dichtgetimmerde PVV-grenzen met hefboompjes en tolpoorten. Openheid was wat vrede, veiligheid en welvaart opleverde. Daarom ook de vraag aan het kabinet hoe wij straks gaan voorkomen dat als de economie aantrekt, wij dat alleen zien als een soort nationale verworvenheid. Die neiging zal bestaan, maar het was de Europese Unie die disciplineerde en die ons stimuleerde te hervormen. Is het kabinet dat met mij eens?
Natuurlijk staan de grote Europese verworvenheden onder druk. Dat komt door de economische crisis, door de politieke crisis, door de historisch hoge werkloosheid, zeker onder jongeren, en door een democratisch tekort. Dat moet anders. Ik heb het Europese ideaal hoog in het vaandel staan en juist daarom ben ik niet tevreden met deze unie, waarin 40 overleggen nodig waren om het eens te worden over het economisch beleid, waarin we een begroting hebben met miljarden en miljarden, 373 om precies te zijn, voor landbouw in plaats van meer geld voor kennis en innovatie en waarin openbaarheid van bestuur in Brussel ver te zoeken is. De PVV is helder. De PVV zegt: en dus moeten we eruit stappen; laat die Europese Unie net als de VN en de euro maar zitten. Dat wil het kabinet niet, maar wat gaat het kabinet wel doen? Welke keuzes gaan we maken?
Het kabinet schreef de Staat van de Unie. Vorig jaar zei het kabinet, dat was de slogan: niet verder springen dan onze polsstok lang is. Dat is het compromis van VVD en PvdA. Voor de VVD geen grammetje erbij, voor de PvdA geen grammetje eraf. Is dan deze nieuwe Staat van de Unie een doorbraak, een frisse wind? Niet echt, het is nog meer van hetzelfde. De nieuwe slogan is: Europees wat moet, nationaal wat kan. Daar kun je het natuurlijk principieel niet mee oneens zijn. Maar de vraag is: wat vinden we dat Europa moet? Het kabinet zei na de speech van Cameron: we gaan beleidsterreinen terughalen, alle Ministeries moeten grootschalig onderzoek doen. Daar kwam een lijst van 54 punten uit. Het kabinet is daarmee aan de slag gegaan. Het kabinet zegt dat dit resulteerde in een levendig debat tussen alle lidstaten. Maar wat zijn nu de punten uit die discussie waar de gemiddelde Nederlander straks echt iets aan heeft? Welke verandering gaan we concreet maken?
Vanaf 1 januari 2016 is Nederland voorzitter van de Europese Unie. Wat wil dit kabinet dan gaan doen? Ik heb natuurlijk al de mooie toezegging van de Minister dat Nederland in ieder geval serieus gaat spreken over de toekomst van de begroting. We gaan daar een top over organiseren, zodat we niet weer maandenlang over 1.000 miljard gaan koehandelen, met heel weinig resultaat. Maar wat gaan we nog meer doen? Welke drie dingen wil het kabinet als voorzitter centraal stellen? Komt er een debat met de Kamer, maar ook met maatschappelijke organisaties? Nemen we sceptische stemmen mee in de aanloop naar ons voorzitterschap? Gaan we onze speerpunten afstemmen met de Luxemburgers, die voor ons zitten, en met Slowakije, die na ons zit? Als wij op 1 januari 2016 het stokje overnemen, moeten we binnenkort een agenda hebben. Het belangrijkste is in ieder geval dat we open staan voor fundamentele keuzes en durven te kiezen. Op dit moment bevindt Nederland zich namelijk toch in de middenmoot. Onze fractie in Brussel merkt dat dagelijks.
Mevrouw Maij (PvdA): Ik hoor heel mooie bespiegelingen en een fraaie retoriek van D66. De heer Pechtold vraagt het kabinet om drie prioriteiten. Maar wat wil D66 graag?
De heer Pechtold (D66): De allerhoogste prioriteit heeft voor mij een nieuwe begrotingssystematiek. Een tweede prioriteit betreft meer plannen waarin we werkgelegenheid via de economie gaan organiseren. Niet door te zeggen dat we een werkloosheidsnorm van 5% hebben en we de begrotingsnorm daarvoor loslaten – zoals de fractie van mevrouw Maij voorstelt – maar door het creëren van Europese werkgelegenheid. Ik denk namelijk dat dat het allerbelangrijkste is voor de komende jaren. Een derde prioriteit betreft een verdere democratisering door het rechtstreeks kiezen van de Europese topfiguren. Ik vind dat wij op dat gebied ongelooflijk achterlopen met de Europese democratie ten opzichte van de taken die Europa inmiddels verworven heeft.
Mevrouw Maij (PvdA): Hoewel de samenvatting van mijn betoog door de heer Pechtold enigszins mank loopt, zie ik wel dat hij met ons meegaat in het socialer maken van Europa. Hij kijkt wat minder alleen naar het effect van de interne markt voor ondernemers en meer naar het effect op de werknemers en de mensen die misschien aan de kant komen te staan.
De heer Pechtold (D66): Ik ben altijd waakzaam als door de PvdA het algemene begrip «socialer» wordt gebruikt. Dat krijst altijd van die rode posters af. Dan denk ik: als dat bijvoorbeeld hier in Nederland uiteindelijk leidt tot een sociaal akkoord dat banen vernietigt, dan ben ik graag bereid om er weer banen bij te plussen door die maatregelen in ieder geval te veranderen en het sociale beleid van de PvdA om te buigen naar beleid dat leidt tot werkgelegenheid. Als we die discussie kunnen blijven voeren zonder in begripsverwarring terecht te komen, ben ik altijd beschikbaar.
Mevrouw In 't Veld (EP/D66): Voorzitter. Het is mij een genoegen om dit jaar wederom met de Kamer in debat te kunnen gaan, want in deze woelige fase van de Europese eenwording is het belangrijk dat wij in het openbaar onze visies op de toekomst van Europa uiteenzetten. Alexander Pechtold heeft gelijk: we merken de afwachtende, weifelende houding dagelijks. Er wordt een hoop lawaai gemaakt over Europa maar weinig geleverd.
Ik zal een voorbeeld geven. De VVD, de PvdA en het CDA roepen hier in Den Haag om het hardst, maar tekenen in Brussel bij het kruisje voor de meerjarenbegroting. D66 stemde tegen, want wij vinden een begroting die voor zeven jaar wordt dichtgetimmerd ondemocratisch. Wij willen toe naar een begroting die tot stand komt in een openbaar politiek debat over de prioriteiten voor de toekomst, een begroting die geen uitruil van nationale belangen in besloten overleg is.
De kabinetsinzet was penny wise, pound foolish. In plaats van in te zetten op een grondige herziening van dit perverse, ondoorzichtige systeem nam het kabinet genoegen met een kortetermijnvoordeel. Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap wordt het financieel kader herzien. Gaat het kabinet die gelegenheid aangrijpen voor een fundamentele herziening van het systeem?
Het kabinet spreekt ook over subsidiariteit. Het kabinet bedoelt daarmee kennelijk vooral rivaliteit tussen nationale instellingen en Europese instellingen. Waar het natuurlijk echt om gaat, is om invloed en inspraak zo dicht mogelijk bij de individuele burger zelf neer te leggen. Dat is echte subsidiariteit.
D66 wil meer democratie in Europa, Europese kieslijsten en een kleinere, onafhankelijke Europese Commissie. De pogingen van dit kabinet om de Commissie aan banden te leggen vind ik dan ook tamelijk stuitend. Verder is D66 voorstander van het initiatiefrecht voor het Europees Parlement, moeten individuele Eurocommissarissen door het Europees Parlement naar huis kunnen worden gestuurd et cetera.
De nieuwe ontwikkeling waarbij elke partijfamilie een kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Commissie stelt, is positief. Het is een klein maar belangrijk stapje in de richting van meer rechtstreekse invloed van de burger op het bestuur van de unie. Het is een gemiste kans dat het kabinet nu al aangeeft dat het zich niets zal aantrekken van de stem van de kiezer maar gewoon door wil gaan met de oude praktijk van baantjes verdelen tussen de lidstaten achter gesloten deuren. Wat D66 betreft is de stem van de burger doorslaggevend.
Voor een democratie is ook de openbaarheid van bestuur cruciaal. De Raad en de Commissie hebben de neiging om alles achter de schermen te doen. Minister Timmermans zei vorig jaar tegen mij dat dit inderdaad anders moet. In plaats van mij te steunen spande de Raad, waar ook Nederland deel van uitmaakt, echter een beroepszaak aan tegen mijn Euro-WOB-verzoek. De Raad blijft ook een modernisering van de Euro-WOB blokkeren.
Dus waar staat het kabinet nu eigenlijk als het gaat over openbaarheid van bestuur?
D66 wil ook een sterke waardengemeenschap. We juichen het voorstel van het kabinet om een mensenrechtenwaakhond in te stellen, dan ook van harte toe. Wij vinden dat in Europa de grondrechten net zo strikt moeten worden nageleefd als de begrotingsregels. Maar waarom wil het kabinet niet reeds bestaande instrumenten gebruiken? Waarom zwijgen de nationale regeringen in de Raad over de afluisterschandalen van de NSA, het ondermijnen van de democratie in Hongarije en de antihomowet in Litouwen? Wat kan met het mensenrechteninstrument van het kabinet worden bereikt dat nu nog niet bereikt kan worden?
De internationale top van vorige week toont wat je kunt bereiken als je ambitie hebt, als je ja zegt tegen de wereld in plaats van nee. Voor een land dat zo verbonden is met de rest van de wereld als Nederland, is een open houding in het nationaal belang. Europa en de wereld zijn ingrijpend veranderd sinds de eerste rechtstreekse verkiezing van het Europees Parlement, 35 jaar geleden. Polen en Spanje waren nog dictaturen, er stond nog een Muur in Berlijn, maar omdat wij openstonden en naar buiten keken, is die wereld er niet meer. Ja, Europa heeft nieuwe antwoorden nodig. Op 22 mei mogen we kiezen en de vraag is: kijken we naar buiten of kijken we naar binnen? D66 kijkt naar buiten.
De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Er is groeiend onbehagen over Europa en dat gevoel is de afgelopen tien jaar sterker geworden. Het geloof in de Europese Unie brokkelt af, zo kopte de Volkskrant vanmorgen. In de Staat van de Europese Unie erkent het kabinet dat gevoel van onbehagen, maar maakt het wat mij betreft niet duidelijk hoe aan dat gevoel tegemoet wordt gekomen.
Het gevoel van onbehagen komt niet uit de lucht vallen. Immers, aan de ene kant zijn er de logica en de stuwkracht van de interne markt en de gemeenschappelijke munt, die de rol van de nationale overheden verkleinen, en aan de andere kant is er de logica van de natiestaat met zijn eigen geschiedenis, die essentieel is voor het voortbestaan van de democratische gemeenschappen in Europa. Naast die natiestaten ontwikkelde de Europese Unie zich tot een overheid met veel bureaucratische macht, maar zonder veel politiek gezag. Die werd gedoogd zolang het maar voordeel opleverde. Nu die samenwerking ook zichtbare nadelen oplevert, is er een groeiend onbehagen over Europa.
Er lijken twee gangbare uitwegen. Aan de ene kant is er de weg van onder andere D66, die van verdere soevereiniteitsoverdracht, meer dan we comfortabel vinden, zoals Diederik Samsom dat zei. Dat is de uitbouw van structuren op afstand van de burger, de weg van schaalvergroting en economisch centralisme. Wat mij betreft is dit een utopische aanpak die alleen maar zal leiden tot meer vervreemding bij burgers. Aan de andere kant is er de radicale keuze om uit de Europese Unie te stappen, om vanuit een soort heimwee alle zegeningen van de Europese samenwerking en vrede overboord te gooien. Die groep wordt nota bene aangevoerd door iemand die voor de euro stemde en voor toetreding van Griekenland tot de euro. Inderdaad, dan heb ik het over de heer Wilders van de PVV.
Tussen die twee wegen is er een derde weg. We onderkennen dat we zijn aangewezen op Europese samenwerking, maar tegelijkertijd willen we een soberdere Europese Unie, met veel meer onderlinge verschillen en verschillende vormen van samenwerking en tegelijk een vitale, nationale politieke gemeenschap en zeggenschap over eigen publieke instellingen en voorzieningen. Hiervoor is een bezinning nodig op de eigen rol van de nationale overheid en de manier waarop zij het publieke belang in ons land kan dienen. Het kabinet lijkt dat ook te willen door aan te geven dat er een nationale aanpak moet komen voor zaken als belastingen, pensioenen, zorg, sociale zekerheid en onderwijs, maar hoe wil het kabinet dat volhouden als er een begrotingsunie komt? Hoe verhoudt de zeggenschap over de genoemde terreinen zich tot de richtlijnen die de Europese Unie uitvaardigt en die ook betrekking hebben op deze terreinen? Hoe verhoudt dit streven zich tot de uitspraak dat de sociale dimensie van de EMU versterking behoeft?
De start van een nieuwe Europese Commissie is wat de ChristenUnie-fractie betreft een kans om de verhouding tussen nationaal en supranationaal te agenderen en te herzien. Een nog grotere kans is het Europees voorzitterschap in 2016 of het debat in het Verenigd Koninkrijk rond het referendum in 2017. Dan gaat het om heronderhandelingen waarop het Verenigd Koninkrijk aanstuurt. Is het kabinet bereid die kansen te benutten en hierin het voortouw te nemen? Ik doel dan zeker ook op het voornemen om te werken aan een interinstitutioneel akkoord.
Hoe stoppen wij de gestage groei van het democratisch niemandsland, waarbij steeds weer bevoegdheden worden overgedragen zonder dat de democratische controle afdoende is geregeld? En als die al is geregeld, staat hij op grote afstand tot de burger en de nationale politieke gemeenschap waarmee die burger zich identificeert.
Mijn vraag is op welke manier de legitimiteit en slagvaardigheid van de Europese besluitvorming kunnen worden versterkt via de nationale parlementen en hoe dat plaatsvindt in relatie tot het Europees semester.
Een ander cruciaal onderwerp: de onderhandelingen tussen de EU en Turkije. De fractie van de ChristenUnie maakt zich grote zorgen over de persvrijheid, het afsluiten van Twitter en YouTube, de mate waarin er sprake is van scheiding van machten en de rol van Turkije in Syrië. Kort en goed: wat mijn fractie betreft, zijn deze onderhandelingen een doodlopende weg die zowel in Turkije als in Europa alleen tot groeiende frustratie zal leiden. Laten we er daarom een punt achter zetten en werken aan een beter perspectief, namelijk een geprivilegieerd partnerschap. Ik zal op dat punt in tweede termijn een motie indienen.
De voorzitter: Dank u wel voor uw bijdrage. Mevrouw Maij heeft nog een vraag.
Mevrouw Maij (PvdA): Dan kan de heer Segers ook verder ingaan op zijn punt. In Turkije gaat het duidelijk mis; daar zijn wij het volgens mij allemaal over eens. Tegelijkertijd zijn er in Turkije heel veel krachten die juist de andere kant op zouden willen. Is het een idee om de regering te vragen om te bekijken of de preaccessiesteun meer in de richting van het maatschappelijk middenveld kan worden geduwd, zodat de krachten in het maatschappelijk middenveld die wel een positieve democratische kant op willen, worden ondersteund?
De heer Segers (ChristenUnie): Ik ben in het algemeen voor ondersteuning van het maatschappelijk middenveld als dat wil toewerken naar meer democratie en versterking van de rechtsstaat. We moeten echter helder zijn over het eindperspectief. Is er een reëel eindperspectief waarin Turkije inderdaad een plek zal innemen binnen de EU? Wat de ChristenUnie-fractie betreft, is dat eindperspectief er niet. Dus ja, ik ben voor versterking van het maatschappelijk middenveld en aanmoediging van democratische krachten, maar zonder dat eindperspectief.
Mevrouw Maij (PvdA): Misschien is dat iets wat we aan de regering zouden kunnen vragen. Als dat mag, doe ik dat via de heer Segers. Tegelijkertijd vraag ik de heer Segers of wij, wanneer de Commissie dit jaar weer met haar verslag over Turkije komt, dit heel scherp en goed kunnen analyseren. We moeten niet van tevoren zeggen dat het toch niets wordt, maar juist heel goed bekijken waar volgens ons verbeteringen nodig zijn, waar verbeteringen plaatsvinden en waar wijzelf met een ander Turkije naartoe willen.
De heer Segers (ChristenUnie): Samen met een land bekijken waar verbetering nodig is, is ook mogelijk zonder het perspectief van een EU-lidmaatschap. Bovendien is er geen sprake van verbetering, maar van verslechtering. We praten allang en we zien verslechtering onder de huidige regering. We zien inderdaad een beknotting van de persvrijheid. Het gaat met dat land dus de verkeerde kant op. Mijn fractie vreest dat eindeloos doorpraten zonder dat er sprake is van verbetering en zonder dat dat uiteindelijk zal leiden tot toetreding tot de EU, per saldo tot grotere frustraties zal leiden in Turkije en tot angst binnen de EU en onder de Europese bevolking voor het eindperspectief van de EU zelf. Dat is dus slecht voor de EU en voor Turkije zelf. Hulp ja, maar zonder dat eindperspectief van een EU-lidmaatschap.
De voorzitter: Het woord is aan de heer Van Dalen, van de ChristenUnie-fractie in het Europees Parlement. De heer Van Dalen komt aangelopen met een boekje dat hij vanmorgen aan de premier en de Minister van Buitenlandse Zaken heeft aangeboden.
Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.
(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)
De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): Voorzitter. Hartelijk bedankt. Ik heb dat rapportje mede namens collega Dennis de Jong aangeboden. Ik noem hem daarom graag in het kader van dit rapport. Ik wil het daar nu ook over hebben. Mijn partij wil een ander Europa. We hebben gezien dat je Europa kunt veranderen en dat je met Europa een andere weg kunt inslaan. Daarvan is het door mij aangeboden rapport een voorbeeld. In 2009 hadden wij als Europa een buitenlands beleid als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. In dat buitenlands beleid zijn allerlei aspecten opgenomen. Mevrouw Ashton heeft in het Europees Parlement meerdere keren over dat buitenlandse beleid verteld, maar het viel ons op dat het punt van godsdienstvrijheid totaal geen rol speelde in dat beleid, terwijl vele miljoenen mensen worden vervolgd vanwege hun geloof. Dat is niet alleen mij, maar ook een aantal collega's opgevallen. Wij hebben de koppen bij elkaar gestoken en wij hebben gezegd dat wij het buitenlands beleid van de EU, dat nu een gegeven is, moeten gaan veranderen. Dat hebben wij gedaan door samen met onder anderen collega Dennis de Jong een debat aan te vragen over godsdienstvrijheid in het Europese buitenlands beleid.
Dat debat is ook gevoerd, in januari 2011. We hebben gehoord en gezien dat bij mevrouw Ashton daarna de koers toch wat anders is geworden, dat ze oog heeft gekregen voor de vele mensen op deze aarde die worden vervolgd vanwege hun geloof.
Ze heeft ons ook uitgenodigd: kom maar op, doe maar mee om mijn beleid aan te passen. Dat hebben we gedaan. Zo hebben we in het Europees Parlement een werkgroep opgericht die staat voor godsdienstvrijheid. In die werkgroep participeren nagenoeg alle fracties. Deze werkgroep heeft in de afgelopen periode twee mijlpalen bereikt. In de eerste plaats heeft in de afgelopen zomer de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken de richtlijnen tot bescherming van godsdienstvrijheid aangenomen. Deze zijn bedoeld voor alle EU-ambassades in de meer dan 150 landen waar deze ambassades zijn gevestigd. Ze vormen een gereedschapskist voor functionarissen van die ambassades om godsdienstvrijheid te monitoren en daarop beleid te ontwikkelen. De richtlijnen werken ook andersom. Degenen die slachtoffer van geloofsvervolging zijn, kunnen nu naar die ambassades toe gaan en zeggen: hé, deze richtlijnen zijn nu van kracht, sta mij bij in mijn ellende en help mij om een betere positie te verwerven. Die mijlpaal betekende een eerste verandering in het Europese buitenlandse beleid.
De tweede komt er nu hopelijk ook aan met het rapport dat we hebben gemaakt. Het is het eerste jaarverslag van de werkgroep godsdienstvrijheid in het Europees Parlement. In dit jaarverslag staan een aantal institutionele aanbevelingen over de manier waarop de Europese Commissie en de andere Europese instellingen nog beter moeten en kunnen omgaan met godsdienstvrijheid in de wereld. Daarnaast staan er een aantal landenspecifieke aanbevelingen in. Die gelden voor landen waar godsdienstvrijheid echt een nijpend probleem is. Helaas is dat met name zo in veel landen waar christenen worden vervolgd. Ik heb dit rapport vanmorgen aan de Voorzitter, de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken aangeboden, om er kennis van te nemen, maar ook meer dan dat. Nederland wordt voorzitter in 2016. Ik doe een beroep op dit kabinet om dit thema, het gebrek aan godsdienstvrijheid, waar zoveel honderden miljoenen mensen onder lijden, op te pakken en op de agenda te zetten in aanloop naar het komende voorzitterschap. Ik hoor graag de reactie van het kabinet hierop.
De heer Pechtold (D66): Vindt de ChristenUnie dat de Europese Unie gaat over de integriteit van het lichaam?
De voorzitter: U bedoelt: het menselijk lichaam.
De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): De identiteit van het lichaam?
De heer Pechtold (D66): Over het lichaam, over zelfbeschikking, over – laat ik helder zijn – bijvoorbeeld abortus.
De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): Wij vinden dat de Europese Unie niet aan de slag moet met een thema als abortus. Dat is een zaak voor de lidstaten. Maar – ik voel de vraag al aankomen – waarom dan toch dit thema op de agenda van de Europese Unie? Als dat de vraag van de heer Pechtold zou zijn, dan zeg ik: wij geven invulling aan de uitwerking van het beleid van Europa en dit is een onderwerp in het buitenlands beleid dat wij nog onderbelicht vinden, vandaar dat wij mevrouw Ashton erop hebben gewezen dat ze dat meer moet uitbouwen.
De heer Pechtold (D66): Nee. Het eerste deel van het antwoord verbaast me. De heer Van Dalen zegt dat het niet gaat om een verbod op bijvoorbeeld abortus omdat dat aan de lidstaten is. Kan hij mij eens vertellen waarom hij in het Europees Parlement het burgerinitiatief van twee miljoen handtekeningen promoot waarmee de Europese Unie en nu ook de Commissie worden gedwongen om een standpunt in te nemen over de bescherming van het leven vanaf het begin? Als je het initiatief goed leest, zie je dat dat neerkomt op een Europees verbod op abortus en stamcelonderzoek. Het verbaast me dat de heer Van Dalen dat in de Europese Unie promoot en hier zegt dat het iets van de lidstaten zelf is.
De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): Mijnheer Pechtold, u moet heel goed lezen waarover dit initiatief gaat. Het is een burgerinitiatief. Uw partij is daar altijd klassiek voor: hoe meer burgerbetrokkenheid, hoe beter. In dat opzicht zou u het al kunnen steunen. Maar wat zegt het initiatief precies? Jaarlijks wordt vanuit het EU-onderzoeksbudget een aantal miljoenen uitgegeven aan stamcelonderzoek. Bij dat onderzoek wordt levend materiaal van geaborteerde embryo's gebruikt.
In dit initiatief wordt erom gevraagd dat de financiering van de EU voor het onderzoek met dit materiaal wordt gestopt. Dat is een initiatief van de burgers. Ik vind het een goede zaak om die financiering te stoppen. Ik zou sowieso een veel bredere discussie willen hebben over de financiering van de Europese Unie, maar op dit onderdeel steun ik die campagne. Dus ja, een stopzetting van de financiering voor dit specifieke onderzoek met dat materiaal heeft mijn steun.
De heer Pechtold (D66): Het eerste deel van mijn vraag wordt niet beantwoord en daar ging het mij om. Het burgerinitiatief gaat ook over bescherming van het leven in het eerste begin. Dat is dus een oproep aan de Europese Unie, de Commissie, om abortus wel degelijk in het Europees beleid strafbaar te stellen of in ieder geval onmogelijk te maken. De heer Van Dalen zegt heel duidelijk – dan hebben wij helderheid in het debat – dat de ChristenUnie vindt dat abortus een nationale aangelegenheid is. Daar dient de Europese commissie zich dus verre van te houden. Er dient dus geen Europees beleid op het gebied van abortus te komen.
De heer Van Dalen (EP/ChristenUnie): De heer Pechtold moet goed luisteren naar wat ik zeg. Ik heb gezegd dat dit onderzoek plaatsvindt met geaborteerd materiaal. Voor dat onderzoek is Europese subsidie gegeven en dat moet worden gestopt. Dat is iets anders dan spreken over de vraag of abortus, euthanasie of dergelijke onderwerpen bepaald moeten worden door de Europese Unie. Mijn partij en ik zeggen over die onderwerpen: daarvan moet Europa afblijven. In dit geval gaat het dus over geaborteerde embryo's die worden gebruikt voor een Europees onderzoek dat gefinancierd wordt met EU-geld en dat moet gestopt worden.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Mijn naam is Jesse Feras Klaver. Ik ben de zoon van een Nederlands-Indische moeder en een Marokkaanse vader. Ik woon in Den Haag en blijf hier wonen. De afgelopen weken zijn we hier overspoeld door haat. Die haat bedreigt Nederland, mijn Nederland! Dit sterkt mij in de gedachte om nog harder te knokken voor de Europese waarden vrijheid, democratie, rechtsstaat en gelijke rechten. Het sterkt mij bovendien in de gedachte dat wij een stevige Europese Unie nodig hebben. Met die bril heb ik de Staat van de Unie gelezen.
Het moet mij van het hart dat die vooral over de economische crisis gaat. Natuurlijk, want die heeft ons de afgelopen jaren zo beziggehouden. Ik mis echter een visie. Er is een gebrek aan moed om echte keuzes te maken om verder door te gaan. Europa is namelijk niet alleen een economisch project, maar vooral een project gebaseerd op waarden. Daarom: keuzes maken!
Het kabinet stipt wel aan dat er een democratisch tekort is dat gerepareerd moet worden en dat dit een gevaar is voor de Europese Unie. Het kabinet haalt het echter niet in het hoofd om hier een echte oplossing voor aan te dragen, want wij moeten niet verder springen dan de spreekwoordelijke polsstok lang is. Dat zou immers vragen om een verdragswijziging die via een referendum aan de bevolking zou moeten worden voorgelegd. Nee, dat vindt deze Minister van Buitenlandse Zaken echt veel te eng. Laten wij alsjeblieft daarvan wegblijven, zo schrijft hij aan de Kamer.
Je kunt niet enkel kritiek hebben op Europa en vervolgens alles wat nodig is om Europa te verbeteren, angstig uit de weg gaan. Zoals ik al heb gezegd, is het harder nodig dan ooit tevoren dat haat wordt bestreden. Je kunt niet kritisch zijn voor de bühne, maar eigenlijk alles bij hetzelfde laten. Je kunt niet de kiezer naar de mond spreken, maar in de praktijk niets voor hem of haar betekenen.
Mijn partij is helder over haar inzet. Wij willen meer Europa. Wij hebben totaal geen vrees om deze keuze aan de kiezer voor te leggen. Als de Europese landen de handen ineenslaan, kunnen zij zo veel meer bereiken voor Europa. Daar zijn wij van overtuigd.
Onze liefde voor dit continent en voor de Europese Unie is echter niet blind. Europa is niet perfect. Wat GroenLinks betreft zouden solidariteit en duurzaamheid veel hoger op de agenda moeten staan dan nu het geval is, zodat mens en milieu minstens zo belangrijk worden als markt en munt. GroenLinks wil een Europa met een sociaal-economisch bestuur dat landen niet alleen afrekent op begrotingstekorten, maar ook op de sociale voorzieningen. Sociale voorzieningen zijn nodig om de sociale cohesie in de landen overeind te houden. Ik maak mij grote zorgen als ik zie dat de sociale en de sociaal-economische onrust in een land als Griekenland ertoe heeft geleid dat de neofascisten daar weer opkomen. Dit is een groot gevaar, niet alleen voor de toekomst van Europa in abstracte zin, maar ook voor ons in Nederland, voor ons leven van alledag.
In plaats van een stabiliteits- en groeipact is er een welvaarts- en duurzaamheidspact nodig waarin houdbare overheidsfinanciën, werkgelegenheid en duurzaamheid op gelijke voet staan en de aanpak van werkloosheid de hoogste prioriteit krijgt.
Van alle Europese jongeren staan er op dit moment 5,5 miljoen aan de kant. Dat kunnen en mogen wij niet accepteren. Is de Minister-President het met mij eens dat het wenselijk zou zijn dat landen iets meer vrijheid krijgen in hun begrotingsbeleid om banen te scheppen bijvoorbeeld door de financiering van de begeleiding van jongeren richting werk, stages en opleiding buiten het begrotingstekort te houden? Is de Minister het met mij eens dat de aanpak van werkloosheid van minstens gelijkwaardig belang is als de aanpak van begrotingstekorten? Ik hoor graag hoe de Minister denkt over de invoering van een werkloosheidsnorm naast een begrotingsnorm.
Sociale idealen zijn wat GroenLinks betreft niet aan landsgrenzen gebonden. Wij willen eerlijk delen, ook binnen Europa. Dit vraagt bijvoorbeeld ook om het afbouwen van de enorme belastingvoordelen die wij nu aan multinationals bieden. Portugal, Spanje en Griekenland lopen honderden miljarden aan belastinginkomsten mis doordat bedrijven een brievenbusfirma in Nederland plaatsen. Dat moet worden aangepakt.
Ik kom tot een afsluiting. Mijn collega Bas Eickhout zal zo ingaan op de vraag wat wij kunnen doen voor de omslag naar een groene economie en een groen Europa opdat wij een einde kunnen maken aan onze energieafhankelijkheid van schimmige regimes en wij op geen enkele wijze worden belemmerd om de waarden waarvoor Europa staat: democratie, rechtsstaat, vrede en gelijke rechten, te verdedigen en uit te breiden, en de haat tegen te gaan.
De heer Verheijen (VVD): Veel partijen spreken over een sociaal Europa of zij stellen dat Europa een meer sociaal gezicht moet tonen. Een compliment voor GroenLinks, want zij vult dit wel heel concreet in in haar verkiezingsprogramma. Ik heb daar toch een vraag over. GroenLinks spreekt over het solidariteitsfonds dat geld overhevelt van de rijke naar de arme landen, zo wordt letterlijk gesteld. Kan de heer Klaver duidelijk maken hoe dit in het werk zal gaan? Hoe wordt dit gedaan? Worden Nederlandse WW-premies ingezet voor Spaanse uitkeringen? Wordt de afdracht verhoogd? Hoe denkt de heer Klaver dit vorm te geven?
De heer Klaver (GroenLinks): Wij hebben tijdens de economische crisis gezien dat de welvaart in Europa oneerlijk is verdeeld. De problemen in het zuiden van Europa werden zo groot dat ze niet alleen een bedreiging vormden voor de sociale rust in die landen, maar ook voor de stabiliteit van de eurozone als geheel. GroenLinks stelt inderdaad voor dat er een fonds wordt gesticht dat eraan bijdraagt dat geld van de rijkere landen, de landen waar het beter gaat, naar de landen stroomt waar het slechter gaat. In dit geval zou dit kunnen betekenen dat er geld naar Spanje of Griekenland zou stromen, maar aan het begin van deze eeuw ging het bijvoorbeeld heel goed in Spanje en veel slechter in Duitsland. Dan had het dus omgekeerd kunnen werken.
De heer Verheijen (VVD): GroenLinks is in ieder geval eerlijk in haar verhaal. Zij wil naar een volwaardige transferunie waarin structureel transfers tussen de lidstaten plaatsvinden. Als GroenLinks voor een sociaal en ook democratischer Europa is, betekent dit dan ook dat zij de normen in Nederland wil aanpassen aan het Europese niveau? Wil zij het minimumniveau in Nederland aanpassen aan het Europese minimumniveau? Wil zij het ontslagrecht aanpassen aan het Europese niveau? Wil zij ook zover gaan dat uiteindelijk daar de Nederlandse standaarden worden ingevoerd? Mijn fractie voelt daar in ieder geval niets voor. Wij zijn van mening dat sociale zekerheid uit Europa moet blijven, maar ik hoor graag hoe GroenLinks daarover denkt.
De heer Klaver (GroenLinks): GroenLinks is inderdaad voor meer Europa, ook op het sociale vlak. Als je één markt hebt en vrij verkeer van personen ontstaan er problemen, dat zien wij nu als mensen uit Oost-Europa hiernaartoe komen en worden uitgebuit. Wij zien dat zij hier werken en minder sociale rechten hebben. De heer Verheijen sprak specifiek over het minimumloon. Wij zijn van mening dat er een Europees sociaal minimumloon zou moeten komen, maar dat moet worden gerelateerd aan het welvaartsniveau in de landen. Het kan dus verschillen, maar wij willen ervoor zorgen dat er een bodem is in alle landen zodat mensen die nu geen enkele kans hebben in sommige lidstaten, niet de noodzaak voelen zich te verplaatsen, niet omdat zij hoop hebben maar doordat zij worden verdreven door angst.
De heer Servaes (PvdA): Ik begrijp dat je in een verkiezingsdebat soms in slogans moet praten, maar een debat als dit geeft meer rust en ruimte om iets meer te zeggen over waar je voor staat. Als er nu een ongeclausuleerd «meer Europa» langskomt, ben ik heel erg benieuwd naar wat dan meer en hoe dan meer.
Het spreekwoordelijke olijfolieflesje is al langsgekomen, waarvan iedereen zegt dat we het zo niet moeten willen. Volgens onderzoek dat vanmorgen in de krant stond, maakt bijna 70% van de bevolking zich zorgen over die uitdijende Europese Unie en over de nationale politieke gemeenschap. Dan kun je toch niet volstaan met de slogan «meer Europa»? Dat wekt dan toch geen enkel vertrouwen?
De heer Klaver (GroenLinks): Uiteindelijk gaat het om het beeld van Europa dat je voor ogen hebt. Het gaat niet over de angst die de meerderheid nu heeft. Ik snap die wel. Er is in Europa een groot democratisch tekort, en dat moet worden aangepakt. Ook daarom zeggen wij: meer Europa. Wij vinden dat het Europees Parlement veel meer zeggenschap zou moeten hebben. Wij vinden dat de macht van de Europese Raad zou moeten worden ingeperkt. Wij vinden dat het Parlement, de volksvertegenwoordiging, steviger zou moeten worden. Ik vind ook dat we veel meer zouden moeten samenwerken om de macht van multinationals aan te pakken. Ik denk dat de cijfers in de Volkskrant van alles te maken hebben met de globalisering en met het gevoel dat men niet meer onder controle heeft wat er gebeurt en moet betalen voor de ellende van anderen. Sorry voorzitter, maar ik werd uitgedaagd om in dit debat wat meer te zeggen dan een enkele oneliner.
De voorzitter: U hoeft die handschoen niet de hele tijd op te nemen. Ik geef u nog één korte zin.
De heer Klaver (GroenLinks): Nog één kort punt. Belastingontwijking holt de moraal van hardwerkende mensen uit om belasting te betalen, als zij zien dat multinationals de dans ontspringen. Dat kun je alleen aanpakken als je Europees samenwerkt.
De heer Segers (ChristenUnie): Hier worden mooie, hoge doeleinden geventileerd, maar er is geen enkele aanwijzing dat het optuigen van grote structuren, ook democratische structuren ver bij burgers vandaan, tot meer vertrouwen zal leiden. Dat blijkt nergens uit, daar is geen enkele aanwijzing voor. Des temeer moet je rekening houden met de spankracht van een samenleving. Het Europese project is zo ontzettend waardevol, dat we heel veel riskeren als we te veel vragen van burgers en te weinig rekening houden met de spankracht. Ik wil in ieder geval de GroenLinks-fractie ertoe oproepen om niet ongeclausuleerd alleen maar «meer» te roepen, maar heel secuur te kijken naar waar wel en naar waar heel duidelijk niet.
De heer Klaver (GroenLinks): Met betrekking tot wat de heer Segers «de spankracht» van burgers noemt, bestaat het grote gevaar dat in Europa het ene gebeurt, terwijl we hier het andere zeggen, dus dat we net doen alsof we allerlei bevoegdheden uit Europa terughalen. Zo zeggen we de ene week dat we niet meer willen dat het schoolfruit Europees wordt geregeld, maar zorgen we er de andere week voor dat er een bankenunie wordt opgetuigd. Ik zeg inderdaad: meer Europa. Ik denk dat een partij juist door heel duidelijk stelling te nemen, door duidelijk te zeggen waar ze staat, burgers in ieder geval het vertrouwen geeft dat ze niet ergens in worden gerommeld, maar dat ze ook echt een keuze hebben. Wij willen eerlijk zijn over waar onze partij uiteindelijk voor staat; dat is namelijk waar politiek voor is. Ik probeer me niet te verhouden tot wat de meerderheid wil en die naar de mond te praten. Wij hebben idealen, en dat zijn de zaken waar wij voor staan. Als de heer Segers zich daarin kan vinden, trekken wij graag samen met hem op.
De heer Eickhout (EP/GroenLinks): Voorzitter. Waar de EU zoekt naar win-winsituaties in de betrekkingen tussen landen, kent de wereld van Poetin slechts winnaars en verliezers. Waar de EU zich veiliger voelt met welvarende buren, streeft Poetin naar zwakke bufferstaten. Waar de EU gelooft in de sterkte van het recht, geldt voor Poetin het recht van de sterkste. Waar de EU staat voor de kracht van diversiteit, ziet Poetin onze tolerantie voor seksuele minderheden als een teken van zwakte. Het conservatieve, nationalistische, autocratische, agressieve poetinisme, met de schaamteloze annexatie van de Krim als voorlopig dieptepunt, is een brutale uitdaging van zo ongeveer alle waarden waar de EU voor staat.
Over die waarden wil ik het juist hebben. Die waarden worden in het Nederlandse debat steeds minder gezien; en ook door veel Nederlanders, zo blijkt uit de al vaak genoemde studie in de Volkskrant. Vandaag is er echter ook een nieuw klimaatrapport uitgekomen, dat laat zien dat de uitdagingen en de effecten van klimaatverandering steeds groter worden. Hoe willen wij klimaatverandering bestrijden zonder de EU? Hoe kunnen wij een krachtige vuist vormen tegen Poetin, zonder meer EU? Hoe willen wij onze energievoorziening onafhankelijker en duurzamer maken zonder EU? Het wordt tijd dat deze regering echt eens het eerlijke verhaal over de EU gaat vertellen. Altijd maar weer beginnen over die olijfolieflesjes, is dat nou echt de kern van het Europese beleid waar we het over moeten hebben? Of: waar zijn nou die dijken met Oost-Europeanen doorgebroken? De angst regeert, en dit kabinet regisseert die angst mede. Is dat misschien de reden waarom uit hetzelfde onderzoek blijkt dat er veel meer steun voor het Europese project is in Spanje en in Duitsland?
Laten we het dus hebben over de echte thema's die er toe doen in plaats van continu te komen met olijfolieflesjes, kapperszooltjes en al dat soort thema's. Ja, daar wil iedereen van af, dus laten we het hebben over de echte thema's. Laten we het hebben over een krachtiger antwoord naar Poetin. Bijvoorbeeld een wapenembargo. Het is toch onbestaanbaar dat we doorgaan met het verkopen van geavanceerde militaire technologie aan Rusland nu we zien dat deze wordt gebruikt voor landjepik en het bedreigen van buurlanden? En waar blijven de sancties voor de vrienden van Poetin zoals een grootscheeps witwasonderzoek naar de vermogens die Russische oligarchen en functionarissen in West-Europa hebben gestald? Dat vraag ik ook het kabinet. We moeten namelijk uit de media lezen dat Nederland dit soort sancties tegenhoudt. Ik hoop dat dit laatste niet waar is en hoor dit dan ook graag van het kabinet, want anders wordt de beslotenheid van het Brussels overleg telkens misbruikt. Zo kan de regering bijvoorbeeld ook doorgaan met het voorbereiden van een missie naar Rusland voor gas en olie. Als er een manier is om het poetinisme te doorbreken en de steun voor Poetin wat onderuit te halen, dan is het wel door van onze verslaving aan fossiele brandstoffen af te komen. Dat is de manier. Elke procent meer aan duurzame energie, elke procent energie die we besparen, wordt meteen gevoeld in Moskou. Daar zou het over moeten gaan en niet over een Nederlandse handelsmissie naar Rusland. Het lijkt alsof het urgentiebesef nog steeds niet groot is bij de regeringsleiders. Dat blijkt ook weer bij de klimaatdiscussie in Brussel. Elk besef van urgentie ontbreekt. We hebben elkaar weer een halfjaar extra tijd gegeven om tot Europees energiebeleid te komen voor 2030. In dat halfjaar tussen maart en oktober hadden we volgens het tempo van het Europees Parlement al een procent energiebesparing kunnen bewerkstelligen, maar de heer Rutte besluit om verder te praten en niets te doen. Daarmee geven we geen helderheid aan het bedrijfsleven dat juist ook vraagt om meer helderheid.
Maar laten we ook streven naar meer eenheid bij het onderhandelen over energiecontracten. Dat is een belangrijke. We moeten ons niet meer uit elkaar laten spelen door Rusland. Van Rompuy verklaarde na de top «we should work more as a team when we negotiate contracts». Mijn vraag aan de regering is of ze bereid is hierin de Europese Commissie het voortouw te geven en een veto te geven bij contracten die we niet willen, zoals South Stream. Daar moet het over gaan: Europees wat moet en nationaal wat kan. Ik wil graag meer van het kabinet horen over wat we wel kunnen doen en dan met name op het gebied van energie- en klimaatbeleid, want als er een manier is om Poetin te raken is het wel via dat beleid. Het laat ook zien de waarde van de EU – Poetin heeft het ons wel heel gemakkelijk gemaakt tot nu toe – door dat beleid nu eens te verdedigen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Veel mensen hebben een ongemakkelijk gevoel over de invloed van de Europese Unie. De Partij voor de Dieren begrijpt dit ongemakkelijke gevoel, want de blinde focus op vrijhandel en groei van de Europese Unie ten koste van alles reduceert burgers tot consumenten en belastingbetalers en dieren tot consumptieartikelen. De EU mist democratisch draagvlak, is uitgebreid met landen die er niet klaar voor waren en heeft een gemeenschappelijke munt gekregen alsof de verschillende lidstaten samen een natie vormen met een eenduidig economisch en politiek beleid. De crisis die hier het gevolg van was, wordt nu misbruikt om nog meer bevoegdheden af te staan aan Brussel in ijltempo en onder stoom en kokend water.
Het moet gezegd: het kabinet lijkt het ongemak wel te voelen maar heeft moeite om dat te vertalen naar oplossingen. Dit kabinet zit in over de invloed van de Europese Unie, net als bij zo veel andere kwesties en zit in een spagaat. Eigenlijk wil het kabinet meer Europese regelgeving en minder nationale invloed, maar dat klinkt niet zo lekker. Onder het mom van een level playing field wordt korte metten gemaakt met nationale koppen op het beleid, maar wat het kabinet een beetje onder het tapijt probeert te vegen en wat de grafiekjes van de politieke barometers ons doen herinneren, is dat de PvdA, de VVD en een aantal andere partijen een kleinigheid zijn vergeten in hun EU-eenheidsideaal en -handelsbevordering, namelijk de burgers. En dus vindt het kabinet, althans op papier, dat Europa anders moet. Geen bemoeienis met olijfoliekannetjes en schoolmelk. Er is inmiddels een heuse lijst aan onderwerpen die nationaal terrein moeten blijven. Nee, voortaan geeft het kabinet alleen nog maar de echt belangrijke onderwerpen weg aan Brussel, zoals een bankenunie die voor lidstaten een vrijbrief zal zijn om hun banken nog verder in problemen te laten komen; als ze omvallen zullen ze immers toch wel gered worden door de Europese belastingbetalers.
Dat geldt ook voor het landbouw- en visserijbeleid. Ondanks alle mooie woorden is daar weinig verandering in te zien. De subsidies hiervoor zijn al jaar en dag de grootste kostenpost van de EU-begroting. Formeel is de VVD natuurlijk tegen subsidies. Ook de Partij van de Arbeid beloofde de kiezers om het landbouwbeleid drastisch te hervormen. Als het echter gaat om het verdelen van de maar liefst 373 miljard die de EU hiervoor begroot heeft voor de komende jaren, lobbyt onze Staatssecretaris van landbouw in Brussel voor het behoud van de gratis subsidies aan megastalboeren.
Dit kabinet steunt het afschaffen van de productiegrenzen voor melk, waardoor het aantal koeien dat in megastallen wordt opgeslokt, explosief zal stijgen en het Nederlandse mestoverschot ook. Het kabinet hevelt ook op dit terrein steeds meer bevoegdheden over naar Brussel, waardoor dierenwelzijn en -gezondheid nog verder in de knel komen en waardoor het gesleep met dieren alleen nog maar toeneemt. Het milieu- en dierenwelzijnsbeleid dat dan in Europa wordt afgesproken, is wel een heel dun doekje voor het bloeden, letterlijk, om de uitwassen van die blinde focus op vrijhandel en de vrije markt te kunnen stelpen.
Het is dan ook hoog tijd, zo vindt de Partij voor de Dieren, voor groene eurokritiek, een nieuw fenomeen dat niet voortkomt uit nationalisme of plat eigenbelang, maar gaat over het algemeen belang van duurzaamheid, mededogen en het waarborgen van inspraak en democratische controle door de burger. Ter illustratie: het democratisch tekort van de Europese Unie werd onlangs pijnlijk duidelijk in de procedure rond de toelating van de teelt van genetisch gemanipuleerde maïs 1507. Een overweldigende meerderheid van het Europarlement was tegen, een ruime meerderheid van de Europese bevolking wil geen gentech en negentien lidstaten hebben zich tegen die toelating gekeerd. Toch dreigt de Europese Commissie anders te besluiten. Kan de Minister-President ingaan op deze kwestie om het eens concreet te maken? Vindt hij het gerechtvaardigd dat een niet-gekozen orgaan zoals de Europese Commissie een dergelijk controversieel besluit, waar geen draagvlak voor is, kan doorvoeren? Als hij het met de Partij voor de Dieren eens is dat dat ongewenst is, hoe wil hij dat dan gaan veranderen?
Ik begrijp van de voorzitter dat ik al door mijn spreektijd heen ben; dat gaat sneller dan ik had gedacht. Ik rond af. De Partij voor de Dieren vindt het verstandig om een pas op de plaats te maken en geen bevoegdheden over te hevelen naar Europa totdat de democratische controle en de transparantie zijn gewaarborgd.
De heer Bontes (Bontes): Voorzitter. Geen enkel continent kan bogen op zo'n rijke historie als Europa. Europa is als een schatkamer: uit Europa komen de grootste schrijvers, componisten, schilders en filosofen. Steden als Rome, Parijs en Wenen zijn onovertroffen. Europa domineerde eeuwenlang de wereld. Na de Tweede Wereldoorlog is daar definitief een einde aan gekomen. Het aandeel van de Europese economieën in de wereldeconomie liep drastisch terug. De Europese kolonies werden ontmanteld. Sindsdien staat Europa zowel politiek als economisch als militair in de schaduw van de Verenigde Staten, de enige overgebleven supermacht.
Om niet nog meer terrein te verliezen, moeten de Europese landen economisch blijven samenwerken. Het is uitermate verstandig, samen een economisch machtsblok te vormen. Het vergroot de Europese economische slagkracht. Het vergroot onze welvaart. Voor een dergelijk economisch samenwerkingsverband hebben we de huidige Europese Unie echter niet nodig. Hier richt mijn vraag aan de Minister-President zich op. Zeven op de tien Nederlanders willen geen of veel minder Europese Unie. Wat gaan de Minister-President en de regering eraan doen om recht te doen aan die stem van het Nederlandse volk? Graag krijg ik daar een antwoord op.
De Europese Unie is een uit de hand gelopen project en zou terug moeten naar de kern, naar de oorsprong: economische samenwerking. Daar ligt haar kracht. Ik pleit voor een nieuwe, moderne, Europese, economische gemeenschap. Pogingen te komen tot een soort federaal Europa moeten worden gestopt. Die zullen op niets uitlopen.
De Europese bevolking zit er niet op te wachten. Van bovenaf gecreëerde statelijke of semistatelijke entiteiten leiden vroeg of laat tot mislukking. Denk aan Oostenrijk-Hongarije, Tsjecho-Slowakije, de Sovjet-Unie en misschien ook België. Soms leiden zulke opgedrongen entiteiten tot regelrechte nachtmerries. Ik denk aan Joegoslavië.
Ik pleit voor grootschalige machtsoverdracht vanuit Brussel naar de diverse lidstaten. De macht moet terug naar de Europese regeringssteden. Immigratiebeleid moet bijvoorbeeld op nationaal niveau worden geformuleerd, en niet worden gedicteerd vanuit Brussel. Ik ben ervan overtuigd dat Nederland per saldo niet beter wordt van de aanwezigheid van honderdduizenden Oost-Europeanen.
Momenteel vormen de 28 lidstaten van de Europese Unie bij elkaar opgeteld de grootste economie ter wereld. De vraag is hoe lang dat nog duurt. De economische groei in Europa is immers vrijwel stilgevallen terwijl de Verenigde Staten en China blijven groeien. We moeten ervoor waken dat Europa niet een soort openluchtmuseum wordt.
Ik rond af. Binnen twee maanden zijn er verkiezingen voor het Europees Parlement. Het is buitengewoon triest om te constateren dat er in feite geen goede keuze te maken is. Vrijwel alle fracties in dit huis staan veel te positief tegenover de huidige EU. Strepen we die partijen weg, dan blijven er eigenlijk slechts twee over. Dat zijn in volgorde van grootte de SP en de PVV. Maar de SP pleit voor een halve socialistische heilstaat met nog hogere belastingen en nog hogere overheidsuitgaven. De PVV kent eveneens een linkse sociaaleconomische agenda en wil bovendien samenwerken met antisemieten. Arm Nederland! Geen wonder dat waarschijnlijk ongeveer twee derde van de kiezers thuis zal blijven.
De heer Belder (EP/SGP): Voorzitter. De afgelopen vijf jaar heb ik mij als voorzitter van de Israëldelegatie van het Europees Parlement ten volle ingezet voor de versterking van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Israël. Het deed me dan ook zeer goed dat dit huis de gezamenlijke motie (23 432, nr. 363) van de fracties van de SGP en de ChristenUnie van 12 maart aanvaarde. In deze motie wordt de Nederlandse regering verzocht «op zichtbare en overtuigende wijze duidelijk te maken dat zij economische relaties en samenwerking tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven en instellingen aanmoedigt». Ik wil dit onderstrepen. Hoewel ik geen lid ben van dit huis – ik heb het sinds 1999 overigens erg goed naar mijn zin in het Europees Parlement – wil ik de Minister vragen hoe hij concreet uitvoering aan deze motie wil geven. Komen de inhoud en de strekking van deze motie overeen met de vormgeving van het ontmoedigingsbeleid door dit kabinet? Deze motie spoort in elk geval volledig met de inspirerende inspanning van onze ambassadeur in Israël, de heer Veldkamp. Ik zeg dit uit eigen ervaring. Hij is een voorbeeld voor Europa. Ik hoop dat onze regering dat ook eens ten aanzien van Israël in de Europese Raad naar voren brengt.
Voorts gaan mij de ultieme veiligheid en het materiële en geestelijke welzijn van de joodse gemeenschappen op Europees grondgebied ter harte, te beginnen in ons eigen land. Ik verwijs naar het CIDI-rapport. Hierbij spreek ik de hoop en de verwachting uit dat de Nederlandse overheid een Europees voorbeeld zal geven als het gaat om de financiering van de noodzakelijke bescherming van haar joodse burgers. Het gaat dan bijvoorbeeld niet aan om de hoge veiligheidskosten van de joodse school Het Scheider in Amsterdam alleen op de schouders van de betrokken joodse gemeenschap te laten rusten.
Ik schakel nu over op het thema van de bankenunie. De regering toont zich in haar standpunt voorstander van de bankenunie, maar geeft daarbij geen gebalanceerde weergave van de problematiek. De regering noemt argumenten voor de bankenunie en stelt dat de banken grondig moeten worden doorgelicht, maar de nadelen en de gevaren worden beperkt door de droge en summiere constatering dat daarnaast hoge schuldenlasten een risico zijn. Dat is een understatement als je beseft dat er honderden miljarden aan slechte leningen op bankbalansen moeten worden afgeschreven.
Afgelopen week berichtte een Duits dagblad, de Frankfurter Allgemeine, over een studie die melding maakt van 900 miljard aan slechte leningen in de eurozone. In de zwakke lidstaten beschikt men niet over de financiële slagkracht om deze problemen zelfstandig op te vangen met herkapitalisatie. Wat is tegen die achtergrond de betekenis van het Europees reddingsfonds van 55 miljard dat is overeengekomen? Laten wij niet de indruk wekken dat wij daarmee de eurocrisis hebben opgelost.
Intussen leidt het akkoord ertoe dat het fonds zich versneld van een nationaal fonds naar een gemeenschappelijk fonds ontwikkelt. Na drie jaar al is 70% van het gemiddelde te gebruiken voor banken in andere lidstaten. De rekening van de banken wordt dus versneld over Europa uitgesmeerd. Of de belastingbetaler daarbij buiten schot blijft, is nog maar zeer de vraag. Graag verneem ik de reactie van de regering op deze ernstige zorgen.
Tot slot, de bestaande problemen verdienen inderdaad een grondige aanpak bij de bron. De notie in de Staat van de Europese Unie dat structurele hervormingen in de lidstaten nodig zijn om het risico op instabiliteit te verkleinen, is mij dus uit het hart gegrepen en verdient verdere uitwerking. Alle eurolanden moeten immers weer perspectief krijgen op goede overheidsfinanciën en een gezonde economie.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Voorzitter. Officieel sta ik hier als onafhankelijk lid van het Europees Parlement, maar onofficieel als voorzitter en lijsttrekker van de Nederlandse politieke partij Artikel 50, de enige Nederlandse eurosceptische ledenpartij. De naam van Artikel 50 verwijst natuurlijk naar het uittredingsartikel uit het Verdrag van Lissabon. Wij willen uit deze EU.
Onze partij is een klassiek liberale, seculiere anti-EU-partij en wij zullen op 22 mei meedoen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement.
De voorzitter: Mijnheer Van der Stoep, u moet zich toch wel beperken tot het werk dat u nu doet in het Europees Parlement. Ga uw gang.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Hoe bedoelt u dat precies?
De voorzitter: U bent nu bezig met het invullen van zendtijd voor politieke partijen. Dat mag u een beetje doen, maar als u dat zo opzichtig doet, moet ik als voorzitter toch ingrijpen. Want op de agenda staat het stuk dat de regering heeft geschreven met als titel de Staat van de Europese Unie.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Daar kom ik op bij een verschil tussen mijn partij en een andere partij, die hier niet zit, om het verschil aan te geven hoe wij ons werk doen in het Europees Parlement.
De voorzitter: Ga uw gang.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Er rest dus een echte keuze voor een eurosceptische partij. Artikel 50 is een ledenpartij die geen enkele bevolkingsgroep uitsluit, ongeacht of die groep hoog in de criminaliteitscijfers staat geregistreerd. Criminelen moet je aanpakken, niet afkomst.
Wij zijn een partij die niet wil samenwerken met holocaustontkennende Europarlementariërs van het Front National. Een partij die geen alliantie wil met de FPÖ, waarvan de leider Strache homoseksualiteit «een ziekte» noemt. Wij willen ook niet samenwerken met een eurosceptische partij als het Vlaams Belang van Filip Dewinter, die demonstraties bezoekt met leden van Voorpost Vlaanderen Nederland.
Artikel 50 is het alternatief voor de keurige eurosceptische kiezer die de VVD en de PVV zat is. Het is jammer dat de heer Madlener hier nu niet zit. Daarom vraag ik via u, voorzitter, om dat eventueel door te geven, want ik vraag mij af of de heer Madlener zich niet doodschaamt voor samenwerking met dit soort partijen voor en na de verkiezingen.
De voorzitter: Misschien kunt u dat buiten het debat om aan hem vragen. Gaat u verder.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Ik had nog een vraag aan hem. Die lijkt mij ook heel relevant voor de Staat van de Europese Unie.
De voorzitter: Slaat u die maar gewoon over en gaat u maar verder met het volgende stukje.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Voorzitter. Als u mij niet mijn verhaal wilt laten afmaken, lijkt het mij duidelijk dat het het beste is dat ik maar ophoud.
De voorzitter: U mag wel wat zeggen, maar ik heb er eerder iets van gezegd en de heer Madlener is hier niet aanwezig. O, hij komt net binnen. Dan nog is het niet zo dat u vragen kunt stellen vanaf deze kant, al heeft de heer Madlener dat in zijn eigen inbreng ook gedaan. Dat geef ik gelijk toe.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Voorzitter, ik mag vragen stellen. De heer Madlener hoeft ze niet te beantwoorden.
De voorzitter: U kunt er ook een stelling van maken. Ik weet zeker dat u dat kunt.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Dan ga ik weer even terug naar het stukje over de heer Madlener.
Voorzitter, via u vraag ik aan de heer Madlener of hij zich niet doodschaamt voor samenwerking met dit soort partijen voor en na de verkiezingen. Ik heb zojuist onder anderen de Holocaustontkenners van het Front National aangehaald. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat dit de vrienden zijn waar de heer Madlener zich niet voor doodschaamt.
Een groep in het EP, bestaande uit Europarlementariërs uit zeven lidstaten ...
De voorzitter: Uw tijd is om.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Mijn tijd is om omdat ik de hele tijd wordt onderbroken.
De voorzitter: U mag nog een laatste slotopmerking maken.
De heer Van der Stoep (EP/Onafhankelijk): Dat heeft weinig zin. U bent in ieder geval minder dictatoriaal dan de heer Schulz, maar ik vind het doodzonde dat ik niet mijn eigen verhaal heb mogen vertellen.
De voorzitter: U had drie minuten de tijd om dat te doen, mijnheer Van der Stoep. Ik zie uw laatste opmerking maar als een compliment.
Mijnheer Pechtold, hebt u nog een vraag aan de heer Van der Stoep?
De heer Pechtold (D66): Nee, ik heb een vraag die ik na mijn termijn nog aan het kabinet wil stellen. Het betreft een heel korte vraag, maar als ik die niet stel, kan het kabinet het antwoord daarop niet voorbereiden. Ik ben er zojuist achter gekomen dat er sinds afgelopen vrijdag een storing is voor mensen die zich vanuit het buitenland willen registreren voor de verkiezingen van 22 mei. Zij moeten nu een heel document downloaden en het op de ingewikkelde ouderwetse manier doen. Kan het kabinet nagaan of die storing zo snel mogelijk kan worden verholpen? Kan er in ieder geval een iets betere handleiding op de site komen dan alleen: ga het downloaden en stuur het dan maar via de post?
De voorzitter: Met deze vraag is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer.
Minister Rutte: Voorzitter. Ik zal zelf een aantal vragen beantwoorden die onder andere te maken hebben met het aanstaande EU-voorzitterschap van Nederland in 2016. Ik beantwoord ook een hele set vragen die te maken hebben met de economie en economische belangen. Dan zal de Minister van Buitenlandse Zaken alle overige vragen voor zijn rekening nemen, waaronder de vragen over institutionele hervormingen, extern beleid, subsidiariteit, proportionaliteit en de energieportefeuille. Daarnaast zijn er misschien nog wat andere zaken aan de orde.
Ter introductie kom ik op het onderzoek waarover vanochtend een en ander stond in de Volkskrant. Dat kun je op heel veel manieren lezen. Uit het onderzoek blijkt in ieder geval dat 80% van de Nederlanders niet uit de Europese Unie wil. Dat is het positieve nieuws. Het slechte nieuws is – daar moeten we dus hard aan werken – dat er van die 80% velen zijn die allerlei wensen hebben, bijvoorbeeld over de plek waar uiteindelijk ook taken moeten liggen. Zo zegt 47% van de deelnemers aan het onderzoek dat het van belang is dat taken uit Brussel voor een deel terugkeren naar de lidstaten. Tegelijkertijd zegt 13%: we moeten het zo laten. 10% is het eens met D66 en GroenLinks dat de EU juist meer macht moet krijgen en 9% wil zelfs een EU-regering. Het is dus een nogal wijd geschakeerd onderzoek, maar in de kern is 80% het ermee eens dat we lid moeten blijven van de Europese Unie, maar dat er wel hervormd moet worden. De beantwoording van de Minister van Buitenlandse Zaken en van mij zal in dat teken staan.
Tegen die achtergrond kom ik meteen op de vraag over het Europees voorzitterschap. Ik zie echter dat de heer Van Bommel een prangende vraag heeft.
De heer Van Bommel (SP): Ik heb een vraag, tenzij de Minister-President of de Minister van Buitenlandse Zaken nog nader terugkomt op het onderzoek van Ipsos, waarover een en ander in de Volkskrant stond.
Minister Rutte: Nee, ik vind dat ik nu wel heel veel eer heb gedaan aan dat onderzoek.
De heer Van Bommel (SP): Dan kan ik mijn vraag nu stellen. Wat ten grondslag ligt aan de cijfers, is een enorm gebrek aan vertrouwen in de Europese Unie. Dat gebrek aan vertrouwen – ik heb dat in mijn eerste termijn betoogd – zou er nog weleens in kunnen resulteren dat heel veel mensen zeggen: wij slaan maar een keertje over; op 22 mei gaan wij niet stemmen. Het zal denk ik niet alleen mij maar ook de Minister-President groot verdriet doen als mensen niet gaan stemmen op 22 mei. Hoe gaat de Minister-President ervoor zorgen dat er weer meer vertrouwen komt in de Europese politiek? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat er weer voldoende mensen naar de stembus gaan?
Minister Rutte: Ook voor Europa geldt wat mij betreft: koers houden. 80% van de deelnemers aan het onderzoek zegt dat we niet uit de Europese Unie moeten stappen, maar dat men zich op allerlei onderdelen zorgen maakt. Men heeft opvattingen en wensen. Soms heeft men wensen die verdergaan dan de huidige samenwerking in heel veel gevallen.
47% zegt dat Europa zich juist minder met de nationale zaken zou moeten bemoeien. Wij werken aan een hele hervormingsagenda, die bijvoorbeeld raakt aan de begroting. De heer Pechtold heeft daaraan gerefereerd. Die hervormingsagenda raakt aan vraagstukken van subsidiariteit en proportionaliteit, waaraan verschillende woordvoerders hebben gerefereerd: vraagstukken rondom de uitbreiding, vraagstukken rondom het functioneren van de interne markt, vraagstukken rondom energiezekerheid. Op al die punten werken wij hard. Die kwesties zullen in een campagne zonder twijfel een rol spelen. Ik moet echter oppassen dat ik hier niet in een campagnestand kom te staan. Ik wil in dit debat vooral uitleggen hoe het kabinet heel hard werkt aan het relevanter maken, het versterken van de Europese samenwerking in het Nederlandse belang.
De heer Van Bommel (SP): Ik hoor een en al tevredenheid aan de kant van de Minister-President. Hij zegt «koers houden» en hij licht de agenda nog eens toe. Kortom, de Minister-President vindt eigenlijk dat het verschrikkelijk goed gaat met de koers van het kabinet op het Europese politieke vlak. Ik bestrijd dat. Ik zou wensen dat de Minister-President toch ook iets meer naar de ideeën achter de cijfers van dat onderzoek zou kijken, want dan zou hij zich volgens mij wel degelijk zorgen maken. Dan zou hij er echt wel een tandje bij doen om kiezers ervan te overtuigen dat er een andere koers moet komen in Europa.
Minister Rutte: Als ik zo enthousiast was over de Europese samenwerking, dan hadden wij die grote hervormingsagenda niet. Wij zijn juist bezig op alle mogelijke terreinen om ervoor te zorgen dat Europa relevanter is voor Nederland, bijvoorbeeld het versterken van de interne markt, bijvoorbeeld het afsluiten van vrijhandelsverdragen, bijvoorbeeld het erop toezien dat Europa zich aan de afspraken houdt en tegelijkertijd vergaande voorstellen om heel goed te bekijken op welk niveau taken moeten worden neergelegd. Het zijn allemaal hervormingen, juist om de in heel veel opzichten terechte zorgen te adresseren die bij mensen leven over het functioneren van de Europese Unie en over onze Europese samenwerking. De heer Van Bommel en ik zijn het veel meer eens dan hij zojuist dacht.
De heer Bontes (Bontes): Ik krijg niet de indruk dat die hervormingsagenda nu juist datgene is wat die burgers willen. Die 70% die zegt «veel minder Europa of helemaal eruit» krijgt dan te horen: er komt een hervormingsagenda waarbij het juist erop lijkt dat het nog meer wordt. Daar zit men niet op te wachten. Kan de Minister-President niet concreet worden, bijvoorbeeld: we stoppen met de toetredingsonderhandelingen met Turkije, we gaan vechten voor een opt-out voor asiel en immigratie? Daar zit de Nederlandse kiezer, de Nederlandse bevolking op te wachten en niet op een hervormingsagenda die waarschijnlijk tot nog meer Europa zal leiden.
Minister Rutte: Ik kan de heer Bontes verzekeren dat de Nederlandse bevolking maar op één ding zit te wachten: meer banen. Onze werkloosheid loopt op, zelfs met de zeer gunstige cijferontwikkelingen bij het Centraal Bureau voor de Statistiek zoals vandaag gesignaleerd over de economische groei, bijna 1%. Het laatste kwartaal van vorig jaar behoort tot de hoogste van Europa. Ik noem het veel sneller afbouwen van tekorten dan wij dachten. Vorig jaar kwamen wij uit op 2,5%, terwijl wij een tijdje terug nog dachten dat het boven de 3% zou liggen. Zelfs bij die gunstige cijfers zien wij nog steeds dat de werkloosheid oploopt. De Nederlandse kiezer wil maar één ding, namelijk dat hij op verjaardagen niet meer hoort van vrienden, familie en kennissen dat zij hun baan dreigen te verliezen. Mensen willen zelf die angst niet meer. Daar hebben wij Europa en de Europese samenwerking voor nodig. Dat vraagt heel veel hervormingen. Nederland heeft een dienstensector die een heel groot deel van onze economie uitmaakt. De dienstensector in Europa functioneert zeer middelmatig. De Dienstenrichtlijn is nog maar zeer gedeeltelijk ingevoerd: heel veel beschermde beroepen in heel veel landen. Dat is zo'n terrein waarop Europa veel relevanter kan zijn en waar hervormingen nodig zijn. Ik wil echt aan de kiezer laten zien dat wij met dit kabinet knokken voor een Europa van veel banen en van economische groei. Dat is cruciaal voor een handelsland als Nederland met een sterke exportpositie. De kiezer zit echt niet te wachten op allerlei theoretische verhandelingen waar de heer Bontes het net over had.
De heer Bontes (Bontes): Ik vind het jammer dat bijvoorbeeld de discussie over een opt-out voor asiel en immigratie, zodat je over je eigen asiel en immigratiewetten gaat, een theoretische discussie is. Dat stond nota bene in het verkiezingsprogramma van de VVD, dus het lijkt mij een understatement als dat nu een theoretische discussie is. Dat is een van de dingen die de mensen bezighouden. Natuurlijk, banen zijn belangrijk, maar er is veel meer dan banen.
Minister Rutte: Er is zeker veel meer dan banen, maar cruciaal is nu herstel van de werkgelegenheid. Ik denk echt dat dit onze allereerste prioriteit moet zijn, nu wij zien dat de economie in Europa en ook in Nederland aantrekt. De werkloosheid groeit nog. Ik denk aan alles wat de Europese samenwerking kan bijdragen aan banengroei in Nederland, het versterken van de positie van de haven van Rotterdam, het versterken van de interne markt. Het afsluiten van een vrijhandelsverdrag met Amerika zou betekenen dat de twee grootste handelsblokken van de wereld, samen 50% van de wereldeconomie, zo'n verdrag met elkaar kunnen sluiten. Daar moeten nu de prioriteiten liggen, maar daar gaan de dingen op dit moment niet goed genoeg.
Voorzitter. Tegen die achtergrond wil ik ook iets zeggen over het voorzitterschap in 2016. We zullen daar nog uitvoerig over spreken, kan ik de heer Pechtold melden. Begin 2015 zal het volledige werkprogramma worden vastgesteld, maar ik kan natuurlijk nu al zeggen dat een aantal prioriteiten volstrekt helder zijn: de hervorming van de begroting, niet meer zo veel geld naar allerlei posten die niet bijdragen aan innovatie en economische groei omdat we dat nu eenmaal al doen sinds 1958 en meer geld naar innovatie, research en development. Dat moet het pandoer zijn.
Verder gaat het om het vervolmaken van de interne markt. Ik heb daar net over gesproken. Een derde belangrijk element zal zijn het energiebeleid. De heer Van Baalen en anderen spraken daarover. Hoe maken wij Nederland en Europa minder afhankelijk van bijvoorbeeld de fossiele brandstoffenimport vanuit de Russische Federatie?
Ik heb net al een paar andere zaken genoemd die ook raken aan de economie, zoals de vrijhandelsverdragen, maar ook een Europa waar wij ons aan afspraken houden. Dus als we afspreken dat het begrotingstekort maximaal 3% mag zijn, dan moeten ons daar ook allemaal aan houden. Als we afspraken maken over de staatsschuld, dan moeten wij ons daar ook aan houden. Nederland heeft daarvoor vergaande maatregelen genomen, met 51 miljard aan ombuigingen. Dat leidt nu tot effecten, want we zien dat de economie aantrekt. Het is nu van het grootste belang dat Europa daar ook andere landen aan houdt, zoals Frankrijk.
Dat zullen wat mij betreft een aantal duidelijke speerpunten zijn. Ik wijs er wel op dat het grootste deel van het voorzitterschap echt in het teken zal staan van het door het Parlement loodsen van wetgeving en het dagelijkse functioneren van de unie. Daar zal de voorzitter ook op worden afgerekend. Maar daarbinnen kunnen we onze prioriteiten stellen en onze accenten leggen.
De heer Pechtold (D66): Dat klinkt goed, maar laten we daar ook op tijd over praten, want ik denk dat met steun van het parlement het gewicht van wat de Nederlandse regering als voorzitter doet, alleen maar kan toenemen.
Ik heb ook gevraagd of het kabinet een kans ziet om via zo'n voorzitterschap – misschien zou de Minister van Binnenlandse Zaken daarbij betrokken kunnen worden – Nederland zelf meer te betrekken bij Europa. Wij hebben nu die top hier gehad en je ziet dat alleen al door de afstraling van wat zich hier allemaal heeft afgespeeld, er dingen worden geagendeerd. Ik zou er wat betreft de totstandkoming van de top en het voorzitterschap zelf, op de een of andere manier al vroeg bij willen stilstaan hoe het ook binnenlands kan werken voor de Europese agenda.
Minister Rutte: Zeker weten. Gezien de trits van landen, Slowakije, Nederland en Luxemburg – en voor Luxemburg zit Letland nog en na Slowakije komt Cyprus – zijn er ook mogelijkheden om als groter land over een wat langere periode te helpen. Ik wijs er wel op dat, omdat wij de Europese top niet meer hier in Nederland zullen hebben – de Raad van regeringsleiders vergadert uitsluitend nog in Brussel – dat deel van de profielmogelijkheden die je vroeger had, er niet meer is. Vroeger kon je op de fiets door Amsterdam rijden, zoals Wim Kok deed. In 2004 was er nog een top in Nederland onder leiding van Balkenende. Die mogelijkheid is ons natuurlijk ontvallen met de vaste voorzitter van de Europese Raad, maar er zijn genoeg mogelijkheden om de bevolking erbij te betrekken.
De heer Pechtold (D66): Zou het kabinet aan kunnen geven hoe wij als parlement mee kunnen denken in de agendering, en hoe we dan een agenda kunnen maken die ook voor Nederland zelf en met name voor de uitstraling hier, interessant kan zijn? Ik denk dat het met scholenprojecten en andere dingen mogelijk zal zijn om iets in de voorbereiding van dat half jaar en tijdens dat half jaar te doen.
Minister Rutte: Dat is een goed plan. Dat spreken we af.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoorde de Minister-President zeggen dat hij vindt dat landen die afspraken met elkaar maken, zich daar dan ook aan moeten houden. Dat klinkt natuurlijk mooi en stoer, maar dan wil ik wel graag weten of dat op alle terreinen geldt. De Partij voor de Dieren vindt het namelijk beschamend dat je zelf geen milieu- en natuurbeleid wilt voeren, anders dan in Europa wordt afgesproken. En zelfs dan vraagt Nederland voor de vijfde en misschien wel de zesde keer om uitzonderingen op de bestaande afspraken over de vervuiling van ons grondwater. Dat betreft 25 jaar milieubeleid, waarbij Nederland iedere keer zegt: maar wij hoeven daar toch niet aan mee te doen? Er zijn talloze voorbeelden. Hoe ziet de Minister-President dat?
Minister Rutte: Het is net als bij het Stabiliteits- en Groeipact, soms zijn er argumenten om dat te doen. Wij hebben bijvoorbeeld zelf iets meer tijd gekregen om naar de 3% te gaan. Maar dat is binnen de afspraken van het Stabiliteits- en Groeipact een mogelijkheid. Hetzelfde geldt voor sommige afspraken op het terrein van natuur en milieu. Die laten ruimte om bij bijzondere nationale omstandigheden een jaar extra te nemen en met elkaar in gesprek te gaan over de precieze maatvoering.
Dus als mevrouw Ouwehand denkt dat wij altijd alles letterlijk een-op-een kunnen doorvoeren, is mijn reactie: nee, daar laten de afspraken ook ruimte voor; maar dan moet het wel gebeuren. Dat is ook de afspraak die wij met Europa hebben gemaakt.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Hoezo «soms»? Het is de vijfde keer, iedere keer met een termijn van vijf jaar. Voor die natuur- en milieuafspraken gaat dat dus gewoon niet op. Nederland is het vieste jongetje van de Europese klas. Als onze Minister-President zegt dat wij ons allemaal aan de afspraken moeten houden, zou ik van dit kabinet toch een andere koers verwachten met betrekking tot het milieubeleid en het voldoen aan de afspraken die we in Europa hebben gemaakt. Voor de vijfde keer vragen om uitzonderingen gedurende 25 jaar milieubeleid, waarbij het erom gaat om ons grondwater te beschermen tegen overbemesting, is geen goede score als de Minister-President wil volhouden dat afspraak echt afspraak is.
Minister Rutte: De Europese regels en afspraken laten soms ruimte om met elkaar in gesprek te gaan over de precieze maatvoering. Daar ben ik ook helemaal niet tegen, maar dat neemt niet weg dat je als lidstaat, als je opgelegd krijgt om je tekort in twee jaar terug te brengen naar 3%, dat ook moet doen.
De heer Segers (ChristenUnie): De Minister-President schetst net het Europa waarvoor hij zijn prioriteiten stelt. Is dat ook het Europa waar het Verenigd Koninkrijk bij hoort?
Minister Rutte: Jazeker. Wat mij betreft wel, maar daar gaat het Verenigd Koninkrijk natuurlijk in de eerste plaats zelf over.
De heer Segers (ChristenUnie): Beseft de Minister-President dat het voorzitterschap van Nederland in 2016 een heel belangrijke fase is in de aanloop naar het referendum in het Verenigd Koninkrijk over het al dan niet in de Europese Unie blijven, en in het debat over de onderlinge afspraken? Wat wordt de rol van Nederland daarin en in hoeverre kan Nederland daarin leidend zijn, het voortouw nemen, om ervoor te zorgen dat het Verenigd Koninkrijk binnen de Europese Unie blijft, wellicht met een heronderhandeling over afspraken en taken?
Minister Rutte: Nederland speelt daar al een vooraanstaande rol in, net als Duitsland en Zweden. Met mijn Engelse collega heb ik daar onlangs een avond over doorgesproken op zijn buitenverblijf. Daar werken we dus hard aan. Dat neemt niet weg dat Nederland uiteindelijk geen voorstander is van unieke opt-outs. We willen proberen om met alle 28 lidstaten tot hervormingen te komen. Nederland pleit voor zichzelf dus niet voor specifieke uitzonderingsposities. Wij willen met zijn allen tot afspraken komen, omdat wij van mening zijn dat allerlei opt-outs, in dit geval voor Nederland, zouden leiden tot een suboptimalisering van de interne markt.
De heer Klaver (GroenLinks): De Minister-President sprak over uitzonderingen: als het even slecht gaat met de economie, krijg je langer de tijd om de begroting op orde te brengen. Als de conjunctuur tegenvalt, kun je respijt krijgen. Een van de coalitiepartners heeft vandaag voorgesteld om niet alleen te bekijken of de economische groei tegenvalt maar om ook te bekijken hoe het met de werkloosheid staat. Als de werkloosheid sterk stijgt, zou er ook meer ruimte moeten zijn om het begrotingstekort terug te dringen. Is de Minister-President het daarmee eens en gaat hij daar werk van maken in Europa?
Minister Rutte: Op zichzelf is het natuurlijk heel sympathiek om ook naar de ontwikkeling van de werkloosheid te kijken; dat heb ik net gezegd. Tegelijkertijd zie je dat dit kabinet van VVD en Partij van de Arbeid erin slaagt om tot een mix van maatregelen te komen waardoor zowel de overheidsfinanciën op orde komt en de noodzakelijke hervormingen worden doorgevoerd als de economie aanzienlijk groeit, zeker als je bedenkt wat de verwachtingen over de economische groei waren. Je moet dus ook kijken naar verstandige maatregelen. Als je dus zomaar rücksichtslos het tekort terugbrengt, loop je ook grote risico's met je economische groei. Als je het op een verstandige manier doet – ik denk dat wij daar op dit moment in slagen, mede gegeven de recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek – kun je het ook allemaal tegelijk doen. Een hoog begrotingstekort is namelijk ook funest voor de werkgelegenheid en funest voor de verwachtingen van bedrijven ten aanzien van mogelijk dramatisch stijgende belastingen op middellange termijn. Dat houdt hen tegen om te investeren. Je zult dus altijd een mix van maatregelen moeten maken.
Het kabinet zelf neemt de norm van 5% niet over. Ik weet dat dat een wens is van de Partij van de Arbeid, ook in de verkiezingscampagne, maar geheel in lijn met het denken van deze twee coalitiepartijen proberen wij altijd om maatregelen zodanig vorm te geven dat zij een verstandige mix zijn die leidt tot het herstel van de overheidsfinanciën en daarmee het vertrouwen in de economie. Daarmee is het herstel van de overheidsfinanciën een eigenstandige bijdrage aan het economische herstel.
De heer Klaver (GroenLinks): Het punt is dat dit niet altijd kan. Op iedere euro die je bezuinigt, krijg je te maken met enorme uitverdieneffecten. We zien dat dit toch een effect heeft op de werkgelegenheid. Soms kan dat, maar soms zijn die effecten zo groot, bijvoorbeeld in landen aan de Middellandse Zee, dat we dit niet moeten willen en dat we die landen iets meer respijt moeten geven. Vanwege het enkele feit van een oplopende werkloosheid zou in Brussel een lampje moeten gaan branden: oké, we moeten bekijken of het tempo waarin wordt bezuinigd nog wel het juiste is. Dat is een heel belangrijke toevoeging aan het arsenaal van mogelijkheden dat de Commissie nu al heeft om te bepalen in welke tempo een lidstaat de begroting op orde moet brengen. Is het kabinet bereid om deze wens van de coalitiepartner in te brengen in de voortdurende gesprekken, in de onderhandelingen daarover, in Brussel?
Minister Rutte: Die 5%-norm gaan wij niet inbrengen, dat heb ik al gezegd in mijn vorige antwoord. Ik heb wel sympathie voor de intentie van de Partij van de Arbeid, namelijk ervoor zorgen dat de werkloosheid daalt. Wij zijn echter geen voorstander van een Europese bindende norm. Ik wijs er ook op dat de werkloosheid de uitkomst is van een ingewikkeld economisch proces. Je kunt dat niet een-op-een door de overheid laten sturen. De overheid schept ook geen banen. Wij moeten zorgen voor de juiste randvoorwaarden en daarbij hoort dat bedrijven stoppen met investeren als de overheidstekorten te veel oplopen. Dat is echt funest voor de werkgelegenheid. Tegelijkertijd moet je ook niet dom bezuinigen. Je moet het op een verstandige manier doen, en wel zodanig dat het minimaal bijdraagt aan werkloosheid en maximaal aan het hervormen van de economie. Ik beschouw de wens van de Partij van de Arbeid dan ook als een aansporing, een aanmoediging, om het kabinetsbeleid dat Lodewijk Asscher, Jeroen Dijsselbloem en ikzelf voeren om te komen tot een herstel van overheidsfinanciën, noodzakelijke hervormingen en een herstel van werkgelegenheid, in een verstandige mix vorm te geven.
De vraag van de heer Klaver heeft mij gebracht op het laatste blokje dat ik wil doen, over een aantal economische aspecten. Zo is gevraagd of wij straks gedwongen kunnen worden om te betalen bij het faillissement van een Italiaanse bank. Het antwoord is: nee. Dat is nu juist het mooie van de bankenunie, er gaat geen publiek geld meer naartoe. Er is nu juist geregeld dat die rekening altijd bij private partijen wordt gelegd. Me dunkt, dat zou de Socialistische Partij toch als muziek in de oren moeten klinken! Dat gebeurt in eerste instantie via een diepe bail-in van aandeelhouders en crediteuren. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan gebruik worden gemaakt van een Europees resolutiefonds, maar ook dat wordt volledig privaat gefinancierd.
In het verlengde daarvan was er de vraag uit de hoek van de confessionele partij, het CDA: hoe kijken wij aan tegen een verbod op fusies voor banken? Het kabinet is van mening dat een beslissing over het fuseren van banken in de eerste plaats een beslissing van banken zelf is. Wel zullen we in het kader van Europees toezicht bezien wat de risico's zijn voor banken. Dat wordt zorgvuldig gemonitord, beter dan in het verleden. Dat geldt ook voor fusieplannen. Als de risico's te groot zijn, kan zo'n fusie door de Europese toezichthouder worden tegengehouden. Daarnaast controleert de Commissaris voor Mededinging op concentratierisico's. Bovendien moet bij een fusie een bank altijd afwikkelbaar blijven. Met andere woorden, er moeten duidelijke resolutieplannen zijn.
De heer Omtzigt heeft gevraagd naar het verdrag en de daarin opgenomen verplichting om tot de EMU toe te treden. Hij vroeg zich af of die verplichting niet geschrapt moet worden. Ik zou daartegen zijn. De Europese interne markt hangt samen met de eigen munt. Ik denk dat dit een krachtig middel is om de interne markt verder te versterken. Dat neemt niet weg dat niet ieder land zomaar kan toetreden tot die gemeenschappelijke munt. Een land moet daartoe voldoen aan allerlei eisen. Ik ben dan ook een groot voorstander van een strenge, zo niet strengere beoordeling of lidstaten er economisch en budgettair klaar voor zijn om toe te treden tot de Economische en Monetaire Unie. Dat moet dus verder gaan dan de officiële toetredingscriteria. Je ziet dat ook bij Letland. Dat land voldeed op zichzelf aan de officiële toetredingscriteria en toch is er een letter of commitment afgegeven waarin Letland zich committeert aan een hervorming van de financiële sector en extra eisen aan banken met veel buitenlandse rekeninghouders. Dat willen wij in de toekomst ook met andere lidstaten doen.
De heer Omtzigt (CDA): Op zich is het jammer dat de regering dit niet uit het verdrag wil schrappen, maar ik zie het als een opening dat er extra voorwaarden nodig zijn. Bulgarije voldoet nominaal aan de voorwaarden, aan de 3% en een niet al te hoge staatsschuld. Welke extra voorwaarden worden er aan Bulgarije gesteld door de Nederlandse regering indien Bulgarije zegt: we willen toetreden tot de euro en volgens het verdrag moeten we en kunnen we dat doen?
Minister Rutte: Stel dat dat op enig moment aan de orde is, dat Bulgarije echt klaar is om toe te treden. Bij Letland hebben we gezien dat we daartoe bereid zijn. Daar speelde specifiek de kwestie van de banken, namelijk de buitenlandse rekeninghouders en de zorgen over het vele Russische geld. Dat heeft geleid tot aanvullende eisen aan Letland. Hoewel men formeel voldeed aan de toetredingsvoorwaarden, heeft Letland een hele reeks extra afspraken moeten ondertekenen.
De heer Omtzigt (CDA): Ik stel deze vraag niet over andere landen maar wel over Bulgarije, omdat Bulgarije nu net het land kan zijn dat het eerst aanklopt. Kan de regering schetsen welke aanvullende voorwaarden aan het land worden gesteld? Het land kan morgen gewoon zeggen: kijk, hier is het verdrag en daarin staat dat we het zelfs verplicht zijn. Wat zijn de voorwaarden? Voor we het weten hebben we weer een land bij de euro waarvan we ons achteraf afvragen of we dat wel hadden moeten toelaten. Het probleem bij Bulgarije is niet het overheidstekort maar een ranking inzake corruptie. Laten we er niet omheen draaien, dan staat het land een stuk hoger. Zegt de regering: het land moet, zeg, de helft minder corruptie kennen voordat er überhaupt maar gedacht kan worden aan toetreding? Gaat de regering daarvan een harde voorwaarde maken? Of deelt zij de mening dat het misschien verstandig is om de verplichting uit het verdrag te schrappen?
Minister Rutte: Dat laatste is dus niet het geval; daar heb ik zojuist op geantwoord. Op het eerste punt kan ik de heer Omtzigt volkomen geruststellen: dit kabinet zal buitengewoon kritisch bekijken of ten aanzien van tot de eurozone toetredende landen, welke dat ook zijn en ook als zij formeel aan alle criteria voldoen, aanvullende eisen moeten worden gesteld, zoals het geval is met Letland. Het lijkt mij niet interessant om nu voor elk van de tien lidstaten die geen lid zijn van de eurozone, langs te lopen welke aanvullende criteria voor die specifieke lidstaat nu al mogelijk voorzien zouden kunnen worden, temeer omdat naar mijn overtuiging in eerste instantie de eurogroep en de Commissaris die verantwoordelijk is voor economische en financiële aangelegenheden, aan zet zijn. Ik kan de heer Omtzigt echter volkomen geruststellen: als een van de tien andere landen aan de orde is – dat verhaal gaat over Litouwen – zal Nederland er uiteraard zeer kritisch op toezien dat wij niet automatisch zeggen dat aan alle criteria wordt voldaan en dat het land dus mag toetreden. We zullen dan echt bekijken welke aanvullende voorwaarden nog moeten worden gesteld.
Ik kom bij het midden- en kleinbedrijf. Het zou kunnen zijn dat je uiteindelijk eindigt met een Commissaris voor het midden- en kleinbedrijf. Dat sluit ik niet uit. Tegelijkertijd moet ik altijd denken aan mijn ervaringen in levensmiddelenfabrieken. Daar was een kwaliteitsafdeling; het risico daarvan was dat niemand meer met kwaliteit bezig was, want dat deed die kwaliteitsafdeling. Het midden- en kleinbedrijf en de effecten van Europees beleid op de concurrentiepositie van het midden- en kleinbedrijf moeten naar mijn overtuiging dus aspecten zijn voor de hele Europese Commissie. Ik wijs er ook op dat er, toen we nog een aparte Staatssecretaris voor Emancipatiezaken hadden, op dat punt niet veel meer gebeurde. Het was een voortreffelijke mevrouw, mevrouw Verstand, maar het gevolg was dat iedereen dacht: dat doet mevrouw Verstand; wij hoeven er dus niets meer aan te doen. Wij moeten dus alles doen om in het hele Europese beleid het mkb te plaatsen als een van de centrale drijvers van economische groei. Ik sluit helemaal niet uit dat dat kan leiden tot de gedachte dat er een aparte Commissaris voor komt, maar ik wil niet dat instrument maar de cultuurverandering centraal stellen.
De voorzitter: Ik zou bijna zeggen: «mijnheer Verstand», maar het is mijnheer Verheijen.
De heer Verheijen (VVD): Met verstand, hoop ik. Ik dank de Minister-President voor het feit dat hij onderkent dat extra aandacht voor het mkb noodzakelijk is. Bij ons stond het instrument, een aparte Eurocommissaris, niet centraal, maar het is goed om te laten zien dat dit is geborgd in de Europese Commissie, waar zo veel mensen bezig zijn met allerlei deelterreinen: daar is iemand die daarop let en die kijkt naar het effect van de regelgeving. De grote bedrijven redden het wel, ook bij arboregelgeving, maar als een klein bedrijf op basis van de arboregels van Europa een aparte kookinrichting moet hebben, heeft dat veel grotere effecten. Zet het instrument dus niet te snel aan de kant, want het is ook een symbool voor de mkb'ers die hiermee worstelen. En kom als kabinet anders met alternatieven: hoe zorg je ervoor dat de Europese Commissie het mkb echt voor ogen heeft en echt instrumenten ontwikkelt? Een Eurocommissaris zou daarbij mooi meegenomen zijn.
Minister Rutte: Laten we het instrument heel even parkeren. Daarmee zeg ik niet dat dat niet de uitkomst kan zijn, maar dat wij ons daar niet blind op staren. Ik ben het met de heer Verheijen eens dat het geheel van de regelgeving en alles wat daarmee samenhangt, het midden- en kleinbedrijf enorm in de weg kunnen zitten. We kennen daar ook voorbeelden van. Dit speelt overigens ook een rol in de nationale parlementen via de oranjekaartprocedure, de wijze waarop nationale parlementen bij voorstellen vanuit Brussel heel goed kijken naar vraagstukken van subsidiariteit en proportionaliteit en de rol die de Minister van Buitenlandse Zaken en ikzelf in het kabinet kunnen spelen om erop toe te zien dat wij zo weinig mogelijk koppen op Europese regelgeving zetten. In de coördinatiecommissie met betrekking tot EU-aangelegenheden bekijken we ook heel goed of het gaat om relevante wetgeving en wat de wetgeving voor de regeldruk betekent. Als we dat allemaal in ons hoofd hebben, zou zo'n speciale portefeuille, in goed Nederlands, het «Tüpfelchen auf dem i» kunnen zijn.
Met betrekking tot de jeugdwerkloosheid heb ik eigenlijk al antwoord gegeven op de vraag van Alexander Pechtold over de bovenmatige focus in de begroting op de klassieke posten, zoals structuurfondsen en cohesiemiddelen, en de noodzaak van hervorming. Dat doet zich ook voor bij het vraagstuk van de jeugdwerkloosheid. Als je vanuit het Europese budget extra geld wilt geven aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, moet dat ergens anders vandaan komen. Dat leidt feitelijk tot een heronderhandeling van het Meerjarig Financieel Kader. Dat lijkt mij eerlijk gezegd echt totaal heilloos, want ik denk dat dat een mer à boire aan problemen zou opleveren. Ik zie daar op dit moment dus weinig ruimte voor, want er is nu 6 miljard voor gereserveerd. Een deel daarvan zal versneld naar voren worden gehaald. Dat gezegd hebbend, is bestrijding van de jeugdwerkloosheid in de ogen van het kabinet in de eerste plaats natuurlijk een nationale aangelegenheid. Het zou fantastisch zijn als je voor dit type activiteiten meer zou kunnen besteden, zeker als je dat ook richt op innovatie en op vernieuwing van de arbeidsmarkt in plaats van op de klassieke posten.
Ik heb er één keer tot diep in de nacht over onderhandeld en één keer heb ik er een hele nacht over door onderhandeld. Ik kan u één ding verzekeren: op dat moment – we praten over februari 2013 – was er nul ruimte. De Minister van Buitenlandse Zaken en ik hebben er aan alle kanten verschrikkelijk hard aan getrokken om naast het verlagen van de kosten voor elkaar te krijgen dat er meer modernisering tot stand kwam dan het beetje dat al wel tot stand gekomen is. We moeten dat dus echt oppakken, ook in het Nederlandse voorzitterschap, als we gaan praten over de modernisering van de hele begroting.
Voorzitter, ik meen hiermee de vragen die over de economie en de bankenunie zijn gesteld, evenals die over het voorzitterschap en over de algemene visie van het kabinet op Europa, ook in het licht van het voorzitterschap, naar eer en geweten te hebben beantwoord. Het zou mijn suggestie zijn dat u mijn collega, de Minister van Buitenlandse Zaken, de gelegenheid geeft om alle overige vragen te beantwoorden.
De voorzitter: Ik ga hem verzoeken om dat dan ook te doen. Ik geef het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken, die ook de Minister van Europese zaken is.
Minister Timmermans: Voorzitter. De leden hebben het onderwerp «subsidiariteit» aan de orde gesteld. We hebben er hier in de afgelopen zeventien maanden al vaker over gesproken. Gebleken is dat er aanvankelijk wat scepsis was. Stelt het wel wat voor? Zit men er in Europa wel op te wachten? Levert het wel wat op? Inmiddels zijn echter ook anderen aan boord, beginnend met – verrassend genoeg – de voorzitter van de Europese Commissie, die heeft gezegd dat Europa zich niet meer met bijzaken maar meer met de hoofdzaken zou moeten bezighouden. Er is ook discussie in de Raad, waar men aanvankelijk ook erg terughoudend was en bang was dat Nederland dezelfde route zou afleggen als het Verenigd Koninkrijk door te pleiten voor een uitzonderingssituatie. De insteek van Nederland is om te kiezen voor het bespreekbaar maken van subsidiariteit in het kader van de bestaande verdragen, op basis van een collegiale benadering. We zeggen dus niet dat we in ons eentje willen kunnen bepalen wat voor ons geldt, maar meer: zullen we samen eens bespreken waar Europa meer en waar Europa minder zou moeten doen? Die benadering spreekt aan. Ze spreekt in toenemende mate ook de Britten aan; zij willen in toenemende mate ook onderdeel daarvan zijn. Het kabinet stelt zich voor om op dat punt verder te gaan.
Het wordt in de komende maanden erg belangrijk. Ik denk vooral aan de Europese Raden vlak na de Europese verkiezingen, waarin de Europese Raad ook voor zichzelf de prioriteiten voor de komende vijf jaar zal moeten stellen. Als we er dan in slagen om de Europese Raad tot een uitspraak te krijgen over die prioriteiten, als daarover politieke afspraken kunnen worden gemaakt – dat hopen wij – met de andere instellingen, zoals de nieuwe voorzitter van de Commissie en het Europees Parlement, en als we met die instellingen tot een politieke afspraak kunnen komen over de richting van de Europese samenwerking, dan kunnen we met die subsidiariteitsdiscussie al meters maken zonder dat we per se in een discussie over verdragswijziging terechtkomen. Die afspraak zou dan gaan over de volgende vragen. Wat moet Europa in de komende jaren met voorrang doen? Welke onderwerpen kan Europa aan de lidstaten laten? Op welk punt zouden de Europese instellingen, de Europese Commissie voorop, zich kunnen onthouden van optreden?
Laat er geen misverstand over bestaan: we willen die discussie helemaal niet ontlopen. Het kabinet is echter van oordeel dat we zonder verdragswijziging nog heel veel kunnen verbeteren in de Europese samenwerking. Eigenlijk zou je de verplichting op je moeten nemen om alles wat binnen de huidige verdragen kan om de zaak te verbeteren, eerst te doen voordat je de weg van verdragswijziging opgaat. Ik ben bang dat af en toe de weg van verdragswijziging wordt gekozen als vlucht naar voren om niet te doen wat in het kader van het Verdrag van Lissabon nu al mogelijk is. Daarmee is niet gezegd dat er misschien niet toch een moment komt waarop een verdragswijziging onontkoombaar wordt, maar naar ons oordeel kan er nog heel veel meer binnen de huidige verdragen, wat de instellingen en lidstaten laten liggen. Als we die mogelijkheden hebben uitgeput, dan kunnen we wellicht verder kijken. Wat betreft het Nederlandse kabinet is dat echter vooralsnog niet nodig.
De heer Segers (ChristenUnie): Zou dit een exercitie kunnen zijn die zo vertrouwenwekkend is voor het Verenigd Koninkrijk dat het richting het cruciale jaar 2017 binnenboord kan worden gehouden?
Minister Timmermans: Ik vind het ontzettend belangrijk dat het Verenigd Koninkrijk ons initiatief heeft verwelkomd en heeft gezegd er waardevolle dingen in te zien. Onze boodschap aan het adres van het Verenigd Koninkrijk is steeds duidelijk: het is voor Nederland erg belangrijk dat het Verenigd Koninkrijk aan boord blijft. Uiteraard gaan we daar niet over. De Britten gaan daar helemaal zelf over.
Wij zullen er met anderen alles aan doen om het Verenigd Koninkrijk aan boord te houden, maar wij zullen niet door het Verenigd Koninkrijk zelf van boord worden getrokken. Dat zal niet gebeuren. Dat is de marge waarbinnen wij opereren.
De heer Segers (ChristenUnie): Dat laatste, namelijk dat het Verenigd Koninkrijk ons niet van boord zal kunnen trekken, lijkt mij evident. Ik concludeer maar even hoopvol dat de inzet van het kabinet is om het Verenigd Koninkrijk de hand te reiken en op een dusdanige manier over subsidiariteit na te denken dat het Verenigd Koninkrijk in ieder geval erbij kan blijven. Het lijkt mij namelijk cruciaal – en dat ben ik met de Minister van Buitenlandse Zaken eens – dat dat land inderdaad deel blijft uitmaken van de Europese familie.
Minister Timmermans: Een Europese Unie zonder Verenigd Koninkrijk is een zwakkere Europese Unie. Het Verenigd Koninkrijk buiten de Europese Unie is ook een zwakker Verenigd Koninkrijk, maar daar gaan de Britten zelf over en niet wij. Voor Nederland is het ook slecht als de interne markt kleiner wordt, omdat een voor Nederland belangrijke markt eruit zou vallen. Om al die redenen zal het kabinet zich hard blijven inzetten om te doen wat het kan doen om de Britten aan boord te houden. Uiteindelijk gaan ze er echter zelf over.
De heer Van Bommel (SP): De Minister spreekt over een verdragswijziging en de ruimte die er nog is binnen de bestaande verdragen. Die ruimte is er en die is ruim. De Minister heeft zelf gesproken over – ik zal ze zo maar noemen – «vergezichten» waarbij er volgens mij wel sprake zou zijn van een verdragswijziging. Ik doel bijvoorbeeld op een verschil tussen Commissarissen met stemrecht en Commissarissen zonder stemrecht. Ik heb zelf ook gesproken over een verdragswijziging. De VVD heeft eveneens uitgebreid gesproken over wijzigingen die dusdanig ingrijpend zijn dat een verdragswijziging noodzakelijk zou zijn. Ik neem aan dat de Minister eerst de ruimte wil gebruiken die er nog is. Op enig moment – wat de VVD betreft en zeker ook wat mijn eigen partij betreft – moeten wij echter een verdragswijziging niet dusdanig schuwen dat wij die nog jaren voor ons uitschuiven. Deelt de Minister die opvatting?
Minister Timmermans: Ik krijg een beetje de indruk dat een verdragswijziging op zich voor de heer Van Bommel al een nastrevenswaardig doel is. Ik kan mij dat vanwege de ervaringen in 2005 ook enigszins voorstellen vanuit het perspectief van de heer Van Bommel. Ik vind echter oprecht dat wij voordat wij die brug overgaan, eerst eens moeten bekijken wat wij zonder verdragswijziging kunnen doen. Als je het pad van een verdragswijziging opgaat – dat weten de heer Van Bommel en ik allebei – ben je immers vijf jaar bezig voordat er eventueel een nieuw verdrag is. Dit betekent dat je in die vijf jaar niet aan de slag gaat met de dingen die nog wel binnen het verdrag kunnen, want dan ligt ineens alles stil. Dat is het laatste wat de Europese Unie kan gebruiken.
Bovendien – laat ik daar ook helder over zijn – heeft de heer Van Bommel mij nooit gehoord over Commissarissen met of zonder stemrecht. Ik heb gezegd dat je in een verdragswijziging, als die ervan komt, zou kunnen spreken over een kleinere Commissie. Wat je zonder verdragswijziging kunt doen, is een stroomlijning aanbrengen in de werkzaamheden van de huidige Commissie waarbij alle 28 Commissarissen stemrecht houden, maar waarbij je je kunt voorstellen dat bepaalde onderwerpen ondergebracht worden in een cluster onder leiding van een vice-Commissaris. Die vice-Commissaris kan dan ook rouleren, zodat alle landen af en toe een vice-Commissaris leveren en iedereen aan bod komt. Er zijn dus meer manieren om de Commissie beter te laten werken dan puur via een verdragswijziging formeel het aantal Commissarissen terug te brengen.
De heer Van Bommel (SP): Dat geef ik de Minister graag toe. Als wij de Commissie beter kunnen laten functioneren zonder verdragswijziging, ben ik de eerste om daarvoor mijn steun uit te spreken. Een verdragswijziging gebeurt natuurlijk niet om de partijen in de Kamer een plezier te doen. Een verdragswijziging stelt in ieder geval in een aantal lidstaten, maar mogelijk in de toekomst ook in Nederland, de kiezer in staat om zich daarover uit te spreken. In ieder geval zal er meer discussie zijn in de lidstaten. Dat is erg van belang voor het draagvlak van Europa. Bovendien denk ik dat wij de kiezer zouden kunnen aanspreken met bijvoorbeeld een kleinere Commissie of andere wijzigingen in de architectuur van de Europese Unie. Daar zou het wat mij betreft om te doen moeten zijn.
Minister Timmermans: Ik kan mij daar van alles bij voorstellen. Als ik zo zie waar wij nu voor staan in de Europese Unie, denk ik dat de kiezer vooral aangesproken zal worden als de Europese Unie in staat is om iets aan de werkloosheid te doen, als de lidstaten in staat zijn om gezamenlijk zo te hervormen dat de economische dynamiek weer wordt gebruikt en als wij kunnen laten zien dat de tekorten terug kunnen worden gebracht, de belastingen omlaag kunnen en de sociale voorzieningen in de hele Europese Unie sterker worden. Ik denk dat dit uiteindelijk een stuk meer zal aanspreken dan een discussie over verdragswijzigingen.
De heer Verheijen (VVD): Volgens mij komen het kabinet en de VVD-fractie redelijk dicht bij elkaar. Vorig jaar leek het alsof de VVD een verdragswijziging wilde en het kabinet per se niet. Ik pleit voor een tweesporenaanpak waarbij eerst wordt gekeken wat er binnen het verdrag mogelijk is. Dat moet in de eerste plaats worden uitgevoerd. Nederland moet daarbij geen vragende partij zijn. Dat lijkt mij een verstandige lijn, maar je ziet dat er steeds meer druk komt op die verdragswijziging. Ik verwijs naar Groot-Brittannië en naar Minister Schäuble van Duitsland die daar afgelopen week over sprak. Zelfs in het Nederlandse regeerakkoord zijn dingen opgenomen waarvoor verdragswijziging nodig is. De vraag is of Nederland daar in de optiek van het kabinet klaar voor is op het moment dat het echt aan de orde zal zijn. Wordt er straks niet ergens aan een andere tafel gesproken over een verdragswijziging terwijl wij nog in de ontkenningsfase zitten?
Minister Timmermans: Ik kan de heer Verheijen een ding garanderen en dan heb ik de geschiedenis aan mijn zijde: als er sprake zou zijn van een aanloop naar een verdragswijziging, als er grote dingen dreigen te veranderen in Europa, is Nederland daar altijd klaar voor en staat Nederland ook altijd klaar om in het hart van het debat te zitten. Die garantie wil ik graag namens het kabinet afgeven. Ik wil hier echter niet de indruk wekken dat wij met een algemene roep om verdragswijziging als een soort panacee voor alle problemen van Europa kunnen optreden. Ik blijf erbij dat er binnen het Verdrag van Lissabon nog veel meer kan dan tot nu toe is gedaan. Het allerbelangrijkste is een politieke afspraak, een politiek commitment van de hoofdrolspelers in Europa dat Europa zich op de hoofdzaken concentreert en de problemen oplost die moeten worden opgelost om onze economie weer aan de praat te krijgen en mensen weer aan het werk te krijgen. Europa moet een grotere terughoudendheid betrachten op allerlei onderwerpen waarvoor de Commissie voortdurend allerlei initiatieven voorstelt waar geen burger of lidstaat op zit te wachten en die ons niet uit de economische crisis helpen. Dat kunnen wij op de korte termijn doen. Daarover kunnen wij afspraken maken en dat zal onmiddellijk tot resultaat leiden.
Mijn derde opmerking gaat over het rechtsstaatinitiatief. Dit initiatief is door vier lidstaten, waaronder Nederland, genomen om ook de kwesties die te maken hebben met de stand van zaken in de rechtsstaat in de Europese Unie bespreekbaar te maken. Ik ben verheugd over het feit dat steeds meer landen deze gedachte steunen en dat nu zelfs de Europese Commissie, die aanvankelijk zeer tegen dit idee was, het idee nu heeft omarmd. Aanvankelijk kon dat alleen met verdragswijziging, ook hier, maar nu zegt de verantwoordelijke commissaris dat wij ook een hoop kunnen doen zonder verdragswijziging.
Het is Nederland, Duitsland, Denemarken en Finland er vooral om te doen dat als zich problemen voordoen met de rechtsstaat, of dat nu in Nederland is of in een ander land, die in de Raad kunnen worden besproken. Een kwestie zoals destijds in Hongarije speelde, werd overal besproken zoals in de Raad van Europa of het Europees Parlement, maar niet in de Raad waar de collega van Hongarije daarop kon worden aangesproken. Dat is de bedoeling van dit instrument.
Ik zie soms in het Europees Parlement dat dit meteen tot hoofdschudden leidt, ik zie het ook in deze zaal, want dan wordt het direct in de sfeer van competentie getrokken: daar gaan wij over en daar gaan jullie niet over. Dat is een steriel debat. Dit gaat niet over bevoegdheden. Dit gaat over het versterken van de mogelijkheid dat de lidstaten elkaar in de Raad kunnen aanspreken op ontwikkelingen in de rechtsstaat. Ik vind dit ontzettend belangrijk. Ik kom nog over een aantal specifiek kwesties te spreken naar aanleiding van vragen die zijn gesteld. Ik zie hier echter dat een initiatief dat door vier lidstaten is genomen, stap voor stap ook meer steun krijgt van andere instellingen en van andere lidstaten.
De heer Klaver (GroenLinks): Ik snap heel goed dat de Minister zegt dat wij nu niet moeten stilstaan en dat wij de mogelijkheden van het verdrag moeten gebruiken. Wij weten echter ook allemaal, de Minister misschien nog meer dan ieder ander in deze zaal, hoe lang het proces duurt om tot een nieuw verdrag te komen. Uiteindelijk is zo'n nieuw raamwerk ook nodig voor de toekomst van een stevige Europese Unie. Ik begrijp niet zo goed waarom de Minister dit als twee totaal gescheiden trajecten ziet. Zou hij dit niet juist tegelijk moeten inzetten zodat je enerzijds kijkt wat je nog binnen het huidige verdrag kunt doen en voortgaat, en tegelijkertijd het traject inzet om te kijken op welke wijze je tot een verdragswijziging kunt komen? Ik vraag dit ook omdat het belangrijk is dat burgers het vertrouwen krijgen dat zij er niet worden in gerommeld maar dat er een duidelijk keuzemoment is voor de wijze waarop wij verdergaan met de Europese Unie.
Minister Timmermans: Ik heb goed geluisterd naar de inbreng van de heer Klaver. Hij raakte mij ook met een aantal van zijn opmerkingen.
Ik heb gezien dat we jaar na jaar meer beloofden dan we waarmaakten. De Europese Unie was jaar na jaar in de modus van meer beloven, minder waarmaken. Volgens mij was dat een van de redenen waarom het fundament onder het vertrouwen en de steun voor de Europese Unie als zand is weggespoeld, ook in Nederland. En wat gingen we doen, toen we het niet konden waarmaken? We gingen ons niet concentreren om het toch waar te maken. Nee, we gingen weer nieuwe beloften doen, die nóg verder gingen. Dat heeft het vertrouwen nóg meer ondermijnd. Dat is volgens mij wat er vaak in Nederland en in andere landen is gebeurd. En zo zie ik ook de Ipsos-enquête. De mensen zeggen: ja, jullie kunnen het mooi vertellen, maar mijn zwager is werkloos. Ze zeggen: jullie kunnen het mooi vertellen, maar ik zie hier problemen rond migratie ontstaan waar jullie niks aan doen. Ze zeggen: jullie kunnen het mooi vertellen, maar hier zijn malafide uitzendbureaus bezig om onze arbeidsmarkt te ondermijnen. Pas als we deze kwesties van een oplossing voorzien – en dat kan allemaal binnen het verdrag – en mensen kunnen zien dat wat Europa afspreekt ook leidt tot verbetering, ontstaat er weer een basis van vertrouwen, waarbij we misschien weer zouden kunnen denken aan een verbreding en verdieping van de Europese samenwerking. We moeten echter eerst werken aan het fundament. Je kunt geen nieuwe verdieping op een huis bouwen als het fundament eronder deels is weggespoeld.
De heer Klaver (GroenLinks): Het fundament van Europa is naar mijn idee: hoop. Ik geloof niet dat die vals kan zijn. De Minister heeft een gedegen benadering. Hij zegt dat we verder moeten op het pad van het verdrag dat er nu is, om te bekijken hoe we de acute problemen kunnen oplossen. Ik vraag hem wel om daarnaast die hoop te stellen en om te werken aan een nieuw verdrag. We weten immers hoelang zo'n proces in beslag neemt: op zijn vroegst kunnen we pas over vijf jaar aan zo'n nieuw verdrag zitten. Ik denk dat we kostbare tijd verdoen als we die weg nu niet opgaan. Ik vraag de Minister daarom nogmaals met klem: wilt u alstublieft beide paden bewandelen? Ik denk namelijk dat dit Europa uiteindelijk verder zal helpen.
Minister Timmermans: Ik begrijp het pleidooi van de heer Klaver ontzettend goed, maar ik wil daarnaast stellen dat het mijn ervaring ook is dat een pleidooi voor verdragswijziging een vlucht naar voren kan zijn, om weg te kunnen lopen voor moeilijke keuzes die je moet maken om de problemen van nu op te lossen, door mensen iets voor te spiegelen wat verder weg ligt. Dat is niet wat de heer Klaver zegt, maar ik hoor dit ook om me heen. De heer Klaver bedoelt dat niet zo en zo begrijp ik hem ook niet, maar er zijn mensen die de roep om verdragswijziging wél zo bedoelen. Die zitten niet in deze Kamer, maar je hoort dit in andere lidstaten. Het kabinet loopt er niet voor weg dat verdragswijziging vroeg of laat aan de orde kan zijn. Mocht het zich voordoen, dan zullen wij daar zoals altijd goed op voorbereid zijn, ook in de discussie met de Kamer. In de komende tijd is het echter onze topprioriteit om te proberen om binnen de bestaande verdragen zo veel mogelijk problemen voor de burgers op te lossen.
Er is vandaag in de Kamer veel over Turkije gesproken. Natuurlijk maakt het kabinet zich ook grote zorgen over de ontwikkelingen van de laatste tijd. Het afsluiten van de sociale media en van YouTube is echt fundamenteel in strijd met de waarden die Europese landen delen en die te maken hebben met de vrijheid van meningsuiting. Het is duidelijk dat dit al in strijd is met de Kopenhagencriteria, laat staan dat je in de onderhandelingen daarmee verder zou kunnen. Natuurlijk, wij gaan niet over de verkiezingsuitslag in Turkije. Hoe de Turkse kiezer reageert op wat er in de afgelopen maanden is gebeurd, daar gaan wij niet over. Maar dat zegt de Kamer ook niet. In die onderhandelingen zal het natuurlijk wél gaan over hoe de Turkse regering optreedt, over wat er gebeurt in de Turkse rechtsstaat. Wat betekent dit voor de pretoetredingssteun? Het is de Kamer bekend dat er inmiddels een nieuwe verordening is, waarbinnen het mogelijk is om voortgang in het hervormingstraject te koppelen aan de wijze waarop de pretoetredingssteun wel of niet wordt besteed. Er is met de pretoetredingssteun dus een element van beloning of bestraffing mogelijk, en dat is nieuw. De Commissie moet nog uitwerken wat dit in de praktijk zal betekenen. Ik denk dat voor ons allemaal de eerste mogelijkheid om dit te wegen in het najaar is, als er weer een voortgangsrapportage komt over Turkije. De Commissie heeft dan ook de toetredingssteunverordening uitgewerkt en er is dan inmiddels ook een nieuwe Commissie. Je ziet dat alles in de nadagen van deze Commissie een beetje stilligt, maar op dat moment zullen we kunnen doen wat de VVD-fractie vraagt: bekijken op welke wijze die toetredingssteun kan worden ingezet om verbetering af te dwingen om of te laten zien dat we ontevreden zijn over de vooruitgang.
In dit kader kan er een grotere en scherpere focus ontstaan op grassrootsontwikkelingen in Turkije op het vlak van pluriformiteit van de samenleving, op het vlak van mensenrechtenorganisaties en op het vlak van de rechtsstaat. Op die manier kun je de pretoetredingssteun inzetten om de krachten in Turkije die er wel degelijk zijn – dat is ook een van de redenen waarom er nu zo fel tegen wordt opgetreden – te ondersteunen.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik wil de Minister van Buitenlandse Zaken vragen wat vrijheid waard is als die afgedwongen is. Hoe diepgeworteld kan vrijheid zijn als die afgedwongen is met de dreiging van financiële sancties?
Minister Timmermans: Wat de heer Segers en mij onderscheidt, is dat de heer Segers van oordeel is – dat is een te respecteren standpunt – dat wat er ook gebeurt, Turkije nooit in staat zal zijn om toe te treden tot de Europese Unie. Het kabinet heeft een ander standpunt, namelijk dat Turkije moet voldoen aan de criteria en dat wanneer het daaraan voldoet, het kan toetreden tot de Europese Unie. Dat is toch een redelijk fundamenteel verschil van inzicht over dit onderwerp. Op dit moment beweegt Turkije zich niet in de goede richting. Laat ik daar helder over zijn. Echter, om Turkije dan helemaal links te laten liggen en er niet meer mee te praten, lijkt mij niet de juiste aanpak. Je moet er kritisch over zijn en er ook over met Turkije in gesprek blijven. De gedachte, het streven dat Turkije de hervormingen zal kunnen oppakken en uiteindelijk die democratische pluriforme rechtsstaat zal kunnen zijn zoals er ook andere democratische pluriforme rechtstaten in de Europese Unie zijn, laten we niet los. Het zou een enorme overwinning voor de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten zijn als we daarin zo ver zouden kunnen komen. Ik ben het wel eens met alle leden dat we ons zorgen moeten maken over het gebrek aan voortgang en over de achteruitgang op sommige gebieden.
De heer Segers (ChristenUnie): Laat ik het dan maar een beetje wrang zeggen: als de liefde voor de democratische rechtsstaat niet uit het hart komt, wat is die dan waard? Als de toetreding tot de Europese Unie op het spel staat – die staat waar het gaat om Turkije nu op het spel – en als in die omstandigheden Turkije zich in de richting van onvrijheid beweegt, wat geeft de Minister van Buitenlandse Zaken dan te denken dat als die druk er niet meer is, het wel goed komt met de vrijheid, de fundamentele mensenrechten en de democratische rechtsstaat in Turkije? Wat geeft hem de hoop om te zeggen dat het uiteindelijk wel goed zal komen?
Minister Timmermans: Ik begrijp niet welke druk er dan niet meer zou zijn.
De heer Segers (ChristenUnie): We zitten nu in het proces van onderhandelingen over toetreding. Als Turkije eenmaal is toegetreden, maakt het deel uit van de familie en kan ze er niet meer uit worden gegooid. Dus die druk is er nu. Er is financiële druk. Er is druk wat betreft het al dan niet toelaten tot de unie. Als in die omstandigheden dit gedrag al zichtbaar is, hoeveel meer hebben we dan te vrezen als die stok achter de deur er niet meer is?
Minister Timmermans: Wederom: de heer Segers vindt dat Turkije niet in de EU hoort. Dus dat is al een ander startpunt dan het startpunt van het kabinet. Het is een te respecteren standpunt, maar dat plaatst wel zijn opmerkingen die hij vervolgens maakt in een bepaalde context. Waar het gaat om de toetredingsonderhandelingen met Turkije is het de eerste keer in de geschiedenis van de EU dat we niet weten hoe ze af zullen lopen. Bij alle uitbreidingen tot nu toe wisten we wel dat ze lang of kort konden duren, maar dat ze uiteindelijk wel tot toetreding zouden leiden. Dat is tot nu toe eigenlijk altijd de aanname geweest. In het geval van Turkije hebben we voor het eerst te maken met een land waarbij het vanwege de omvang, vanwege de diepte van de problematiek en vanwege de hele geschiedenis, de vraag is of het uiteindelijk zal lukken. Ik heb ook de heer Verheijen gehoord die daar zijn eigen conclusie over heeft. Het feit dat we niet weten hoe het zal eindigen, ontslaat ons echter niet van de verplichting om «strict and fair» te blijven ten aanzien van het proces. De beslissing is hier onder leiding van toenmalig premier Balkenende tijdens het Nederlands voorzitterschap in 2004 genomen om «strict and fair» met Turkije om te gaan. Als Turkije voldoet aan de criteria kunnen we vooruitgang boeken. De heer Segers praat nu echter over een situatie waarin Turkije lid zou zijn. Ten aanzien van een land als Turkije kun je pas echt over lidmaatschap besluiten als op dit punt alle problemen zijn opgelost. Een land als Turkije is veel te groot om, zoals we eerder wel hebben gedaan met Roemenië en Bulgarije – het is nog te vroeg op dit punt – te zeggen: het land kan erbij komen en de problemen lossen we wel op als het eenmaal in de unie zit. Dat zal met Turkije niet kunnen.
De heer Segers vraagt: wanneer is het moment gekomen dat Turkije groen licht krijgt om toe te treden? Dat moment is eigenlijk pas gekomen als deze problemen echt zijn opgelost en daar zijn we nog zeer ver van verwijderd.
De heer Verheijen (VVD): Ik dank het kabinet alsnog voor de inspanning die het heeft geleverd om het instrument van de pretoetredingssteun afhankelijk te maken van de voortgang. Ik hoor de Minister van Buitenlandse Zaken zeggen dat de verordening er ligt, maar de uitwerking nog niet. Ik heb een heel praktische vraag. Ik voel wel – volgens mij voelen wij die allemaal – de machteloosheid richting Turkije, omdat het de verkeerde kant opgaat op dit moment. We willen eigenlijk iets doen, buiten dat het gewoon onrechtvaardig voelt om die gelden te blijven overmaken. Kan het op dit moment al, of kan het pas na de zomer omdat het instrument nog niet gereed is om hen te korten? Niet het hele bedrag van ruim 900 miljoen gaat naar rechtsstaatontwikkeling of fundamentele waarden; dat weet ik ook. Kunnen wij een deel daarvan bevriezen of korten? Kan dat pas na de zomer? Ziet de Minister wel een mogelijkheid om al voor de zomer zijn collega's hieromtrent te sonderen, iets in de week te leggen of anderszins?
Minister Timmermans: Op dit moment is de Commissie bezig met het programmeren, maar de Commissie is in haar laatste fase van bestaan, dus dat programmeren betreft echt de periode van later dit jaar tot 2020. Als ik de Commissie spreek, zal ik met haar opnemen waar wij nu staan. Volgens mij wordt er op dit moment haast niets uitgegeven uit het potje van het IPA-programma. Ik zal mij hierover eens goed verstaan met de Commissie. Ik zal ook eens bij andere lidstaten sonderen hoe men hiertegen aankijkt en wat dit concreet betekent voor Turkije. Nogmaals: ik wil wel opereren binnen de spelregels die we zelf in de EU hebben afgesproken. Die geven inmiddels, met de nieuwe verordening, meer flexibiliteit ten aanzien van het belonen en bestraffen, maar die geven niet de mogelijkheid om helemaal te stoppen met preaccessiesteun. Die illusie wil ik niet wekken. Je kunt dat instrument echter wel beter inzetten: je kunt temporiseren of focussen waarvoor je het inzet, om kandidaat-lidstaten te stimuleren om het beter te doen op bepaalde terreinen.
De heer Verheijen (VVD): Ik dank de Minister voor dit antwoord. Volgens mij hebben wij bij bijvoorbeeld Bosnië het geheel stopgezet, met unanimiteit binnen de unie. Er zijn dus wel mogelijkheden. Ik vond de mogelijkheid van mevrouw Maij ook wel constructief. Zij stelde voor om na te gaan of je de overheidssteun kunt aanpakken zonder de steun voor het maatschappelijk middenveld, dat hopelijk nog meer dan nu in verzet komt, aan te tasten. Dat zijn allemaal mogelijkheden. Ik dank de Minister in ieder geval voor de mogelijkheid die vorig jaar geschapen is en voor zijn bereidheid om een en ander te sonderen bij de Commissie en de collega's. Ik neem aan dat wij daarover dan op korte termijn schriftelijk informatie ontvangen.
Minister Timmermans: Zeker. Zodra ik hierover iets nieuws te melden heb omdat de Commissie verder is met haar programmering, zal ik de Kamer daarvan op de hoogte stellen. Overigens wil ik ook nog even vermelden dat niet alleen de Europese Unie, maar ook de Raad van Europa de situatie in Turkije bespreekt. Zowel secretaris-generaal Jagland als de mensenrechtencommissaris Muižnieks hebben gezegd dat zij dat onderwerp onder hun hoede hebben op dit moment.
De heer Verheijen heeft ook gevraagd hoe het zit met de verantwoordelijkheid voor de fraudebestrijding in de EU. De Commissie wil de OLAF-verordening verder herzien. OLAF moet nog verder versterkt worden en de procedurele waarborgen voor personen tegen wie een onderzoek loopt moeten ook versterkt worden. Wij steunen dat. Het is belangrijk dat er een betere samenwerking komt tussen OLAF, Eurojust en Europol zodat de strijd tegen fraude geïntensiveerd kan worden. Ik heb nota genomen van het voorstel van de heer Verheijen om de voorzitter van de Commissie hierin een grotere rol te geven. Misschien kun je van de voorzitter van de Commissie vragen om dat aan te jagen, maar het belangrijkste is natuurlijk om de onafhankelijkheid van OLAF te waarborgen, opdat OLAF straks niet onder gezag van de voorzitter van de Commissie komt. Ik geloof ook niet dat dat de oproep van de heer Verheijen is. Hij denkt dat de voorzitter van de Commissie meer aanspreekbaar zou kunnen zijn op de activiteiten van OLAF om erop toe te zien dat men zijn werk kan doen binnen de instelling. Dat lijkt mij een goede zaak.
Mevrouw Maij heeft gevraagd of Nederland samen met andere lidstaten meer zou kunnen doen aan het bestrijden van malafide uitzendbureaus. Vroeger noemden we hen koppelbazen, nu noemen ze zich uitzendbureaus.
Wij willen zo veel mogelijk informatie uitwisselen. Wij doen dat op alle niveaus die daarvoor gedienstig kunnen zijn. Minister-President Rutte heeft dat ook gedaan op de sociale top van de Benelux-landen, opdat we tussen de Benelux-landen beter kunnen samenwerken. We doen dat ook op Europees niveau. SZW werkt er hard aan om de malafide praktijken tegen te gaan en is ook op zoek naar de meest geschikte instrumenten daarvoor.
De Commissie zal binnenkort, naar verwachting nog dit voorjaar, een plan presenteren, zodat we een Europees platform tegen zwartwerken kunnen oprichten. De gedachte van een zwarte lijst kan daarbij inderdaad goed worden ingebracht. Ik denk ook dat collega Asscher daar veel werk van zal willen maken. Dit is immers een van die onderwerpen waardoor het zand onder het Europese fundament aan het wegspoelen is. Het is niet de bedoeling dat van het vrije verkeer van personen op deze manier misbruik wordt gemaakt door malafide uitzendbureaus.
Mevrouw Maij (PvdA): Ik bedank de Minister voor dit antwoord en heb nog een korte, verhelderende vraag. Hij geeft aan dat er op dit moment sprake is van uitwisseling van informatie. Kan hij iets meer beeld en geluid geven? Wat voor soort informatie en tussen wie wordt die informatie over dit onderwerp op dit moment uitgewisseld?
Minister Timmermans: Het zijn met name de Ministeries van sociale zaken die met elkaar in gesprek zijn. Collega Asscher is in gesprek met een reeks landen in Centraal- en Oost-Europa waar veel arbeidsmigranten vandaan komen, om dit te verbeteren. Ik meen dat hij de Kamer daarover ook eerder geïnformeerd heeft. Ik zal bij hem nagaan of hier nog meer specifieke informatie over te geven is. Ik ben het zeer met mevrouw Maij eens dat meer helderheid op dit punt kan helpen om de Nederlandse bevolking te laten zien dat deze zaak echt onze volledige aandacht heeft. We willen laten zien dat de inzet van college Asscher om dit te bestrijden, niets te maken heeft met de afkeer van het vrije verkeer of met een vorm van xenofobie. We willen juist laten zien dat wie hier werkt, volgens dezelfde voorwaarden zal moeten werken om niet het hele sociale systeem te ondermijnen. Die ondermijning vindt plaats op het moment dat malafide uitzendbureaus, huisjesmelkers, werkgevers en anderen die misbruik maken van werknemers bezig zijn om onder de markt te werken. Daar hebben we allemaal last van en het ondermijnt het vertrouwen in de hele sociale architectuur van Nederland en van Europa.
De heer Omtzigt heeft gevraagd wat we de komende twee jaar concreet gaan doen om een positieve verklaring van de Europese Rekenkamer te krijgen. Zoals bekend, pleiten we, ook met steun van de Kamer, voor meer transparantie, bij voorkeur via een nationale verklaring, voor een betere handhaving door de Commissie en voor verbetering van regelgeving op het gebied van controleverplichtingen en vereenvoudiging. Er is de nodige vooruitgang geboekt, ook onder druk van de Kamer. Mede dankzij onze inzet is op dit moment een zogenaamde beheersverklaring nodig en moet er vanaf 2015 ook een onafhankelijke auditopinie opgesteld worden over de rechtmatigheid van de bestedingen. Dat zijn concrete, positieve stappen.
De Kamer mag weten dat dit het kabinet niet ver genoeg gaat. Wij willen ook openbaarheid op dit punt. Helaas zijn er nog te veel lidstaten die dat niet willen, maar we blijven daarvoor strijden en we weten ons gesteund door de Kamer.
Mevrouw De Lange heeft gevraagd hoe het zit met de betere samenwerking tussen arbeidsinspecties. Ik heb daar eerder over gesproken tijdens een interruptiedebatje met mevrouw Maij. Ik was blij met de opmerking van mevrouw De Lange dat men geen Europese arbeidsinspectie wil, maar veel meer samenwerking tussen de nationale arbeidsinspecties. Dat past ook geheel in onze visie op subsidiariteit op dit punt. Steeds meer lidstaten raken gelukkig doordrongen van de noodzaak om samen te werken. Er is dus ook steeds meer contact. Het kan echter nog veel beter. Samen met dertien andere lidstaten neemt Nederland deel aan een project dat de samenwerking tussen inspecties zal versterken bij het toezicht op uitgezonden gedetacheerde werknemers. Als we dat als pilot zien, met die dertien lidstaten samen, en dat werkt goed voor gedetacheerde werknemers, kunnen we dat misschien ook uitbreiden voor andere werknemers. Zo komen we tegemoet aan datgene wat mevrouw De Lange heeft gevraagd.
De heer Omtzigt heeft voorts gevraagd hoe het zit met de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM. Dat is een door hem zeer gekoesterde wens. Dat geldt ook voor het kabinet.
Er is onlangs op technisch niveau overeenstemming bereikt over het toetredingsakkoord. De Commissie heeft het advies van het Hof gevraagd over verenigbaarheid van dit conceptakkoord met EU-verdragen. Dat advies zal waarschijnlijk dit najaar komen. Dan gaan de onderhandelingen weer verder. Onderdeel daarvan is de toetsing of de EU ook EVRM-proof is en of wij aan alle voorwaarden van de toetreding kunnen voldoen. Maar ik weet dat uw Kamer hier bovenop zit. Iedere nieuwe ontwikkeling zal ik aan uw Kamer melden.
Mevrouw In 't Veld heeft nog gevraagd wat de inzet van het kabinet is ten aanzien van openbaarheid. Met name zetten wij ons samen met de Zweden in voor meer openbaarheid van bestuur in de Europese Unie. Het is voor ons ontzettend belangrijk dat Europeanen beter weten hoe de Europese Unie functioneert. Daarom moeten de documenten zo veel mogelijk openbaar zijn. De Eurowob functioneert redelijk goed maar ik denk dat de aanpassing op basis van het Verdrag van Lissabon nog nodig is, zodat de documenten van alle instellingen eronder vallen. Daarvoor zetten wij ons actief in. Wij willen ook dat de documenten automatisch openbaar worden gemaakt en niet alleen maar op verzoek, dat er minder uitzonderingsgronden zijn en dat de jurisprudentie wordt gecodificeerd. Wij hebben nog geen meerderheid daarvoor. Wel hebben wij inmiddels ook steun van Denemarken, Estland en Finland, maar het is zaak om meer landen aan boord te krijgen.
We zetten ons ook regelmatig in bij Hofzaken voor transparantie, bijvoorbeeld de Hofzaak voor openbare adviezen van de Juridische Dienst van de Raad. Mevrouw In 't Veld verwees naar een lopende Hofzaak over openbaarheid naar aanleiding van een advies van de Juridische Dienst aan de Raad in het kader van TTIP. Daarbij hebben wij niet geïntervenieerd. Nederland was het eens met de Raad dat documenten in het kader van onderhandelingen niet geheel kunnen worden vrijgegeven. Ik hoop op dat punt wel op enig begrip, want op het moment dat je midden in een onderhandeling zit en je volledige openbaarheid van je onderhandelingspositie moet tonen, kom je in de problemen, maar wij blijven ons actief inzetten voor meer openbaarheid op Europees niveau.
De heer Omtzigt heeft nog gevraagd hoe het zit met de balans tussen controle en slagvaardigheid en wat het kabinet bedoelt met «zand in de machine». De hele idee van de gele kaart is door Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk in de conventie ingebracht. Vervolgens is in de verandering tussen het grondwettelijk verdrag en het Verdrag van Lissabon door de heer Ten Broeke daaraan nog een oranje kaart in deze Kamer toegevoegd. Inmiddels gaan de gedachten nog verder om te bezien hoe je dat zou kunnen aanvullen, bijvoorbeeld ook met een groene kaart, waarmee je de Commissie stimuleert om een initiatief te nemen op terreinen waar je dat zou willen. En waarmee je misschien ook de nationale parlementen in een nog sterkere positie zou kunnen brengen om in onderlinge samenwerking iets te doen.
Ik zeg op dit punt niet dat je dat niet moet doen omdat dit zand in de machine is. Zo moet de heer Omtzigt mij niet begrijpen. Ik heb zelf voortdurend ideeën op dit punt proberen te stimuleren. Ik vind het juist ontzettend belangrijk dat nationale parlementen de mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon biedt meer benutten dan ze nu doen. Ik vind dat het Nederlandse parlement daarin wel een voorbeeld is, maar er zijn helaas niet zo heel veel parlementen die dat voorbeeld ook consequent volgen. Het zou de positie van het Europees Parlement versterken als nationale parlementen dat wel deden. Er is geen paradox, maar aanvankelijk hadden mensen in de conventie als Elmar Brok en anderen grote aarzeling of dit niet een gevaarlijke ontwikkeling zou zijn voor de positie van het Europees Parlement. Ik zie het juist als een kans voor zowel nationale parlementen als het Europees Parlement. Het maakt, om het huiselijk te zeggen, de nationale parlementen Europeser en het maakt het Europees Parlement meer een parlement door op dit punt meer samen te werken.
Want het Europees Parlement is weliswaar de best functionerende Europese instelling, dat zeg ik zonder enige reserve, maar wordt door te weinig Europeanen nog als hun volksvertegenwoordiging gezien, en nationale parlementen kunnen die rol van het Europees Parlement als volksvertegenwoordiging echt versterken door meer samen te werken.
De heer Segers vroeg nog naar de betrokkenheid van nationale parlementen bij het Europees semester. Zoals u allen weet, hecht het kabinet zeer aan de betrokkenheid van uw Kamer bij het Europees semester. Zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma worden met de Eerste Kamer en de Tweede Kamer gedeeld en besproken. Pas daarna worden ze naar Brussel gezonden. Ik geloof dat er een mondeling overleg met de Eerste Kamer staat gepland op 15 april en dat er een debat met de Tweede Kamer staat gepland op 23 april.
De heer Van Dalen heeft een lans gebroken voor godsdienstvrijheid als een grotere prioriteit binnen het externe beleid van de Europese Unie. Ik heb nog niet de gelegenheid gehad zijn rapport te lezen. Ik zal dat zeker doen. Europees buitenlands beleid heeft geen enkele zin als mensenrechtenbeleid daar geen hoeksteen van is. In mensenrechtenbeleid zijn de vrijheden cruciaal. Ook de vrijheid van godsdienst is daarin cruciaal. Er is geen mensenrechtenbeleid dat niet ook gestoeld is op vrijheid van godsdienst of – om het wat meer in het algemeen te zeggen – vrijheid van geweten. Ik vind ook dat Catherine Ashton en Lambrinidis, de speciaal vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, complimenten verdienen voor de inzet die zij op dit punt hebben gepleegd. Nog voordat ik het rapport heb gelezen, wil ik in ieder geval toezeggen dat het kabinet erop zal toezien dat er straks bij de nieuwe Commissie en bij de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger speciaal aandacht zal zijn voor godsdienstvrijheid, voor vrijheid van geweten in het mensenrechtenbeleid en dus ook in het buitenlands beleid van de Europese Unie. Ik verwijs ook graag naar de mensenrechtenrapportage die heel binnenkort naar de Kamer zal worden gestuurd. Daarin zal dit onderwerp ook zijdens het kabinet prominent aandacht krijgen.
De heer Eickhout heeft nog gevraagd hoe het zit met de energievoorzieningszekerheid. In zijn bijdrage was hij heel erg fel over Rusland. Dat is begrijpelijk, gelet op de recente ontwikkelingen in Rusland. Maar ik zou hem willen uitnodigen om er ook eens op een andere manier tegen aan te kijken. Natuurlijk moet Europa meer aandacht besteden aan het zuiniger omgaan met energie, aan het overschakelen op duurzame energie en aan het minder afhankelijk zijn van één of twee energieleveranciers van buiten de Europese Unie. Diversificeren, besparen, vergroenen, het is allemaal ontzettend nodig. Ik vermoed dat die agenda een van de hoofdpunten zal zijn in de Europese discussie van de komende jaren. Ook de nieuwe Commissie zal van het energiebeleid een prioriteit maken, wat er ook gebeurt in de komende maanden.
Dat gezegd zijnde, met een wat nieuwere blik zul je de huidige crisis rondom Oekraïne kunnen zien als een bewijs dat Europese landen steeds meer met elkaar vervlochten raken. De speelruimte van Rusland is misschien veel kleiner dan die op het eerste gezicht lijkt. Het feit dat we van elkaar afhankelijk zijn, kan ook positief aanpakken, want mensen weten dan ook wat de grenzen zijn waarbinnen ze kunnen opereren. Je kunt er op die manier tegen aankijken. Dat laat onverlet dat Europa meer zal moeten doen om onafhankelijk van enkele leveranciers te zijn. Maar stel dat we die onafhankelijkheid in het beleid hebben geïntegreerd. Dan zou het op zich toch prima zijn om ook een strategische langetermijnrelatie op het gebied van energie met Rusland te hebben? Het zou ook in het voordeel zijn van degenen die hervormingen op het gebied van mensenrechten, op democratisch vlak et cetera in Rusland voorstaan, als dat land op dat punt ook een nauwere relatie met de Europese Unie zou hebben. Maar dat is in de huidige context toekomstmuziek.
Ik heb al aangegeven waar voor ons de prioriteiten liggen wat betreft het energiebeleid. Ik geloof niet dat het juist is om het pad op te gaan van gezamenlijke contracten sluiten. Ik denk juist dat energieliberalisering het juiste pad is. Ik denk dat dit belangrijker is, ook om een level playing field te creëren. We hebben eerder gezien dat Rusland grote bezwaren had tegen het derde energiepakket en andere zaken. Doordat we het pad van het derde energiepakket zijn opgegaan, heeft de Europese Unie echter wel een veel stevigere positie gekregen, niet alleen internationaal maar ook in relatie tot Rusland.
Tot slot kom ik op een vraag van de heer Pechtold over de storing bij de registratie van Nederlandse kiezers in het buitenland via de website. Het klopt dat er een storing is. Dat heeft te maken met problemen met de website van de gemeente Den Haag. Via die site kunnen kiezers zich registreren, omdat de gemeente Den Haag verantwoordelijk is voor de registratie van Nederlandse kiezers in het buitenland. Er wordt op dit moment hard gewerkt om die storing zo spoedig mogelijk op te lossen.
Inderdaad is de kiezer in de tussentijd aangewezen op een papieren formulier, dus ik ben het zeer met de heer Pechtold eens dat wij alles op alles moeten zetten om die storing zo snel mogelijk te beëindigen. Als het allemaal met snailmail moet zoals dat tegenwoordig heet, is dat voor de kiezer minder aantrekkelijk dan als het elektronisch kan via een website.
De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Met het oog op de klok stel ik voor dat wij direct doorgaan naar de tweede termijn. In die tweede termijn geef ik per fractie twee minuten spreektijd, inclusief het voorlezen van de moties. Hoe u het verdeelt als u met meer bent, laat ik aan u over, maar na twee minuten gaat de hamer. Voor de zekerheid zeg ik nog even dat de leden van het Europees Parlement geen moties mogen indienen en ook geen moties mee mogen tekenen.
De heer Belder (EP/SGP): Voorzitter. Ik heb een drukke agenda als Europarlementariër. Ik kom hier met plezier, want ik ben tenslotte Nederlands burger en ik vertegenwoordig ook Nederland binnen het Europees Parlement. Maar als je dan expliciete en heel heldere vragen stelt over de bankenunie en ook over de positie van Israël, krijg je daar geen antwoord op omdat het hier al zo vaak aan de orde is geweest. Ik kom uit het Europees Parlement. Ik vind het dan fatsoenlijk dat de regering antwoord geeft, want het is niet de eerste keer dat dit mij overkomt. Ik heb de vorige keer daarom overgeslagen, want ik dacht: wat is het nut ervan? Kortom, het spijt mij, maar ik heb bitter weinig waardering voor deze houding.
De voorzitter: De Minister van Buitenlandse Zaken heeft in deze termijn nog een antwoord voor de heer Belder.
Minister Timmermans: Voorzitter. De heer Belder vroeg mij om het ontmoedigingsbeleid ten aanzien van activiteiten in de bezette gebieden nog eens toe te lichten. Dit onderwerp is in deze Kamer inmiddels minstens zes keer zeer uitvoerig besproken. Bovendien verwees de heer Belder naar een motie die door de Kamer is aangenomen en die door het kabinet is omschreven als ondersteuning van het beleid. Voordat hij zijn vraag stelde, is de heer Belder dus al geheel op zijn wenken bediend. Ik ga ervan uit dat de heer Belder nu ook weet dat de motie van de heren Van der Staaij en Voordewind op het punt van het stimuleren van de economische samenwerking tussen Nederland en Israël geheel aan boord is genomen door het kabinet. Wij willen inderdaad dat Nederlandse en Israëlische bedrijven meer met elkaar samenwerken. Wij willen ook dat Nederlandse en Palestijnse bedrijven meer met elkaar samenwerken, omdat dat een concrete bijdrage is aan het vredesproces.
De voorzitter: En de vraag over de bankenunie? Er waren twee vragen niet beantwoord. Dat doet de Minister-President.
Minister Rutte: Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn uitvoerig gesproken over de bankenunie. Ik meen echt alle vragen te hebben beantwoord.
De voorzitter: Dank u wel. Mijnheer Belder, ik raad u aan om de Handelingen er nog een keer op na te slaan.
De heer Belder (EP/SGP): Dat zal ik zeker doen.
De heer Verheijen (VVD): Voorzitter. Ik zal mijn twee minuten eerlijk delen met collega Van Baalen. Ik heb opgeroepen tot nieuwe nuchterheid in het debat over Europa en om de vraag centraal te stellen hoe Europa kan bijdragen aan datgene wat wij met Nederland willen. Het is goed dat hier vandaag breed is gesproken over de hele Europa-portefeuille en dat er ook nieuwe prioriteiten zijn gesteld. Ik dank de leden van het kabinet voor de uitgebreide beantwoording en de Minister-President voor suggesties hoe wij het mkb centraler kunnen stellen met een toefje op de taart – hoe noemde hij dat in goed Duits of Oostenrijks? – en om eventueel te bekijken of een speciale Eurocommissaris extra daarvoor verantwoordelijk kan worden gemaakt.
Dank ook voor de heldere positie rondom die verdragswijziging en de tweetrapsraket op dat punt.
Ten slotte ook dank voor de toezeggingen rondom de preaccessiesteun voor Turkije, want in de machteloosheid die we allemaal voelen, is het goed om in ieder geval instrumenten in handen te hebben om druk te zetten op Turkije.
De heer Van Baalen (EP/VVD): Voorzitter. Ik wil binnen de resterende minuut nog twee punten naar voren brengen. Ik zou nog graag antwoord krijgen op mijn vragen en opmerkingen over de te versterken rol van de NAVO, ook op het gebied van containment.
Ten slotte nog een vraag. Er zijn musea op de Krim die een collectie of delen van collecties in bijvoorbeeld Nederland hebben. Die kunnen natuurlijk niet worden overhandigd aan de autoriteit in Moskou. Ik ga er dan ook van uit dat als die terug moeten, die naar Kiev gaan. Het zou namelijk wel heel vreemd zijn als je cultuurgoed uit dit deel van Oekraïne naar Moskou zou versturen. Ik krijg graag nog een antwoord van de regering op dit punt.
Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Ik dank de regering voor de beantwoording. Ik ga nu razendsnel twee moties voorlezen, zodat mijn collega ook nog enige spreektijd heeft.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet dit jaar komt met een samenhangende aanpak om oneerlijke concurrentie via schijnconstructies en malafide uitzendconstructies aan banden te leggen;
verzoekt de regering, deze aanpak in Europees verband te promoten met de inzet dat alle lidstaten de afspraak onderschrijven van gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plek;
verzoekt de regering voorts om waar mogelijk te pleiten voor meer Europese samenwerking op het gebied van informatie-uitwisseling, boete-inning en andere maatregelen om oneerlijke concurrentie tegen te gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Maij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 3 (33 877).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat werkgevers veel profijt hebben van het in dienst nemen van arbeidsmigranten;
overwegende dat het vooral de schatkist en buurtbewoners zijn die de kosten opbrengen en negatieve gevolgen dragen wanneer arbeidsmigranten werkloos raken of wanneer de integratie van arbeidsmigranten mislukt;
constaterende dat het kabinet ook voor werkgevers een verantwoordelijkheid ziet om de integratie van hun buitenlandse werknemers te bevorderen;
verzoekt de regering, met werkgevers in gesprek te gaan over hoe zij invulling geven aan hun verantwoordelijkheid voor de integratie van buitenlandse werknemers, en de Kamer zo snel mogelijk over de uitkomsten van dit gesprek te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Maij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 4 (33 788).
De heer Berman (EP/PvdA): Voorzitter. Ik wil er toch echt de nadruk op leggen dat de regering nu eens niet in de Raad voor de kleinste gemene deler moet kiezen als het gaat om de voorzitter van de Europese Commissie, maar moet kijken naar de uitkomst van de Europese verkiezingen van mei 2014 en aan de hand daarvan een aansprekende, sterke voorzitter moet kiezen, zoals die door het Europees Parlement wordt voorgesteld.
Luisterend naar de kakafonie, het gekrakeel tussen Louis Bontes, Barry Madlener en Daniël van der Stoep, heb ik het gevoel dat we het even niet over de Staat van de Unie hadden, maar over de staat van de PVV, en wel de staat van ontbinding. Dat leidde bij mij tot enige vrolijkheid. Moge dat zo verder gaan.
Nederland is dankzij Europese richtlijnen stappen vooruitgegaan met het beleid tegen discriminatie, bijvoorbeeld tegen handicap- en leeftijdsdiscriminatie. Binnen de Europese Unie staan we voor gelijke rechten en daar moeten we mee doorgaan.
De heer Van Bommel (SP): Mevrouw de voorzitter. In eerste termijn heb ik gesproken over het onderzoek van Ipsos dat in de Volkskrant van vanochtend stond. Het grote vraagstuk zit hem volgens mij vooral op het vlak van het vertrouwen. Het vertrouwen zal moeten worden herwonnen om de kiezer naar de stembus te krijgen op 22 mei. Daarom toch nog maar even de vraag aan de Minister-President hoe dat kan worden gedaan.
Met betrekking tot de bankenunie heb ik mijn zorgen uitgesproken omdat op enig moment het Resolutiefonds, waarin inderdaad geen belastinggeld zit, leeg kan raken. Ook daar is namelijk een einde aan te bedenken, zeker wanneer grote banken in de problemen komen. Ik vraag de Minister-President daar toch nog even antwoord op te geven.
Ten slotte wil ik nog een motie indienen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het uiteenvallen van de euro gepaard gaat met grote negatieve financiële, economische en sociale gevolgen;
van mening dat het wenselijk is voorbereid te zijn op een uiteenvallen van de euro en de daarvoor noodzakelijke maatregelen op democratische en transparante wijze te bediscussiëren en vast te stellen;
overwegende dat de Kamer in tegenstelling tot de regering wel openlijk voorbereidingen kan treffen voor het uiteenvallen van de eurozone zonder sterke negatieve reacties op de financiële markten;
van mening dat het wenselijk is dat een parlementaire werkgroep onderzoek verricht naar de gevolgen van het uiteenvallen van de eurozone en met welke maatregelen Nederland deze ontvlechting zo ordentelijk mogelijk kan laten verlopen;
verzoekt het Presidium, zo spoedig mogelijk het instellen van de beoogde parlementaire werkgroep mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (33 877).
De heer De Jong ziet af van een tweede termijn. Dan geef ik het woord aan de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. De Eurorealistische blik zal de blik van het CDA blijven, namelijk goed doen wat Europa goed moet doen, beloftes nakomen en zich streng houden aan de eigen regels. Dat betekent ook meer invloed van het Nederlandse parlement. Daartoe dien ik mijn eerste motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering de ideeën om de gele kaart te versterken, de invoering van een rode kaart voor nieuwe en bestaande regelgeving en van een groene kaart, interessant vindt;
verzoekt de regering, hiervoor binnen zes maanden concrete voorstellen uit te werken en die aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (33 877).
De heer Omtzigt (CDA): Het moge duidelijk zijn dat we nu wel een gezamenlijke brief kunnen schrijven, maar het is belangrijk dat de parlementen ook echt het recht hebben om wetgeving in te trekken. Alleen als we dat hebben, kan de subsidiariteitsexercitie geslaagd zijn.
Over het sociale Europa dien ik de volgende motie in. Eigenlijk zou mijn collega De Lange die indienen, maar ik doe het maar, volgens de regels.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de EU-lidstaten zeer verschillend omgaan met de implementatie van de regels omtrent arbeidsmigratie;
verzoekt de regering, best practices uit onze buurlanden, zoals België, over te nemen, waaronder:
– een controle door de (wijk)agent op het opgegeven verblijfadres voordat een bsn verstrekt kan worden;
– vertoon van een arbeidscontract of bewijs van voldoende eigen vermogen bij inschrijving in Nederland als EU-onderdaan;
– beëindiging van het rechtmatige verblijf bij onterecht of onevenredig beroep op sociale zekerheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (33 877).
De heer Omtzigt (CDA): Mijn laatste motie gaat over Turkije.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Turkije door de toenemende mensenrechtenschendingen zoals de recente blokkade van Twitter en YouTube, steeds verder af komt te staan van de Europese waarden van democratie en rechtsstaat;
overwegende dat als gevolg hiervan geen EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije kunnen worden gevoerd;
verzoekt de regering, Europese steun te verwerven voor het opschorten van de toetredingsonderhandelingen met Turkije en alternatieven voor lidmaatschap, zoals een geprivilegieerd partnerschap, te ontwikkelen;
verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover voor de eerstvolgende Europese top te berichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (33 877).
Mevrouw De Lange ziet ervan af om het woord te voeren. Dat geldt ook voor de heer Madlener. Dan is het woord aan de heer Pechtold van D66.
De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik dank de leden van het kabinet voor de beantwoording en voor de toezegging over de voorbereiding van het voorzitterschap in 2016. We zullen de samenwerking, met name de inbreng van nationale parlementen in het Europees proces, ook moeten verstevigen. Mijn collega heeft er ook op gewezen dat in dat kader nog het nodige te verbeteren valt.
Ik dien drie moties in. De eerste gaat over de hervormingen in de Europese Unie zonder verdragswijziging.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een verdragswijziging niet op korte termijn zal worden verwezenlijkt;
overwegende dat bijvoorbeeld een kleinere Commissie, openbaarheid van stukken en activiteiten van de Raad, en de voordracht van een kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie met inachtneming van de uitslag van de Europese verkiezingen ook zonder een verdragswijziging mogelijk zijn;
constaterende dat ook zonder verdragswijziging hervormingen kunnen worden ingezet;
verzoekt de regering, in kaart te brengen welke hervormingen in de Europese Unie zonder verdragswijziging kunnen worden gerealiseerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (33 877).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat openbaarheid van bestuur en transparantie essentieel zijn voor een democratische Unie;
constaterende dat het Europees Parlement een resolutie heeft aangenomen over openbaarheid van bestuur waarin onder andere gestreefd wordt naar het vlot trekken van de Euro-WOB en minder geheimhouding van stukken;
verzoekt de regering, zich langs de lijnen van de aangenomen resolutie in te zetten voor meer transparantie en een einde te maken aan de blokkade van de modernisering van de Euro-WOB,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 10 (33 877).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat door de financiële crisis veel stappen zijn genomen voor economische stabiliteit in de eurozone;
overwegende dat veel van deze afspraken intergouvernementeel zijn en buiten de autonomie en het institutionele kader van de Europese Unie om zijn gemaakt;
constaterende dat de democratische controle tekortschiet bij intergouvernementele afspraken;
verzoekt de regering, een stappenplan te realiseren om de eurozone-instrumenten binnen de EU-verdragskaders te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 11 (33 877).
Mevrouw In 't Veld heeft ervan afgezien het woord te voeren en dus is het woord aan de heer Segers van de ChristenUnie.
De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden en de toezeggingen, ook in de richting van mijn partijgenoot Peter van Dalen.
Ik dien in sneltreinvaart twee moties in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de afgelopen acht jaar zeer weinig voortgang is geboekt in de onderhandelingen met Turkije over een EU-lidmaatschap;
overwegende dat Turkije zich onvoldoende inspant om het conflict met Cyprus op te lossen door het Ankaraprotocol te ratificeren;
overwegende dat Turkije burgerlijke vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de persvrijheid in eigen land niet respecteert, wat onder meer tot uiting kwam in de blokkade van Twitter en YouTube;
overwegende dat volgens het kabinet sprake is van serieuze tekortkomingen op het terrein van de rechtsstaat en de mensenrechten en dat hierdoor de huidige situatie in Turkije niet in lijn is met de vereiste Europese normen en maatstaven;
verzoekt de regering, steun te zoeken bij andere lidstaten voor het stopzetten van de toetredingsonderhandelingen met Turkije en voor het aanbieden van een geprivilegieerd partnerschap aan Turkije,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 12 (33 877).
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet in de Staat van de Unie pleit voor een interinstitutioneel akkoord om de balans tussen Europees Parlement, Commissie en Raad te verbeteren;
overwegende dat het Verenigd Koninkrijk aanstuurt op heronderhandeling van de bevoegdheidsverdeling tussen lidstaten en de Europese Unie en in 2017 een referendum wil organiseren over het eigen EU-lidmaatschap;
verzoekt de regering, het Europees voorzitterschap in 2016 aan te grijpen om het voortouw te nemen bij een herbezinning op de verdeling van bevoegdheden tussen lidstaten en de Unie en tussen de verschillende Europese instellingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13 (33 877).
De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag die ik niet heb kunnen stellen in de eerste termijn. Als er één terrein is waar meer Europa nodig is, is dat wel in de strijd tegen mensenhandel en gedwongen prostitutie. Mijn vraag aan het kabinet is of het bereid is om daarin het voortouw te nemen, om de Commissie op die punten aan te moedigen en om te laten zien dat deze grensoverschrijdende problematiek ook in Europees verband wordt aangepakt en dat die strijd ook in dat verband wordt gevoerd.
De voorzitter: Ook de heer Van Dalen ziet af van het woord.
De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording van de vragen, maar ik dank ook de collega's uit het Europees Parlement voor het debat. Ik vind het ontzettend leuk om zo met elkaar te debatteren. Ik denk dat wij als Kamer nog eens goed moeten kijken naar de orde van zo'n debat, want volgens mij zou er een enorme meerwaarde in zitten als de Europarlementariërs zich zouden kunnen mengen in het debat. Sommigen van hen stonden te trappelen om dat te doen. Dat is echter iets voor later.
Er zijn twee punten waarbij ik graag nog even stil wil staan, ten eerste energieonafhankelijkheid. De Minister van Buitenlandse Zaken zei dat hij niet zozeer iets ziet in gezamenlijk onderhandelen over de gascontracten. Hij ziet vooral iets in de liberalisering van de energiemarkt. Ten aanzien van South Stream is het enige middel dat de Commissie in handen heeft dat zij kan zeggen dat de pijpleiding niet in de handen van de gasleverancier moet zijn. Dat behoort immers tot de competenties van de Europese Commissie. Zij kan echter geen druk zetten op de gesloten contracten, want er is gewoon heel goedkoop gas beloofd aan Bulgarije. Dat maakt de onderhandelingspositie van Nederland ten opzichte van Rusland een stuk minder sterk. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Europese Unie haar afhankelijkheid van gas uit Rusland wil verminderen;
verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat de lidstaten van de Europese Unie gezamenlijk onderhandelen over gascontracten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 14 (33 877).
De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb ook een motie over een sociaal Europa. De PvdA-fractie heeft zich daar wederom voor uitgesproken. Het leek alsof zij echt een stap verder ging op de weg die wij willen volgen. Dat is ook nodig, want we hebben een sterker sociaal Europa nodig, waarin niet alleen wordt gekeken naar de financiële gevolgen van het beleid maar juist ook naar de sociale gevolgen van het beleid. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de hoge werkloosheid in de Europese Unie zorgwekkend is en bestrijding hiervan zeer gewenst;
verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat landen die orde op zaken stellen en de verdienkracht van hun economie herstellen, maar desondanks kampen met oplopende werkloosheid, uitstel krijgen om hun begrotingstekort onder de 3% te krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 15 (33 877).
De heer Eickhout ziet af van het voeren van het woord. Het woord is aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. In de eerste termijn heeft de PvdD aandacht gevraagd voor het behoud van de huidige democratische mogelijkheden om zelf te bepalen hoe wij, waar dat mogelijk is, ons land willen inrichten en om alleen Europese afspraken te maken waar dat moet of waar wij met zijn allen hebben besloten dat dat belangrijk is. Een bedreiging wordt gevormd door de onderhandelingen die de EU nu voert met de VS. Daarover dien ik de volgende motie in die mede is ondertekend door mevrouw Thieme, die ik vandaag in dit debat heb vervangen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Unie en de Verenigde Staten momenteel onderhandelen over een vergaand vrijhandelsakkoord (TTIP);
overwegende dat een handelsakkoord tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie met zich meebrengt dat productstandaarden en veiligheidsvoorschriften op elkaar moeten worden afgestemd en dat dit een verlaging van de Europese standaarden voor onder andere milieu en dierenwelzijn kan betekenen;
overwegende dat in de onderhandelingen over TTIP tevens harmonisering van de regelgeving op het gebied van privacy en de bescherming van intellectueel eigendom aan de orde is en dat dit een verlaging van de bescherming van burgers, consumenten, boeren en bedrijven in de Europese Unie zal betekenen;
overwegende dat TTIP daarmee kan leiden tot een ondermijning van democratisch tot stand gekomen wetten en regels die op dit moment gelden in Nederland en in de EU en de democratische mogelijkheden voor herziening of aanscherping van beleid verder zal inperken;
verzoekt de regering, een raadgevend referendum te organiseren over de wenselijkheid van de eventuele totstandkoming van een vrijhandelsakkoord als TTIP tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 16 (33 877).
De heren Bontes en Van der Stoep hebben beiden aangegeven dat zij geen gebruik willen maken van hun tweede termijn. De heer Belder heeft zich afgemeld. Hiermee is dus een eind gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Ik zie de premier opspringen. Hij gaat dus gelijk door met het beantwoorden van de vragen en het reageren op de moties.
Minister Rutte: Voorzitter. Hoe krijgen we meer mensen naar de stembus? Daar zullen we met zijn allen keihard aan moeten werken. Ik neem aan dat iedere partij zal proberen om de eigen kiezers naar de stembus te krijgen. Mijn overtuiging is dat dit met elkaar alleen lukt als wij laten zien dat Europa van grote waarde is, mits we alles slim organiseren en elkaar niet in de weg lopen om te zorgen voor meer banen, een versterking van onze exportpositie en van onze rol in Europa op het punt van onze economische kracht, zodat Rotterdam, Amsterdam, Eindhoven en omgeving, het energiecluster rond Groningen, Arnhem-Nijmegen en de samenwerking daar, alle bijdragen van al deze regio's en natuurlijk onze landbouw – we zijn de tweede landbouwexporteur ter wereld – kunnen bijdragen aan de economische groei van Europa. Als we dat kunnen laten zien, neemt dat de grootste zorg weg die mensen hebben: ja, het gaat beter, maar er is nog geen banengroei. Als de campagne daarover gaat – hoe krijgen we meer economie, meer groei en meer banen in Europa? – ben ik ervan overtuigd dat mensen naar de stembus komen. Dan zijn we met elkaar ook heel duidelijk.
Wat gebeurt er als het resolutiefonds leeg raakt? Dan moet het weer gevuld worden. Dat zullen de banken zelf moeten doen. In de tussentijd kan er hoogstens tijdelijk sprake zijn van een publieke backstop, maar het resolutiefonds moet op termijn weer gevuld worden door de banken zelf. Op de middellange termijn is de publieke backstop dus altijd budgettair neutraal. Uiteindelijk zal de belastingbetaler niet meer hoeven bij te dragen aan de redding van banken. Dat is het goede nieuws van de bankenunie.
Ik reageer op een paar moties. Frans Timmermans zal op de meeste moties reageren. Ik reageer op de moties op de stuk nrs. 5, 11 en 15. De motie op stuk nr. 5 is eigenlijk een oproep aan de Kamer. Toch hoop ik van harte dat die motie wordt afgewezen, want als de Kamer zich zo uitgebreid zou gaan bezighouden met het «what if»-scenario van het opsplitsen van de eurozone, stappen we echt in het SP-frame: overal tegen en negatief. Het lijkt mij heel slecht nieuws als we dat zouden doen.
Ik was geneigd om de motie van D66 op stuk nr. 11 te ontraden. Ik krijg ambtelijk aangereikt dat de motie ook ondersteuning van het beleid kan zijn. Ik zal zeggen waarom ik twijfel. Iedereen – dat geldt voor D66, maar volgens mij ook heel breed voor de Kamer – wil dat wij zaken altijd in het EU-verdragskader regelen. Nederland heeft als middelgrote economie belang bij een sterke Commissie en heeft er belang bij om zo veel mogelijk zaken EU-verdragsrechtelijk te regelen. Tegelijkertijd laten het Fiscal Compact en het intergouvernementele akkoord over de bankenunie en het resolutiefonds zien dat het niet altijd lukt. Soms moet je dingen intergouvernementeel doen, bijvoorbeeld met het Fiscal Compact, omdat Groot-Brittannië niet meedeed. In andere gevallen was het verdragsrechtelijk niet zodanig te regelen dat er unanimiteit zou zijn over het resolutiefonds, behalve met een intergouvernementeel verdrag. Uiteindelijk is het doel van D66 om ervoor te zorgen dat deze zaken binnen het EU-instrumentarium en dus in de EU-verdragskaders worden geregeld. Ik denk dat we nu eerst de stappen moeten zetten die nodig zijn vanwege de eurocrisis. Dan is het soms onvermijdelijk dat je dingen intergouvernementeel doet, maar op termijn is uiteraard verankering nodig in de EU-verdragen. Daarvoor is nu geen verdragswijziging nodig. Je moet dit zien te regelen in de EU-verdragen.
Volgens mij heeft D66 ook een motie ingediend waarin wordt gevraagd wat er binnen de EU-verdragen kan worden gedaan en wat daarbuiten. Mijn voorstel zou dus zijn om in die brief – daar zal Timmermans straks in positieve zin over spreken – mee te nemen wat er nodig is om dit te regelen. Eigenlijk heb ik het antwoord al gegeven. Ik denk dat het antwoord zal zijn dat het Verenigd Koninkrijk zou moeten meedoen aan het Fiscal Compact en dat bij het intergouvernementele verdrag de huidige juridische basis van het Unierecht onvoldoende is. Er zal dus dat type antwoorden worden gegeven, maar over het doel zijn wij het eens.
De heer Pechtold (D66): Als dit een toezegging is dat dit wordt meegenomen in een brief en dat wij daarmee een duidelijk overzicht hebben, trek ik de motie in, want het heeft geen zin om hier nog aan werkverschaffing te doen.
Minister Rutte: Ja, dat is bij dezen toegezegd.
De voorzitter: Aangezien de motie-Pechtold (33 877, nr. 11) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Rutte: De motie op stuk nr. 15 (33 877) over een sociaal Europa ontraad ik. Hier wordt echt gerommeld met de 3%-norm. Dat lijkt mij onverstandig. Het Stabiliteits- en Groeipact biedt nu al ruimte om in bijzondere omstandigheden een jaar extra te geven. Nederland heeft dit ook gekregen, maar nu blijkt dat wij het niet eens nodig hadden.
De heer Klaver (GroenLinks): Deze motie is een exacte kopie van de inbreng van een coalitiepartner die aangeeft wat belangrijk is. Toen ik de Minister-President hierover interrumpeerde, antwoordde hij dat dit ook precies de lijn is die het kabinet wil volgen. Het kabinet wil niet zo ver gaan dat het zich aan de 5%-norm zal houden, maar dat wat omschreven werd door de coalitiepartner, was belangrijk omdat het kabinet zich daarvoor wil inzetten. Ik ben lichtelijk verbaasd dat de Minister-President deze motie nu ontraadt.
Minister Rutte: De heer Klaver speelt hier mooi spel. Ik heb sympathie voor het punt van de PvdA, omdat je moet opletten wat de werkgelegenheidseffecten zijn en er binnen het Stabiliteits- en Groeipact wel degelijk ruimte is om ook rekening te houden met de eventuele noodzaak van een jaar langer voor herstel. Dat is allemaal bekend, dat is allemaal acquis, zo hebben wij dat geregeld in Europa. De heer Klaver zet nu echt een forse stap verder en daarom ontraad ik deze motie.
De heer Klaver (GroenLinks): Dit is geen spel. Ik probeer ervoor te zorgen dat de ruimte in Europa voor een oplossing van de sociale gevolgen van beleid groter worden. Ik probeer daarin samen op te trekken met mijn collega's van de Partij van de Arbeid.
Minister Rutte: Dat mag, maar ik ontraad de motie.
De leden van de Partij voor de Dieren hebben een motie ingediend over TTIP. Ook die motie ontraad ik. TTIP is van groot belang voor Europa en voor Nederland. Het zou een handelsblok van Europa met een omvang van 17 triljard en het land Verenigde Staten met een totale economie van 14/15 triljard, samen 50% van de wereldeconomie, bij elkaar brengen. Iedereen zal ervoor zorgen dat wij daar op een verstandige manier compromissen sluiten en dat wij daar op een verstandige manier mee omgaan. Niets geheimzinnigs. Laten wij nu niets doen om spaken in het wiel te steken. Ik ontraad deze motie dus.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik snap wel dat de Minister-President het een goed idee vindt, maar de vraag is wat de burgers van Nederland ervan vinden. Dat wordt in de motie gevraagd. Is de Minister-President in ieder geval bereid om iets te zeggen over de zeggenschap die burgers daarover zouden moeten hebben in zijn optiek?
Minister Rutte: Dit kabinet is geen voorstander van referenda. Wij zijn voorstander van de vertegenwoordigende democratie.
Minister Timmermans: Voorzitter. De heer Van Baalen heeft gevraagd naar de rol van de NAVO in het kader van de crisis in Oekraïne. Morgen vergaderen de Ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO in Brussel, juist ook om over Oekraïne te spreken. De belangrijkste rol van de NAVO is naar mijn mening dat wij aan de landen binnen het bondgenootschap die zich rechtstreeks bedreigd voelen door wat er in Rusland gebeurt, een onvoorwaardelijke artikel 5-garantie geven, en dat niet alleen in woorden maar ook in daden. Wij doen dat door in die landen te verschijnen en door met die landen samen te werken. Dat zijn de Baltische landen en Polen waar de vrees toch groot is dat zij de volgende zouden zijn die aan de beurt komen. Wij maken de solidariteit binnen het NAVO-kader, de bondgenootschappelijke afspraak dat de aanval op één zal worden gezien als een aanval op allen, heel duidelijk. Dat is belangrijk en ik zal dit morgen namens het kabinet in Brussel uitdragen. Ik verheug mij wel over de eerste berichten als zouden de Russische troepen zich nu stap voor stap terugtrekken van de grens met Oekraïne. Als dit klopt, levert dit natuurlijk een belangrijke bijdrage aan het verminderen van de spanningen. Als wij daaraan nog meer kunnen bijdragen in NAVO-verband, dan zullen wij dat zeker niet laten.
De heer Van Baalen heeft nog gevraagd naar de kunst die bij het Allard Piersonmuseum in bruikleen is van vier musea op de Krim. De afspraak was dat de kunststukken tot mei in Nederland zouden blijven. De musea hebben die periode in onderlinge afspraak verlengd tot augustus. Dit zijn afspraken tussen musea die gestand moeten worden gedaan. Ik kan mij voorstellen dat wij tussen nu en augustus bekijken hoe de zaak zich ontwikkelt, of de stukken gewoon naar de musea zullen teruggaan en hoe de musea daar zelf in staan. Wij moeten daar nu nog niet op vooruitlopen, want de zaak is nog zo in beweging dat er tussen nu en augustus veel kan gebeuren. Ik zeg toe dat ik tegen die tijd in een brief aan de Kamer zal ingaan op de positie van het kabinet in deze zaak en op de vraag of zich problemen voordoen en hoe wij met die problemen omgaan. Misschien kunnen wij het zo oplossen.
De voorzitter: Een charmante oplossing. Gaat u verder.
Minister Timmermans: De eerste motie van mevrouw Maij waarin zij de regering vraagt om te pleiten voor meer Europese samenwerking op het gebied van informatie-uitwisseling, zie ik als ondersteuning van beleid.
In haar tweede motie verzoekt mevrouw Maij de regering om met de werkgevers in gesprek te gaan. Ik vraag mevrouw Maij om die motie aan te houden tot wij in de gelegenheid zijn geweest om de eerstverantwoordelijke Minister, dat is Minister Asscher, om zijn oordeel te vragen. Dit gaat buiten de randen van de beleidsterreinen die wij hier bespreken.
De voorzitter: Mevrouw Maij, kunt u wachten tot de Minister van Sociale Zaken iets heeft gezegd over uw motie?
Mevrouw Maij (PvdA): Graag, want ik krijg graag een goed oordeel van het kabinet. Ik houd mijn motie dus aan.
De voorzitter: Op verzoek van mevrouw Maij stel ik voor, haar motie (33 877, nr. 4) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Timmermans: Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 6 van de heer Omtzigt. Ik heb al eerder gezegd dat het kabinet niet voor verdragswijziging is. Waar de heer Omtzigt nu voor pleit met die rode kaart, vraagt om een verdragswijziging. Daar zijn wij niet voor. De vraag hoe de nationale parlementen de samenwerking met het Europees Parlement vormgeven binnen de bestaande verdragen, is bovendien een zaak die vooral bij de Kamer ligt. Als de Kamer daar prijs op stelt, wil ik best meedenken, maar volgens mij ligt de bal nu echt bij de Staten-Generaal en niet bij het kabinet. Om die twee redenen, omdat er iets in staat wat verdragswijziging behoeft en wat wij niet willen, en omdat het toch vooral gaat om de samenwerking tussen nationale parlementen en het Europees Parlement, moet ik de motie ontraden. Ik teken hierbij wel aan dat ik altijd bereid ben om met de Kamer mee te denken over de vraag hoe wij dit het beste kunnen invullen.
De heer Omtzigt (CDA): Dank voor het meedenken, maar het idee van deze motie is nu juist dat er bij een rode kaart niet alleen wordt samengewerkt, maar dat er ook een soort vetorecht ontstaat. Dat vetorecht gaat het Europees Parlement of enige andere instelling natuurlijk nooit zelf geven. Daarom vraag ik om dit in kaart te brengen. Als de regering dat een interessant idee vindt, moeten wij het uitwerken en kijken waar wij kunnen komen. Of dit nu in het rondje 2017 gebeurt als het Verenigd Koninkrijk gaat praten over de wijzigingen die nodig zijn of in elke andere ronde, het is gewoon handig om je voorstel op tafel te hebben. Daarom de vraag of de regering het ook als zodanig wil oppakken en de motie wil zien als ondersteuning van beleid.
Minister Timmermans: Nee, want dit vraagt uitdrukkelijk om verdragswijziging en wij willen op dit moment niet preluderen op verdragswijziging. Dit is ook een politieke kwestie. Ik stoor mij gigantisch aan de Europese Commissie en de wijze waarop zij tot nu toe met de gele kaart is omgegaan. Dat is echt ergerniswekkend. Als je ziet hoe de Commissie heeft gereageerd op de gele kaart over het Europees openbaar Ministerie, is dat arrogant en een miskenning van de rol van de nationale parlementen. Daarover wil ik in gesprek met de Commissie. Ik accepteer niet dat men op die manier met een positieve instelling van de nationale parlementen omgaat. Daar hebben wij nog een wereld te winnen en daarover wil ik graag met de Kamer in gesprek blijven. Als wij naar dit soort instrumenten kunnen kijken en de Kamer aan mij vraagt om daarover een brief te schrijven, dan is mijn antwoord: dat kan binnen de huidige verdragen. Zodra de Kamer de lijn overgaat en mij iets vraagt over de rode kaart, dan zit zij echt in een ander territorium, het territorium van verdragswijziging en dat gaat mij op dit moment te ver. Verder meen ik dat moet worden gestreefd naar een politieke afspraak tussen nationale parlementen en het Europees Parlement, omdat ik er ten diepste van overtuigd ben dat dit beide kanten kan versterken. Als het Europees Parlement zich committeert aan een uitspraak van de nationale parlementen, is dat een politieke deal die zonder verdragswijziging kan worden gesloten. Ook daarover wil ik graag meedenken met de Kamer. Ik weet echter ook dat parlementen een meedenkende regering niet altijd zien zitten en het graag zelf doen. Dat vind ik ook prima, maar de uitnodiging van de Kamer om mee te denken over die punten binnen de bestaande verdragen en om een brief te schrijven over de mogelijkheden voor verbetering, neem ik graag aan.
De heer Omtzigt (CDA): Die brief ontvang ik graag, maar de redenering van de Minister van Buitenlandse Zaken lijkt juist in de richting van mijn motie te gaan. De Commissie legt gele kaarten nu ongeveer naast zich neer en is pas na interventie van onze regering in december met een enigszins fatsoenlijk antwoord gekomen op de gele kaart over het openbaar Ministerie. De rode kaart gaat niet over het Europees Parlement.
De enige die regelgeving kan intrekken, is de Commissie zelf: die kan met een voorstel komen om bestaande wetgeving in te trekken. Als de Commissie op dit moment al zo omgaat met gele kaarten, zal zij nooit vrijwillig een rode kaart accepteren, al staan er 28 parlementen op de banken die zeggen dat het zo niet moet. Daarom dus mijn vraag: is het niet beter om nu te beginnen met de uitwerking, waartegen we gaandeweg ook aan lopen? Ik weet dat die rode kaart er morgen is, maar volgend jaar niet. Dat lijkt me de juiste weg.
Minister Timmermans: We beginnen in een cirkeltje te draaien. Ik ga niet meewerken aan brieven die automatisch leiden tot verdragswijzigingen. De positie van het kabinet is dat we niet toewerken naar een verdragswijziging. Dat is mijn rode lijn, dat is mijn rode kaart. Als u daarbinnen wilt blijven en mij vraagt om mee te denken over hoe het systeem kan worden verbeterd binnen de bestaande verdragen, dan ben ik uw man; dat wil ik graag doen. Ik moet de motie in deze vorm dus helaas ontraden, terwijl de gedachtegang door het kabinet wordt gesteund.
Nu de motie op stuk nr. 8 van de heer Omtzigt over Turkije. In 2004, onder het Nederlandse voorzitterschap van premier Balkenende en met de steun van het CDA, hebben we afgesproken: strict and fair. Dit zou een fundamentele breuk zijn van die lijn. Dat mag, het staat iedere partij vrij om van gedachten en positie te veranderen, maar ik wil graag vasthouden aan het «strict and fair»-standpunt waarom Nederland bekend staat. Het maakt onze onderhandelingspositie ten opzichte van Turkije ook steviger als we niet midden in de wedstrijd de doelpalen gaan verzetten, maar proberen doelpunten te scoren op basis van de gemaakte afspraken. Ik moet deze motie daarom ontraden.
Ik ga verder met de motie op stuk nr. 9 van de heer Pechtold.
De voorzitter: Laten we even teruggaan naar de motie op stuk nr. 7. Die was wat ongelukkig geniet.
Minister Timmermans: Heb ik er een overgeslagen? Excuses daarvoor. Wij willen graag kennis over best practices uitwisselen met landen als België, maar het gaat me iets te ver om al van tevoren te zeggen dat de best practices van daar door ons worden overgenomen. Als de motie zo zou kunnen worden geformuleerd dat we informatie over best practices met elkaar uitwisselen, zonder dat daaraan de conclusie wordt verbonden dat we die meteen zullen overnemen, zie ik haar als ondersteuning van het beleid. Maar een motie die er nu al om vraagt om iets wat in een ander land werkt meteen in Nederland van toepassing te verklaren, zonder dat we dat hebben kunnen bestuderen, gaat me net een stap te ver. Ik moet de motie op stuk nr. 7 daarom ontraden.
Ik had al gezegd dat ik de motie op stuk nr. 8 ook wil ontraden.
De motie op stuk nr. 9 van de heer Pechtold gaat over het in kaart brengen van de hervormingen in de Europese Unie die zonder verdragswijziging kunnen worden gerealiseerd. Eerlijk gezegd vind ik dit wel een mooie uitdaging, die het kabinet graag oppakt. Ik zie deze motie daarom als ondersteuning van het beleid, met één kleine kanttekening: voor een kleinere Commissie is echt een verdragswijziging nodig. Je kunt de Commissie wel anders organiseren, maar het feit dat er per lidstaat een Commissaris moet zijn, was een hoofdpunt van de Ieren bij de heronderhandeling van het verdrag. Wij kunnen daar echt niet zonder een verdragswijziging vanaf. De Ieren zullen zeker een blokkade leggen als dat ter sprake komt. De Commissie kan dus anders worden georganiseerd en daar zullen we ook op inzetten. Het staat in de overwegingen, maar ik wilde dit wel even aangeven met betrekking tot een sec kleinere Commissie.
De motie op stuk nr. 10 gaat over de modernisering van de Eurowob. Het kabinet wil dat doen, dus ik laat het oordeel graag aan de Kamer.
De motie op stuk nr. 12 gaat eigenlijk over hetzelfde als de besproken motie van de heer Omtzigt: het stopzetten van de toetredingsonderhandelingen met Turkije en het aanbieden van een geprivilegieerd partnerschap. Ik heb uitgelegd dat dit een breuk is met strict and fair. Wij houden ons aan onze afspraken. Ik moet deze motie daarom ontraden.
In zijn motie op stuk nr. 13 pleit de heer Segers eigenlijk ook voor een verdragswijziging. Hij bepleit daarin namelijk een herbezinning op de verdeling van bevoegdheden tussen lidstaten en de verschillende Europese instellingen. In de Staat van de Unie hebben wij geschreven dat wij een politieke afspraak willen over de terreinen waarop de Commissie beleid zal voorstellen en de terreinen waarop de Commissie zich van voorstellen zal onthouden. Daarvoor is geen verdragswijziging nodig, maar dit kan er – hopelijk – wel toe leiden dat de Commissie een afspraak maakt over de terreinen waarop zij geen voorstellen zal doen, omdat zij vindt dat die beter aan de lidstaten kunnen worden overgelaten. Zij mag dat dan krachtens het verdrag wel doen, maar zij zal dat om politieke redenen niet doen. Wij proberen het zo af te spreken. Daar is geen verdragswijziging voor nodig. Het expliciet repatriëren van bevoegdheden is echt iets wat de Britten willen. Dat is nou juist wat ons van de Britten onderscheidt: zij willen bevoegdheden met een verdragswijziging renationaliseren, wij willen een politieke afspraak zodat instellingen, en met name de Commissie, bepaalde bevoegdheden niet gaan gebruiken. Netto krijg je daarmee hetzelfde effect, zonder dat je daarvoor verdragswijziging nodig hebt.
De heer Segers (ChristenUnie): Ik wijs erop dat de motie niet om een verdragswijziging vraagt. Dat is daarvoor ook geen voorwaarde.
Minister Timmermans: In dat geval wil ik de heer Segers in overweging geven om nog eens naar het dictum van de motie te kijken, want daarin staat: «herbezinning op de verdeling van bevoegdheden tussen lidstaten en de unie en tussen de verschillende Europese instellingen». Tja, de herverdeling van bevoegdheden is toch echt een zaak die te maken heeft met het recht; die vereist een verandering van het recht en dat is een verdragsaanpassing. Ik kan dit niet anders lezen en daarom moet ik de motie ontraden.
In zijn motie op stuk nr. 14 roept de heer Klaver de lidstaten op om gezamenlijk te onderhandelen over gascontracten. Zoals gezegd is Nederland geen voorstander van gezamenlijk onderhandelen. Ik denk dat we sterker staan met een geliberaliseerde energiemarkt. Dat toont het derde pakket ook aan. Ik moet deze motie dus ontraden.
Op de motie op stuk nr. 16 is gereageerd door de Minister-President.
Misschien mag ik nog één opmerking maken. Na enig nadenken wil ik tegen de heer Madlener, met wie ik jaren plezierig heb gedebatteerd, het volgende zeggen. Wij zijn het over heel veel dingen volkomen oneens. Dat leverde altijd boeiende debatten op, ook omdat de heer Madlener heel helder formuleert en helder voor zijn standpunt opkomt. Daarom wil ik een beroep op hem doen. Ik vraag hem om nog eens heel goed na te denken over met wie hij in Europa wil samenwerken. Ik zeg dat, omdat ik de afkeer van de Europese Unie en de wens om de Europese Unie te verlaten, volledig respecteer; ik vind dat allemaal zeer respectabele standpunten. Mij moet echter van het hart dat ik de samenwerking met partijen waaruit het antisemitisme nog steeds bijna dagelijks als moerasgas naar boven komt borrelen, niet kan rijmen met de positie van de PVV en met name van Geert Wilders ten aanzien van Israël. Ik ken hem al zo lang. Ik heb diens streven om op te komen voor Israël altijd gewaardeerd en gerespecteerd, maar dit kan ik daar niet mee rijmen. Ik wil de heer Madlener uit de grond van mijn hart vragen om hier nog eens goed naar te kijken.
De heer Madlener (PVV): Ik dank de Minister voor zijn complimenten. Inderdaad is er gelukkig wat te kiezen: voor meer Europa, wat de meeste partijen willen; of voor minder Europa, wat mijn partij wil, de PVV. Ik denk dat dit heel belangrijk is in een democratie. Verder wil ik de Minister en iedereen geruststellen. Wij gaan goed om met onze verantwoordelijkheden. Ik heb al geschetst wat onze lijn is. Een stem op de PVV is dus bij ons in goede handen. Ik zie dat Minister Timmermans nu al een stuk geruster kijkt.
Minister Timmermans: Ik heb oprechte zorgen over dit punt en ik denk dat ik dat duidelijk heb gemaakt. Ik wil daar op dit moment geen felle politieke discussie over uitlokken. Ik zei net iets uit mijn hart tegen de heer Madlener, meer niet.
De voorzitter: Ik zie dat de heer Madlener het hierbij laat.
De heer Verheijen (VVD): Nog even een heel praktisch punt, over iets wat eerder zat in het betoog van Minister Timmermans. Het ging over de internationale verdragsrechtelijke afspraken met betrekking tot musea. De Minister gaf aan dat het een afspraak is tussen musea. Hij zal in augustus terugkomen op hoe een en ander praktisch uitpakt. Wij hebben in de afgelopen week al iets gezegd over handelsbelemmeringen vanuit de Krim en dergelijke. Kan de Minister de Kamer op korte termijn informeren over hoe het internationaalrechtelijk zit met een dergelijke collectie van de Krim, in eigendom van Oekraïne? In augustus kunnen we dan bekijken hoe dit in de praktijk uitpakt en of dit dan nog een probleem is.
Minister Timmermans: Dit betreft vooral een privaatrechtelijke afspraak tussen musea. Het is de vraag of die privaatrechtelijke afspraak in het kader van wat er politiek is gebeurd op de Krim, nog gestand kan worden gedaan op een manier die de rechten van de musea waarborgt.
Met andere woorden: krijgen de musea gewoon die stukken terug of verdwijnen die stukken naar een land dat met militaire agressie de Krim heeft bezet? Als dat laatste zou gebeuren, ontstaat er een nieuwe situatie waar we ons dan op moeten voorbereiden. Als er een risico op dat punt bestaat, moeten we ons daar ook op voorbereiden, maar we beginnen met een privaatrechtelijke afspraak waar ook het Allard Pierson Museum aan gehouden is. Als er tegen augustus een rol van de Staat blijkt te zijn, zal de Staat die rol ook op zich nemen. Daar kan de VVD-fractie op rekenen. We zullen er in ieder geval binnen onze verantwoordelijkheid voor zorgen dat hier niet een nieuwe vorm van roofkunst ontstaat.
De voorzitter: Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van de tweede termijn van de regering. Voor de zekerheid kijk ik nog even naar de Minister van Buitenlandse Zaken. De brief die hij toezegde aan de VVD-fractie komt natuurlijk naar de gehele Tweede Kamer.
Minister Timmermans: Uiteraard.
De voorzitter: Ik moest dit nog even voor de Handelingen duidelijk maken.
Ik sluit de beraadslaging. De stemmingen over de ingediende moties zijn volgende week dinsdag.
Ten slotte dank ik alle aanwezigen voor hun deelname aan dit debat.
Sluiting 17.55 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33877-17.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.