33 853 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2016

Op 3 juli 2014 heeft uw Kamer mij bij onderstaande motie van de leden Baay-Timmerman (50+) en Omtzigt (CDA) verzocht om het beroep op de tweewoningenregeling in de AOW te monitoren en daarover binnen twee jaar te rapporteren (Kamerstuk 33 853, nr. 15). Met deze brief kom ik daaraan tegemoet.

De belangrijkste conclusies uit de monitoring zijn dat het beroep op de regeling in kwantitatief opzicht relatief beperkt is, dat het in kwalitatief opzicht wel belangrijk is dat nu vaker de duidelijkheid gegeven kan worden, die zonder de regeling niet mogelijk was, en dat er geen gedragseffecten zijn opgetreden die de houdbaarheid van deze regeling in gevaar kunnen brengen. Voordat ik op deze conclusies in ga, beschrijf ik eerst wat de tweewoningenregeling inhoudt, hoe de regeling wordt uitgevoerd, wat het beroep op deze regeling is geweest en wat de handhavingsresultaten bij deze regeling waren.

De inhoud van de tweewoningenregeling

Vanaf 1 februari 2014 is de tweewoningenregeling in de AOW in werking getreden. Deze regeling houdt in dat als een AOW-gerechtigde veel tijd doorbrengt met een andere persoon van 18 jaar of ouder en beiden hebben een eigen woning, zij dan niet als samenwonend worden beschouwd. Hij of zij houdt dan de uitkering van 70% in plaats van 50% van de AOW-norm. De voorwaarden hiervoor zijn dat de AOW-gerechtigde niet met die persoon gehuwd is1 en dat beide personen een eigen woning hebben. Daarnaast moeten beide personen op het eigen adres zijn ingeschreven, de lasten voor de eigen woning dragen en vrij kunnen beschikken over de eigen woning. Deze regel is mede op verzoek van uw Kamer tot stand gebracht om de complexiteit van het begrip «samenwonen» te reduceren en onduidelijkheden waarop onder meer de Ouderenombudsman en de ANBO in 2013 hadden gewezen, weg te nemen.

De wijze waarop de tweewoningenregeling wordt uitgevoerd

Bij aanvang van de regeling heeft de SVB alle potentiële kandidaten aangeschreven (personen die als gezamenlijke huishouding met twee woonadressen geregistreerd stonden). Zij werden uitgenodigd te bekijken of ze een beroep op de regeling konden doen. Daarnaast wijst de SVB in de reguliere voorlichting over trouwen, samenwonen, verzorgen en verzorgd worden op de tweewoningenregeling. Op de internetpagina’s van de SVB wordt dat ondersteund met een interactief hulpmiddel om te kijken of er aanspraak kan worden gemaakt op de tweewoningenregel. Ook is de SVB actief in het signaleren van situaties waarin de regeling toegepast kan worden. Tot slot wijst de SVB in de voorlichting bij de toepassing van de tweewoningenregeling op de informatieplicht om veranderingen in de woonsituatie tijdig aan de SVB door te geven. Als bijvoorbeeld één van de woningen van de hand wordt gedaan of wordt verhuurd, dan moet de SVB daarover worden geïnformeerd en wordt toepassing van de tweewoningenregeling beëindigd. De SVB handhaaft steekproefsgewijs en herinnert betrokkenen regelmatig aan de naleving van de informatieplicht.

De mate waarin een beroep op de tweewoningenregeling is gedaan

In de periode tot en met december 2015 hebben 968 uitkeringsgerechtigden een beroep gedaan op de tweewoningenregeling, met een initieel beroep van 676 uitkeringsgerechtigden bij de start van de regeling en een instroom van 292 uitkeringsgerechtigden in daaropvolgende twee jaar. In deze periode is het beroep op de tweewoningenregeling 265 keer beëindigd, vanwege ondermeer de beëindiging van de samenleefvorm of het alsnog van de hand doen of exploiteren van één van de woningen. Eind 2015 waren er per saldo 703 uitkeringen waarop de tweewoningenregeling werd toegepast.

De handhavingsresultaten

In de sfeer van steekproefsgewijze handhaving zijn in totaal 67 huisbezoeken afgelegd, waarvan in 2 gevallen is gebleken (3%) dat niet werd voldaan aan de vereisten van de tweewoningenregeling, omdat de betrokken personen niet elk over een eigen woning (meer) beschikten. In één geval was er aanleiding om teveel betaalde AOW terug te vorderen en een boete op te leggen.

Conclusie

De tweewoningenregeling is tot stand gebracht om de complexiteit van het begrip «samenwonen» in de AOW te reduceren en eerder gesignaleerde onduidelijkheden weg te nemen. Met de toepassing van de tweewoningenregeling in de AOW wordt nu vaker de duidelijkheid geboden, die voorheen niet gegeven kon worden.

In de praktijk is het beroep op deze regeling beperkt gebleven. Daaruit mag worden afgeleid dat er geen gedragseffecten zijn opgetreden die de houdbaarheid ervan onder druk zetten. Er zijn tevens geen signalen die duiden op mogelijk oneigenlijk gebruik. Uit de handhavingsresultaten blijkt dat de handhavingsrisico’s beperkt zijn, maar niet afwezig. Dat is aanleiding voor de SVB om de steekproefsgewijze handhaving van de inlichtingenplicht voort te zetten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Geregistreerd partnerschap is daaraan gelijkgeschakeld.

Naar boven