33 836 Personen- en familierecht

I/ Nr. 100 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 november 2024.

De wens dat de ontwerpbesluiten uitdrukkelijke instemming behoeven kan door of namens één van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 23 november 2024.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2024

Het Haags Alimentatieverdrag 20071 heeft tot doelstelling de effectieve internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden te waarborgen, in het bijzonder door samenwerking tussen de centrale autoriteiten van de verdragsluitende partijen, en te zorgen voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake levensonderhoud. De Europese Unie (EU) is namens de lidstaten toegetreden tot dit verdrag. De EU heeft ook een regeling op de onderdelen van dit verdrag (de Alimentatieverordening2) waardoor de toetreding van nieuwe partijen bij dit verdrag valt onder de bevoegdheid van de EU.

Kaapverdië heeft op 9 januari 2024 meegedeeld toe te willen treden tot het Haags Alimentatieverdrag 2007 en op 11 januari 2024 heeft de notificatie hiervan door de depositaris plaatsgevonden. Op grond van het verdrag is er een termijn van 12 maanden voor het maken van bezwaar tegen de voorgenomen toetreding.3 Deze termijn eindigt op 11 januari 2025.

De Nederlandse inzet is gericht op een zo groot mogelijk bereik van het Haags Alimentatieverdrag 2007. Dit is in het belang van alle alimentatiegerechtigden die recht hebben op betaling van alimentatie vanuit een andere verdragsstaat.

Het niet maken van bezwaar tegen toetreding van Kaapverdië is een besluit van de Raad van de Europese Unie op grond van artikel 81, derde lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Omdat het familierecht betreft is unanimiteit vereist. Een dergelijk besluit vergt de instemming van beide Kamers der Staten-Generaal op grond van artikel 3 van de Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon.

Ter voorbereiding van de besluitvorming is binnen de Europese Commissie onderzoek gedaan naar Kaapverdië met betrekking tot de «rule of law», fundamentele rechten en het rechtssysteem.4 Wat betreft de implementatie is onder meer gekeken naar de aanwijzing en het functioneren van de centrale autoriteit.

Op grond van dat onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

De EU en Kaapverdië hebben al langer dan vier decennia een constructieve relatie en delen waarden zoals respect voor de democratie en voor mensenrechten.

Er is tussen de EU en Kaapverdië in 2007 een speciaal partnerschap tot stand gekomen dat verder is en wordt versterkt. Dit partnerschap ziet onder meer op de pijlers veiligheid en stabiliteit, strijd tegen armoede, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en bestuurlijke hervorming.

Kaapverdië wordt beschouwd als een stabiele en goed functionerende democratie. Het land kent een sterk juridisch kader dat mensenrechten beschermt. Wel vragen enkele terreinen nog de nodige aandacht, zoals de toegang tot de gezondheidszorg en (het tegengaan van) gendergerelateerd geweld en kinderarbeid.

Het rechtssysteem van Kaapverdië is solide en gaat uit van dezelfde beginselen als de rechtssystemen binnen de EU, het heeft met name overeenkomsten met het rechtssysteem van Portugal. Wel zijn er, vanwege de beperkte hoeveelheid menskracht en beperkte financiële middelen, vertragingen bij de rechtspraak. De EU probeert de rechtspraak hulp te bieden met een ondersteuningsprogramma. Het Ministerie van Justitie van Kaapverdië heeft inmiddels een programma gepresenteerd voor het moderniseren van de infrastructuur van de rechtspraak. Dit bevat een serie hervormingen die tot 2026 zullen worden doorgevoerd.

Met betrekking tot de implementatie van het Haags Alimentatieverdrag 2007 heeft Kaapverdië als centrale autoriteit het openbaar ministerie aangewezen dat een afdeling heeft die gespecialiseerd is in juridische samenwerking en ervaring heeft met grensoverschrijdend innen van alimentatie. Unicef ondersteunt de centrale autoriteit bij de implementatie van het verdrag. Het verdrag is voor Kaapverdië vanaf de inwerkingtreding direct toepasbaar, er is geen specifieke implementatiewetgeving nodig. Voor de training van onder meer rechters krijgt Kaapverdië steun van met name landen als Portugal en Brazilië, met dezelfde taal en een vergelijkbaar wettelijk regime.

Tot slot wordt opgemerkt dat Kaapverdië reeds partij is bij verschillende Haagse verdragen, waaronder het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Met betrekking tot de toetreding door Kaapverdië tot dit verdrag is in 2023 besloten geen bezwaar te maken.

Gelet op het voorgaande ben ik met de Europese Commissie van oordeel dat er geen bezwaar bestaat tegen de toetreding door Kaapverdië tot het Haags Alimentatieverdrag 2007. U wordt dan ook gevraagd in te stemmen met het niet maken van bezwaar tegen de toetreding door Kaapverdië.

Er is een concept-besluit van geen bezwaar in voorbereiding. Dit document is op dit moment nog niet openbaar, maar toegankelijk voor beide Kamers via de delegates portal.5 Er kunnen nog minimale wijzigingen in dit besluit worden aangebracht op basis van juridisch taalkundige revisies.

Gelet op het naderende einde van de bezwaartermijn en de nog te doorlopen procedure is het niet mogelijk om te wachten met het vragen van instemming tot een concept-besluit openbaar is gemaakt.

Overeenkomstig de Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon vraag ik uw Kamer instemming om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van dit besluit.

Ik ga ervan uit dat uw Kamer stilzwijgende instemming heeft verleend, indien deze brief niet binnen 15 dagen na dagtekening ervan tot een reactie heeft geleid.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken


X Noot
1

Het op 23 november 2007 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden (PbEU 2011, L 192/51).

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PbEU L 7/1).

X Noot
3

Artikel 58, vijfde lid, van het verdrag.

X Noot
4

Document ST 14506/24.

X Noot
5

Document ST 15026/24.

Naar boven