33 823 EU-voorstel: Richtlijn tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en straffen op het gebied van de illegale drugshandel COM(2013)618 en EU-voorstel: Verordening betreffende nieuwe psychoactieve stoffen COM(2013)6191

C BRIEF VAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2014

De Europese Commissie dankt de Eerste Kamer voor haar advies over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe psychoactieve stoffen {COM(2013) 619 final} en het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel, wat de definitie van drug betreft {COM(2013) 618 final}.

De Commissie verwelkomt de belangstelling van de Eerste Kamer voor de voorstellen betreffende psychoactieve stoffen en kan met betrekking tot de gestelde vragen het volgende melden.

De wetgevingsvoorstellen hebben tot doel de belemmeringen te verminderen voor de handel in nieuwe psychoactieve stoffen voor legaal gebruik; bijvoorbeeld in de industrie en voor onderzoek en ontwikkeling, en de gezondheid en de veiligheid van consumenten te beschermen tegen mogelijke schade die nieuwe psychoactieve stoffen kunnen aanrichten.

Op grond van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad, het huidige instrument inzake psychoactieve stoffen dat moet worden vervangen door de voorgestelde verordening en richtlijn, berusten alle op EU-niveau genomen beslissingen over nieuwe psychoactieve stoffen op het strafrecht. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel volgen de voorstellen van de Commissie een meer graduele benadering waarbij de beperkende maatregelen in verhouding staan met de gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico‘s die nieuwe psychoactieve stoffen inhouden in de EU. Daartoe wordt een onderscheid gemaakt tussen lage, gematigde en ernstige risiconiveaus. Dit betekent dat enkel het aanbieden van nieuwe psychoactieve stoffen die ernstige risico‘s inhouden door het strafrecht zou worden geregeld, en dat derhalve dezelfde minimumvoorschriften inzake de bepaling van strafbare feiten en sancties zouden gelden als voor illegale drugs. De Commissie stelt dus voor de strafrechtelijke benadering gerichter te gebruiken, uitsluitend voor stoffen die ernstige risico’s inhouden.

Het strafrecht maakt een belangrijk deel uit van de evenredige aanpak die de Commissie voorstelt met betrekking tot nieuwe psychoactieve stoffen. Het afschrikkend effect ervan kan in grote mate mee helpen de beschikbaarheid van stoffen die een ernstig risico inhouden voor het individu en voor de maatschappij, te beperken. Strafrechtelijke sancties zijn bovendien doeltreffender wanneer stoffen beschikbaar zijn op de zwarte markt.

In het geval van psychoactieve stoffen die op EU-niveau een gematigd risico inhouden, zou enkel het aanbieden aan consumenten verboden zijn en zouden inbreuken worden bestraft met administratieve sancties. Business-to-businessactiviteiten, onderzoek en ontwikkeling zouden echter niet worden beperkt. Met betrekking tot nieuwe psychoactieve stoffen die op EU-niveau een laag risico inhouden, zou de EU niet optreden, maar het wordt dan aan de lidstaten overgelaten de nodig geachte wettelijke of controlemaatregelen vast te stellen.

De voorgestelde beperkende maatregelen zouden – ondersteund door strafrechtelijke of administratieve sancties – helpen de consument te beschermen tegen de schade die nieuwe psychoactieve stoffen kunnen veroorzaken. De Commissie is van mening dat de voorgestelde maatregelen doeltreffend en evenredig zijn, aangezien zij de verkoop van nieuwe, schadelijke psychoactieve stoffen aan consumenten voorkomen, bepalen dat het strafrecht enkel wordt ingeroepen voor de meest schadelijke stoffen en de legitieme toepassingen beschermen.

De voorstellen zouden ook bijdragen aan het doel de belemmeringen voor de legitieme handel in nieuwe psychoactieve stoffen te verminderen en het ontstaan van dergelijke belemmeringen te voorkomen door de rechtszekerheid voor economische actoren te vergroten en de versnippering van de markt te verminderen. De voorgestelde maatregelen verduidelijken de banden tussen de EU-wetgeving inzake nieuwe psychoactieve stoffen en de EU-wetgeving inzake de interne markt – in het bijzonder met betrekking tot geneesmiddelen en chemische stoffen. Ook zorgen zij voor meer transparantie omtrent nationale maatregelen met betrekking tot nieuwe psychoactieve stoffen en verkleinen zij de kans dat met betrekking tot dergelijke stoffen uiteenlopende nationale maatregelen zouden worden genomen.

De voorstellen bepalen dat op EU-niveau enkel actie wordt ondernomen wanneer een nieuwe psychoactieve stof problemen veroorzaakt in verschillende lidstaten en wanneer de gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico ‘s die de stof inhoudt, aanleiding geven tot bezorgdheid in de hele EU. De lidstaten behouden het recht op te treden met betrekking tot alle nieuwe psychoactieve stoffen waarvoor de EU dat nog niet heeft gedaan.

Met betrekking tot nieuwe psychoactieve stoffen waarvoor op EU-niveau reeds maatregelen zijn genomen, mogen de lidstaten nog steeds strengere nationale bepalingen vaststellen of handhaven, als de nationale situatie dat rechtvaardigt. De Commissie benadrukt dat zij weet dat de ruimte die op dit gebied aan de lidstaten wordt gegeven aanleiding geeft tot discussie, en dat deze kwestie tijdens de onderhandelingen aan de orde wordt gesteld.

De Commissie beklemtoont ook dat op grond van haar voorstellen iedere beslissing om ten aanzien van een nieuwe psychoactieve stof op EU-niveau permanente beperkende maatregelen te nemen, zou berusten op een beoordeling van de gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico's door een wetenschappelijk comité. Permanente beperkende maatregelen zouden derhalve geen voorzorgsmaatregel vormen. Bepaalde nieuwe psychoactieve stoffen kunnen evenwel directe risico’s voor de volksgezondheid met zich meebrengen en snelle actie van de autoriteiten vereisen. In dat geval zouden vóór de afronding van de risicobeoordeling tijdelijke beperkende maatregelen voor de hele EU kunnen worden genomen, waarbij het in de handel brengen van de stof gedurende ten hoogste één jaar wordt verboden. Dergelijke maatregelen, die een groot aantal lidstaten en leden van het Europees Parlement als een grote verbetering beschouwen, zullen helpen acute risico’s voor de volksgezondheid die voortvloeien uit de verspreiding van een nieuwe stof te beheersen, in afwachting van de vaststelling van de daadwerkelijke risico’s.

Met betrekking tot het verzoek om voorbeelden te geven van situaties waarin de interne markt werd verstoord, verwijs ik naar de effectbeoordeling {SWD(2013) 319} bij de voorstellen. Daarin zijn verschillende voorbeelden gegeven van situaties waarin uiteenlopende nationale benaderingen en het gebrek aan duidelijkheid over hoe de nationale wetgeving inzake nieuwe psychoactieve stoffen zich verhoudt tot de EU-wetgeving inzake de interne markt, de legitieme handel belemmeren en de werking van de interne markt verstoren.

Er is geen uitgebreide informatie over legitieme toepassingen van nieuwe psychoactieve stoffen beschikbaar, aangezien de nationale autoriteiten niet altijd op de hoogte zijn van de toepassingen en die niet systematisch melden. Uit de beschikbare informatie blijkt evenwel dat de verschillende nationale controlemaatregelen ten aanzien van stoffen zoals BGL of 1, 4-butanediol, waaronder vereisten inzake voorafgaande kennisgeving van uitvoer of een uitvoervergunning, ernstige gevolgen voor het industriële gebruik van deze chemische stoffen hebben en het concurrentievermogen van de EU-industrie beïnvloeden. Afhankelijk van de lidstaat kan het tot vier weken duren voor een bedrijf een uitvoervergunning krijgt. Hierdoor is just-in-timelevering door de betrokken bedrijven aan klanten in derde landen onmogelijk, hetgeen een concurrentienadeel oplevert.

De Commissie hoopt dat de vragen van de Eerste Kamer hiermee zijn beantwoord en kijkt ernaar uit de politieke dialoog in de toekomst voort te zetten.

Maroš Šefčovič Vicevoorzitter


X Noot
1

Zie dossier E130047 op www.europapoort.nl .

Naar boven