33 822 Financieel beheer en toezicht semipublieke sector

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2014

In antwoord op de brief van de commissie voor de Rijksuitgaven van 16 december jl. bied ik u hierbij een nadere toelichting aan op mijn brief over financieel beheer en financieel toezicht bij instellingen die een publiek belang dienen (Kamerstuk 33 822, nr. 1). De commissie heeft een nadere toelichting gevraagd op:

  • de reikwijdte van het normenkader en de kaderstelling;

  • het toezicht op de naleving hiervan door de afzonderlijke Ministers en de Minister van Financiën in zijn coördinerende verantwoordelijkheid;

  • de betrokkenheid van de Algemene Rekenkamer.

In het vervolg van deze brief zal ik puntsgewijs op deze onderwerpen ingaan.

Het gemeenschappelijk normenkader voor financieel beheer, verantwoording en intern toezicht is van toepassing op «instellingen die een publiek belang dienen». Er is geen eenduidige definitie van de semi-publieke sector of instellingen die een publiek belang dienen. De invulling hiervan hangt samen met de aard van het onderwerp en de ordening en regelgeving in de diverse sectoren. Het toepassingsbereik is dus contextgerelateerd. Daarom is het aan de desbetreffende Ministers overgelaten om te bepalen op welke sectoren en instellingen het normenkader van toepassing is. Door mij is bijvoorbeeld in het geval van het onlangs aan u toegezonden Beleidskader Derivaten1 aangesloten bij de reikwijdte van de Wet Normering Topinkomens (WNT).

De desbetreffende Ministers zijn naast de bepaling van de reikwijdte van het kader ook ieder verantwoordelijk voor de effectuering en handhaving van het gemeenschappelijk normenkader in de onder hen ressorterende sectoren. Hierdoor kan de betreffende Minister rekening houden met de geldende systematiek, ordening en specifiekheid in de diverse sectoren. Zo kan de wijze van handhaving door de Ministers bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de vraag of normen in sectorale wet- en regelgeving of in codes worden opgenomen. Daarnaast is er ook flexibiliteit om rekening te kunnen houden met de omvang van instellingen om onevenredige lastendruk voor kleine instellingen te voorkomen. De wijze van effectuering en handhaving kan dus per sector of groep van instellingen verschillen. Iedere Minister moet hier zelf invulling aangeven.

In mijn coördinerende verantwoordelijkheid zal ik in het Financieel Jaarverslag van het Rijk aandacht geven aan het traject van effectuering en handhaving van het normenkader door de verantwoordelijke Ministers. Zoals in het gemeenschappelijke normenkader is opgenomen, zal ik voorts als ondersteuning voor de uitvoering een handreiking voor sober en ordentelijk financieel beheer opstellen en beschikbaar stellen. Deze handreiking en het normenkader zullen worden opgenomen in het door het Ministerie van Financiën uitgegeven Handboek Financiële Informatie en Administratie Rijksoverheid.

De kaderstelling voor extern financieel toezicht richt zich specifiek op de instanties die extern financieel toezicht uitvoeren, zoals bijvoorbeeld inspecties. De kaderstelling heeft dus geen betrekking op hierboven genoemde instellingen die publiek belang dienen. Zoals aangekondigd in mijn brief wordt er inmiddels een verkenning uitgevoerd naar de organisatie en uitvoering van het extern financieel toezicht met het oog op de versterking en samenwerking daarvan. Hierbij wordt onder andere in kaart gebracht hoe het financieel toezicht momenteel is georganiseerd, en welke ontwikkelingen en ideeën er zijn voor versterking en samenwerking/kennisdeling op het terrein van het financiële toezicht. Ook de inspectieraad zal bij deze verkenning worden betrokken. Het streven is om deze verkenning medio dit jaar af te ronden.

Op de vraag naar de betrokkenheid van de Algemene Rekenkamer kan ik aangeven dat in de beginfase van het proces van totstandkoming op ambtelijk niveau overleg is geweest. Hierbij zijn onder andere de aanleiding en uitgangspunten voor de uitwerking van het normenkader en de kaderstelling extern financieel toezicht aan de orde gekomen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Kamerstuk 33 489, nr. 14.

Naar boven