33 810 (R2021) Internationaal Verdrag inzake de instandhouding van Atlantische Tonijnen, Rio de Janeiro, 14 mei 1966, zoals gewijzigd door het Protocol van Parijs; Parijs, 10 juli 1984 en het Protocol van Madrid; Madrid, 5 juni 1992

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 22 november 2013.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Curaçao te kennen worden gegeven uiterlijk op 22 december 2013.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (van het Koninkrijk) wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2013

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 14 mei 1966 te Rio de Janeiro tot stand gekomen Internationaal verdrag inzake de instandhouding van Atlantische Tonijnen, zoals gewijzigd door het op 10 juli 1984 te Parijs tot stand gekomen Protocol van Parijs en het op 5 juni 1992 te Madrid tot stand gekomen Protocol van Madrid (Trb. 2013, 203).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.

Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 22 november 2013 over te leggen aan de Staten van Curaçao.

De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Internationale beheersorganisaties zijn belangrijk bij de exploitatie van de levende rijkdommen van de zee. Deze organisaties zijn over het algemeen regionaal van aard en bij verdrag ingesteld. De beheersorganisaties stellen onder meer maatregelen vast die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de vissoorten door quota’s te verdelen onder de lidstaten, door voorschriften te stellen voor het te gebruiken vistuig en door maatregelen te nemen om bijvangst te beperken. Lidmaatschap staat niet alleen open voor kuststaten die grenzen aan de desbetreffende zone, maar ook aan de vlaggenstaten van schepen die in de zone vissen.

Het Internationaal Verdrag inzake de instandhouding van Atlantische tonijnen (ook wel ICCAT-verdrag genoemd) is op 14 mei 1966 te Rio de Janeiro tot stand gekomen en op 21 maart 1969 in werking getreden. Krachtens artikel III van het Verdrag is een Commissie voorde instandhouding van Atlantische tonijnen (hierna te noemen «de Commissie») opgericht. De Commissie heeft haar zetel in Madrid, Spanje.

De Commissie is verantwoordelijk voor het behoud van tonijn en tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan en de aangrenzende zeeën. Het gaat hierbij om ongeveer 30 soorten die van belang zijn bij ICCAT, waaronder de Atlantische blauwvintonijn (Thunnus thynnus thynnus), de gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis), de geelvintonijn (Thunnus albacares), de witte tonijn (Thunnus alalunga),de grootoogtonijn (Thunnus obesus), de zwaardvis (Xiphias gladius), zeilvissen zoals de witte marlijn (Tetrapturus albidus), de blauwe marlijn (Makaira nigricans), de Atlantische zeilvis (Istiophorus albicans), delangbekspeervis (Tetrapturus pfluegeri), makrelen, zoals de gevlekte koningsmakreel (Scomberomorus maculatus) en de koningsmakreel (Scomberomorus cavalla), en kleine tonijn zoals de dwergtonijn (Euthynnus alletteratus), de fregattonijn (Auxis thazard thazard) en de bonito (Sarda sarda).

47 Staten zijn partij bij het Verdrag en ook de Europese Unie is toegetreden1. De Europese Unie heeft exclusieve bevoegdheid op het terrein van dit Verdrag; het Europese deel van Nederland is dan ook via de Europese Unie verbonden aan het Verdrag.

De regering van Curaçao heeft aangegeven toetreding tot het Verdrag wenselijk te achten ter verdere ontwikkeling van de visserij. Thans wordt de goedkeuring dan ook ten behoeve van Curaçao gevraagd.

2. Lidmaatschap Curaçao

In de voormalige Nederlandse Antillen waren, en op Curaçao zijn diverse vissersvaartuigen geregistreerd, die niet in de exclusieve economische zone van het Koninkrijk der Nederlanden in het Caraïbisch Gebied vissen, maar die vissen op volle zee of in gebieden onder de rechtsmacht van andere Staten. De status van Cooperating Non-Contracting Party bij ICCAT, eerst van de Nederlandse Antillen en na 2010 van Curaçao, was voor scheepseigenaren aanleiding hun schepen in te schrijven in het toenmalige Antilliaanse scheepregister en daarna in het Curaçaose scheepsregister.

Status of Cooperating Non-Contracting Party

De Commissie kan aan landen die geen partij zijn bij het Verdrag, maar die in het verdragsgebied vissen, de Status of Cooperating Non-Contracting Party 2 verlenen. Landen die deze status verkrijgen, genieten veelal dezelfde rechten en plichten die de verdragsluitende partijen hebben. Elk jaar dient deze status opnieuw aangevraagd te worden. Deze status brengt geen financiële verplichting met zich, een volledig lidmaatschap wel.

In 2004 verkregen de toenmalige Nederlandse Antillen voor de eerste keer deze status. In 2005 en 2006 werd het lidmaatschap van de Nederlandse Antillen niet verlengd, omdat er geen schepen in het visgebied van ICCAT actief waren. In 2007 dienden de Nederlandse Antillen opnieuw een verzoek in en sindsdien is de status elk jaar opnieuw verlengd. Met de ontmanteling van de Nederlandse Antillen per 10 oktober 2010 heeft Curaçao het verzoek ingediend om de verkregen rechten van de Nederlandse Antillen toegewezen te krijgen. Dit verzoek is tijdens de jaarlijkse vergadering van ICCAT in november 2010 ingewilligd en Curaçao heeft toen meteen om verlenging gevraagd. In 2011 en 2012 is de verlenging wederom aangevraagd en verkregen. Curaçao zal tijdens de jaarlijkse vergadering van ICCAT in november 2013 te Zuid-Afrika wederom om verlenging vragen.

Volledig lidmaatschap

De regering van Curaçao wenst een aanvraag voor een volledig lidmaatschap in te dienen. Met een volledig lidmaatschap benadrukt Curaçao haar steun voor duurzame visserij. Als lid kan Curaçao haar stemrecht uitoefenen en actief deelnemen aan de ontwikkeling van de beheersmaatregelen ter behoud van de visbestanden. Lidmaatschap van ICCAT draagt bij aan de ontwikkeling van een stabiele nationale visserijsector op Curaçao. Een stabiele visserijsector biedt rederijen vertrouwen om zich te vestigen op Curaçao. De dienstverlening aan deze rederijen levert een directe impuls voor de Curaçaose economie. Thans zijn drie schepen geregistreerd in het Curaçaose register, die in het zeegebied onder beheer van ICCAT opereren. Curaçao heeft een maximum quotum voor grootoogtonijn toegewezen gekregen dat is verdeeld over deze drie schepen.

In het kader van de verdere ontwikkeling van het visserijbeleid van Curaçao wordt tevens medegelding bij de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 4 augustus 1995 (Trb. 1996, 277- Straddling Stocks) overwogen. Thans wordt onderzocht of nadere uitvoeringswetgeving noodzakelijk is en welke invoeringsmaatregelen noodzakelijk zouden zijn. Benadrukt wordt dat dit traject geen vereiste is voor lidmaatschap van ICCAT.

Een evenwichtig visserijbeleid biedt ook economische mogelijkheden ten aanzien van de natuurlijke rijkdommen binnen de eigen jurisdictie. Ontwikkeling van de lokale visserij biedt immers directe arbeidsplaatsen, kennisontwikkeling en ondersteunt verdere diversificatie van de economie. Gelet op de aard van de visserij is het hiertoe wenselijk regionaal samen te werken en actief deel te nemen aan de relevante internationale organisaties. In dit kader overweegt Curaçao lid te worden van de Western Central Atlantic Fishery Commission (WECAFC) dat valt onder de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (hierna: FAO) en van de Caribbean Regional Fisheries Mechanism (CRFM) dat door de Caribbean Community (CARICOM) is opgericht.

Wettelijke kaders

Een kuststaat heeft de algemene plicht om te streven naar het behoud van bestanden van levende mariene rijkdommen. Voor de benutting van deze bestanden geldt het uitgangspunt van de maximale duurzame opbrengst. Indien een kuststaat niet in staat is om deze opbrengst te realiseren, dient het toegang aan andere staten te verlenen om het overschot van de totaal toegelaten vangst te oogsten.

De verplichting te streven naar behoud van de levende mariene rijkdommen geldt ook voor de vlaggestaat waarvan vissersvaartuigen op volle zee vissen. Curaçao heeft zich aan dit streven verbonden door implementatie van de gedragscode van de FAO. Gezien het belang van een duurzame ontwikkeling van de visserij voor zowel Curaçao als voor de reders, was het wenselijk een wettelijk instrumentarium voor de regulering van deze activiteiten tot stand te brengen. Deze wettelijke regeling is tot stand gekomen door wijziging van de Visserijlandsverordening (Pb. 1991, no. 74), waarbij een nieuw hoofdstuk is ingevoegd strekkende tot regeling van de visserij op volle zee. Ter uitvoering van de Visserijlandsverordening is het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 7de oktober 2010 ter uitvoering van de artikelen 12, 13a, tweede lid, en 13c, eerste, tweede en derde lid, (Landsbesluit visserij op volle zee), (Pb. 2010, no. 109), tot stand gebracht.

In artikel 3 van het Landsbesluit visserij op volle zee zijn de uitgangspunten die ontleend zijn aan artikel 6 van de Gedragscode voor verantwoorde visserij van de FAO vastgelegd. Deze uitgangspunten houden in dat op iedereen die direct of indirect betrokken is bij de internationale visserij de zorgplicht rust voor een duurzaam gebruik van beschikbare visbestanden, waarbij de beheersmaatregelen zoals vastgesteld door een beheersorganisatie dienen te worden nageleefd; besluiten dienen te worden genomen op basis van het meest degelijke wetenschappelijke onderzoek dat beschikbaar is; geen besluiten worden genomen die een negatief effect kunnen hebben op het ecosysteem waarin de doelsoort of aanverwante soorten leeft; statistische informatie wordt verzameld over de vangsten en bijvangsten; de ontwikkeling en het gebruik van vistuig dat bijvangsten beperkt en milieuvriendelijk is, ondersteund wordt en voor zover mogelijk gestimuleerd wordt; en het vissen, de opslag en de verwerking van de vangst op zodanige wijze geschiedt dat de voedingswaarde en kwaliteit van het visproduct worden behouden, het afval zoveel mogelijk wordt beperkt en geen schade aan het milieu wordt toegebracht.

Net als voor de visserij in de territoriale zee en in de Exclusieve Economische Zone van het Koninkrijk der Nederlanden onder jurisdictie van Curaçao, geldt een vergunningsplicht voor de visserij op volle zee of in gebieden onder de rechtsmacht van andere Staten. Een vergunning wordt enkel verleend indien verlening, mede in het licht van reeds verleende vergunningen, zich verhoudt met het uitgangspunt van de maximale duurzame opbrengt voor de doelsoort. Een vergunning is maximaal één jaar geldig en niet overdraagbaar.

Ingevolge artikel 12 van het Landsbesluit visserij op volle zee dient de vergunninghouder statistische informatie (o.a. vangst van een vissersvaartuig per reis, bijvangst per reis, de te ontvangen of over te slagen vis) vast te leggen en aan te bieden aan de Commissie Internationale Visserij, die deze gegevens beoordeelt en evalueert en vervolgens rapporteert aan de beheersorganisatie, ic. ICCAT.

Ter voldoening aan de EU-regeling tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (Verordening 1005/2008 van de Europese Unie) is het vangstcertificaat geïntroduceerd (artikel 13 van het Landsbesluitvisserij op volle zee). Dit certificaat dient als bewijs dat de vangst is verkregen in overeenstemming met de geldende regels van Curaçao en met de voorschriften gesteld door de beheersorganisatie. Het vangstcertificaat is een element in de rapportageverplichtingen van de vergunninghouder.

Door de goedkeuring van het door de vergunninghouder opgemaakte certificaat (validation), verklaart de Commissie Internationale Visserij dat de informatie daarin correct is en dat de vangst is verkregen in overeenstemming met de daarvoor geldende regels. Het niet voldoen aan de rapportageverplichtingen, bijvoorbeeld door geen vangstcertificaat op te maken of door het onjuist in te vullen, is strafbaar.

Artikel 16 van het Landsbesluit visserij op volle zee bepaalt dat bij het uitoefenen van de visserij op volle zee de vergunninghouder gebruik maakt van vistuig dat voldoet aan de voorschriften gesteld door de beheersorganisatie voor de vangst van de doelsoort.

Het uitvoeren van de Visserijlandsverordening geschiedt door het Ministerie van Economische Ontwikkeling en de Commissie internationale visserij, waarin alle disciplines betrokken bij deze sector zijn vertegenwoordigd. Gelet op de vele raakvlakken tussen het toezicht op de veiligheid van de vissersschepen en de naleving van de visserijwetgeving zal voor het toezicht worden samengewerkt tussen de Minister van Economische Ontwikkeling en de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning, ten aanzien van het benoemen van onafhankelijke experts (surveyors). Deze zullen de nodige controles op het schip, de bemanning en de in het schip aanwezige visvangst verrichten.

3. Financiële verplichtingen

Krachtens het gewijzigde artikel X van het Verdrag wordt een begroting van de Commissie aangenomen voor de twee kalenderjaren na de datum van zijn reguliere vergadering.De begroting wordt gefinancierd door jaarlijkse bijdragen van de verdragsluitende partijen.

De Commissie heeft voor het jaar 2013 het bedrag van EURO 3.025.600 begroot.

De jaarlijkse contributie van de verdragsluitende partijen wordt vastgesteld aan de hand van een berekeningsschema opgenomen in het Financiële Reglement. Hierbij worden de verdragsluitende partijen verdeeld in de volgende vier groepen (voornamelijk gebaseerd op classificatie van de markteconomie en het BNP per hoofd van de bevolking, en op tonijnvangsten en de blikproductie). De bedoeling hiervan is om de financiële lasten van minder ontwikkelde landen te verminderen.

  • Groep D landen betalen elk 0.25% van het totale budget;

  • Groep C landen betalen elk 1.0% van het totale budget;

  • Groep B landen betalen elk 3.0% van het totale budget; en

  • Groep A landen verdelen onderling het percentage van het totale budget dat overblijft na de toewijzing aan de groepen B, C en D.

Groep A landen zijn leden die door de toepasselijke economische organisaties van de Verenigde Naties worden omschreven als ontwikkelde markteconomieën. Groep B landen zijn leden die niet zijn opgenomen in groep A waarvan het BNP per hoofd van de bevolking groter is dan USD 4.000 en waarvan het totale afgeronde gewicht van de vangst en het nettogewicht van ingeblikte producten van tonijn en tonijnachtige vissen groter is dan 5.000 t. Groep C landen zijn leden waarvan het BNP per hoofd van de bevolking groter is dan USD 4.000 of waarvan het totale afgeronde gewicht van de vangst en het nettogewicht van ingeblikte producten van tonijn en tonijnachtige vissen groter is dan 5.000 t. Groep D landen zijn leden die niet zijn opgenomen in groep A, B en C.3

Daarnaast wordt USD 1.000 gerekend voor het lidmaatschap van de Commissie en hetzelfde bedrag voor het lidmaatschap van een werkgroep.4

Alle bedragen en percentages zijn variabelen die op besluit van de Commissie kunnen worden gewijzigd.

Voor Curaçao, dat onder Groep B zal vallen, houdt dit in dat het lidmaatschap naar schatting Nafl. 102.000 per jaar zal bedragen. Betaling van het lidmaatschap is opgenomen op de begroting van het Ministerie van Economische Ontwikkeling.

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I geeft aan dat het Verdrag van toepassing is op alle wateren van de Atlantische Oceaan, inclusief de aangrenzende zeeën. Artikel II geeft aan dat dit Verdrag geen afbreuk doet aan verkregen rechten, aanspraken of zienswijzen van verdragsluitende partijen met betrekking tot de grenzen van territoriale wateren of de reikwijdte van jurisdictie over visserij onder het internationale recht.

Artikel III bevat de bepalingen inzake de oprichting, samenstelling en taken van de Commissie. Elke verdragsluitende partij wordt door maximaal drie delegatieleden, eventueel bijgestaan door deskundigen en adviseurs, vertegenwoordigd in de Commissie (tweede lid). Elke verdragsluitende partij heeft één stem (derde lid). De Commissie komt elke twee jaar bijeen in een reguliere vergadering. Indien een meerderheid van de verdragsluitende partijen daarom vraagt, kan tevens een buitengewone vergadering bijeen worden geroepen (vierde lid). De Commissie brengt elke twee jaarverslag uit over haar werkzaamheden en bevindingen. Daarnaast informeert de Commissie verdragsluitende partijen op verzoek over elke aangelegenheid gerelateerd aan de doelstellingen van het Verdrag (negende lid).

Bij toetreding van Curaçao tot ICCAT zal het Koninkrijk zowel als zelfstandig lid, ten behoeve van Curaçao, als via de Europese Unie, ten behoeve van het Europese deel van Nederland, in de Commissie worden vertegenwoordigd.

Het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken, belast met de behartiging van de Nederlandse belangen in het kader van het lidmaatschap van de Europese Unie, en het Ministerie van Economische Ontwikkeling van Curaçao, belast met de behartiging van de Curaçaose belangen, zullen samenwerken bij de voorbereiding van de deelname aan de vergaderingen van de Commissie.

Artikel IV, eerste lid, geeft aan dat de Commissie verantwoordelijk is voor het doen van onderzoek naar de visstand van tonijn en tonijnachtige vissen en andere soorten vissen die geëxploiteerd worden bij de vangst van tonijn in het Verdragsgebied voorover deze niet worden onderzocht door een andere internationale visserijorganisatie. Bij dit onderzoek dient aandacht te worden besteed aan de hoeveelheid, biometrie en ecologie van de vissen, de oceanografie van hun omgeving en de effecten van natuurlijke en menselijke factoren op hun aantallen. Bij de uitvoering van haar werkzaamheden dient de Commissie, voor zover mogelijk, gebruik te maken van technische en wetenschappelijke ondersteuning door en informatie van de officiële instanties van de verdragsluitende partijen. In het tweede lid wordt uiteengezet op welke wijze de Commissie uitvoering kan geven aan het onderzoek bedoeld in het eerste lid.

Artikel V bevat bepalingen over de instelling, samenstelling en functies van de Raad. De Raad zal bestaan uit de voorzitter en de vicevoorzitters van de Commissie met niet minder dan vier en niet meer dan acht vertegenwoordigers van de verdragsluitende partijen. De Raad voert de functies uit die op basis van het Verdrag of door de Commissie aan de Raad zijn toegewezen. De Raad komt minimaal een keer bijeen in de periode tussen de vergaderingen van de Commissie. Tussen de vergaderingen van de Commissie neemt de Raad de nodige besluiten ten aanzien van de taken die door de staf moeten worden uitgevoerd en verstrekt de Raad de nodige instructies aan de Uitvoerende Secretaris. De besluiten van de Raad worden genomen in overeenstemming met de procedureregels die voor de Commissie gelden.

Artikel VI bevat bepalingen over het instellen van werkgroepen en hun taken daarbij. De Commissie kan werkgroepen instellen op basis van soort, de soortgroep of het geografische gebied. De werkgroepen zijn verantwoordelijk voor het in het oog houden van de soort, soortgroep of geografische gebied binnen hun toezichtsfeer, voor het verzamelen van wetenschappelijke en andere informatie met betrekking daartoe, het doen van aanbevelingen aan de verdragsluitende partijen en het doen van aanbevelingen aan de Commissie om studies en onderzoeken te laten doen die nodig zijn voor het verkrijgen van informatie te laten doen.

Artikel VII bevat bepalingen over het benoemen van een uitvoerend secretaris en zijn taken en verantwoordelijkheden. Zo is de uitvoerende secretaris verantwoordelijk voor de coördinatie van onderzoeksprogramma’s van verdragsluitende partijen, voor het opstellen van de begroting voor de Commissie, het goedkeuren van uitgaven, het beheer van de fondsen van de Commissie, het onderhouden van de samenwerking met de in artikel XI genoemde organisaties, het voorbereiden van de verzameling en de analyse van gegevens die vereist zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag, en het voorbereiden van wetenschappelijke, administratieve en andere rapporten van de Commissie en haar hulporganen.

Artikel VIII bepaalt de procedure voor het doen van aanbevelingen door de Commissie. Aanbevelingen treden zes maanden na de bekendmaking door de Commissie aan de verdragsluitende partijen in werking (tweede lid), tenzij een verdragsluitende partij bezwaar maakt. In het derde lid wordt de te volgen procedure bij het maken van bezwaar beschreven.

Artikel IX bepaalt dat de verdragsluitende partijen al het nodige zullen doen om de naleving van het Verdrag te verzekeren. Het tweede lid bepaalt dat de verdragsluitende partijen, op verzoek van de Commissie, alle statistische, biologische en andere wetenschappelijke informatie zullen verschaffen die de Commissie nodig mocht hebben om de doelstellingen van het Verdrag na te leven, of, als hun officiële instanties niet in staat zijn de bedoelde informatie te verschaffen, de Commissie toestemming zullen geven om de informatie rechtstreeks op te vragen bij bedrijven en individuele vissers. Het derde lid roept de verdragsluitende partijen op om samen te werken om zodoende effectieve maatregelen te nemen om de naleving van het Verdrag te waarborgen. Met name wordt verzocht een systeem van internationale handhaving op te zetten dat kan worden toegepast in het Verdragsgebied, met uitzondering van de territoriale wateren en andere wateren, waarin een Staat op grond van het internationaal recht gerechtigd is om jurisdictie uit te oefenen over de visgronden.

Artikel X gaat over de financiële bijdrage van de verdragsluitende partijen. Er wordt verwezen naar het Financiële Reglement, dat alleen met instemming van alle verdragsluitende partijen kan worden gewijzigd. Artikel XI bepaalt dat samenwerking gezocht moet worden met onder andere de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), internationale visserijcommissies en wetenschappelijke organisaties die een bijdrage kunnen leveren aan de werkzaamheden van de Commissie.

5. Koninkrijkspositie

Voor wat het Koninkrijk betreft, zal het Verdrag, waaraan het Europese deel van Nederland al via het lidmaatschap van de Europese Unie is gebonden, ook voor Curaçao gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

Thans zijn Albanië, Algerije, Angola, Barbados, Belize, Brazilië, Canada, China, Equatoriaal-Guinee, Egypte, de Europese Unie, de Filippijnen, Frankrijk (voor Saint Pierre et Miquelon), Gabon, Ghana, Guatemala, Guinee, Honduras, Ivoorkust, Japan, Kaapverdië, Kroatië, Libië, Marokko, Mauritanië, Mexico, Namibië, Nicaragua, Nigeria, Noorwegen, Panama, Rusland, Sao Tomé en Principe, Senegal, Sierra Leone, Sint Vincent en de Grenadines, Syrië, Trinidad en Tobago, Tunesië, Turkije, Uruguay, Vanuatu, Venezuela, de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk (voor de Overseas Territories not covered by the Treaty of Rome), IJsland, Zuid-Afrika en Zuid-Korea partij bij ICCAT. Zie www.iccat.int .

X Noot
2

ICCAT Recommendation 03-20

X Noot
3

Zie www.iccat.int onderdeel Finances.

X Noot
4

Zie www.iccat.int onderdeel Finances.

Naar boven