33 805 XV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 december 2013

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 5 december 2013 voorgelegd. Bij brief van 17 december 2013 zijn ze door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

Adjunct-griffier van de commissie, Weeber

Vraag 1

Welke mogelijkheden zijn er om de totale uitvoeringskosten voor kindregelingen op de begroting van SZW te verkleinen door middel van stroomlijning en efficiencyslagen?

Antwoord 1

Lagere uitvoeringskosten van door SZW gefinancierde kindregelingen kunnen worden behaald door vereenvoudiging en vermindering van kindregelingen. In het Wetsvoorstel hervorming kindregelingen zoals dat naar uw Kamer is gestuurd, wordt dit geconcretiseerd. Daarnaast heeft de SVB in het kader van opeenvolgende taakstellingen een aantal algemene efficiencyslagen gemaakt. Hierdoor vielen ook de uitvoeringskosten van de kindregelingen lager uit. Bovendien kon de afgelopen jaren een besparing op de uitvoeringskosten van de kindregelingen worden gerealiseerd door middel van het veranderprogramma SVB Tien. SVB Tien heeft onder andere tot doel de regelingen die de SVB uitvoert verder te automatiseren en op die manier de uitvoeringskosten te verlagen.

Vraag 2

Wordt met het oog op de rol van het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) bij de invulling van het Nieuwe Toezicht, de hoogte van het subsidiebedrag aan deze instantie gehandhaafd?

Antwoord 2

Het subsidiebedrag aan het Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) blijft in 2014 gehandhaafd. BKK voert verschillende kwaliteitstrajecten uit binnen de kinderopvangsector, waaronder het formuleren van een integrale kwaliteitsdefinitie. De integrale kwaliteitsdefinitie die BKK formuleert, vormt input voor de verdere invulling van het Nieuwe Toezicht en de daarmee samenhangende kwaliteitsregels m.b.t. pedagogische kwaliteit. Daarnaast draagt BKK bij aan de totstandkoming van een subsidieregeling ter verbetering van de taal- en interactievaardigheden van beroepskrachten en gastouders.

Vraag 3

Welke financiële stromen/subsidies en initiatieven zijn er nu, of worden voorgesteld om de taal- en interactievaardigheden van leidsters te verbeteren? Waarom wordt dit punt niet breed en integraal aangepakt?

Antwoord 3

In de brief aan de Kamer van 29 november 2013 over nieuw toezicht voor kinderopvang staat dat wordt ingezet op de verbetering van taal- en interactievaardigheden van zowel het zittend bestand in de kinderopvangsector als voor de nieuwe instroom. Hiermee is sprake van een integrale aanpak.

Voor het verbeteren van de taal- en interactievaardigheden van het zittende bestand wordt op dit moment een subsidieregeling ontworpen. Ik verwacht deze regeling medio 2014 te kunnen publiceren. De regeling heeft een looptijd van 4 jaar en staat open voor zowel medewerkers van kinderdagcentra als voor gastouders. De nieuwe instroom wordt bereikt door taal- en interactievaardigheden voldoende te borgen in de opleidingen. Hierover is de Kamer geïnformeerd op 14 februari 2013 (Kamerstukken II, 2012–2013, 31 322, nr. 200).

Vraag 4

Hoe kan een vermindering van de regeldruk meer geld opleveren zoals aangegeven in de brief «Een betere basis voor peuters»?

Antwoord 4

Een vermindering van de regeldruk betekent onder meer dat de regels bijvoorbeeld minder streng worden. Hierdoor ontstaat ruimte bij ondernemers waardoor zij minder kosten gaan maken en de uurprijzen kunnen verlagen. Het Rijk kan deze besparing (gedeeltelijk) terughalen door ook de maximum uurprijs te verlagen en zo een besparing op de kinderopvangtoeslag te realiseren.

Vraag 5

Waarom is de gastouderopvang niet meegenomen in de plannen van de regering aangaande het Nieuwe Toezicht voor de kinderopvang?

Antwoord 5

In de brief aan de Kamer van 29 november 2013 staan de plannen met betrekking tot het nieuwe toezicht uiteengezet. Dit betreft zowel een herijking van de kwaliteitseisen als het uitwerken van de wijze waarop toezicht wordt gehouden en gehandhaafd. De regering start het nieuwe toezicht en de herijking van de kwaliteitsregels bij de kinderopvangorganisaties en zal dit vervolgens in de tweede fase doortrekken naar de gastouderopvang. De huidige wet- en regelgeving rond kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang is op hoofdlijnen in 2005 van kracht geworden. De regelgeving rond gastouderopvang is daarentegen nog recent, namelijk in 2010 grondig herzien. De verbetering van het toezicht op kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang heeft daarom prioriteit.

Vraag 6

Waarom is de gastouderopvang niet meegenomen in de brief «Een betere basis voor peuters?»

Antwoord 6

Gastouderopvang is een andersoortige opvang dan kinderdagopvang of peuterspeelzaalwerk. Gastouderopvang is kleinschalige opvang in huiselijke kring van gemiddeld twee kinderen. Kinderdagopvang en peuterspeelzaalwerk zijn opvangsoorten die in veel opzichten op elkaar lijken. Om die reden hebben de plannen in de brief als doel om kinderopvang en peuterspeelzaalwerk verder te harmoniseren. Bij de plannen in de brief wordt ingezet op een goede voorbereiding op de basisschool waarbij sociaal-emotionele ontwikkeling ook een belangrijk aspect is. Deze ontwikkeling kan het beste gestimuleerd worden in groepsverband.

Vraag 7

Leidt de meevaller op de re-integratiemiddelen ook tot minder re-integratie van arbeidsongeschikten?

Antwoord 7

Hiervoor zijn geen aanwijzingen. UWV heeft de wettelijke taak re-integratieondersteuning te bieden aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten. UWV krijgt jaarlijks ten laste van de begroting een budget voor de inkoop van trajecten en de inzet van voorzieningen. UWV heeft aangegeven dat de meevaller onder meer wordt veroorzaakt door een lagere gemiddelde prijs voor re-integratietrajecten en voorzieningen. Er zijn niet minder trajecten ingezet voor arbeidsbeperkten. Wel is het aantal ingezette voorzieningen gedaald, als gevolg van de economische situatie.

Vraag 8

Waaruit bestaan de technische mutaties van de diversen van de zogeheten RBG (€ 18,8 miljoen), de sociale zekerheid (€ 43,1 miljoen) en de diversen niet tot een ijklijn behorende uit de verticale toelichting?

Antwoord 8

De technische mutaties RBG en sociale zekerheid bestaan voornamelijk uit overboekingen.

De grootste mutaties bij RBG zijn:

  • 1. Een overboeking naar het Gemeentefonds als tegemoetkoming in de kosten overgangsrecht inburgering. Voor de uitvoering van de Wet inburgering krijgen gemeenten dit jaar eenmalig € 20 miljoen via een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds voor 2014 en volgende jaren. (-/- € 20 miljoen).

  • 2. Een budgettair neutrale herschikking binnen artikel 13 ten behoeve van de onder punt 1 genoemde overboeking (€ 20 miljoen).

  • 3. Een overboeking naar het Gemeentefonds voor intensivering armoedebestrijding (-/- € 19 miljoen).

De grootste mutaties sociale zekerheid zijn:

  • 1. € -/- 10 miljoen budgettair neutrale herschikking binnen artikel 13 ten behoeve de overboeking genoemd bij punt 1 van de technische mutaties RBG.

  • 2. -/- € 24,5 miljoen overboeking naar het Gemeentefonds in verband met sectorplannen.

De technische mutaties diversen niet tot ijklijn behorend bestaan uit -/- € 28,8 miljoen bijstelling van de rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschiktheid en € 2,7 miljoen bijstelling van de rijksbijdrage ZEZ.

Vraag 9

In de memorie van toelichting worden diverse grote mutaties nauwelijks toegelicht. Kunt u in het vervolg in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel aangeven om welke uitvoeringsgegevens het gaat daar waar de raming «op basis van uitvoeringsgegevens» wordt bijgesteld? Kunt u in het vervolg informatie uit andere bronnen, zoals nota’s van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en Sociale Verzekeringsbank (SVB), opnemen in de memorie van toelichting, zodat deze zelfstandig leesbaar is?

Antwoord 9

Naar aanleiding van de vragen die hierover zijn gesteld zal ik in het vervolg meer informatie over de herkomst van uitvoeringsinformatie opnemen in de memorie van toelichting.

Vraag 10

Kunt u de bijgestelde ramingen voor de zogeheten BUIG-inkomensoverdrachten en de Toeslagenwet nader toelichten en aangeven op basis van welke uitvoeringsinformatie de ramingen zijn bijgesteld en deze uitvoeringsinformatie in vervolg toevoegen aan de toelichting?

Antwoord 10

Voor antwoord op het BUIG-deel van de vraag zie het antwoord op vraag 26.

In de Toeslagenwet is de aanpassing voor de oplopende werkloosheid gedaan op basis van de K-MEV van het CPB. De loon- en prijsontwikkeling 2013 betreft een overheveling van begrotingshoofdstuk 83 naar begrotingshoofdstuk 15. De nabetaling op de afrekening over 2012 volgt uit realisatiecijfers uit het jaarverslag van het UWV (het betreft het verschil tussen de bevoorschotting en de realisatie).

Zoals in vraag 9 geantwoord zijn we zeker van plan om in het vervolg meer informatie over de herkomst van de uitvoeringsinformatie op te nemen in de toelichting.

Vraag 11

Kunt u nader toelichten op basis van welke uitvoeringsinformatie de ramingen zijn bijgesteld in artikel 4 en deze uitvoeringsinformatie in vervolg toevoegen aan de toelichting?

Antwoord 11

Voor de bijstelling van de uitkeringslasten Wajong geldt dat hierbij gebruik is gemaakt van de Juninota van het UWV. In de Juninota worden de Wajong uitgaven in 2013 met circa € 45 miljoen omhoog bijgesteld voornamelijk door een toegenomen aantal uitkeringsjaren. Voor de bijstelling van de re-integratie Wajong zie antwoord op vraag 27.

Vraag 12

Kunt u nader toelichting op welke uitvoeringsgegevens van de juninota van de SVB u de mutaties in artikel 10 baseert?

Antwoord 12

Rechthebbenden van de kinderbijslag in het vierde kwartaal van 2012, kregen (zoals gebruikelijk) de kinderbijslag in het eerste kwartaal van 2013 uitbetaald. In de raming was voor dit gedeelte per abuis gerekend met een oude prijs. Naar aanleiding van de juninota van de SVB is dit hersteld. Voor andere kwartalen en jaren is er geen effect.

Vraag 13

Kunt u nader toelichten waar de meevaller van € 1,5 miljard als gevolg van de lagere rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds voor wordt ingezet?

Antwoord 13

De neerwaartse bijstelling van de rijksbijdrage ouderdomsfonds komt voornamelijk voort uit een verrekening van een vermogensoverschot in 2012 (zie ook vraag 14). Het vermogensoverschot is ontstaan doordat de gerealiseerde premieinkomsten 2012 hoger waren dan de geraamde premieinkomsten bij de vaststelling van de rijksbijdrage 2012. De bijstelling betreft een wijziging in de verdeling van de financiering van de AOW uitgaven tussen algemene belastinginkomsten en premieinkomsten. De bijstelling is dus puur boekhoudkundig. Het is niet mogelijk om deze ergens voor in te zetten.

Vraag 14

Kunt u nader toelichten op welke uitvoeringsgegevens u de mutaties in artikel 12 baseert?

Antwoord 14

De rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat. Een eventueel vermogensoverschot of -tekort uit het voorgaande jaar wordt gecompenseerd. Uit realisatiecijfers uit het jaarverslag van de SVB blijkt dat aan het eind van 2012 een vermogensoverschot in het ouderdomsfonds resteerde van € 1,8 miljard. Dit vermogensoverschot is in de rijksbijdrage voor 2013 gecompenseerd waardoor deze met € 1,8 miljard naar beneden kon worden bijgesteld. Verder is sprake van een neerwaartse bijstelling als gevolg van hogere premie-inkomsten (waardoor minder rijksbijdrage nodig is -/- € 0,3 miljard) op basis van CEP 2013 en een opwaartse bijstelling als gevolg van de loon- en prijsbijstelling 2013 (€ 0,5 miljard).

Vraag 15

Kunt u aangeven of een bedrag uit het Europees Sociaal Fonds (ESF) programma 2007–2013 nog niet is benut en, zo ja, hoe hoog dit bedrag is en of dit ten gunste van de begroting kan worden gebracht?

Antwoord 15

Het streven is er op gericht om het budget uit het ESF-programma 2007–2013 volledig te benutten. Hiertoe worden nauwgezet de realisaties van de subsidies gevolgd. Als uit de realisaties blijkt dat er nog ruimte is, dan wordt die benut. Tegelijkertijd moet ook overschrijding van het budget worden voorkomen. In het kader van dit streven is onlangs een extra aanvraagtijdvak voor de Actie Jeugd opengesteld voor een bedrag van 36 miljoen en zijn onder meer enkele aanvraagtijdvakken verlengd om meer aanvragers de gelegenheid te bieden een beroep te doen op bestaande ruimte. Mocht er uiteindelijk een deel van het budget ongebruikt zijn gebleven dan laten de Europese regels het niet toe dat dit ten gunste van de begroting komt. Een overschrijding moet echter wel voor eigen rekening genomen worden.

Vraag 16

Kunt u aangeven of u met de € 24,5 miljoen die van artikel 99 naar het Gemeentefonds is overgemaakt, invulling heeft gegeven aan uw toezegging om € 30 miljoen extra beschikbaar te stellen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid? Zo ja, kunt u aangegeven hoe het resterende bedrag van € 5,5 miljoen wordt besteed?

Antwoord 16

Ten behoeve van de regionale aanpak jeugdwerkloosheid was er dit jaar € 25 miljoen beschikbaar. Hiervan is € 24,5 miljoen naar het Gemeentefonds overgemaakt ten behoeve van de 35 regiogemeenten. Het restant is bestemd voor de Programmaraad in het kader van jeugdwerkloosheid. Dit is het samenwerkingsverband tussen VNG, UWV en Divosa. De door uw Kamer genoemde € 30 miljoen extra heeft betrekking op de ESF-middelen in het kader van jeugdwerkloosheid.

Vraag 17 en 18

Kunt u aangeven waar de € 150 miljoen voor 2013, die aanvankelijk was bestemd voor de sondering rondom het pakket kindregelingen/onderwijs maar niet wordt aangesproken, nu voor wordt ingezet? Wat wordt er tevens verstaan onder de sondering rondom het pakket kindregelingen/onderwijs?

Antwoord 17 en 18

Op artikel 99 nominaal en onvoorzien staan middelen geparkeerd die op een later moment nog uitgedeeld moeten worden. Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling. In de begroting 2014 is op artikel 99 nominaal en onvoorzien € 150 miljoen gereserveerd in 2013 voor de sondering rondom het pakket kindregelingen/onderwijs. Na de Miljoenennota 2014 heeft het kabinet overeenstemming bereikt met D66, ChristenUnie en SGP betreffende het pakket hervorming kindregelingen (begrotingsafspraken 2014). De reeds gereserveerde middelen in 2013 (€ 150 miljoen) worden hierbij niet aangesproken, en vallen vrij ten gunste van de algemene middelen.

Vraag 19

Kunt u aangeven welk deel van de meevaller op de re-integratiemiddelen voor arbeidsongeschikten het gevolg is van de taakstelling, en welke van de dalende volumes en prijzen?

Antwoord 19

In het Regeerakkoord van Rutte/Asscher II is ingaande 2014 voorzien in een doelmatigheidskorting op de re-integratiemiddelen van UWV. De meevaller op de re-integratiemiddelen 2013 is dus niet het gevolg van die taakstelling, maar wordt met name veroorzaakt door een lagere gemiddelde prijs voor re-integratietrajecten en voorzieningen en een betere beheersing van uitgaven.

Vraag 20

Op welke wijze houdt het UWV met de inzet van trajecten en voorzieningen rekening met de realiseren taakstelling in 2014/2015?

Antwoord 20

In het Regeerakkoord van Rutte/Asscher II is ingaande 2014 voorzien in een doelmatigheidskorting op de re-integratiemiddelen van UWV. Hierdoor zijn keuzes noodzakelijk ten behoeve van een gerichte inzet van middelen. Ik heb UWV gevraagd om vanaf 2014 een aantal uitgangspunten te hanteren om binnen het budget te blijven, zoals het prioriteit geven aan doelgroepen uit de WIA en ZW met re-integratiepotentieel. Omdat Wajongers met arbeidsvermogen door de voorgenomen Participatiewet overgaan naar gemeenten, biedt UWV op termijn alleen nog re-integratieondersteuning aan mensen met een uitkering op grond van de WIA/WAO/WAZ/ZW. Ik voeg hier voor de goede orde aan toe het van belang te vinden dat het UWV niet alleen binnen de financiële kaders blijft, maar ook mensen die re-integratieondersteuning nodig hebben actief ondersteunt.

Vraag 21

Kunt u een overzicht geven van de tien posten met de grootste onderuitputting?

Antwoord 21

In onderstaand overzicht zijn de tien posten met de grootste onderuitputting uit de 2e suppletoire begroting weergegeven (bedragen x € 1.000).

Artikel

Omschrijving

Onderuitputting

 4

Re-integratie Wajong

–31.417

12

rijksbijdragen tegemoetkoming AO

–28.764

99

Onvoorzien

–12.913

96

Personeel

–6.189

 2

Opdrachten

–3.927

98

Handhaving

–3.456

 1

Opdrachten

–2.617

98

Opdrachten overig

–2.392

 1

Subsidies

–1.493

96

Materieel

–940

Vraag 22

Kunt u een overzicht geven van posten waarbij er al drie jaar achtereen sprake is van onderuitputting?

Antwoord 22

Met ingang van 2013 is de begroting op twee punten gewijzigd. In de eerste plaats is de begroting geheel volgens de regels van de nieuwe begrotingspresentatie (verantwoord begroten) ingericht. In de tweede plaats is de artikelindeling in de begroting 2013 geheel vernieuwd. Deze twee drastische structuurwijzigingen maken het nagenoeg onmogelijk om de onderuitputtingen in 2013 te herleiden naar de begroting- en budgetstructuren 2011 en 2012.

Vraag 23

Kan de regering een nadere duiding geven aan de bedragen die gemoeid zijn bij de uitvoeringsmutaties KOT (– 144.269) en de begrotingsafspraken 2014 KOT (6.538)?

Antwoord 23

De uitvoeringsmutatie ad -/- € 144,269 miljoen is als volgt opgebouwd:

  • De raming is bijgesteld voor de loon- en prijsontwikkeling 2013 (€ 7,284 miljoen);

  • Nabetaling op de afrekening over 2012 (€ 0,459 miljoen);

  • Aanpassing van de raming van de uitgaven KOT op basis van uitvoeringsinformatie over de eerste zes maanden van 2013 (-/- € 150 miljoen);

  • Overboeking naar Financiën in verband met uitvoeringskosten terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag (-/- € 2,012 miljoen).

De aanpassing van de kinderopvangtoeslagtabel, onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014, leidt tot hogere uitgaven KOT in 2013 omdat de KOT over januari 2014 reeds in december 2013 wordt uitbetaald (€ 6,538 miljoen).

Vraag 24

Waar doelt het onderzoek InvestMens op?

Antwoord 24

InvestMens is een voorstel van twee (toenmalige) leden van de Nationale Denktank. InvestMens is een investeringsfonds voor mensen die een baanoverstap willen maken. Dit vanuit de gedachte dat de financiering van de opleiding die voor een baanoverstap nodig is niet voor iedereen haalbaar is. De (duale) opleiding van iemand die Van Werk naar Werk gaat (bijvoorbeeld van een overschotsector naar een tekortsector) wordt uit het investeringsfonds betaald. InvestMens krijgt hiervoor een aandeel in het loon gedurende een periode van 3 jaar na afronding van de duale opleiding. De ministeries van SZW, VWS en BZK hebben tezamen met PGGM en Randstad besloten een verkenning naar de haalbaarheid (organisatorisch, financieel en juridisch) van het voorstel in twee tekortsectoren (techniek en zorg) uit te laten voeren.

Vraag 25

Wat verklaart de grote aanpassing voor de loon- en prijsbijstelling in het BUIG-budget? Waarom wijkt de oorspronkelijke raming daar van af?

Antwoord 25

De loon- en prijsbijstelling in het BUIG-budget 2013 is € 242,419 miljoen. Dit is aanmerkelijk meer dan in het voorgaande jaar. De belangrijkste verklaring hiervoor is de verwerking van de Wet Uniformering Loonbegrip. Hierdoor is er een verhoging van het tarief eerste schijf van 33,1% naar 37%, en moeten gemeenten meer belasting afdragen over de bijstandsuitkering. Gemeenten worden hiervoor gecompenseerd via de LPO-bijstelling.

Bij de vaststelling van de begroting 2013 is het BUIG-budget berekend op basis van prijspeil 2012. Gedurende het begrotingsjaar 2013 heeft er een bijstelling plaatsgevonden voor de loon- en prijsontwikkeling in het betreffende jaar. Deze bijstelling is verwerkt in het definitieve BUIG-budget 2013. Dit verklaart de afwijking tussen het definitieve budget 2013 en de oorspronkelijke raming uit de begroting 2013.

Vraag 26

Kunt u ingaan op het verschil tussen de ramingsbijstelling voor de BUIG als gevolg van de oplopende werkloosheid en de bijstelling op basis van de uitvoeringsinformatie? Om hoeveel uitkering gaat het voor elke van deze twee ramingsbijstellingen?

Antwoord 26

De bijstandscomponent van de BUIG raming komt o.a. tot stand op basis van de bijstandsrekenregel van het CPB. Deze rekenregel geeft de relatie tussen de verwachte mutatie in de werkloze beroepsbevolking (WBB) en de verwachte mutatie in de bijstand. Door de oplopende werkloosheid is de bijstandsraming met € 171,132 miljoen naar boven bijgesteld. Dit betreft een stijging van circa 11000 bijstandsuitkeringen.

De BUIG raming wordt bijgesteld op basis van realisatiegegevens. Dit betreft o.a. gegevens over de feitelijk door gemeenten gerealiseerde gemiddelde prijs en aantal uitkeringen in 2012. Nieuwe uitvoeringsinformatie (o.a. op basis van SISA2012 en CBS gegevens over de volumeontwikkeling) leidt tot een opwaartse bijstelling van het BUIG-budget van € 69,617 miljoen. Dit betreft een stijging van circa 4000 bijstandsuitkeringen. De rest is een prijsmutatie.

Vraag 27

Wat is de oorzaak van de onderuitputting op de re-integratie Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong)?

Antwoord 27

De meevaller op de re-integratiemiddelen 2013 wordt volgens informatie van UWV met name veroorzaakt door een lagere gemiddelde prijs voor re-integratietrajecten en een betere beheersing van uitgaven door beheersmaatregelen die in 2011 en 2012 zijn getroffen. Daarnaast speelt ook de economische situatie een rol. Hierdoor zijn minder mensen met een beperking aan het werk gekomen, dit leidt tot minder aanvragen voor voorzieningen en dus lagere uitgaven. Zie ook antwoord 7.

Vraag 28

Kan de onderuitputting op de subsidie voor het Steunpunt Brede Scholen worden toegelicht?

Antwoord 28

De onderuitputting waarnaar wordt gevraagd, heeft betrekking op het gehele subsidiebudget en niet alleen op de subsidie voor het Steunpunt Brede Scholen. De onderuitputting op het gehele subsidiebudget bedraagt € 900.000. Dit komt doordat er minder subsidie is verstrekt dan dat er budget beschikbaar was. Voor het Steunpunt Brede Scholen bedroeg de onderuitputting € 40.000. Dit komt doordat het ritme van de bevoorschotting een wijziging heeft ondergaan.

Vraag 29

Wat verklaart de bijstelling op voor de kinderopvangtoeslag? Betreft dit een langjarige doorwerking? Hoe verhoudt zich deze bijstelling (op de lange termijn) met de intensivering van de kinderopvangtoeslag van € 100 miljoen?

Antwoord 29

De precieze opbouw van de bijstelling is toegelicht in het antwoord op vraag 23. Van de genoemde posten werken de bijstelling voor de loon- en prijsontwikkeling ad € 7,284 miljoen en de aanpassing op basis van de uitvoeringsinformatie ad -/- € 150 miljoen langjarig door. De intensivering van de kinderopvangtoeslag van € 100 miljoen is hieruit gedekt.

Vraag 30

De raming voor de AKW, WKB, TOG en TOG-kopje en de ontvangsten binnen dit beleidsartikel worden onder andere op basis van uitvoeringsgegevens aangepast: kan de regering een heldere duiding geven wat er is gewijzigd in de uitvoeringsgegevens waardoor de ramingen zijn bijgesteld?

Antwoord 30

Met uitvoeringsgegevens worden hier realisatiecijfers bedoeld. Dit betreffen cijfers in het lopende jaar over bijvoorbeeld het aantal uitkeringsgerechtigden, het aantal aanvragen en de bedragen die daarmee gemoeid zijn. Wanneer de realisaties afwijken van de raming kan de raming op vaste momenten worden aangepast. Zo is bijvoorbeeld voor de TOG en het TOG-kopje de raming naar beneden bijgesteld omdat bleek dat de instroom van TOG-gerechtigden kleiner was dan geraamd. De wijziging in de AKW wordt in het antwoord op vraag 12 toegelicht en de wijziging in de WKB wordt in vraag 32 toegelicht.

Vraag 31

Kan de regering een toelichting geven op de hogere uitgaven als gevolg van het uitstel van de invoering van het wetsvoorstel «verbeteren positie pleegouders» ter compensatie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?

Antwoord 31

SZW krijgt van het Ministerie van VWS een compensatie voor de hogere uitgaven aan kinderbijslag en kindgebonden budget als gevolg van het uitstel van de invoering van het wetsvoorstel verbetering positie pleegouders (TK nr. 32529). Genoemd wetsvoorstel voorziet onder meer in het verbeteren van de financiële positie van pleegouders door de pleegvergoeding te verhogen. Dit dient gefinancierd te worden uit het laten vervallen van de kinderbijslag en eventueel het kindgebonden budget voor diegenen die de onderhoudsbijdrage dienen te leveren en van wie de kinderen tenminste vijf aaneengesloten etmalen per week uit huis worden geplaatst. Dit onderdeel van het wetsvoorstel is niet in werking getreden. De besparing op de SZW-begroting op kinderbijslag en kindgebonden budget was echter wel al ingeboekt. Het besparingsverlies wordt door het Ministerie van VWS gecompenseerd.

Vraag 32

Kan de regering de ramingsbijstelling in verband met het nieuwe kasprognosemodel nader toelichten?

Antwoord 32

Op basis van realisatiecijfers is gebleken dat het kasprognosemodel voor het kindgebonden budget zowel de uitgaven als ontvangsten te laag inschat. Daarom is ervoor gekozen het kasprognosemodel te updaten en te verbeteren waardoor zowel uitgaven als ontvangsten naar boven zijn bijgesteld. Uitgaven en ontvangsten zijn met hetzelfde bedrag opgehoogd waardoor de uitgaven aan het kindgebonden budget per saldo hetzelfde blijven.

Vraag 33

Waarom vindt er een herschikking plaats binnen de totale begrotings- en premiegefinancierde uitvoeringskosten SVB?

Antwoord 33

Op basis van de tertaalverslagen van de SVB vindt enkele malen per jaar een herschikking van de uitvoeringsbudgetten plaats, binnen het totale uitvoeringsbudget van de SVB. In 2013 heeft een herschikking plaatsgehad van de premiegefinancierde naar de begrotingsgefinancierde uitvoeringsbudgetten. Daarmee wordt beoogd dat de op onderdelen toegekende budgetten zo goed mogelijk aansluiten bij de meest actuele raming van de uitvoeringskosten op die onderdelen, binnen het totale budgettaire kader van de SVB.

Vraag 34

Wat verklaart de aangepaste raming op basis van de uitvoeringsgegevens?

Antwoord 34

Zie antwoord vraag 14.

Vraag 35

Kunt u in zo begrijpelijk mogelijke taal uitleggen wat de neerwaartse bijstelling en correctie van de te hoge rijksbijdrage over 2012 (-/- € 1.559,4 miljoen) inhoudt? Heeft deze correctie invloed op het zogeheten EMU-saldo? Welke cijfers uit het Centraal Economisch Plan (CEP) 2013 hebben tot deze correctie geleid?

Antwoord 35

Zie voor het eerste deel van de vraag het antwoord bij vraag 14. De correctie van de rijksbijdrage tekort Ouderdomsfonds heeft geen effect op het EMU-saldo. De rijksbijdrage betreft namelijk een overheveling binnen de overheid die niet relevant is voor het EMU-saldo.

Vraag 36

Kan er een nadere toelichting worden gegeven waarom ten aanzien van het Landelijk overleg minderheden (LOM) een budgettair neutrale kasschuif 2013–2015 is verwerkt om beter aan te sluiten bij de financiering van het LOM?

Antwoord 36

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in 2013 voor de laatste maal een subsidie toegekend aan het Landelijk Orgaan Minderheden (LOM). Het toegekende bedrag zal tot 80% worden bevoorschot. Lom legt in de tweede helft van 2014 verantwoording af over de besteding van de subsidie. Vervolgens vindt er een definitieve afrekening plaats begin 2015.

Vraag 37

Voor de uitwerking van de Wet inburgering krijgen gemeenten dit jaar eenmalig € 20 miljoen via een decentralisatie-uitkering uit het Gemeentefonds voor 2014 en volgende jaren voor de overgang. Welke eisen worden aan de gemeenten gesteld in kader van naleving van deze plicht?

Antwoord 37

De middelen die via een decentralisatie-uitkering in het Gemeentefonds aan de gemeenten worden beschikbaar gesteld voor de overgang zijn in beginsel vrij besteedbaar voor gemeenten. Via goed overleg wordt bij de gemeenten benadrukt dat de middelen bedoeld zijn voor de uitvoering van de inburgering.

Vraag 38

Kan er een toelichting gegeven worden op de extra vergoeding (via het Centraal orgaan opvang asielzoekers; COA) voor maatschappelijke begeleiding waarvoor gemeenten in 2013 eenmalig in aanmerking komen? Wat voor maatschappelijke begeleiding betreft het?

Antwoord 38

Het COA draagt sinds 1 januari 2013 zorg voor de verdeling en uitbetaling van de bijdragen aan gemeenten die bestemd zijn voor de maatschappelijke begeleiding van inburgeringsplichtige asielzoekers. De betreffende asielzoekers worden via de maatschappelijke begeleiding wegwijs gemaakt in het maatschappelijk verkeer binnen de gemeente en bekend gemaakt met de wijze waarop inburgering georganiseerd kan worden. In het jaar 2013 zal per te begeleiden persoon een bedrag van € 2.000,– uitbetaald worden. Vanaf 1 januari 2014 zal dit bedrag structureel € 1.000,– bedragen per persoon. De tijdelijke verhoging van het bedrag in 2013 is bedoeld om gemeenten in de opstartfase tegemoet te komen en is mede resultaat van een discussie tussen uw kamer en de toenmalige minister Leers die toen portefeuillehouder voor dit onderwerp was.

Vraag 39

Welke verklaringen kunnen worden gegeven dat het beroep op de remigratieregeling in 2013 groter is gebleken dan is geraamd

Antwoord 39

Er vertrekken meer mensen met een remigratievoorziening dan eerder geraamd. Deze toename valt grotendeels toe te schrijven aan het anticiperen op de wijziging van de Remigratiewet die vanaf 1 juli 2014 gaat gelden.

Vraag 40

Wat zijn de mogelijke oorzaken van het feit dat de realisaties voorziening voor asielgerechtigden binnen het aangepaste leningstelsel achter lopen op de raming? Waarom worden deze middelen gedeeltelijk ingezet voor de compensatie van de kosten van het overgangsrecht inburgering van gemeenten?

Antwoord 40

Het achterblijven van het aantal gerealiseerde leningen voor asielgerechtigden op de raming kan te maken hebben met de maximale termijn die geldt voor de inburgering. Voor nieuwkomers geldt dat zij binnen drie jaar ingeburgerd dienen te zijn. Dit kan voor de nieuwkomers aanleiding zijn om niet direct in het eerste jaar, maar in het tweede of derde jaar te beginnen.

Vraag 41

Er is € 150 miljoen gereserveerd voor de sondering rondom het pakket kindregelingen/onderwijs; eveneens staat echter geschreven dat deze reservering niet wordt aangesproken: waartoe dient deze reservering dan wel?

Antwoord 41

Zie antwoord vraag 17/18.

Naar boven