Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33805-XIII nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33805-XIII nr. 3 |
Vastgesteld 13 december 2013
De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2013 voorgelegd. Bij brief van 12 december 2013 zijn ze door de Minister van Economische Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Hamer
Adjunct-griffier van de commissie, Van de Wiel
1
Kunt u aangeven welke compensatie van de Tweede Maasvlakte, die gepland was in het «Buijtenland van Rhoon», reeds heeft plaatsgevonden in de Westerschelde?
In het «Buijtenland van Rhoon», noch in de Westerschelde vindt natuurcompensatie voor Maasvlakte 2 plaats. De natuurcompensatie voor Maasvlakte 2 heeft dan ook geen enkele relatie met het «Buijtenland van Rhoon» of de Westerschelde.
In de Planologische Kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 2006 (PKB PMR) is de dubbele doelstelling van PMR vastgelegd, de versterking van de economie en leefbaarheid voor de Rotterdamse regio. Daarin is vastgelegd dat het doel van de herontwikkeling van het Buijtenland van Rhoon is de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving voor de regio Rijnmond. Het Kabinet heeft toen na een zorgvuldige belangenafweging geconcludeerd dat het algemeen belang van de ontwikkeling van natuur- en recreatiegebied opweegt tegen het nadeel van de getroffen ondernemers en andere belanghebbenden.
2
Kunt u aangeven met welk percentage de geplande compensatiedoelstelling, om landbouwgrond van «Buijtenland van Rhoon» om te zetten in natte natuur, is verminderd vanwege de compensatie die reeds op water heeft plaatsgevonden?
In het Buijtenland van Rhoon vindt geen natuurcompensatie voor Maasvlakte 2 plaats. De natuurcompensatie voor Maasvlakte 2 wordt uitsluitend gerealiseerd in de Voordelta en in het nieuw aangelegde duingebied voor de Delflandse Kust.
3
Kunt u aangeven of het klopt dat er geen enkel draagvlak bestaat onder de lokale bevolking, boeren en politiek om het «Buijtenland van Rhoon» te vernatten?
De planvorming voor het gebied is door een lang en zorgvuldig proces gegaan waarbij lokale bevolking, boeren en politiek allen betrokken zijn geweest. Daarin is besloten dat een deel van het gebied zal worden vernat. Dit proces is medio 2012 afgerond met een onherroepelijk bestemmingsplan. Sindsdien is onder leiding van de wethouder van de gemeente Albrandswaard ruim een jaar de tijd genomen om met de boeren en ondernemers in het gebied te komen tot ondernemersplannen die invulling geven aan het bestemmingsplan. Een aantal ondernemers werkt inmiddels aan een bedrijfsplan. Er blijft discussie over de mate van vernatting. De gemeente Albrandswaard en de provincie Zuid-Holland zijn nog steeds met de boeren in gesprek over plannen die passen binnen de doelen van de PKB PMR.
4
Kunt u toelichten welke financiële middelen vanuit het Rijk beschikbaar zijn om het «Buijtenland van Rhoon» te vernatten en hoeveel middelen hiervoor vanuit de provincies beschikbaar zijn gesteld?
In de Uitwerkingsovereenkomst van het deelproject PMR «750 hectare natuur en recreatiegebied, 2005» is vastgelegd dat er voor PMR 750 € 148 mln beschikbaar is waarvan € 117,5 mln voor het grootste deelproject «Buijtenland van Rhoon». Het totale budget voor PMR wordt gevormd door bijdragen van het Rijk (€ 112 mln), provincie Zuid-Holland (€ 9 mln), gemeente Rotterdam (€ 9 mln) en de Stadsregio (€ 18 mln).
5
Kunt u aangeven welke bevoegdheid, te weten Rijk, provincie of lokale overheden, de natuurcompensatie die moet plaatsvinden in het «Buijtenland van Rhoon» kan terugdraaien?
De verplichting tot de ontwikkeling van het natuur- en recreatiegebied is vastgelegd in de PKB PMR en in de Uitwerkingsovereenkomst PMR 750 ha, ondertekend door de toenmalige Ministers van V&W, VROM, Financiën, LNV, de toenmalige Staatssecretaris van EZ, de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam, de gemeente Lansingerland en de gemeente Albrandswaard. Ook is dit opgenomen in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening. De provincie is op grond van de UWO verantwoordelijk voor de realisatie van het Buijtenland van Rhoon.
De gemeente Albrandswaard is verantwoordelijk voor het bestemmingsplan.
6
Kunt u vertellen welke rol het Rijk heeft (gehad) in de besluitvorming om landbouwgrond van het «Buijtenland van Rhoon» in te zetten als natuurcompensatie (ten behoeve van de Tweede Maasvlakte en nu voor het leefbaar maken van de stad Rotterdam)?
In de Planologische Kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 2006 (PKB PMR) is vastgelegd dat het doel van de herontwikkeling van het Buijtenland van Rhoon is de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in de regio Rijnmond.
7
Kunt u aangeven of de feitelijke situatie van natuurcompensatie alsmede de financiële staat van Nederland sinds het besluit tot vernatting van het «Buijtenland van Rhoon» van 14 jaar geleden niet drastisch is veranderd? Zo nee, waarom niet?
De PKB PMR dateert van 2006, het besluit is 7 jaar geleden genomen. In het Buitenland van Rhoon wordt geen natuurcompensatie voor Maasvlakte 2 gerealiseerd. De dubbele doelstelling is één van de succesfactoren van PMR, de versterking van de economie en leefbaarheid voor de Rotterdamse regio. Ik deel het standpunt van de Minister van I&M die in het AO Scheepvaart van 3 december jl. over PMR heeft geantwoord dat nu, na afronding van de beroeps- en bezwaarprocedures, de gemaakte afspraken niet worden opengebroken.
8
Kunt u aangeven of natuurcompensatie van de Tweede Maasvlakte inmiddels volledig heeft plaatsgevonden en/of de compensatie voor de Tweede Maasvlakte ook diende plaats te vinden in het Buijtenland van Rhoon?
De natuurcompensatie voor Maasvlakte 2 is nog in ontwikkeling en geschiedt elders. Er is geen relatie tussen de natuurcompensatie voor Maasvlakte 2 en het Buijtenland van Rhoon.
9
Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij besluiten over het verhogen van subsidies aan boeren?
De Kamer wordt op reguliere wijze betrokken bij voorgenomen subsidieregelingen aan boeren middels beleidsbrieven, de EZ-begroting en via suppletoire begrotingswetten.
10
De interne begrotingsreserve landbouw blijkt ingezet voor het verhogen van subsidies aan boeren, is overwogen deze in te zetten voor bijvoorbeeld aanpak voedselfraude?
De gelden in de begrotingsreserve zijn reeds bestemd voor financiering van fluctuerende uitgaven over de jaargrenzen heen op landbouwregelingen waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan en kunnen dus niet ingezet worden voor andere doeleinden. Er is dus geen sprake van inzet van deze reserve voor het verhogen van subsidies. Zie ook het antwoord op vraag 29.
11
Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de besluitvorming over de inzet van de interne begrotingsreserve landbouw?
De Kamer wordt via de suppletoire begrotingswetten betrokken bij onttrekkingen aan de begrotingsreserves.
12
Kan worden aangegeven welke taakstelling bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) was beoogd in 2013 en hoeveel deze verschilt van de raming van kosten van de Najaarsnota
In 2012 was het bedrag aan lasten van de NVWA € 263,8 mln, exclusief € 26,9 mln aan dotaties aan voorzieningen. In de ontwerpbegroting 2013 werd een daling van de lasten voorzien met € 36,4 mln tot € 227,4 mln (exclusief € 0,5 mln aan dotaties aan voorzieningen). In dit geraamde bedrag aan lasten van de NVWA voor 2013 was uit hoofde van het Regeerakkoord van het kabinet Rutte I een taakstelling verwerkt van in totaal € 10,4 mln, verdeeld over opdrachten van EZ € 6,2 mln en opdrachten van VWS € 4,2 mln.
Bij eerste en tweede suppletoire begroting is de raming van lasten voor de NVWA in 2013 van € 227,4 mln verhoogd met respectievelijk € 26,7 mln en € 11,1 mln tot € 265,2 mln. De raming voor de lasten van de NVWA zoals geraamd bij Najaarsnota (€ 265,2 mln) komt daarmee € 1,4 mln boven het lastenbedrag gerealiseerd over 2012 (€ 263,8 mln).
Zoals toegelicht in de betreffende suppletoire begrotingen, hangen deze verhogingen in belangrijke mate samen met aanvullende opdrachten en met besparingsverliezen in het kader van de fusie op het gebied van huisvesting, ICT en arbeidsvoorwaarden. Daarmee wordt invulling gegeven aan de motie Jacobi c.s. (Kamerstuk 33 240 XIII, nr. 18 ).
13
Kan een beoordeling worden gegeven van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer in het rapport «Toezicht bij de NVWA na de fusie» om een post op te nemen om incidenten in de uitgaven zichtbaar te maken?
In mijn reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) heb ik, mede namens de Minister van VWS, aangegeven een plan van aanpak te maken ter versterking van het toezicht door de NVWA, waarbij de inhoud van het AR-rapport zal worden betrokken. De Staatssecretaris van Economische Zaken zal dit plan, samen met de Minister van VWS, in december aan uw Kamer aanbieden.
14
Kunt u uitleggen wat u bedoelt met «temporisatie ten behoeve van de Eurekaclusters» en uitleggen waarom u dit nodig acht?
Om het kasbudget 2014 dat beschikbaar is voor de Eurekaclusters ITEA en Catrene volledig te benutten, dienen reeds in 2013 verplichtingen te worden aangegaan. Hiertoe is het verplichtingenbudget 2013 met € 9,1 mln opgehoogd. Het betreft derhalve een verschuiving van de verplichtingen van 2014 naar 2013. Per abuis is het woord «temporisatie» gebruikt.
15
Kunt u toelichten waarom de omzetting van contractonderzoek naar Publiek Private Samenwerking in 2013 bewerkelijker is gebleken dan vooraf werd ingeschat?
Voor het omzetten van contractonderzoek naar Publiek Private Samenwerking in 2013 dienden de bedrijven een overkoepelend contract te ondertekenen waarmee ze instemden het contractonderzoek in te brengen in een breder samenhangend publiek privaat samenwerkingsprogramma waarover alle betrokken partijen gezamenlijk rekening en risico afspraken.
Bedrijven dienden hiertoe separaat te worden benaderd. Dit kostte meer tijd dan aanvankelijk ingeschat door betrokken partijen.
16
Kunt u toelichten waarom het door u nodig wordt geacht om nog voor de aanvang van 2014 de liquiditeiten van TNO met € 11 mln te versterken? Zouden zij anders in betalingsproblemen komen?
In verband met het afsluiten van boekjaar 2013 moet er rekening mee gehouden worden dat betalingen pas in de tweedehelft van januari kunnen plaatsvinden. Om ook voor de eerste maand van 2014 voor TNO te voorzien in voldoende liquiditeit wordt nog in december een voorschot verstrekt.
17
Kunt u toelichten hoe de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen de extra € 17 mln voor jonge innovatieve ondernemingen gaan inzetten?
In de door de aandeelhouders gegeven instructie wordt de doelgroep van de ROM’s als volgt omschreven. De ROM’s investeren in innovatieve (door)startende MKB-bedrijven respectievelijk snelle groeiers die actief zijn op de speerpunten en cross-overs van het landelijk en regionaal (innovatie)beleid.
De middelen worden ingezet om innovatieve startende ondernemingen en snel groeiende bedrijven van risicokapitaal te voorzien. Dit kan in de vorm van aandelenkapitaal al dan niet in combinatie met (converteerbare, achtergestelde) leningen.
De ROM’s opereren met inachtneming van alle Europese regelgeving inzake staatssteun en risicokapitaal, ongeacht of een ROM rechtstreeks of via een tussenfonds (bijvoorbeeld een technofonds) in een onderneming participeert.
De ROM’s moeten handelen als een market economy investor. Bij voorkeur wordt, gelijktijdig en onder gelijke condities en voorwaarden, gezamenlijk geparticipeerd met private partijen.
Het komt voor dat de ROM uitsluitend een lening verstrekt. De hoogte van het rentepercentage is in dat geval afhankelijk van het risicoprofiel van de onderneming, met inachtneming van de spelregels van de Europese Commissie ter voorkoming van staatssteun.
De participatie bedraagt maximaal € 2,5 mln per onderneming.
18
Kunt u toelichten hoe de € 17 mln voor jonge innovatieve ondernemingen wordt verdeeld over de verschillende Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen?
De uitbreiding van het belang in OOST N.V. bedraagt € 10 mln (de mede aandeelhouders Provincie Overijssel en Provincie Gelderland dragen samen ook € 10 mln bij). Daarenboven vindt door het Rijk ook een storting plaats in de ROM Zuidvleugel van € 7 mln.
19
Kunt u een toelichting geven op de stand van zaken aangaande het instrument voor vroege fase financiering en investeringen van informal investors van € 75 mln?
De afgelopen tijd is gewerkt aan de verdere vormgeving van het instrument voor vroege fase financiering en investeringen van informal investors. Zoals in de brief ondernemingsfinanciering van 17 september 2013 aangegeven, kent vroege fase financiering twee doelgroepen: academische starters en het bestaand innovatief MKB.
De uitvoerder van vroege fase financiering voor academische starters zal de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)/ Stichting Technologie en Wetenschap (STW) zijn. Naar verwachting zal dit instrument voorjaar 2014 kunnen starten.
Voor het innovatief bestaand MKB (inclusief niet-academische starters) wordt bij Agentschap Nederland een generieke leningsfaciliteit ontwikkeld, waar ondernemers een beroep op kunnen doen. Ondernemers zullen in hun aanvraag duidelijk maken hoe ze gebruik maken van de bestaande ondersteuningsinfrastructuren als Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s), accelerators en overige netwerken. Naar verwachting zal dit instrument medio 2014 kunnen starten.
Voor de investeringen van informal investors worden er gesprekken gevoerd met het Europese investeringsfonds (EIF) over een co-investeringsfaciliteit voor business angels. Het EIF heeft ervaring met een co-investeringsfonds voor business angels in Duitsland. Het EIF zal niet alleen het beheer kunnen doen van de co-investeringsfaciliteit, maar kan zelf ook een stuk co-financiering inbrengen. EZ werkt al nauw samen met het EIF in het fund-of-funds «Dutch Venture Initiative/DVI» van € 150 mln. Naar verwachting zal dit instrument voorjaar 2014 kunnen starten.
In 2013 zullen geen verplichtingen en uitgaven gerealiseerd worden voor vroege fase financiering en informal investors. Het budget van € 75 mln, dat in 2013 beschikbaar is gesteld, zal conform de afspraken over de specifieke eindejaarsmarge van het Innovatiefonds in de komende jaren alsnog kunnen worden uitgegeven.
20
Kunt u toelichten waarom de Innovatiekredieten onderbenut worden en wat daar mogelijk aan te doen is?
Doordat banken terughoudend zijn bij het verstrekken van leningen ondervindt een belangrijk deel van het bedrijfsleven problemen bij het aantrekken van de benodigde financiering. Ook is een deel van het bedrijfsleven voorzichtig bij het nemen van investeringsbeslissingen. Om deze redenen is de benutting van het Innovatiekrediet lager. Om de toegang tot ondernemingsfinanciering voor met name het MKB en specifiek voor innovatie te stimuleren wordt het Innovatiekrediet begin 2014 verruimd door het kredietpercentage dat de overheid verstrekt van de gehele financiering voor kleine bedrijven te verhogen van 35% naar 45%, en voor het MKB dat samenwerkt met een kennisinstelling of andere bedrijven naar 50%. Met deze verhoging van het kredietpercentage zullen meer projecten sneller doorgang kunnen vinden.
21
Kunt u toelichten waarom de aanvullende financiering voor Qredits van € 30 mln nu bij Najaarsnota wordt ingeboekt en niet op de begroting van 2014?
De financiering van Qredits van € 30 mln is onderdeel van het stimuleringspakket (€ 125 mln) dat het kabinet heeft aangekondigd in de miljoenennota 2014. Met oog op het nemen van snelle maatregelen om de toegang tot financiering voor bedrijven te vergroten, heeft het kabinet de middelen voor het stimuleringspakket toegevoegd aan de begroting van 2013. De verruiming van het microkrediet heeft inmiddels geleid tot een grote toestroom aan aanvragen. Het eerste MKB-krediet (€ 50.000 – € 150.000) is inmiddels op 18 november jl door Qredits verstrekt.
22
Op artikel 16 is € 15,5 mln bijgeboekt voor subsidies aan boeren, kunt u dit toelichten? Waar komen deze gelden vandaan?
Het genoemde bedrag van € 15,5 mln is een saldo van bedragen die aan artikel 16 zijn toegevoegd (€ 24,7 mln) respectievelijk naar andere onderdelen van artikel 16 zijn overgeheveld (€ 9,2 mln).
Toegevoegd aan het subsidiebudget zijn:
– € 2,8 mln is overgeheveld van artikel 18 uit de € 200 mln die dit jaar aan de begroting op artikel 18 is toegevoegd in verband met de intensivering natuurbeleid voortvloeiend uit het regeerakkoord. Het bedrag is bedoeld voor financiering van de vier proefprojecten GLB van de provincies Groningen, Friesland, Gelderland en Noord-Holland.
– € 8,4 mln is overgeheveld van artikel 18 uit de PAS-middelen (Programmatische Aanpak Stikstof) ten behoeve van de regelingen duurzame stallen, meetprogramma duurzame stallen, beroepsopleiding/voorlichting en praktijknetwerken.
– € 8,4 mln is onttrokken aan de interne begrotingsreserve landbouw ten behoeve van de financiering van aangegane verplichtingen:
• de investeringsregeling duurzame stallen (€ 2,6 mln);
• de subsidieregeling jonge agrariërs (€ 2 mln);
• de fijnstofregeling (€ 0,4 mln);
• de investeringsregeling gecombineerde luchtwassers (€ 0,9 mln);
• de regeling Marktintroductie Energie Innovaties (€ 2,5 mln).
– € 1,5 mln is onttrokken aan de reserve visserij ten behoeve van uitgaven op subsidieregelingen die onder het Europees Visserijfonds (EVF) vallen.
– € 3,7 mln aan extra inkomsten zijn ingezet ter dekking van tekorten op de uitfinanciering van diverse (lansbouw- en visserij)regelingen.
Afgeboekt van het subsidiebudget zijn:
– € 6,1 mln als aanvulling op de uitvoeringskosten van de Dienst Regelingen;
– € 3,1 mln ter dekking van overige knelpunten op artikel 16.
23
Er is een meer dan verdriedubbeling aan uitgaven geboekt op «duurzame veehouderij», kunt u uitsluiten dat dit terecht is gekomen bij megastallen?
Van het aan het subsidiebudget voor duurzame veehouderij toegevoegde bedrag heeft € 9 mln betrekking op duurzame stallen en € 1 mln op het meetprogramma duurzame stallen. Het overgrote deel van deze middelen (€ 7,4 mln) zal in de begrotingsreserve landbouw gestort worden, omdat de feitelijke uitgaven hiervoor in 2014, 2015 en 2016 gedaan zullen worden. Er is geen criterium omtrent de omvang van stallen. Zie ook het antwoord op vraag 22.
24
Kunt u toelichten waarom u verwacht dat de schadebetalingen voor de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) in 2013 flink hoger zullen uitvallen dan oorspronkelijk begroot?
De schadebetalingen op de GO zijn vooraf moeilijk in te schatten. Op basis van de verwachting dat nog dit jaar een aantal verliesdeclaraties voor de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) worden ingediend is het budget met € 12 mln verhoogd ten laste van de voor de GO ingestelde begrotingsreserve.
25
Kunt u toelichten waarom u de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) in 2013 met € 29,5 mln naar boven bijstelt?
Als gevolg van de huidige economische situatie voor het Nederlandse MKB zijn in 2013 meer verliesdeclaraties ingediend dan oorspronkelijk begroot. Ter dekking van deze schadeposten is het budget voor de BMKB in de 2e suppletoire begroting met € 29,5 mln verhoogd. Het totaalbedrag aan verwachte schades zal daarmee naar verwachting vergelijkbaar zijn met 2012.
26
Kunt u toelichten waarom DICTU € 8 mln extra nodig heeft?
Het betreft de financiering van algemene en infrastructurele kosten. Deze kosten waren door DICTU reeds begroot, maar de bijdrage vanuit beleidsartikel 13 was nog niet geraamd. Met deze begrotingsmutatie gebeurt dit alsnog.
27
De kosten voor groen onderwijs blijken € 38 mln hoger uit te vallen dan geraamd, kunt u dit toelichten en waaruit is dit bekostigd?
€ 23,2 mln is bekostigd uit extra middelen die via OCW beschikbaar kwamen. Deze middelen waren gekoppeld aan de volgende onderwijsmaatregelen en regelingen:
– € 12,5 mln naar aanleiding van de Begrotingsafspraken 2014 (voor onderwijskwaliteit en innovatie);
– € 5,4 mln vanwege het terugdraaien van de langstudeerdersmaatregel hoger onderwijs;
– € 2,0 mln vanwege verdelen van stageboxmiddelen, voorheen een onverdeeld budget bij OCW;
– € 0,8 mln vanwege het mede namens OCW verstrekken van een Skills-subsidie door EZ;
– € 0,8 mln voor professionaliteit bestuur;
– € 0,6 mln voor Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie (BVE) centrale en uniforme toetsing;
– € 0,6 mln voor professionalisering schoolleiders;
– € 0,5 mln vanwege prestatiebekostiging Wageningen Universiteit.
Er is door het Ministerie van Financiën € 1,2 mln beschikbaar gesteld voor loonbijstelling in het onderwijs.
Als gevolg van stijgende leerlingen aantallen is € 13,6 mln benodigd budget gedekt binnen het geheel van de EZ-begroting.
28
Kunt u toelichten wat de reden is dat de investeringsbeslissing voor het Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject niet in het voorjaar 2013 is genomen zoals werd beoogd en wanneer wordt deze beslissing wel genomen?
Als gevolg van de lage CO2-prijs is de business case van het ROAD-project niet meer sluitend. Er wordt door alle partijen gezocht naar een oplossing voor het ontstane financieringstekort. Eerst dan zal het ROAD-project de investeringsbeslissing kunnen nemen. De verwachting is dat in het eerste kwartaal van 2014 meer duidelijkheid komt over de toekomst van ROAD.
29
Kunt u uitleggen onder welke voorwaarden middelen onttrokken kunnen worden uit de interne begrotingsreserve landbouw, de begrotingsreserve visserij en begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit, aangezien verschillende tegenvallers in deze tweede suppletoire begrotingswet uit deze reserves worden gefinancierd en kunt u voorts de werking van deze interne begrotingsreserves toelichten?
De begrotingsreserve landbouw is bedoeld om fluctuerende kasuitgaven over de jaargrenzen heen op subsidieregelingen op landbouwgebied op te kunnen vangen. In het verleden zijn daarom kasvertragingen op subsidieregelingen in de begrotingsreserve landbouw gestort. Het gaat daarbij om onder andere de regeling Marktintroductie Energie Innovaties (MEI), de regeling duurzame stallen, de investeringsregeling gecombineerde luchtwassers, de regeling fijnstofmaatregelen en de subsidieregeling jonge agrariërs (SJA). Ook worden uit de begrotingsreserve schadevergoedingen aan landbouwondernemingen bekostigd. In 2013 is voor al deze regelingen € 10,8 mln onttrokken aan de begrotingsreserve en aan het subsidiebudget toegevoegd om aan de subsidieverplichtingen te kunnen voldoen. Voorwaarde voor onttrekking is dat er in het verleden bedragen voor de financiering van toekomstige betalingen op een subsidieregeling in de reserve zijn gestort en dat er in het huidige begrotingsjaar tekorten op deze subsidieregeling voorzien worden.
In de begrotingsreserve visserij zijn de nationale cofinancieringsbijdragen opgenomen voor het Europees Visserijfonds (EVF). Een deel van de EVF-middelen zijn vanwege de meerjarige uitfinanciering van het fonds in het verleden opgenomen in de begrotingsreserve visserij. Ook hier gaat het veelal om fluctuerende kasuitgaven waarvan jaarlijks bepaald wordt hoeveel aan de begrotingsreserve onttrokken dient te worden ter financiering van tekorten op subsidieregelingen die onder het EVF vallen.
Op basis van de Garantstelling Landbouw stelt het Rijk zich garant voor eventuele verliezen die banken lijden als agrarische ondernemers waaraan zij leningen hebben verstrekt niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. De verliesdeclaraties van de banken worden gefinancierd uit de begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit: deze is expliciet bedoeld om garant te staan voor bankleningen waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw worden gefaciliteerd. Ook bij deze reserve wordt jaarlijks bepaald welk bedrag aan de begrotingsreserve dient te worden onttrokken om de verliesdeclaraties van de banken te kunnen financieren. Voor 2013 wordt een tekort van € 22,2 mln voorzien, dat derhalve aan de reserve onttrokken zal worden.
Aan het einde van het jaar wordt aan de hand van de definitieve tekorten op de diverse subsidieregelingen bepaald hoeveel budget er daadwerkelijk aan de interne begrotingsreserves onttrokken wordt: hierover wordt in het jaarverslag verantwoording afgelegd.
30
Kunt u vertellen hoeveel middelen in 2013 nog beschikbaar zijn in respectievelijk de begrotingsreserve landbouw, de begrotingsreserve visserij en de begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit en kunt u toelichten wat er met niet bestede middelen gaat gebeuren?
De stand van de interne begrotingsreserves per 31 december 2012 is terug te vinden in de begroting 2014 (pagina 90):
Interne begrotingsreserve |
Stand 31-12-2012 |
Verwachte onttrekking in 2013 |
Verwachte storting in 2013 |
Verwachte stand 31-12-2013 |
---|---|---|---|---|
Landbouw |
46.279 |
– 10.761 |
13.012 |
48.530 |
Visserij |
21.891 |
– 1.500 |
20.391 |
|
Borgstellingsfaciliteit |
53.523 |
– 22.200 |
31.323 |
De in 2013 verwachte onttrekkingen zijn in de 2e suppletoire begrotingswet opgenomen. De verwachte storting betreft de middelen die in 2013 vanuit artikel 18 zijn overgeheveld naar artikel 16 ten behoeve van een zestal regelingen die uit het budget voor de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) worden gefinancierd. Daar deze regelingen in 2013 zijn opgestart vinden de kasbetalingen hierop pas vanaf 2014 plaats, vandaar dat het grootste deel van het overgehevelde budget in de begrotingsreserve wordt gestort.
De aard van de interne begrotingsreserves is dat deze bestemd zijn ter financiering fluctuerende uitgaven op met name subsidieregelingen. De interne begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit dient daarnaast als garantiekapitaal voor het door het Ministerie van Economische Zaken afgegeven garantstellingen. Het grootste deel van de reserves landbouw en visserij is belegd met reeds aangegane (subsidie)verplichtingen op diverse regelingen. Zie ook het antwoord op vraag 29 en vraag 22.
31
In de Memorie van Toelichting staat dat de overige verhoging van € 6,9 mln verband houdt met in de loop van 2013 noodzakelijk geworden meerwerk, kunt u inzichtelijk maken welke extra opdrachten dit zijn en wat deze per opdracht kosten?
Zie het antwoord op vraag 35.
32
Kunt u toelichten waarvan de hogere bijdrage aan Dienst Regelingen (Dienst Regelingen) (€ 11,8 mln) wordt betaald en kunt u nader motiveren waarom deze hogere bijdrage noodzakelijk is?
De hogere bijdrage is noodzakelijk in verband met de transitiekosten voor de omschakeling naar het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het gaat daarbij onder andere om maatregelen die noodzakelijk zijn om een nieuw systeem te implementeren voor de vaststelling en uitbetaling van hectaretoeslagen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de nieuwe vergroeningsmaatregelen die 30% uitmaken van het budget dat bestemd is voor directe betalingen.
De hiermee samenhangende uitvoeringskosten worden gefinancierd uit de middelen die het kabinet heeft vrijgemaakt voor de uitvoering van het nieuwe GLB.
33
Kunt u uitleggen waarom de boekingssystematiek omtrent uitvoeringskosten van de Agrarische Vertegenwoordiging Buitenland leidt tot een hogere bijdrage aan Agentschap NL (€ 14,1 mln)?
De gewijzigde boekingssystematiek leidt niet tot hogere uitvoeringskosten. De genoemde mutatie van € 14,1 mln betreft merendeels budget voor de uitgaven van de Agrarische Vertegenwoordigers Buitenland (AVB) op de posten, die vanaf 1 april 2013 niet meer verantwoord worden op het apparaatsartikel 40, maar op begrotingsartikel 16. De gewijzigde boekingssystematiek betreft dus een administratieve overheveling van middelen voor de AVB van artikel 40 naar artikel 16. AgNL fungeert hierbij als thuishaven voor de landbouwattachés.
34
De bijdrage NVWA wordt verhoogd met € 24,9 mln, zou een overzicht kunnen worden gegeven met daarin de bestedingen aan het reguliere opdrachtenpakket, aan de fusie, aan extra opdrachten van de NVWA?
Het merendeel van deze verhoging betreft bijdragen van EZ (€ 8 mln) en VWS (€ 10 mln) aan de op de balans van de NVWA getroffen voorziening voor de afkoop van huurcontracten van niet langer benodigde huisvesting in verband met de fusie. Het resterende deel hiervan (€ 6,9 mln) betreft noodzakelijke extra kosten voor additionele werkzaamheden ten opzichte van het reguliere opdrachtenpakket.
35
Kan toegelicht worden welke extra opdrachten aan de NVWA zijn gegeven, en onder welke categorie (regulier, fusie, extra opdrachten) deze vallen?
In de onderstaande tabel zijn de verstrekte meerwerkopdrachten en de kosten die daarmee zijn gemoeid weergegeven. Het merendeel hiervan betreft een aanvulling voor additionele werkzaamheden ten opzichte van het reguliere opdrachtenpakket. In deze post is voorts een bedrag van € 2 mln begrepen ter compensatie van het tekort dat is ontstaan door het uitstel van de voorgenomen herziening van het retributiestelsel.
Omschrijving |
Kosten (bedragen x € 1.000) |
---|---|
Merita sociaal plan |
450 |
Controle naleving verbod pelsdierhouderij |
285 |
Handhaving vaccinatieverbod Q-koorts |
112 |
Quality Livestock Logistics (QLL) werven extra dierenartsen |
537 |
Implementatie en uitvoering bestuurlijke boetes wet dieren |
1.455 |
Bestrijding pepperweevil |
188 |
Herziening plantkeur / landeninspecties |
268 |
Impuls toezicht gewasbescherming |
100 |
Transitiekosten overname PBO-activiteiten |
451 |
Aanpassing systeem visketen |
744 |
Kosten extra controles n.a.v. paardenvleesaffaire |
174 |
Voorbereiden toezicht nieuw mestbeleid |
155 |
Compensatie tekort niet kostendekkende retributies |
2.000 |
Totaal meerwerkopdrachten |
6.919 |
36
Kunt u aangeven waarom Economische Zaken (EZ) garant staat voor het in gebreke blijven van de groene onderwijsinstellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren en waarom het nodig is om het verplichtingenbudget met € 50 mln te verhogen?
Dit is een gevolg van het nieuwe protocol voor schatkistbankieren waarin taken en verantwoordelijkheden van de Ministeries van Financiën en Economische Zaken zijn vastgelegd.
Het € 50 mln verplichtingenbudget is gekoppeld aan het garantie-instrument en benodigd voor het vastleggen van de verstrekte garantieverplichtingen.
37
Waarom zijn de verkoopopbrengsten natuurgronden in 2013 € 20 mln lager dan begroot?
In de door Staatssecretaris Dijksma met provincies afgesloten bestuursovereenkomst grond die parallel aan het Natuurpact is opgesteld en waarover de Kamer op 18 september 2013 is geïnformeerd, is afgesproken dat de provincies tegen betaling van € 160 mln de resterende ruilgrond (circa 4.000 ha) van het Rijk overnemen.
In overleg met provincies is na afsluiting van de bestuursovereenkomst grond onderzocht of een eerste betaling ter grootte van de geraamde € 35 mln in 2013 reeds haalbaar zou zijn. Dit bleek niet het geval te zijn. Daarom is de raming met de 2e suppletoire begroting neerwaarts bijgesteld naar een bedrag van € 15 mln. De niet gerealiseerde taakstelling wordt in latere jaren alsnog gerealiseerd.
38
Kunt u nader toelichten waarom het nodig is, in het kader van de opsplitsing van DLG, de bijdrage aan Dienst Landelijk Gebied (DLG) met € 15 mln op te hogen?
De bijdrage dient ter dekking van eventuele éémalige personele of reorganisatiekosten die samenhangen met de opsplitsing. Deze kosten waren nog niet voorzien en de omvang daarvan kan mogelijk oplopen als de opsplitsing is uitgekristalliseerd.
39
Kunt u aangeven waarom € 1,6 mln extra aan DLG wordt toegevoegd voor uitvoeren van de beheerplannen voor Natura 2000-gebieden en kunt u voorts aangeven of de afgelopen jaren vaker middelen zijn toegevoegd aan DLG in het kader van Natura 2000 en zo ja, waarom?
De middelen zijn toegevoegd om een extra impuls te geven aan het opstellen van beheerplannen voor Natura 2000 gebieden en voor het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In het verleden zijn vaker middelen toegevoegd, dit omdat de werkzaamheden een tijdelijk karakter hebben en geen structureel onderdeel zijn van het apparaatbudget.
40
Kunt u nader toelichten waarom een hogere bijdrage aan DR (€ 1,5 mln) nodig is en kunt u voorts aangeven of dit te maken heeft met de toename van het aantal beroeps- en bezwaarschriften samenhangend met Natura 2000?
De hogere bijdrage heeft voornamelijk te maken met stijgende uitvoeringskosten voor het behandelen van (vergunnings)aanvragen in het kader van CITES en de Flora- en faunawet en betreft verder de uitvoeringskosten voor het Europees fonds voor Regionale ontwikkeling (EFRO).
41
Kunt u toelichten waarom de opdrachten met betrekking tot de eliminatie van exoten bij de NVWA zijn toegelegd en niet elders?
Reden om bovengenoemde activiteiten bij het Team Invasieve Exoten (TIE) van de NVWA te beleggen, is de jarenlange ervaring die de NVWA (voorheen de PD) heeft op het gebied van risicobeoordeling en het nemen van maatregelen om risico’s van schadelijke organismen te minimaliseren, waaronder het managen van bestrijdingsacties van schadelijke organismen.
Het TIE maakt onderdeel uit van het onafhankelijke bij de NVWA gepositioneerde Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (BuRO). TIE heeft als opdracht het beleid te adviseren over de mogelijkheden en risico's van managementopties tegen (potentieel) invasieve exoten (zie Kamerstuk 26 407. nr. 27). Hiervoor voert het team onder andere risicobeoordelingen uit en is er een signaleringsnetwerk opgebouwd. Op basis van de adviezen van het BuRO kan het Ministerie van EZ besluiten tot het nemen van beheermaatregelen tegen een populatie invasieve exoten. De NVWA werkt in de uitvoering zoveel mogelijk samen met de provincies.
42
Kunt u toelichten waarom het komen tot één thuisbasis van alle EZ-attaches leidt tot extra personele kosten en materiële kosten?
Er is geen sprake van een stijging, maar van een verschuiving van uitgaven.
In mei 2012 heeft EZ besloten om te komen tot één thuisbasis voor alle EZ-attachés op de post en deze onder te brengen bij AgNL. Onderdeel van dit besluit is dat het landbouwradennetwerk ook wordt ondergebracht bij AgNL.
Deze overgang van mensen en posten van het kerndepartement naar AgNL leidt tot een stijging van de personele en materiële kosten bij AgNL. In de EZ-begroting heeft dit geleid tot een budgetneutrale mutatie van artikel 40 Apparaat naar artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-visserij- en voedselketens. Zie ook het antwoord op vraag 33.
43
Kunt u toelichten waarom de opdrachten aan het moederdepartement door EZ met circa € 6,6 mln zijn uitgebreid en waarom het merendeel van deze opdrachten zit in het opstellen van beheerplannen voor de Flora- en Faunawet en Natura 2000?
De uitbreiding van de opdracht aan DLG met circa € 6,6 mln ten opzichte van de begroting 2013, is als volgt tot stand gekomen: Ruim € 2,9 mln is reeds bij Voorjaarsnota toegevoegd aan het opdrachtenbudget voor DLG ten behoeve van de jaarlijkse opdracht op het beleidsterrein van Natura 2000. Het betreft hier feitelijk de opdracht tot het opstellen van de beheerplannen voor de diverse N2000-gebieden. In dit kader worden er op basis van de Flora- en Faunawet geen beheerplannen opgesteld. Gedurende het jaar is besloten het beheerplanproces voor de Natura 2000 te versnellen en zodoende meer beheerplannen eerder beschikbaar te krijgen. Hiertoe is bij Najaarsnota een extra budget beschikbaar gesteld van € 1 mln. De overige circa € 2,7 mln betreft aanvullende opdrachten die gedurende 2013 door de verschillende dienstonderdelen van EZ gegeven zijn. Deze opdrachten waren nog niet bekend bij de jaarlijkse opdrachtverlening. Het betreft hier meerdere opdrachten zoals ondersteuning onafhankelijk raadsman schadeafhandeling gaswinning, ontwikkeling vismigratie Afsluitdijk, instrument ontwikkeling vereenvoudiging vergunningverlening natuur, natuurambitie Grotere Wateren en Noordzee en Projectplanner opdrachten Programmatische Aanpak Stikstof.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33805-XIII-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.