33 783 Nucleaire ontwapening en non-proliferatie

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 augustus 2014

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van uw Kamer ontvangt u hierbij de stand van zaken met betrekking tot een massavernietigingswapensvrij Midden-Oosten en de mogelijkheid dat hierover een conferentie wordt georganiseerd.

Het proces gericht op een massavernietigingswapensvrije zone in het Midden-Oosten is nauw vervlochten met het Non-Proliferatie Verdrag (NPV). Aan het proces ligt een resolutie ten grondslag die op de NPV Toetsings- en Verlengingsconferentie van 1995 is aangenomen en werd ingediend door de depositarissen van het NPV, het Verenigd Koningrijk, de Verenigde Staten en de Russische Federatie. De Toetsingsconferentie erkende het belang te komen tot een zone in het Midden-Oosten vrij van nucleaire wapens en andere massavernietigingswapens. Voor de Arabische Staten was deze erkenning destijds een belangrijke factor bij hun instemming met de verlenging, voor onbepaalde tijd, van het NPV.

In de daaropvolgende periode werd weinig voortgang geboekt met de uitvoering van de resolutie. Hierin kwam verandering op de NPV Toetsingsconferentie van 2010. In het slotdocument van die conferentie werd bepaald dat voor het einde van 2012 een conferentie zou worden gehouden over de oprichting van een zone in het Midden-Oosten, vrij van nucleaire wapens en andere massavernietigingswapens. Het convoceren van deze conferentie werd toebedeeld aan de Secretaris-Generaal van de VN en de indieners van de resolutie van 1995, de zogenaamde co-convenors, geassisteerd door een aan te stellen facilitator. Het slotdocument van 2010 bepaalde voorts dat de voorbereidingen dienden plaats te vinden in consultatie met de staten uit de regio op basis van afspraken die partijen vrijelijk overeenkomen. Bij brief van 11 juni 2010 is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van deze NPV Toetsingsconferentie (Kamerstuk 32 123 V, nr. 92).

De voorbereiding van de conferentie over een massavernietigingswapens vrije zone in het Midden-Oosten berust sinds najaar 2011 bij de Finse facilitator, Directeur-Generaal voor Buitenlands en Veiligheidsbeleid, Ambassadeur Jaakko Laajava. Finland heeft aangeboden gastheer van de conferentie te zijn. Ambassadeur Laajava werkt nauw samen met de indieners van de 1995-resolutie en consulteert veelvuldig met alle betrokken partijen. Relevant in deze context is de omstandigheid dat de staat Israël geen partij is bij het NPV en ook niet gebonden is aan de afspraken die met betrekking tot dit proces in NPV verband zijn gemaakt.

Eind november 2012 maakten de co-convenors bekend dat het houden van de conferentie vóór het verstrijken van de overeengekomen einddatum niet mogelijk bleek. De conferentie werd voor onbepaalde tijd uitgesteld. De betrokken partijen konden geen overeenstemming bereiken over de voorwaarden en modaliteiten waaronder de conferentie zou kunnen plaatsvinden. Evenmin bleek het mogelijk overeenstemming te bereiken over de agenda, of zelfs de wijze waarop deze vastgesteld zou kunnen worden. Zowel de co-convenors als verschillende betrokken partijen reageerden teleurgesteld. De Arabische Liga zag het uitstel als een stap terug in het proces. Op de voorbereidende NPV bijeenkomst van april 2013 liep de Egyptische delegatie, uit onvrede over de gang van zaken, zelfs weg bij de bespreking van het onderwerp, overigens zonder dat dit consequenties had voor de NPV bijeenkomst.

Na het uitstellen van de conferentie bleek het aan tafel krijgen van de partijen een lastige opgave. De facilitator, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en de Russische Federatie werken echter nog steeds onverminderd voort aan het bereiken van een overeenkomst over de modaliteiten, de agenda en een datum voor de te houden conferentie. Sinds oktober 2013 zijn betrokken partijen, onder begeleiding van de facilitator en vertegenwoordigers van de indieners van de 1995-resolutie, in totaal vijf maal in Zwitserland voor consultaties en onderhandelingen bijeengekomen, in wat het Glion-proces is gaan heten. Informatie over de voortgang en de uitkomsten van de Glion-bijeenkomsten is schaars vanwege de vertrouwelijkheid en fragiliteit van dit politieke proces.

Uit informele contacten over het Glion-proces komt naar voren dat, hoewel de voortgang langzaam is, het positief is dat betrokken partijen direct met elkaar in gesprek zijn. Hoewel niet alle staten uit het Midden-Oosten op alle bijeenkomsten aanwezig zijn geweest is gesproken over een breed scala aan onderwerpen die relevant zijn voor het organiseren van een conferentie die het begin kan zijn van een proces dat tot de gewenste zone kan leiden.

De laatste Glion-bijeenkomst vond plaats op 24 en 25 juni jl. te Genève. Een vervolgbijeenkomst wordt de komende tijd niet verwacht nu de Arabische staten hebben aangegeven eerst op ministerieel niveau onderling overleg te willen voeren. Dit staat gepland voor de tweede week van september 2014. Het is op dit moment niet duidelijk of de conferentie zelf nog voor het einde van dit jaar of voorafgaand aan de NPV Toetsingsconferentie kan plaatsvinden.

Nederland heeft vanaf het begin de resolutie en het besluit tot een zone vrij van massavernietigingswapens in het Midden-Oosten gesteund. Ook in 2010 heeft Nederland zich hiervoor ingespannen en het bijeenroepen van de conferentie gesteund.

Voor het kabinet staat voorop dat de Midden-Oosten conferentie vooraleerst een proces is voor en door de staten uit de regio dat ziet op alle massavernietigingswapens, dus naast nucleaire ook chemische en biologische wapens. Een betrokken en constructieve houding van die staten, alsook de bereidheid om compromissen te sluiten is, naar het oordeel van het kabinet, onontbeerlijk voor het voorbereiden en welslagen van de conferentie. Tegelijkertijd ziet het kabinet in dat de politieke situatie in de regio grote invloed heeft op de discussies tussen partijen over het organiseren van de conferentie.

Nederland steunt het door facilitator Laajava geleide proces actief. Nederland hecht aan goede voortgang in het proces en ziet de conferentie graag zo snel als mogelijk georganiseerd worden. Nederland draagt dit standpunt actief uit, zowel bilateraal in gesprekken met relevante partners, als in de Europese Unie en de gemeenschappelijke ministeriële verklaringen van de het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI). Zo was Ambassadeur Laajava in april 2013 in Den Haag te gast op de door Nederland georganiseerde ministeriële bijeenkomst van het NPDI. Op deze bijeenkomst werd door de NPDI ministers met Laajava gesproken over de voorbereidingen van de conferentie en werd steun uitgesproken voor het werk van de facilitator.

Nederland steunt het proces, waar mogelijk, ook in praktische zin. Dit gaat in goed overleg met de facilitator. Een voorbeeld van deze praktische inzet is de Nederlandse deelname aan, en financiering van, opeenvolgende jaarlijkse conferenties voor regionale experts over het proces van de massavernietigingswapensvrije zone, georganiseerd door het in Amman, Jordanië gevestigde Arab Institute for Security Studies en waaraan het team van Laajava eveneens deelneemt.

Het kabinet ziet, zoals vele anderen, de Midden-Oosten conferentie niet als doel op zich maar vooral als startpunt van een inclusief regionaal proces dat een reëel uitzicht moet bieden op de realisatie van een massavernietigingswapensvrije zone. Een dergelijke zone past naadloos bij de inzet van Nederland voor een wereld vrij van massavernietigingswapens en, in het verlengde daarvan, bij de inzet voor universalisering van alle belangrijke ontwapeningsverdragen. Daarnaast draagt dit bij aan het streven naar vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten. Nederland zal hiervoor steun blijven uitspreken en, waar mogelijk, het proces om te komen tot een massavernietigingswapensvrije zone in het Midden-Oosten ook in praktische zin blijven steunen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven