Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2013
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verzoek van de Commissie om een toelichting
te krijgen op het voornemen tot het sluiten van een Verdrag tussen de regering van
het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het
ontgaan van belasting met betrekking tot bankenbelastingen (hierna: het Verdrag; Trb. 2013, 185). Hierna zal ik op de gevraagde toelichting ingaan.
Oorzaak dubbele bankenbelasting
In het VK gevestigde dochtermaatschappijen en bijkantoren van in Nederland gevestigde
banken kunnen zowel in de heffingsgrondslag van de Britse Bank Levy worden betrokken
als in de heffingsgrondslag van de Nederlandse bankenbelasting. Andersom kunnen in
Nederland gevestigde dochtermaatschappijen en bijkantoren van Britse banken zowel
in de heffingsgrondslag van de Nederlandse bankenbelasting als in die van de Bank
Levy worden betrokken. Dit kan tot dubbele heffing van bankenbelasting leiden.
Voorkoming van dubbele bankenbelasting
De bankenbelasting en de Bank Levy worden beide geheven over het (geconsolideerde)
balanstotaal van banken. Bij de berekening van de belastbare grondslag wordt (onder
meer) het eigen vermogen in mindering gebracht op dit balanstotaal. Derhalve kunnen
de bankenbelasting en de Bank Levy niet worden beschouwd als een belasting die wordt
geheven naar het inkomen of naar vermogenswinsten in de zin van het Verdrag van 26 september
2008 tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het
Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot het vermijden van dubbele
belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen
naar het inkomen en naar vermogenswinsten (Trb. 2008, 201). Daarom is het noodzakelijk geoordeeld een separaat belastingverdrag tussen Nederland
en het Verenigd Koninkrijk ter vermijding van dubbele bankenbelasting tot stand te
brengen.
Hoewel het in theorie denkbaar zou zijn om een regeling ter vermijding van dubbele
bankenbelasting te integreren in het hiervoor genoemde algemene belastingverdrag van
26 september 2008, is daarvan ook afgezien omdat voor de vermijding van dubbele bankenbelasting
een geheel andere systematiek wordt gevolgd dan het geval is bij de vermijding van
dubbele belasting ter zake van belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten.
De voorkomingssystematiek bij de bankenbelasting is geënt op de omstandigheid dat
de risico’s van dochtermaatschappijen en bijkantoren uiteindelijk door de in het andere
land gevestigde moedermaatschappij of het aldaar gevestigde hoofdhuis worden gedragen.
Daarom is er bij de bankenbelasting voor gekozen dat het land waar deze dochtermaatschappijen
en bijkantoren zijn gevestigd een vermindering ter vermijding van dubbele belasting
verleent. Dit is omgekeerd aan de systematiek bij het vermijden van dubbele belasting
ter zake van belastingen naar het inkomen en naar vermogenswinsten zoals neergelegd
in het vorengenoemde algemene belastingverdrag van 26 september 2008. In dat verdrag
dient het land waar de moedermaatschappij of het hoofdhuis is gevestigd een vermindering
ter vermijding van dubbele belasting te verlenen voor de winsten van de dochtermaatschappijen
en bijkantoren die in het andere land zijn gevestigd.
Vanwege de beide hiervoor bedoelde verschillende uitgangspunten was het veel eenvoudiger
om een afzonderlijk verdrag voor de bankenbelasting te sluiten dan te trachten de
bankenbelasting te integreren in het algemene belastingverdrag. Dit zou een technisch
zeer complexe operatie zijn geworden en zou moeten geschieden door middel van een
wijzigingsprotocol (waarvoor overigens hetzelfde goedkeuringstraject zou hebben gegolden
als voor dit afzonderlijke verdrag).
Deze inzichten zijn voor Nederland en het Verenigd Koninkrijk gezamenlijk aanleiding
geweest de regeling ter vermijding van dubbele bankenbelasting niet op te nemen in
het algemene belastingverdrag van 26 september 2008, maar daarvoor een apart verdrag
te sluiten. Deze benadering sluit aan op hetgeen met uw kamer is besproken tijdens
de behandeling van de Wet bankenbelasting (NV, Kamerstuk 33 121, nr. 6, blz. 26).
De Staatssecretaris van Financiën,
F.H.H. Weekers