33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 70 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2015

De Koninklijke Marechaussee is in Nederland, en ook wereldwijd, inzetbaar voor veiligheid. Het werk van de Koninklijke Marechaussee bestaat uit onder meer de militaire politietaak, grenspolitie en bewaken en beveiligen evenals bijstand openbare orde en veiligheid. Efficiënt en effectief optreden op deze terreinen vereist een gerichte aansturing en een goede informatiepositie.

Om dit te ondersteunen heeft de Koninklijke Marechaussee de verandering ingezet van regio-gebonden naar informatiegestuurd optreden (IGO). Daarbij wordt de organisatie vanuit één centrale plek aangestuurd. Op basis van een integraal operationeel beeld wordt besloten waar mensen en middelen worden ingezet. Hierdoor wordt de schaarse capaciteit beter benut.

In de nota In het belang van Nederland (Kamerstuk 33 763, nr. 1, 17 september 2013) heb ik u over deze verandering geïnformeerd. Ingevolge het Defensie Materieel Proces (DMP) informeer ik u met deze brief over de behoefte die daaruit volgt (DMP-A).

Behoeftestelling

Om IGO mogelijk te maken wordt een Landelijk Tactisch Commando (LTC) opgericht. Het LTC verzamelt en analyseert informatie, ontwikkelt plannen en zet op basis daarvan mensen en middelen in. De districtsstaven gaan op in het LTC. De brigades blijven wel de thuisbasis voor de teams, maar het LTC zal de teams rechtstreeks aansturen. De brigades verzorgen de contacten met ketenpartners en zorgen voor de personele en de materiële gereedheid van de teams. Dit leidt tot een veranderde behoefte op het gebied van informatietechnologie (IT) en infrastructuur.

IT-behoefte

De IT-behoefte voor het LTC is in vijf blokken onderverdeeld:

  • 1) Voorzieningen voor het opslaan van grote hoeveelheden operationele gegevens, aangevuld met faciliteiten die het mogelijke maken de gegevens veilig uit te wisselen met ketenpartners.

  • 2) Hardware en software voor het verrijken van informatie en het maken van analyses, plus voorzieningen die bijdragen aan verbeterde automatische identiteitsvaststelling, voertuigherkenning en scheepvaartherkenning.

  • 3) Command & control voorzieningen die ondersteuning bieden bij het plannen, uitvoeren en bijsturen van operaties.

  • 4) Informatiebronnen, sensoren en hulpmiddelen zoals locatiebepaling van personeel en materieel, draagbare smart devices en herkenningscamera’s op zee- en luchthavens.

  • 5) De integratie van de IT-deeloplossingen in een samenhangend ontwerp. Hiermee wordt gezorgd dat deeloplossingen goed op elkaar aansluiten zodat er één geheel ontstaat dat beheersbaar blijft.

Infrastructuurbehoefte

Het LTC wordt gevestigd op Camp New Amsterdam (CNA) in Soesterberg. Voor de huisvesting van het LTC zullen op CNA twee gebouwen worden aangepast, in combinatie met aanvullende nieuwbouw. De districtslocaties op Kamp Nieuw Millingen, in Zwolle en in Den Bosch worden afgestoten. Vier brigades worden op CNA dichtbij het LTC gehuisvest. Hiervoor zal nieuwbouw worden gerealiseerd. De brigadelocaties in Nieuw Millingen (twee stuks), Baarn en Fort De Bilt worden afgestoten. Doordat de districtsstaf van het district Schiphol opgaat in het LTC, verdwijnen op de Koningin Maximakazerne 140 vte’n. Over het gebruik van de hier vrijvallende ruimte vindt nadere besluitvorming plaats.

Projectorganisatie en planning

Vanwege de complexiteit en diversiteit is het niet mogelijk de IT-behoefte als één systeem te realiseren. Uit de eerste marktverkenningen blijkt dat er voldoende aanbod is van producten die in een deel van de behoefte voorzien. Het is van belang dat de deeloplossingen goed samenwerken. Om de samenhang tussen de verschillende oplossingen te garanderen, worden de verschillende IT- en infrastructuurprojecten vanuit één punt gecoördineerd. Per project is in de planning een onderzoeksfase opgenomen waarin verdere verdieping zal plaatsvinden. Deze stapsgewijze, beheerste aanpak is in lijn met de IT-visie, die ik op 24 oktober 2014 naar de Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 31 125, nr. 45). De realisatie van de IT-faciliteiten en infrastructuur zal in de periode tot 2020 worden uitgevoerd.

Personeel en organisatie

De invoering van het IGO-concept heeft gevolgen voor personeel en organisatie. Deze worden uitgewerkt in een KMar-breed traject, dat als afzonderlijk project binnen de overkoepelende aanpak wordt ondergebracht. Het opgaan van de districtsstaven in het LTC leidt tot een personeelsreductie van 120 vte’n. Dit kan naar verwachting zonder overtolligheid omdat het stafmedewerkers betreft die op andere functies kunnen worden ondergebracht. De aanwezige IT-middelen zullen gefaseerd worden overgebracht naar het LTC, aangevuld met voorzieningen die uit deze IGO-behoefte volgen. De invoering van IGO betekent ook dat vier brigadelocaties worden opgeheven. De desbetreffende brigades worden bij het LTC gehuisvest vanwege synergievoordelen en hun LTC-ondersteunende taken.

De IGO-werkwijze vraagt specifiek vakmanschap, vooral van het personeel dat geplaatst wordt bij het LTC. Een LTC-medewerker moet uiteenlopende activiteiten kunnen uitvoeren met behulp van hoogwaardige IT. Voor een groot deel is dit personeel al werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, bijvoorbeeld in de informatiehuishouding, meldkamers of planning. Deze medewerkers zullen zich wel nog verder moeten ontwikkelen. IGO zal gevolgen hebben voor het loopbaanbeleid bij de Koninklijke Marechaussee. Zo zal de nadruk verschuiven van specifieke ervaringsopbouw naar het verwerven van de benodigde competenties. Voor bepaalde functies zal een langere functieduur gewenst zijn, bijvoorbeeld wanneer die functie een langdurige opleiding vraagt.

Opleiding en training

Invoering van IGO vereist een verandering van werken op alle niveaus. Hierbij is ruimte nodig om te experimenteren, best practices te verkennen en nieuwe werkwijzen tot stand te brengen. Dit proces wordt ondersteund door de IGO-academie die is ondergebracht bij het Opleiding en Training Centrum Koninklijke Marechaussee. De IGO-academie organiseert korte sessies waarin medewerkers de mogelijkheid krijgen nieuwe ontwikkelingen te verkennen. Deze sessies zijn erop gericht de essentie van IGO te doorgronden en de betekenis voor de eigen werkzaamheden duidelijk te maken. Ook biedt de IGO-academie functiegerichte opleidingen en draagt ze bij aan het verankeren van IGO-aspecten in de huidige opleidingen.

Financiële aspecten

De eenmalige investeringskosten voor de IT-voorzieningen zijn geraamd op € 51 miljoen, verspreid over een periode van vijf jaar. Deze worden afgedekt uit het investeringsbudget voor IT op artikel 6 van de defensiebegroting. Als gevolg van de uitbreiding van de IT-voorzieningen zal de jaarlijkse IT-exploitatie toenemen ten opzichte van de huidige exploitatie. Dit wordt deels gecompenseerd door een structurele daling, onder meer als gevolg van het uitzetten van legacy-systemen. De resterende extra exploitatiekosten kunnen volledig worden opgevangen door besparingen op de vastgoedexploitatie en lagere kosten voor werkplekautomatisering als gevolg van de personeelsreductie. Voor infrastructuur is een eenmalige investering van € 30 miljoen nodig. Dit bedrag wordt afgedekt door de verkoop van vastgoed en doordat gereserveerde bedragen voor herschikking en nieuwbouw voor brigades niet meer nodig zijn. Alles bij elkaar genomen zal de invoering van IGO, vooral door de personeelsreductie van 120 vte’n, een besparing van € 5,7 miljoen per jaar opleveren.

Projectrisico’s

Om de complexiteit van de IT te beheersen wordt veel aandacht besteed aan programmamanagement en een samenhangend ontwerp van de IT-deeloplossingen die samen de totale oplossing vormen. De schaarse capaciteit wordt vooral ingezet voor regie en integratie. De deeloplossingen zullen zoveel mogelijk «van de plank» worden ingekocht. Als de capaciteit voor regie en integratie tekort schiet, zal die met inhuur worden aangevuld.

Relatie met andere projecten

Omdat de voorzieningen gebruik zullen maken van de nieuwe IT-infrastructuur hangen deze projecten nauw samen. Over de nieuwe infrastructuur wordt u in april van dit jaar nader geïnformeerd, zoals ik u heb toegezegd in mijn brief van 19 december 2014 (Kamerstuk 31 125, nr. 52).

De bouwstenen worden zoveel mogelijk van de plank gekocht en worden in kortdurende projecten geïntegreerd in het grote geheel. Deze werkwijze levert meer beheersing over het eindresultaat, en biedt de mogelijkheid innovatieve functionaliteiten sneller toe te voegen dan tot nu toe het geval was. De bouwstenen kunnen mogelijk ook nuttig zijn voor andere onderdelen die informatiegestuurd optreden. Hiermee creëert IGO meerwaarde voor toekomstige IT-projecten op dit gebied.

Verwervingsstrategie en industriële aspecten

De IT-behoefte kan worden gerealiseerd met behulp van deeloplossingen. Die zullen in samenhang worden verworven en geïntegreerd. Voor een aantal deeloplossingen zal maatwerk vereist zijn. Het uitgangspunt is dat zoveel mogelijk gangbare technologie wordt toegepast. Naar verwachting zal een groot deel van deze behoefte ingevuld kunnen worden door marktpartijen, die al in de onderzoeksfases zoveel mogelijk zullen worden betrokken. Voor het verkrijgen van de deeloplossingen zullen afzonderlijke verwervingstrajecten worden doorlopen. Hierbij zal per geval beoordeeld worden of de Europese aanbestedingsregels van toepassing zijn of dat raamcontracten kunnen worden gebruikt.

Voor de huisvesting van het LTC wordt geen sourcing-onderzoek uitgevoerd. Voor de opdrachtverstrekking zou informatie moeten worden verschaft over speciale gebouwvoorzieningen voor de operationele afdelingen van de Koninklijke Marechaussee. Deze informatie is gerubriceerd vanwege de relatie met de nationale veiligheid. Voor de huisvesting van de vier brigades is uitbesteding van ontwerp en bouw wel mogelijk.

Voortzetting van het project

Met de gestelde behoefte wordt de A-fase van het Defensie Materieel Proces (DMP) afgesloten. Omdat het projectvolume minder is dan € 100 miljoen en het niet-strategisch materieel betreft, ben ik voornemens de directeur-DMO te mandateren voor de realisatie van het IT-voorzieningen en de commandant-CDC voor de realisatie van de infrastructuur. Ik zal uw Kamer via de begroting en het jaarverslag informeren over het verdere verloop van het DMP-project. Daarnaast zal ik over de invoering van IGO rapporteren in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage over de maatregelen van de beleidsbrief 2011 en de nota «In het belang van Nederland» (zie Kamerstuk 33 763, nr. 58 van 14 oktober 2014).

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven