33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 59 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2014

Inleiding

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (Handelingen II 2014/15, nr. 3, items 3 en 6) heeft de Minister-President toegezegd de Tweede Kamer vóór de behandeling van de defensiebegroting op 12 en 13 november te informeren over de aanpak van het kabinet bij de uitvoering van de motie van het lid Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 34 000, nr. 23) over het noodzakelijke ambitieniveau van de krijgsmacht in de komende jaren. Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken doe ik deze toezegging gestand. Het kabinet zal het parlement in het voorjaar van 2015 op de hoogte stellen van de uitkomsten van zijn beraadslagingen. Onder leiding van de Minister van Buitenlandse Zaken wordt tevens gewerkt aan een beleidsbrief over de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie sinds het verschijnen van de Internationale Veiligheidsstrategie (IVS). In die brief zullen de buitenlandspolitieke kaders worden geschetst voor een integraal antwoord. De Tweede Kamer kan deze brief vóór de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken tegemoet zien.

Veranderde veiligheidsomgeving

Het kabinet deelt de zorgen van de Tweede Kamer over de ontwikkeling van de internationale veiligheidssituatie. Bij deze situatie, en de gevolgen daarvan voor Nederland, is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen terecht uitgebreid stilgestaan. Ook de veiligheid en de stabiliteit van de Nederlandse samenleving en de veiligheid van Nederlandse staatsburgers in het buitenland worden door deze conflicten direct of indirect aangetast. Interne en externe veiligheid zijn onmiskenbaar steeds nauwer verweven.

Veiligheid is een kerntaak van de overheid. Onze samenleving en economie hebben voorts groot belang bij een functionerende internationale rechtsorde. Van Nederland wordt als lidstaat van de Verenigde Naties, de Navo en de Europese Unie verwacht dat het een bijdrage van betekenis, ook in militair opzicht, levert aan de mondiale en Europese veiligheid. Hoewel de trans-Atlantische band voor onze veiligheid van wezenlijk belang blijft, is Europa meer dan voorheen op zichzelf aangewezen bij het bevorderen en handhaven van veiligheid en stabiliteit in de eigen regio en aan de grenzen ervan.

Het kabinet heeft in de Miljoenennota onderkend dat de recente ontwikkelingen tot aanpassing van het ambitieniveau van de krijgsmacht nopen, met bijbehorende gevolgen voor de samenstelling en de toerusting van de krijgsmacht en voor het niveau van de defensiebestedingen. De krijgsmacht wordt op dit ogenblik op veel plaatsen ingezet, zowel binnen als buiten de landsgrenzen. Met de intensivering in de begroting van 2015 van structureel 100 miljoen euro (vanaf 2017) onderstreept het kabinet de noodzaak van versterking van de slagkracht van Defensie. In het najaar van 2013 heeft het kabinet ook extra geld (€ 115 miljoen) voor Defensie vrijgemaakt. Het extra geld is een trendbreuk met de bezuinigingen van de afgelopen jaren. Het kabinet heeft in de Miljoenennota onderstreept dat het de intentie heeft deze trendbreuk de komende jaren, waar mogelijk en nodig, door te zetten.

Motie-Van der Staaij c.s.

Het kabinet meent dat de discussie over de aanpassing van het ambitieniveau en de consequenties voor de krijgsmacht op een goede manier moet worden gevoerd. Gelet op zowel de complexiteit van de internationale veiligheidssituatie als de voorlopig beperkte begrotingsruimte, wil het kabinet zorgvuldig te werk gaan en het veiligheidsinstrumentarium geïntegreerd bezien. De internationale situatie en de noodzaak van een stabiele ontwikkeling van de krijgsmacht vergen bovendien een meerjarig perspectief dat berust op brede politieke overeenstemming. In deze context zijn ook de afspraken en intenties relevant die het resultaat zijn van de recente Navo-top in Wales en waarover u op 30 september per brief bent geïnformeerd (verslag van de NAVO-top in Newport, Verenigd Koninkrijk d.d. 4 en 5 september 2014, Kamerstuk 28 676, nr. 210). Bij de afweging van het kabinet zullen ook deze afspraken worden betrokken. Hiermee maakt Nederland duidelijk hoe het, als lid van het bondgenootschap, daaraan gevolg geeft. Hetzelfde geldt voor de motie-Kuiper c.s. (Kamerstuk 33 750 X, C) waarvan ik op 9 september jl. heb laten weten hoe het kabinet daar uitvoering aan geeft.

Het kabinet hanteert bij de uitvoering van de motie Van der Staaij c.s. de volgende aanpak en uitgangspunten:

  • er wordt onder leiding van de Minister van Buitenlandse Zaken gewerkt aan een beleidsbrief met een eerste reactie op de internationale ontwikkelingen sinds het verschijnen van de Internationale Veiligheidsstrategie (IVS), en dan vooral de ontwikkelingen aan de oost- en zuidflanken van de EU en de Navo. De Tweede Kamer kan deze brief vóór de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken tegemoet zien. De brief zal tevens de door de Tweede Kamer gevraagde reactie geven op de recente Strategische Monitor-studies van het Nederlandse Instituut voor Internationale Betrekkingen «Clingendael» en het Haags Centrum voor Strategische Studies (HCSS).1 In het kader van een integrale benadering wordt niet alleen gekeken naar de rol van de krijgsmacht, maar ook naar eventuele maatregelen op andere beleidsterreinen. De Strategie Nationale Veiligheid (SNV) en de daarbij behorende stukken, zoals de nationale contraterrorisme strategie en de nationale cybersecurity strategie, zijn tevens van belang. De IVS en de strategieën op het terrein van de nationale veiligheid vormen samen een belangrijke basis voor de benodigde aanpassing van het ambitieniveau van de krijgsmacht en bijbehorende integrale afweging van benodigde middelen voor veiligheid en stabiliteit in het licht van de internationale ontwikkelingen;

  • het kabinet is van oordeel dat de verdere ontwikkeling van de krijgsmacht moet berusten op een stabiel meerjarig perspectief dat op brede politieke steun kan rekenen. De balans tussen gevechtseenheden, ondersteunende eenheden, bedrijfsvoering en staven moet daarbij gewaarborgd blijven;

  • een transparante, weloverwogen aanpak voor de aanpassing van het ambitieniveau en, daaruit voortvloeiend, de samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het niveau van de defensiebestedingen zijn uit het oogpunt van zorgvuldigheid van groot belang. Bij de aanpassing van de slagkracht van Defensie staat niet zozeer de gewenste input maar de gewenste output (in termen van inzet en inzetbaarheid van de krijgsmacht), en dus outcome (in termen van een veiliger Nederland in een veiliger Europa), centraal. Het kabinet zal daartoe gebruik maken van de algemeen aanvaarde systematiek die in het kader van het interdepartementale project-Verkenningen is ontwikkeld (Kamerstuk 31 243, nr. 16) en daarna is gebruikt bij de totstandkoming van de nota In het belang van Nederland. Bij het ambitieniveau van de krijgsmacht gaat het om het, doorgaans in internationaal verband, gelijktijdig en in voldoende omvang kunnen uitvoeren en volhouden van uiteenlopende missies in verschillende inzetgebieden en om de snelle inzetbaarheid van de krijgsmacht als de omstandigheden daar om vragen. Ook moet de krijgsmacht in staat zijn om, onder het gezag van civiele autoriteiten, de nationale taken in Nederland en het Caribische deel van het Koninkrijk uit te voeren;

  • de richting die met de nota In het belang van Nederland is ingeslagen, zal voor de verdere ontwikkeling van de krijgsmacht onverminderd het uitgangspuntzijn. In deze nota heeft het kabinet gekozen voor een krijgsmacht die kan omgaan met diffuse dreigingen en risico’s en die is voorbereid op een scala aan inzetmogelijkheden. De recente ontwikkelingen in de veiligheidssituatie onderstrepen de juistheid van deze keuze. Het afwegingskader dat het kabinet in de nota heeft gehanteerd, blijft bij de uitvoering van de motie-Van der Staaij eveneens van kracht. In dit afwegingskader staan operationele duurzaamheid (met veelzijdige inzetbaarheid, aanpassingsvermogen en toekomstbestendigheid van militaire capaciteiten als belangrijkste criteria), financiële duurzaamheid en samenwerking met nationale en internationale partners centraal. Ook goed werkgeverschap neemt een centrale plaats in;

  • bij de verdere verdieping van de internationale defensiesamenwerking, zal Nederland samen met gelijkgezinde landen en binnen de Navo en de EU met concrete initiatieven een voortrekkersrol blijven vervullen. De uitkomsten van het Interdepartementale Beleidsonderzoek «Wapensystemen», dat kortgeleden van start is gegaan en naar verwachting in maart 2015 wordt voltooid, zullen eveneens worden betrokken;

  • de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) is voornemens in het voorjaar van 2015 een advies uit te brengen, over de toekomst van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid dat eveneens bij de besluitvorming kan worden betrokken;

  • tijdens het plenaire debat op 2 oktober jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 9, item 9) over de Nederlandse militaire bijdrage aan de internationale strijd tegen ISIS is aandacht besteed aan de financiering van militaire missies in structurele zin. Overeenkomstig de wens van de Tweede Kamer, zal het kabinet de structurele financiering van militaire missies bij de uitvoering van de motie betrekken.

Tot slot

Met de hiervoor geschetste aanpak is het kabinet voornemens uitvoering te geven aan de motie-Van der Staaij c.s. over het noodzakelijke ambitieniveau van onze krijgsmacht en de bijbehorende internationale veiligheidsstrategie in de komende jaren. Het kabinet zal het parlement in het voorjaar van 2015 op de hoogte stellen van de uitkomsten van zijn beraadslagingen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Brief van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Defensie aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, 5 juni 2014; brief van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, 3 juli 2014.

Naar boven